VAN DER HANT IV |
VAN DER HANT IV
Gezien familienaam en zegel verwant met de geslachten Van der Hant I en II.
I. PHILIPS
zoons:
functie:
schepen 1364-65, 65-66, 66-67. Hij is missch. identiek met de Gerrit Philipsz. van Leyden, rekenplichtig klerk van de gravin 1358 (zie hfdst. 6).
beroep:
? wijnkoper ca. 1363 (GvH. 1450 f. 4).
landbezit:
te Zoeterwoude, in een perceel waarin ook Daniel Jansz. en heer Huge van der Hant gegoed waren (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 50v.).
rentebezit:
6 mei 1365 36 s.g.g. op een huis en erf te Marendorp (Ke. 493 f. 76v.).
varia:
zegel: een hand, in de linkerbovenhoek een halve maan (Ke. 517, 18 apr. 1367); indien hij identiek was met de grfl. klerk, ontving hij 17 sep. 1357 de kosterij van Grosthuizen en Siboutskerspel (Van Riemsdijk, Tresorie, 60-61; GvH. 224 f. 14v.) en 4 okt. 1357 de kosterij van Hazerswoude (Van Riemsdijk, Tresorie, 61; GvH. 224 f. 17v); pachtte 1365 van de graaf van Blois een tiende bij de Leidse stadspoort, de zgn. middelbloktiende en een smaltiende, alle onder Zoeterwoude (Gr.v.Blois 94 f. 10).
familie:
tr. ? Margriete, zij was 1 juli 1368 weduwe en woonachtig in de omgeving van het grfl. hof, naast Dirk Poes Jansz. van Leyden (Ke. 493 f. 44v).
II. JACOB VAN DER HANT PHILIPSZ.
landbezit:
Claas van Voirburchs woning met 22 morgen land (waarop de kerk stond) en 6 morgen land ald., 20 mrt. 1396 gekocht van de graaf, om na de dood van Claas voornoemd van deze in leen te houden (GvH. 228 f. 101). Droeg e.e.a. 13 dec. 1404 op t.b.v. Boudijn van Zwieten (GvH. 229 f. 67).
rentebezit:
* 22 dec. 1376 4 oude Franse schilden op een huis en erf aan de Maarsmanstraat; dit huis werd voor hem gepand en 16 s. pandrente werden 7 mrt. 1378 toegewezen; overgedragen aan St. Pancraskapittel 22 feb. 1384 (Ke. 493 f. 76 en v.).
* 36 s.g.g. op een huis en erf te Marendorp, afkomstig van Gerrit Philipsz.; overgedragen aan St. Pancraskapittel 22 feb. 1384 (Ke. 493 f. 76 en v.).
borgstelling:
* 1 okt. 1368 Dirk Ramp, zoon van heer Floris, die paap was te Valkenburg (Secr. 19 f. 16v.).
* 23 sep. 1374 Gerrit die Man (Secr. 19 f. 39v.).
* 20 juni 1380 Floris Gerrit, van Koudekerk (Secr. 19 f. 50v.).
* 25 jan. 1381 Hanneken Onberaden (Secr. 19 f. 51v.).
* 15 nov. 1395 Zanders Willemsz. (Secr. 19 f. 106v.).
varia:
2 feb. 1392 - 2 feb. 1393 pachter van de visaccijns te Leiden met Claas Jansz. en Doen Simonsz. (Rek. Lei., I 4).
familie:
tr. Beatrijs van Voirburch, ovl. voor 16 mrt. 1410 (Huisarch. Binckhorst 1 f. 17v.; GvH. 230 f. 62v.).
kinderen:
ovl. voor 30 apr. 1416 (GvH. 230 f. 141v.-142).
landbezit:
* voor 24 okt. 1397 11 morgen land te Tedingerbroek, na overdracht door zijn moeder (GvH. 228 f. 260v.).
* 16 mrt. 1410 12 morgen en de woning te Voorburg, 2 morgen ald., 5 hond op de Burg ald., 23 s. op 2 hofsteden ald., 1½ morgen land te Tedingerbroek, Zoeterwoude, grfl. lenen afkomstig van zijn moeder (GvH. 230 f. 62v.).
familie:
tr. Geertruid Reinersdr., ovl. na 30 apr. 1416 (GvH. 230 f. 142); hij tochtte haar 24 okt. 1397 aan 11 morgen land te Tedingerbroek, Zoeterwoude (GvH. 228 f. 260v.).
landbezit:
5 hond land te Voorburg, leen van de Binckhorst, afkomstig van haar moeder (Hoek, 'Rept. Binckhorst', 245).
familie:
tr. Jan die Kok (ibidem).
Auteur | Fred van Kan |
Publicatie | Het Leidse Patriciaat |
Home | www.oudleiden.nl |