Rond 1850 maakte stadsarchitect Salomon van der Paauw een opgave van de poorten en hun ligging. Toentertijd waren de huisnummers nog gekoppeld aan de acht stadswijken; pas in 1871 maakte dat systeem plaats voor de huisnummering zoals wij die nog steeds kennen. Wat dat betreft is het z.g. Huisnommerboek van dat jaar - waarin zowel de oude als de nieuwe adressen staan vermeld - nog steeds een onmisbare bron. Maar voor een precieze lokalisering is ze niet altijd bruikbaar, omdat de bebouwing na anderhalve eeuw door sloop en herbouw vaak ingrijpend is veranderd. Daardoor zullen veel adressen niet meer bestaan of onherkenbaar zijn. Hoewel het meestal is gelukt om de ligging van de poorten nauwkeurig te traceren, hebben wij in sommige gevallen moeten volstaan met een vermelding bij benadering. Overigens kampte Van der Paauw indertijd met hetzelfde probleem wanneer hij melding maakte van poorten die al voor 1850 waren gesloten, vervallen of zelfs afgebroken. Ook die hebben wij in het onderstaand overzicht meegenomen. Onderstaande tabel bevat een overzicht van 240 genoemde (bestaande en niet meer bestaande) poorten en gangen gedurende de periode ca. 1850-1922. Daarin zijn ook poorten opgenomen die pas in het laatste kwart van de 19e eeuw zijn ontstaan. Omdat het begrip 'poort' vanwege de erbarmelijke woontoestanden, een uiterst negatieve klank had, werden de latere poorten - nieuw, gerenoveerd of herbouwd - vaak omgedoopt tot 'hoven'. Een voorbeeld is de nog altijd bestaande en in 1898 gebouwde Hof van Venetie aan de Uiterstegracht. De vijfde en daaropvolgende kolommen vormen als het ware een tijdlijn. Bewoonde poorten zijn blauw gemarkeerd, de verdwenen of ontruimde poorten zijn roze ingekleurd. Een voorbeeld: de Aalbessenpoort in de Groenesteeg werd in 1913 nog bewoond, maar in 1922 was dat niet meer zo. De roze markering is ook gebruikt voor later ontstane poorten. Een voorbeeld is de Ververshof die voor 1879 nog niet bestond en pas op de stadsplattegrond van 1899 wordt vermeld. Hier zijn de cellen eerst roze en vanaf 1899 blauw ingekleurd. Een streepje in de cel betekent dat de poort - hoewel ze bestaat - in de betreffende bron niet wordt genoemd. Bij een kruisje is dat wel het geval. |
Na de nummering in de eerste kolom volgt in de tweede de naam van poort. Wanneer een poort (althans in de 19e eeuw) onder een of meerdere andere namen bekend was, worden die in de derde kolom vermeld. In de vierde kolom wordt het (moderne) adres (hetzij precies, hetzij bij benadering) aangegeven. De vijfde kolom telt 8 sub-kolommen die naar verschillende van de hieronder vermelde bronnen verwijzen. De zesde kolom met 4 sub-kolommen vermeldt het aantal woningen en bewoners in 1900 en 1912. In de zevende kolom met 3 sub-kolommen wordt het aantal vertrekken per woning in 1912/1913 genoemd. De in 1922 beoordeelde woonkwaliteit wordt in de achtste kolom, eveneens met 3-sub-kolommen aangegeven. Omdat de Molenwerfsteeg en Posthoornhof niet voorkomen in de database van 324 poorten zijn ze ongenummerd. De gebruikte bronnen
- Twee opgaven van stadarchitect Salomon van der Paauw (1794-1869) die omstreeks 1850 de namen en adressen van bewoonde en reeds gesloten poorten heeft verzameld (ELO, LB 3755 en 3791);
- De kadastrale plattegronden van de 39 gebuurten (1853) waarop de per buurt aanwezige poorten staan vermeld (ELO, PV 429);
- Het Huisnommerboek van 1871 met een opgave van alle in dat jaar bestaande poorten ELO, LB 15617);
- De stadsplattegronden van 1827 en die van H.L.A. van Campen uit 1879 en 1899 (ELO, PV 409, 459 en 477.7);
- Informatie over de in 1892 aangelegde waterleiding c.q. plaatsing van een gemeenschappelijke waterkraan in de poorten. Veel eigenaars weigerden daarvoor te betalen, zodat de gemeente uit angst voor een cholera-uitbraak de kosten op zich nam. Uit dezelfde bron het aantal woningen en bewoners per poort (ELO, LB 22561);
- Systematisch woningonderzoek te Leiden, 1913 (ELO, LB 30328);
- Rapport van het onderzoek naar de woningtoestanden te Leiden door de Gezondheidscommissie uit 1922 (ELO, LB 30329).
|