Jan van Hout

 

Jan van Hout en Omar Bouden

P.J.M. de Baar

 

Jan van Hout en een ‘vreemde’ koper van een lot in 1596. Omar, de eerste(?) Marokkaan in Leiden?

 De rol van Jan van Hout bij de grote loterij voor de inrichting van het vroegere St. Caeciliaklooster tot pest- en dolhuis is al meerdere keren zeer uitvoerig belicht. Hier wordt slechts verwezen naar het proefschrift van Johan Koppenol, Leids heelal. Het Loterijspel (1596) van Jan van Hout (Hilversum 1998), Anneke Huisman en Johan Koppenol, Daer compt de Lotery met trommels en trompetten! Loterijen in de Nederlanden tot 1726 (Zeven Provinciënreeks deel 3) en Karel Bostoen, Hart voor Leiden. Jan van Hout (1542-1609), stadssecretaris, dichter en vernieuwer (Zeven Provinciënreeks deel 28). De prijswinnende ingediende rijmpjes zijn, met een uitvoerige inleiding, gepubliceerd in Dick E.H. de Boer, “Trecker, treckt met goe couragie”. Een systematische uitgave van het trekkingsregister van de Leidse loterij van 1596 (Leiden 1989). Diverse artikelen over de loterij zijn ook digitaal te vinden op de website www.dbnl.nl, zoals van Bostoen Verzen voor de Leidse loterij en rederijkerswedstrijd van 1596 en “Adieu mijn geld”. De Leidse loterij van 1596. De oorspronkelijke registers met ingeleverde rijmen zijn gescand, zij het op een chaotische manier, als Archieven van de Gasthuizen (0504) inv.nr. 429 “Cohier van de registers van de Collecteurs van der Leydtschen Loterie”, 1596 (het zoekwoord ‘loterie’ op de website www.erfgoedleiden.nl brengt je er meteen heen). Een van de aspecten die later uitgediept zijn, is die van één vreemdeling die ook een lot kocht. Jan van Hout zal daarbij geen rol gespeeld hebben, maar was er misschien toevallig bij aanwezig toen dit lot getrokken werd (en een niet bleek te zijn). De kwaliteit van het dichtwerk zal hem, als taalpurist, wel niet echt aangesproken hebben.

OmarBouden01

In 1996 verscheen het boek In de nieuwe stad. Nieuwkomers in Leiden, 1200-2000. Daarin wordt (op p. 36) ingegaan op een bij de grote loterij voor de bouw van een pest- en dolhuis in het voormalige Sint Caeciliaklooster ingeleverde ‘proze’, een op rijm gesteld versje dat toepasselijk was op de loterij. Het luidt: Ick jonckman uuyt vremde landen / had ick den oppersten prijs / ’t soude mij wel gehanden’. Dit werd als lot nr. 26105 geregistreerd (op scan 811); het was ingediend door Ommaer Bouck, wonende of verblijvende ten huize van Franchoys van Eeken in de Blauwesteeg. Ommaer werd gelijkgesteld met Omar, een bekende voornaam uit de Islamitische wereld. Mogelijk in combinatie met zijn achternaam werd aangenomen dat hij Noord-Afrika als herkomst had, vermoedelijk Algerije of Marokko. Later is dat nog verengd en werd het een Marokkaan. Zo is het in de (historische) literatuur terechtgekomen en sedertdien vaak overgenomen. En ook in de Wandelgids door Islamitisch Leiden, verschenen in 2013 ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan van een leerstoel in het Arabisch (en vaak aanverwante talen en culturen) (p. 68-69). Daar is inmiddels zijn achternaam als Boek gespeld, wat misschien wel de feitelijke betekenis is, maar als schrijfwijze anachronistisch.

Verder scheen er toen niets van deze Omar Bouck bekend te zijn. Maar dankzij de toenemende automatisering/digitalisering van archiefgegevens is onderzoek tegenwoordig niet meer zo’n zoeken naar een speld in een hooiberg als toen. Ommaer, ook wel gespeld als Omaer, Omer en dergelijke, komt redelijk frequent voor; Omar slechts zelden. Het blijkt – voor zover na te gaan – steeds te gaan om inwijkelingen uit vooral Vlaanderen in de periode 1580-1630; daarna daalt het aantal vermeldingen van de naam en na 1700 is die zo goed als totaal verdwenen. Deze voornaam zal in Vlaanderen vooral afgeleid zijn van St. Audemar of St. Omer, de stichter van het bisdom Terwaan en begraven in een plaats niet ver van de naar hem genoemde nederzetting (thans grote stad) St. Omer (St. Omaars in het Vlaams), wiens feestdag 9 september is.

OmarBouden02

Bij het bekijken van alle vermeldingen van Ommaers en dergelijke viel het op dat een Omaer Bouden, ‘greynwercker, jongman van Leysel in Vlaenderen, vergeselschapt met Franchoys van der Eecke, zijn cosijn, ende Jan de Noot, mede zijn cosijn’, op 13 april 1607 in kerkelijke ondertrouw ging met ‘Trijntgen Adriaens, jongedochter van Leyden, vergeselschapt met Marytgen Thonis, haer oude meestersse’. Die Franchoys van der Eecke, die neef (cosijn is een volle neef, geen oomzeggertje), moet toch wel dezelfde zijn als die Franchoys van Eeken uit de Blauwesteeg uit 1596? In de Blauwesteeg (min of meer waar nu de Sterrenwachtlaan loopt) woonden vooral arbeiders, en een greynwercker zal daar niet uit de toon vallen. En dat Omaer in 1607 Bouden heet en in 1596 Bouck: er zijn wel grotere verschrijvingen gevonden. Bij verificatie in het Loterijregister blijkt er echt Bouck te staan, al is dat register ook weer een afschrift en zou er ergens eens schrijffout begaan kunnen zijn. Zo is de naam in onze tijd ook meerdere malen als Bonden gelezen.

OmarBouden03

Omaer Bouden kocht op 16 september 1611 bouwkavel nr. 32 in de ‘Achterste Doelsteech, in de Sacksteech noortsijde, beginnende aen de vest oostwaerts aen’ (dat is waar nu het Lipsius nog staat), maar deed het al op 7 december 1611 voor dezelfde prijs over aan Jaecques de Mont, wolcammer. Overigens had hij nog geen stuiver van de koopprijs betaald, zal de financiering van de bouw van een huis wel problematisch zijn geweest en was hij wel blij dat nota bene zijn buurman hem van die (mis?)koop af hielp. Als zijn beroep wordt dan vermeld saeywercker, dus kennelijk was hij van grein overgegaan op de productie van saai (allebei weefsels van vooral wol). Mogelijk wilde hij zelfs een zelfstandig bedrijf in die branche gaan uitoefenen, want op 13 juli 1612 werd poorter van Leiden Omaer Bouden, saeydrapier van Leysel in Vlaenderen, met als getuigen Jan de Noot en Jacob van Drongen. Leysel is het huidige Leisele op 13 kilometer ten zuiden van Veurne, een plaats die veel inwijkelingen leverde. De proze is in het Vlaams, want een woord als ‘oppersten’ prijs (in de betekenis van hoofdprijs) kom je in het gewone Hollands/Leids uit die tijd nooit tegen. En ook ‘gehanden’ (bevallen, van pas komen, handig zijn) zal niet veel autochtonen over de tong gekomen zijn. Natuurlijk kan het ook een al bestaande proze zijn, of misschien heeft Franchoys van der Eecke zijn (veel jongere?) neef Ommaer geholpen. Franchoys trouwde in 1585 met Pastina van der Walle en blijkt afkomstig uit Gijverinkhove, op 12 kilometer van Veurne. In zijn gezin (zij hadden onder meer een zoon Franchoys junior) zal Ommaer een gastvrij onderdak gekregen hebben. De andere neef, Jan de Noot of Danoot, behoorde tot een geslacht dat ook uit Veurne, Beveren in Veurnambacht of Pollinkhove, een buurdorp van Gijverinkhove, afkomstig was. Voor de ‘vremde landen’ als geboorteplaats van Omar zal dus niet helemaal naar Afrika afgezakt hoeven te worden; naar West-Vlaanderen is al voldoende.

Wie dan wel de eerste echte Marokkaan (of Afrikaan) in Leiden was, blijft daarmee een nog onbeantwoorde vraag. De Johannes Maurus, Afrikaan, die op 26 juni 1648 ingeschreven werd als student in de letteren (maar hij ging in feite theologie studeren) had zich in 1643 op 23-jarige leeftijd in Delft laten dopen, studeerde op kosten van Delft en sinds 23 februari 1653 van Haarlem en woonde in het Staten-College aan de huidige Kaiserstraat. Op 30 november 1650 vereerden de burgemeesters van Leiden Johannes Maurus, ‘geweest sijnde van de Mahumetaensche religie ende jegenwoordich studerende theologie’, met tachtig gulden om daar een ‘cleet’ (een soort toga?) van te maken. Professor Golius (hoogleraar Arabisch) had zich kennelijk over hem ontfermd en zou dat geld voor hem ontvangen. In februari 1656 hield zijn ‘beurs’ op en wilde hij kennelijk naar elders vertrekken, maar in de Kerkenraad van 10 november 1656 werd geconstateerd dat na het oplezen van zijn naam (hij werd in twee kerken zelfs als Arabier vermeld, wonende in de (Pieterskerk)Choorsteeg) geruchten gingen lopen die niet zo best voor hem waren, en van zijn gedrag niets goeds gehoord werd, zodat hem attestatie geweigerd werd. Op 17 november kwam hij verhaal halen, maar de Kerkenraad bleef zich unaniem bezwaard vinden om hem die attestatie te geven vóór hij door een beter en godzaliger gedrag de Kerkenraad tevreden gesteld zou hebben en de ergernis onder de gemeente weggenomen. Ook werd hij nog eens door de presiderend predikant zeer ernstig vermaand om een godzalig leven te gaan leiden. Daar kon hij het mee doen. Het zal er wel toe geleid hebben dat hij zonder attestatie naar Amsterdam kon vertrekken en een verdere kerkelijke carrière wel kon vergeten. Hier hebben Delft, Leiden en Haarlem dus bitter weinig eer mee ingelegd.

Een andere kandidaat is de op 6 juni 1643 als lidmaat van de universiteit ingeschreven Saadias Abraham, Marocanus, 50 jaar oud, die geen inschrijfgeld hoefde te betalen. Maar dankzij het proefschrift van Martine Zoeteman-van Pelt over De studentenpopulatie van de Leidse universiteit, 1575-1812 (p. 285), is bekend dat op 23 december 1633 ingeschreven werd Mohammeth filius Haly, Mauritanus e Regione Sus, mogelijk de streek rond Sousse in Tunesië – als die identificatie juist zou zijn, was hij dus geen Marokkaan, maar eerder een soort Barbarijse zeerover. Wie biedt er een nog vroegere Marokkaan?

P.J.M. de Baar

 

Jan van Hout en de dwarsliggers aan de Dwarswetering

P.J.M. de Baar

 

In afschrift

Het eind van de zestiende eeuw wordt wat de Leidse geschiedenis betreft als het ware gedomineerd door één veelschrijver: stadssecretaris Jan van Hout. Het is onvoorstelbaar hoeveel hij zelf vastgelegd heeft en door zijn klerken liet schrijven. De hele administratie van de stad, de Universiteit, het baljuwschap Rijnland en tal van kleinere besturen werd door hem gereorganiseerd 1) en de door hem gebaande paden zouden daarna gedurende een paar eeuwen door zijn vele opvolgers risicoloos bewandeld blijven worden. Dat zijn invloed op de stedelijke administratie het grootst was, zal geen betoog behoeven. Er is haast geen stuk papier uit de periode 1560-1609 of er is wel ergens door een krabbel in zijn karakteristieke handschrift te zien dat hij het stuk in ieder geval door zijn handen heeft laten gaan. Het stempel van Van Hout op de thans nog in het Gemeentearchief van Leiden aanwezige bescheiden is dan ook groot.

Een van de eigenaardigheden van Van Hout was dat hij alles dat maar enigszins van belang zou kunnen zijn liet kopiëren. Toen de stad bepaalde rechten kreeg in de polder Het Nieuwland (ook wel Den Andel of Andeel) onder ‘s-Gravenzande en daar enige verschillen van inzicht ontstonden met de plaatselijke hoogwaardigheidsbekleders, dramde Van Hout net zo lang door tot hij de beschikking kreeg over ettelijke oude polderrekeningen, die daarna door zijn klerken volledig overgeschreven werden.

Dankzij deze taakopvatting zijn heel wat in origineel verloren gegane stukken toch nog bewaard gebleven, zij het dan in kopie 2). Wel is het zo dat Van Hout die met zoveel zweet en misschien wel tranen geproduceerde kopieën soms op een wat vreemde plek liet opbergen. Veel ervan zit ‘verborgen’ tussen de bijlagen bij de rekening.

Tresorier-extraordinaris

Het financieel beheer van de stad werd rond 1590 gevoerd door twee tresoriers, de tresorier-ordinaris en de tresorier-extraordinaris. De taakafbakening tussen die twee is in het begin voor ons niet helemaal duidelijk meer, hetgeen ook wel enigszins te wijten is aan het verloren gegaan zijn van de rekeningen van de tresorier-extraordinaris uit die periode. Extraordinaris in die tijd was Symon Fransz. van Merwen, een zeer capabel man, die naast landmeter en bouwkundige ook rentmeester van een aantal instellingen was. Door de stad werd hem opgedragen een groot aantal uiteenlopende zaken financieel te regelen, waardoor juist zijn rekening heel divers en dus ondoorzichtig geworden is. Later zouden de meeste van die rentmeesterschappen òf uit zichzelf ophouden òf naar de tresorier-ordinaris gaan; de extraordinaris ontwikkelde zich allengs tot een soort directeur van gemeentewerken.

Van Merwen was door de stad ook benoemd tot rentmeester "van de landen ende goeden eertijts gecomen van de Regulieren tot Leyderdorp". Het Regulierenklooster Engelendaal bezat van oudsher uitgestrekte landerijen, vooral in de naaste omgeving van de kloostergebouwen. Al heel vroeg, in 1486, kregen de prior en enkele ingelanden van de sedert 1457 bestaande Broederspolder toestemming een poldermolen te bouwen 3). In 1566 werd de molen verplaatst naar de Munnikkenkade en ging uitslaan op de Dwarswetering.

Het klooster van Onze Lieve Vrouwe ter Engelendale van de Regulierenorde werd in 1396 gesticht door Pieter van den Poel, van Pol of ook wel Van Tol. Het was een welvarend klooster, al vormde de Beeldenstorm van 1566 daarin wel een negatieve ontwikkeling. Ook op geestelijk gebied was er zo rond 1560 weinig opwekkends te melden. Toen de stad Leiden zich op 23 juni 1572 aansloot bij de opstand tegen koning Philips II en daarmee de Reformatie vrij baan gaf, moest de tegenstand bepaald niet vanuit Engelendaal komen. De nog aanwezige weinige monniken zochten bovendien al snel hun toevlucht elders.

Arent van Dorp

Zodra in april 1572 de opstand van Enkhuizen tot Vlissingen vaste vorm begon aan te nemen, achtte Willem van Oranje dit de kans van zijn leven om militair weer wat tegen Philips II te ondernemen, nadat zijn eerdere pogingen gefaald hadden. Een probleem was echter dat hij geen geld en geen krediet meer had.

In deze hoge nood kwam jonkheer Arent van Dorp hem tegemoet. Deze was tot 1570 drost van Zevenbergen geweest en beheerde grote kapitalen. Behalve dat hij militair optrad voor de zaak van de opstand (zo veroverde hij Mechelen en Dendermonde in 1572 voor de prins, al gingen die plaatsen al snel weer verloren; in 1576 verdedigde hij Zierikzee tegen de Spanjaarden, waarbij zijn schoonzoon Louis Boisot, de beroemde bevrijder van Leiden, met het admiraalsschip omsloeg en verdronk), steunde hij ook met geld.

Bij een Antwerpenaar leende hij 10.000 gulden, die hij weer aan Willem van Oranje verstrekte. Voor wat hoort wat, en dus beloofde Willem hem de goederen van Engelendaal. Formeel kon Willem niet over andermans eigendommen beschikken en dus werd het een overgave in "pandschap". Men zal zich afvragen waarom juist dit klooster uitgekozen werd. Niet alleen dat het wellicht gemakkelijk in bezit te nemen was, maar Van Dorp was ter plaatse zeer goed bekend en zal zijn voorkeur wel kenbaar gemaakt hebben. In 1566 was Jacob Coppier, bezitter van de hofstede "Tol" onder Koudekerk, in een minder goede financiële toestand gekomen en in 1567 wist Van Dorp die hofstede met veel omliggende landerijen te verwerven. Hij was dus op de hoogte met de situatie en zodra hij Engelendaal in zijn macht had, liet hij alle roerende goederen uit het klooster veilen. Als niet bepaald erg orthodoxe katholiek zal hem het verlies van al die kostbaarheden voor de eredienst wel niet zo aan het hart gegaan zijn; vermoedelijk was overigens zijn onverzadigbare geldzucht een veel grotere drijfveer dan zijn sympathie voor het Calvinisme.

Kort daarop begon de afbraak van de gebouwen, 4) waarbij nog van invloed was dat tijdens het beleg van Leiden erg veel wat grotere gebouwen in de verre omgeving van de stad door hetzij vriend of vijand verwoest werden om de tegenpartij geen dekking te bieden. Het bezit van het klooster beviel Van Dorp blijkbaar wel, want zodra de Spanjaarden weg waren, kocht hij in 1575 4 morgen weiland en 4½ morgen houtland in de Monnikkenpolder van Jan Woutersz. Mouthaen en nog eens 5 morgen in die polder van het St. Elisabethgasthuis in Leiden. 5)

Van Dorp was niet alleen een geldwolf, hij was ook een aartsdwarsligger. Het valt niet te schatten hoeveel processen hij wel niet gevoerd heeft, vaak over de pietluttigste zaken. Zo procedeerde hij elf jaar lang (tot zijn dood in 1600 verhinderde om daar nog langer mee door te gaan) tegen iemand uit Hazerswoude over de betaling van een partij kersen- en perenbomen. Door al deze processen maakte hij uiteraard meer vijanden dan vrienden en toen het hem financieel niet meer zo voor de wind ging, werd hij door haast iedereen in de steek gelaten. 6) Ook kreeg hij al snel ruzie met de kerkmeester van Leiderdorp, de Commanderij van St. Jan te Haarlem en Pier Olofsz. over de eigendom van ruim 16 morgen land in Leiderdorp. Uiteindelijk besloten de Staten van Holland in 1579 om zijn pandschap van Engelendaal te beëindigen. Eerst kreeg de rentmeester van de kloostergoederen opdracht om alle opbrengsten van de verkoop van enkele landerijen in Leiderdorp aan hem uit te keren. Daarna was het zaak de ƒ 10.000 te vinden om de hoofdsom af te lossen. De Staten kochten formeel de verpande goederen terug. De stad Leiden, die wellicht ook graag Van Dorp wat verder uit de buurt wenste, bood zich nu aan om in feite het pandschap over te nemen. In Leiderdorp zal er wel een zucht van opluchting te horen geweest zijn toen Van Dorp zich terugtrok, al bleef hij er toch nog de nodige bezittingen aan land koesteren.

Pandschap van Engelendaal

Leiden had al vanaf 1572 geweldige bedragen voorgeschoten aan de Staten, maar van enige terugbetaling was het echter steeds niet gekomen. Het zag er ook niet naar uit dat dat spoedig zou gebeuren, vanwege de voortdurende oorlogstoestand. Leiden kreeg nu officieel de goederen van Engelendaal in pandschap, waarbij de Staten gerechtigd waren binnen drie jaar tegen betaling van de geleende sommen het pandschap te beëindigen. Zodra Leiden, zolang het zou duren, heer en meester over Engelendaal was, werd Van Merwen opgedragen als rentmeester alles te verrichten wat nodig was.

De paperassen werden naar het Stadhuis overgebracht en met name Van Hout ging daarin na welke oude rechten het klooster wel niet gehad had en maakte een inventaris van al die bescheiden, die door zorgvuldig beheer geduren­de vele eeuwen thans nog aanwezig zijn. 7)

Eén van de verworven rechten (sedert 1455) was die op een gedeelte van het Nieuwland buiten ’s-Gravenzande, waar zowel Van Hout 8) als Van Merwen 9) actief waren. Een dik pak stukken, voornamelijk concepten van de hand van Jan van Hout, heeft het beheer van Engelendaal tussen 1579 en 1592 opgeleverd, 10) naast enig kaartmateriaal. 11) En dan bevinden zich nog heel wat stukken tussen de al genoemde bijlagen bij de rekening.

Zo is de "Rolle van de verhuyringe van de landen gecomen van de Regulieren tot Leyderdorp, gedaen opten 29en, 31en january ende 5en february" [1583] als een dik boekwerk opgenomen in de bijlagen bij de rekening over 1583. 12) Zeker zo dik is een soort boekwerk tussen de bijlagen van de rekening over 1588. 13) Het is, in een redelijk handzame vorm, het verhaal over de bemaling van de Munnikkenpolder. De "Voerwaerden daernaer [Pieter] Olofsz. ende Arris Cornelisz. als molenmeesters van de moelen, jegenswoordich staende in de Monickepolder tot Leyderdorp, ten overstaen van meester Symon Fransz. van Merwen als rentmeester van de landen ende goeden eertijts gecomen van de Regulieren tot Leyderdorp voornoemt, mitsgaders Sandrijn Aelbrechtsz. als gasthuysmeester binnen Leyden, begeren te besteden te maecken eene nieuwe moelen om gesedt te werden in de voors. polder, zulcx in manieren als hiernaer volght" zijn het begin van het dossier.

Uit het bestek valt af te leiden dat het gaat om een wipmolen. De maten van het meeste houtwerk worden zeer precies opgegeven. Het zou te ver gaan hier alle details van het bestek te behandelen. Erg grote verschillen met de hedendaagse wipmolens zijn er ook niet. Wel is aardig de terminologie van een aantal onderdelen, die enigszins afwijkt van de thans gebruikelijke. Zo wordt bepaald dat de aannemer een bovenste camrat (bovenwiel) moet aanbrengen "ende zal ooc maecken eenen starcken praem om de moelen mede te houden". Het is duidelijk dat met praem de vang bedoeld wordt. Even afgezien of dit een stutvang 14) dan wel een Vlaamse vang was (aan een hoepelvang moeten we wel helemaal niet denken), vooral het woord praem is interessant, zeker waar het tegelijkertijd voorkomt met het woord vanc of vang. Aan de verbreiding van deze woorden is een niet onbelangrijk hoofdstuk gewijd in het proefschrift van Jan Stroop. 15) Het blijkt dat het woord praam vroeger in de hele Noordelijke Nederlanden op Zeeland na voorkwam, maar (mogelijk tegelijkertijd met het verdringen van de Hollandse stutvang door de Vlaamse blokvang) langzamerhand verdreven is door het van oudsher in Vlaanderen en Zeeland overheersende woord vang.

Bouwrekening

Na twee kleinere stukken tekst, waarover later meer, volgt de rekening van wat de molen met bijkomende werken in totaal gekost heeft. De bouw volgens het genoemde bestek was op 12 maart 1586 in de herberg ‘Het Stadthuys van Antwerpen’ op de Hogewoerd 16) voor ƒ 900 aangenomen door Pieter Anthonisz., molenmaker te Hoogmade. Daarbij was overeengekomen dat het ijzerwerk en de stenen (halssteen, pensteen en stenen onder de wateras) buiten het bestek door de polder betaald zouden worden en wanneer het waeterwerc (dus scheprad en krimp c.a., wateras met onderwiel en bak) niet gemaakt hoefde te worden, er van de aanneemsom ƒ 200 zou afgaan. Dit laatste was het geval, zodat er ƒ 700 uitbetaald werd.

Dirc Maertsz. leverde extra palen die op de vier hoeken onder de ondertoren geheid werden, hetgeen 17½ gulden kostte. Dirc Cornelisz., smid, ontving 129 gulden 9 stuiver en 4 penningen voor al het ijzerwerk volgens een pagina’s lange specificatie. De bekende Leidse steenhouwer Jeroen Gerritsz. leverde voor vijf gulden een halssteen en een pensteen, terwijl de al even bekende steenhouwer Claes Cornelisz. 17) drie penstenen voor 4½ gulden leverde.

Vier nieuwe zeilen werden gemaakt door Dirc Claesz. voor bijna 20 gulden, waarbij nog kwam de door Cornelis Heymansz., lijndrayer, geleverde 25 ponden geteerd snoer (wellicht gebruikt bij het met riet dekken van de ondertoren) en acht pond ongeteerd snoer, die mogelijk voor de lijnen van de zeilen gebruikt zijn. Willem Claesz. Buys zorgde voor de benodigde reuzel en olie om de draaiende delen te smeren, terwijl Andries Cornelisz. tien palen leverde "om de moelen daermede te cruyen" à 35 stuivers elk. Het hoofdstuk van de geleverde materialen wordt afgesloten met het leveren van aarde om de molenwerf op te hogen.

Dan komen de arbeidslonen. De grootste post hiervan is die van 18 gulden, betaald aan Pieter Anthonisz. voor verricht werk buiten het bestek om, te weten het "inhalen" van de daklijsten met behulp van een trekvijzel en het verankeren ervan met bouten aan een eiken stuk. Ook moest hij alle kammen van doornhout wegnemen en vervangen door kammen van mispelhout, die goed op steek gezet dienden te worden. Ten slotte bracht hij nog twee hekken aan op de molenwerf "voor den toeloop van de beesten". Voor heien voor de molen kreeg hij bovendien nog ruim 13 gulden.

Gerrit Pietersz. Spec, een bekend Leids bouwondernemer, ontving 30 stuiver voor zijn moeite om de molen te inspecteren of die wel gemaakt was volgens de letter van het bestek. Verder zijn er tal van kleine posten voor het graven van de gaten voor de krimp en andere onderdelen van de fundering, transport van hout, het kruien van aarde, het baggeren bij de molenkade enz. Speciaal wordt vermeld dat Reyer Arysz. en zijn kinderen twaalf gulden kregen voor hun hulp bij het zetten van de molen; wellicht hebben zij geholpen met het met behulp van kaapstanders ophijsen van de zware onderdelen.

Een belangrijk hoofdstuk is altijd dat van verteerde costen. Het aanbesteden van een molen kon niet zonder dat de kelen gesmeerd werden en Lambrecht Claesz., waard in 'Het Stadthuys van Antwerpen', declareerde acht gulden. Nu was overeengekomen dat de aannemer het gelag zou betalen, en dus werd dit bedrag weer van de rekening afgetrokken bij het uitrekenen van wat de grondeigenaren zouden moeten gaan betalen. Op 11 februari 1586 was al 20 stuiver verteerd toen de molenmeesters met de timmerman en “meer andere” in de polder waren om de oude molen te inspecteren en te overleggen over de bouw van een nieuwe. Tijdens het opstellen van het bestek van de molen werd op 5 maart 16 stuiver verteerd, terwijl tijdens de bouw voor drie gulden en twee stuiver aan "pintebier" geconsumeerd werd. Ook bij het opstellen van de eerste rekening zat men niet op een droogje; de nota bedroeg 24 stuivers.

In totaal bedroegen de kosten voor het bouwen van de molen 989 gulden 17 stuivers en 4 penningen.

Uitvinding

Hiermee zou een einde aan het verhaal gekomen zijn, ware het niet dat er nog een andere zaak tussendoor speelde. Symon Fransz. van Merwen was niet alleen landmeter en bouwkundige, maar ook nog uitvinder. Op 10 april 1584 kreeg hij octrooi van stadhouder Willem van Oranje (die toen nog niet vermoord was) voor "zeeckere instrumenten” waarmee hij vooral de heemraadschappen (dus allereerst de hoogheemraadschappen i.v.m. hun boezembemaling) hoopte te kunnen dienen met pompmolens in de kolk en verder met:

“zeeckeren pijpen ofte waterfonteynen uyt de culcke deur ofte over den dijcken doende lopen ofte springhen in de buytenwateren ende dat zoewel metten pompmolens als den waterpijpen ofte waterfonteynen ter hoochte van sesthien, achtien, jae wel twintich ende meer voeten hooch" 18).

Wie weet aan hoeveel en welke eisen een octrooiaanvrage vandaag de dag moet voldoen, zal verbaasd zijn over een zo vage omschrijving van de uitvinding. Daar kan toch niemand wat mee beginnen? Ook de bijgevoegde tekening op perkament stelt welbeschouwd niets voor: zeer fraaie kleuren, dat wel, maar met ten enenmale onvoldoende technische details om de werking van een en ander (zonder nauwkeurig opgegeven maten, doorsneden enz.) te kunnen begrijpen. Nu was het in die tijd gewoonte om de uitvindingen zo cryptisch mogelijk te omschrijven en de bijbehorende tekeningen bewust zó onbeholpen te maken dat niemand met de uitvinding aan de haal zou kunnen gaan nog voor de uitvinder deze zelf in de praktijk had kunnen brengen. 19)

Het octrooi stond niet alleen op naam van Van Merwen, maar ook Corstyaen Anthonisz. en Cornelis Euwoutsz. Proot, beiden burgers van Delft, waren er bij betrokken. Hoe de onderlinge verhoudingen binnen dit drietal lagen, met andere woorden of er één technisch genie tussen zat en de anderen òf als financier òf als geïnteresseerd aannemer optraden, valt niet goed meer na te gaan. Maar het spreekt wel vanzelf dat Van Merwen met zijn vele functies en relaties zou trachten de uitvinding in het Leidse in de praktijk te brengen.

Vermoedelijk was de nieuwe Munnikkenmolen de eerste gelegenheid die zich voordeed om de pompmolen eens in het echt te beproeven. In ieder geval heeft Van Merwen het stadsbestuur zo gek gekregen om zijn uitvinding op alle mogelijke manieren te steunen, daarbij de indruk wekkend alsof hij in een zeer genereuze bui afzag van alle toekomstige vette winsten. Althans, zo moet men toch wel het besluit interpreteren dat het stadsbestuur op 11 juni 1584 nam. Van Merwen schatte de kosten van het in de praktijk brengen van zijn uitvinding op 800 à 900 gulden. Degene die de helft van dat bedrag zou voorschieten, zou achteraf een kwart van de winst beuren.

Allereerst werd besloten dat het octrooi aangeboden zou worden aan enkele van de charitatieve instellingen in Leiden en dat de instelling die bereid zou zijn het genoemde bedrag voor te schieten, ook de winsten zou krijgen. Toch was het stadsbestuur, of althans haar secretaris Van Hout, realistisch genoeg om te bedenken dat er wel eens geen enkele charitatieve instelling zou kunnen zijn die de gok wilde wagen. Geen nood, in dat geval zou de stad zelf het benodigde bedrag voorschieten, maar dan uiteraard ook de winsten opstrijken. Om dit alles te regelen werden twee personen gecommitteerd: Foy van Brouchoven, de grote man achter het Hoogheemraadschap, en ... wie anders dan Jan van Hout?

Deze gecommitteerden waren al tot over hun oren betrokken bij de zaak, want reeds op 9 mei 1584 hadden ze opdracht van het stadsbestuur gekregen om naar Delft te gaan en daar met de compagnons van Van Merwen te overleggen hoe de uitvinding het best in praktijk gebracht kon worden. Op 21 mei waren ze inderdaad naar Delft getrokken; Van Brouchoven kostte dit één dag, maar Van Hout ging nog door naar ’s-Gravenzande om de nieuwe molen aldaar te inspecteren met het oog op het eventueel daarin aanbrengen van de nieuwe uitvinding.

Overigens is de in 1580 door de Dordtse houtkoper Ocker Schrevelsz. gebouwde en nog bestaande ‘Nieuwlandse Molen’ onder Hoek van Holland blijkbaar niet geschikt geacht voor ombouw, of wilden de belanghebbenden geen enkel risico lopen. Van Hout maakte van de gelegenheid ge­bruik om ook nog eens te informeren naar de rechten van de stad Leiden op de aanwassen bij ’s-Gravenzande en te vragen om eindelijk rekening en verantwoording van de opbrengsten daarvan te krijgen. Via Den Haag keerde hij weer naar Leiden terug; de totale rekening beliep 16 gulden en 12 stuivers voor beiden.

De realisering van de uitvinding

Het aflopen van alle charitatieve instellingen in Leiden heeft wellicht geen resultaat opgeleverd, want uiteindelijk schoot de stad ƒ 450 voor. Daarmee werd de Monnikkenmolen van een wateropvoerwerktuig volgens de uitvinding voorzien. Zoals uit de aanneming door Pieter Anthonisz. blijkt heeft deze meteen de nieuwe apparatuur aangebracht, dus tijdens de bouw in 1586. Mogelijk verliep dit niet geheel naar wens, want anders wordt het besluit van het stadsbestuur van Leiden (als grootste ingeland in de polder) van 28 maart 1587 wat minder goed te begrijpen. Toen werd namelijk besloten dat op het verzoek van Van Merwen en Christiaen Antonisz. van Delft "omme de molen in de Regulierenpolder t’ haren costen volgende haer nieuwe inventie ende octroy te mogen vernieuwen in de faulten die hen in den gront ende andersins geopenbaert hebben" ingegaan diende te worden. Welke de fouten waren die in de grond gesignaleerd werden, is nergens nader aangeduid.

Tussen de datum van het besluit en uiterlijk de aanstaande Pinksteren, in 1587 vallend op 17 mei, moesten de verbeteringen aangebracht zijn. Daarna zouden dijkgraaf en hoogheemraden een verklaring moeten afleggen of de polder door de aldus verbeterde molen op een alleszins voldoende manier drooggehouden werd. Indien dat niet het geval zou zijn, zouden Van Merwen c.s. hun uitvinding met bijbehorende binnenwerk moeten weghalen. Het stadsbestuur besloot wel dat zolang dit alles niet geregeld was, de oude molen van de polder nog niet gesloopt mocht worden, maar als noodbemaling in stand gehouden diende te worden. 20)

Of Pinksteren niet gehaald werd of dat er andere hindernissen waren, valt niet goed vast te stellen, maar pas op 23 juni 1587 besloot het stadsbestuur op het verzoek van Van Merwen om enkele afgevaardigden aan te wijzen om te gaan kijken naar de proefneming met de nieuwe watermolen in de Monickenpolder, die tegen de oude molen zou moeten malen (voor die afgebroken zou worden) om vast te kunnen stellen welke van beide molens het meeste water uitsloeg. Benoemd werden Jacob Allertsz. de Haes en Pieter Pieter Jorysz. van Cortevelt, schepen.

Wat zij geconstateerd hebben, weten we niet: een rapport of iets dergelijks is niet gevonden. Toch zal de strekking wel duidelijk zijn. Op 3 juli 1587 namelijk gaven Dijkgraaf en Hoogheemraden hun verklaring af over het functioneren van de molen en de uitvinding. Zij verklaarden dat zij gelet hadden op de operatie van de molen "ende ‘t uytwerpen van den watere deur zeeckere pompen in deselve moelen gestelt op geheel ander wijse ofte manier dan tot noch toe bij gemeene watermoelens in Hollandt gepractiseert of gedaen es geweest". Zij concludeerden dat zij alles goed, capabel en voor de landerijen nuttig bevonden hadden en dat zij een en ander dus konden aanbevelen aan degenen die land droog wilden maken. Dit vooral omdat zij bevonden hadden dat de molen het water hoger uitgemalen had dan door andere gewone molens ooit te voren gedaan was. 21)

Dwarsliggers

Leek met die laatste verklaring alles koek en ei en kon de zegetocht van de nieuwe uitvinding alle lage gebieden van Nederland gaan veroveren, de praktijk was wel anders. "Wat een boer niet kent, lust hij niet" ging ook hier weer eens volledig op. Boeren wilden geen enkel risico lopen met onbekende kunstmiddelen die hun toch al continu bedreigd bestaan zogenaamd moesten verlichten. De droevige geschiedenis van met name de beginjaren van de vijzel, het hellend scheprad en de stoommachine tonen dat in later tijd overduidelijk.

Ook de Leiderdorpse boeren zagen totaal niets in de nieuwe uitvinding. Wie kunnen we beter daarover aan het woord laten dan Jan van Hout, die het "Tweede Capittel" van de rekening van een zeer uitvoerige inleiding voorzag. De tekst is bovendien te mooi om niet in de oorspronkelijke spelling weer te geven.

"Alzo nietjegenstaende het nieu gestelde waterwerc volgende de vindinghe van de voors. Van Merwen cum sociis bij dijcgrave ende hooge heemraden van Rhijnlant .... goet, bequaem ende voor de landen oorbaerlic was bevonden ..., de zaecke van de voors. moelen zooverre verleyt es geweest deur afgonst, quaetwillicheyt, wederspordelinge, tegenstant ende verhinderinghe, meest uyt een quaet vooroordeel gesproten zijnde, dat de voors. Van Merwen cum sociis (die in desen tot hun eygen groote zwaere costen gepractizeert ende gearbeyt hebben ten dienste van ‘t gemeenebeste ende omme de landen mit hun verstant, const ende vernuft van de heerlicke inventie der watermolens meerder nuts ende prouffijts te doen trecken dan tot noch toe, daerover zooveel cloucke mannen tot noch toe tevergeefs hadden gesocht) tevreden zijn geweest om niet langer gequelt te zijn van een hoop onwillige, crygele ende ondancbaere luyden, die hij verzeeckert was dat met alle middelen daertoe trachten om hem ende den zijnen in groote costen te doen vallen, eyntelicken mit alle hun vermogen in schanden te helpen ende tot spot te stellen, als hebbende van anbegin aen de moelen alle behoorlicke ende gewoonlicke gerijf onthouden, zijn nieu waterwerc wech te nemen ende elderswaer prouffijt daermede te doen, ende ‘tzelve doende alle de costen bij hem daeraen gedaen ende uytgeleyt, in plaetse dat zijn afgonstige de polder mit groote teercosten hebben bezwaert, aen zijn been te binden, zonder hoop van eenich verset, teneynde de moelen naer ‘t obstinaet voornemen van desommige zoude mogen gebracht werden opten ouden voet".

De druiven waren blijkbaar ook voor Van Hout zéér zuur. Je zult ook maar het vuur uit je sloffen lopen, zelfs naar Delft en verder, en dan uiteindelijk zo’n schitterende uitvinding door zo’n stelletje boerenpummels alleen maar uit koudwatervrees de grond in geboord zien worden!

Er bleef Van Merwen dan ook niets anders over dan zijn pompen weg te halen en een normaal scheprad aan te brengen. Dirc Maertensz., houtcoper, leverde eikenhout uit Hasselt en Wezel, alles zeer uitvoerig gespecificeerd, tot een bedrag van 245 gulden en 18 stuivers. Pieter Anthonisz. leverde ook nog wat hout en maakte het nieuwe scheprad met toebehoren, waarvoor hij 101 gulden en 8 stuivers rekende. Voor geleverd ijzerwerk, ook nu weer een opsomming van een paar bladzijden lang, kreeg Floris Henricxz., hoefslager, ruim 74 gulden, en verder waren er nog wat kleinere posten. De teerkosten, waar Van Hout ook nog over meende te moeten uitvaren, vielen eigenlijk wel mee (maar mogelijk heeft hij een aantal declaraties niet geaccepteerd), slechts 22½ gulden. Tussen 21 maart 1588, toen vergaderd werd om de pompen door een scheprad te vervangen, en de inspectie op 10 juli van het opgeleverde werk, moet de ombouw (en het "rijzen" van de molen) zijn beslag gekregen hebben. En daarmee viel het doek over die "heerlijke" uitvinding.

Eens uitvinder, altijd uitvinder

Maar was deze bittere teleurstelling nu aanleiding voor Van Merwen om zich af te wenden van de techniek van de wateropvoering? Toch niet. Allereerst kreeg hij nog met de naweeën van het voorschot van ƒ 450 te maken, daar de royeermeesters (zeg maar accountants) bij de controle van zijn rekening deze uitgave niet zomaar slikten, zeker niet omdat er geen specificatie bij was en de kosten van de uitvinding dus wel eens lager dan in totaal 900 gulden bedragen zouden kunnen hebben zijn. Van Merwen moest bij het stadsbestuur op het matje komen, maar zijn verklaring dat zijn totale kosten, ondanks de opbrengst van de weer verkochte materialen van zijn uitvinding, genoemd bedrag zeer verre overschreden, werd geaccepteerd. Hij mocht dus de ƒ 450 declareren, zelfs zonder een specificatie over te leggen. 23)

Op 25 mei 1589 bleek Van Merwen een nieuw soort scheprad uitgevonden te hebben: de heren van het stadsbestuur bewonderden het scheprad "van binnen slecxgewijs gemaeckt", dus als een slakkenhuis in elkaar gezet, dienende om het water "mit quantiteyt in de hoochde te brengen ende onder ende boven zijn centre off het aspunt uut te loozen". Van Merwen had die nieuwe uitvinding op eigen kosten in de binnenvestgracht achter het Leprooshuis op proef opgesteld. Door drie mannen werd het bewogen (al zou de drijfkracht natuurlijk ook wel door de wind geleverd kunnen worden) en de heren zagen dat het water in grote hoeveelheden werd opgemalen tot 5 of 5½ voet (1,57 m à 1,76 m) hoog. Van Merwen had mogelijk van zijn vroegere poging geleerd en schonk nu de uitvinding volledig aan de stad, die het recht kreeg deze overal in de praktijk te brengen waar dat wenselijk was, met name bij het leeghozen van grachten die uitgediept moesten worden.

Van Merwen werd voor zijn "vlijt ende naersticheyt" tot bevordering van het gemenebest zeer "gelooft, gepreesen ende overdanckelijck aengenomen", en omdat het stadsbestuur vond dat hij van deze uitvinding zou moeten kunnen profiteren, werd besloten dat de stad octrooi zou aanvragen, waartoe de pensionaris Paulus Vos opdracht gegeven werd. Maar helaas, hoe veelbelovend alles er uit zag, een wondermiddel is het niet gebleken. Al na korte tijd werd het uit elkaar genomen en op een zolder van de stadstimmerwerf opgeslagen, waar het na 1638 weer door de toen benoemde stadsarchitect Arent van ’s-Gravesande ontdekt werd en deze inspireerde er weer proefnemingen mee te gaan doen.

Simon Stevin

Overigens had Van Merwen nog een concurrent, en dan een die het wèl gemaakt heeft: Simon Stevin. Beiden zouden trouwens in 1600 een belangrijke rol spelen bij het totstandkomen van de opleiding van vestingbouwkundigen aan de Leidse Universiteit. In 1589 verzocht hij bij rekest aan het stadsbestuur dat hij de aanstaande leeghozing van het Rapenburg, die nodig was om de walmuren te kunnen vernieuwen, zou mogen verrichten met een nieuwe uitvinding van hem. Hij bood aan dat, wanneer de proefneming zou slagen, de stad zijn uitvinding voortaan zou mogen gebruiken. De heren van het stadsbestuur vonden dat hij eerst maar eens geduld moest oefenen totdat de paardenmolen, die de drijfkracht voor het opvoerwerktuig moest leveren, gereed zou zijn. 24) Mogelijk had Stevin zoveel geduld niet, want er wordt niets meer over hem vernomen. Uitgerekend Delft zou het worden waar hij wèl aan de slag kon. Hier paste hij de uitvinding toe aan de Duyvelsgatmolen in 1588 en de Nieuwe Langendijkse molen in 1590. 25) Leiden had voorlopig genoeg van al die nieuwe uitvindingen.

NOTEN

    1. F.C.J. Ketelaar, ‘Jan van Houts "Registratuer"’, Nederlands Archievenblad, tijdschrift van de Vereniging van Archivarissen in Nederland 84 (1980) 400-412.

    2. Toevallig zijn juist van deze polder veel oude rekeningen bewaard gebleven, zie J.H. de Vey Mestdagh, Inventaris van het archief van de Heeren Dijkgraaf en Hoofdingelanden van het Nieuwland genaamd Den Andel buiten ’s-Gravenzande, 1414-1868, speciaal de inv. nrs. 31-378 en 379-575.

    3. J.A. van den Hoek, ‘De geschiedenis van polders en molens onder Leiderdorp’, Leiderdorp aan jaagpad en snelweg, 1200 jaar wonen (Alphen aan den Rijn 1979) 57.

    4. De afbraak is zeer gedetailleerd beschreven door J.B.J.N. ridder de van der Schueren, ‘Brieven en onuitgegeven stukken van Jhr. Aerend van Dorp’ (Utrecht 1887-1888, Werken van het Historisch Genootschap Nieuwe Serie no. 44 en 50).

    5. W.W. van Driel, Familie-archief Van Dorp 1503-1657, deel A, inleiding en inventaris (’s-Gravenhage 1986) inv. nrs. 357-374.

    6. W.W. van Driel, ’Het Cartularium van Aernt van Dorp’, Nederlands Archievenblad, tijdschrift van de Vereniging van Archivarissen in Nederland 83 (1979) 233-241.

    7. J.C. Overvoorde, Archieven van de kloosters (Leiden 1917), inv. nrs. 582-857.

    8. Gemeentearchief Leiden (voortaan: GAL), Stads­archief 1575-1816 inv. nr. 1675.

    9. Hij maakte onder meer een kaart van het Nieuwland en de buitendijkse gronden, ingebonden in het in de vorige noot genoemde inv. nr. 1675; deze kaart uit 1591 is ook vermeld in de in noot 2 genoemde inventaris op p. 71 nr. 5.

    10. GAL, Stadsarchief 1575-1816 inv.nr. 1683.

    11. GAL, Prentverzameling cat. nr. 76760 gf.

    12. GAL, SA II inv. nr. 8636.

    13. GAL, SA II inv. nr. 8643 volgnr. 984.

    14. Een van de uitvoerigste beschrijvingen van de soorten vangen is wel Anton Sipman, ‘De ontwikkeling van de vang’, Gelders Molenboek (Zutphen 1969-1), ook afzonderlijk uitgegeven: Anton Sipman, De molens zoals ze waren en zoals ik hen heb gekend. Over de vang, voering en pal.

    15. J.P.A. Stroop, Molenaarstermen en molengeschiedenis, Een onderzoek naar herkomst, ouderdom en verbreiding van de benamingen voor enkele molenonderdelen in verband met de geschiedenis van de water- en de windmolen in de Nederlanden (Arnhem 1979-2) 17-30.

    16. H. Suurmond-van Leeuwen, ‘t Stadthuys van Antwerpen en de Uytrechtsche Schuyt te Leiden. Een relaas over geijkte kruiken, een herberginboedel en een moord in de 17de eeuw’, Bodemonderzoek in Leiden 10 (1988) 37-52.

    17. R. Meischke, ‘Een nieuwe gevel voor het Leidse stadhuis (1593-1598)’, Leids Jaarboekje 81 (1989) 74.

    18. GAL, SA II inv. nr. 8643 volgnr. 495.

    19. G. Doorman, Octrooien voor uitvindingen in de Nederlanden uit de 16e-18e eeuw met bespreking van enkele onderwerpen uit de geschiedenis der techniek (’s-Gravenhage 1940); en dezelfde, Techniek en octrooiwezen in hun aanvang met geschiedkundi­ge aanvullingen bij: I. Octrooien voor uitvindingen in de Nederlanden uit de 16e-18e eeuw (enz.) (’s-Gravenhage 1953).

    20. GAL, Stadsarchief 1574-1816 inv.nr. 44, Gerechtsdagboek A fol. 538 v.

    21. GAL, Gerechtsdagboek A fol. 578.

    22. Ook in extenso afgedrukt in genoemd artikel van J.A. van den Hoek, ‘De geschiedenis van polders en molens onder Leiderdorp’, p. 58.

    23. GAL, SA II inv. nr. 8643 volgnr. 496.

    24. GAL, SA II inv.nr. 45, Gerechtsdagboek A 2 fol. 155; zie verder  voor de dieping van het Rapenburg fol. 189 v. en verder.

    25. Ellen van Olst en Harry Boekwijt, Delftse windmolens van de 13e eeuw tot heden (Amsterdam 1978) 77; zie ook A. Bicker Caarten, ‘Middeleeuwse stenen windmolens te Delft’, Delftse Studiën. Een bundel historische opstellen over de stad Delft geschreven voor dr. E.H. ter Kuile naar aanleiding van zijn afscheid als hoogleraar in de geschiedenis van de bouwkunst (Assen 1967) 52-61.

Dit verhaal is eerder gepubliceerd in het Jaarboekje van de Rijnlandse Molenstichting 1990 p. 39-53. De merkwaardige manier van aanduiding van de noten is gehandhaafd. Door het scannen en met OCR bewerken van de tekst is er wel een en ander op het gebied van lay-out ongewild gewijzigd. In de tekst zelf is niets aangepast; de titel is vermeerderd met de naam Jan van Hout. Het is ook naverteld door Frans Grims in zijn Ontstaan en geschiedenis van de poldermolens in Leiderdorp (Leiderdorp 2009) p. 165-167.

P.J.M. de Baar

 

Jan van Hout verhalen

 

Introductie

Er zijn veel prachtige verhalen over Jan van Hout bekend. Ook hebben velen na hem in zijn geest geopereerd, wat ook weer tot prachtige verhalen heeft geleid.

In deze rubriek willen we aandacht schenken aan die verhalen. De verhalen zijn op originele bronnen gebaseerd. Soms betreffen ze Jan van Hout zelf, soms zaken, die hij in gang heeft gezet, soms gaat het om zaken die in de verte met hem te maken hebben of dankzij zijn inspirerende loopbaan tot stand zijn gekomen. 

We hopen met enig regelmaat nieuwe verhalen aan dit hoofdstuk toe te voegen.

 

Jan van Hout

De commissie Jan van Hout maakt sinds 2014 deel uit van de HVOL. Zij is de voortzetting van de voormalige Vereniging Jan van Hout. Als vereniging heeft Jan van Hout in de loop van de tijd veel waardevolle historische bronnen ontsloten, zie www.janvanhout.nl. Daarbij kan men denken aan de Leidse belastingregisters van de Tiende Penning (1561), de Vermogensbelasting van 1498, transcripties van de oudste registers van het Hoogheemraadschap Rijnland (1253-1564) en de rekeningen van de Pieterskerk (1398-1428), die van groot belang zijn voor haar middeleeuwse bouwgeschiedenis. Naast deze en andere oude bronnen zijn er ook recentere overzichten beschikbaar, zoals een overzicht van alle personen die tussen 1851 en 2007 deel uitmaakten van de Leidse gemeenteraad. Ook is er een inventarisatie beschikbaar van alle begravingen op de katholieke begraafplaats Zijlpoort en van de notulen van B&W tussen 1929 en 1955.
Via het Schelhaasfonds ondersteunt de commissie Jan van Hout restauratie en aankoop van belangrijke op Leiden betrekking hebbende documenten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1990    aanschaf van een kaart uit 1625 van landmeter Jan Pietersz. Dou (1572-1635) en een charter van de familie Hubrecht-van Lelyveld

1992    aanschaf van een tekening van Jan de Beijer (18de eeuw)

1993    aanschaf van een tekening van molen De Korenbloem, toegeschreven aan J.E. la Fargue en een affiche van de Leidse loterij voor de armen (1712)

1995    restauratie van drie memorialen en een memorieboek uit het archief van de Hooglandse Kerk

1998    aanschaf van een stichtingsbrief uit 1436 en vervolgakten uit 1519, 1561 en 1578 van de broeder- en zusterschap van St. Franciscus

2000    restauratie van drie registers van notaris Pieter Dircxz. van Leeuwen (1623, 1626 en 1632)

2004    aanschaf van drie 14de-eeuwse charters van het St. Catharijnegasthuis

2006    restauratie van een zoenboek (1502-1576) en van een register op de buitengetimmerten

2007    aanschaf van 63 Leidse kranten uit de periode 1698-1706, van 9 foto’s van Henri de Louw (ca. 1880) en van een collectie foto’s van vader en zoon Goedeljee (1882)

henri de louw'Breestraat met paardentram' (foto: Henri de Louw).

2010    restauratie van drie 16de-eeuwse kaartboeken van Jan Pietersz. Dou

2011    aanschaf van de tekening '' van Hendrik Schepper (1741-1794) en een tekening van H.P. Schouten (1747-1822)

2015    aanschaf van de Kaart van de woning en landen in de Grote Polder van Claes Claesz. van Leeuwen, brouwer te Leiden, opgemeten door Jan Pietersz. Dou, 1629. In: Inventaris van archiefbescheiden betreffende de uitgifte van erfpachten in Zoeterwoude, Oegstgeest en Lisse 1457-1943, NL-LdnRAL-1712 (nummer 45).

2019     aanschaf van het Crimineel dingboek van de hooge vierschaar van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse ende Voorhout, 1698-1726. In: Inventaris van het archief van de Hoge Vierschaar van Noordwijkerhout, Voorhout, Hillegom en Lisse, 1590-1810 (NL-LdnRAL-0755, nummer 6).

 

 

 

 

 

De commissie Jan van Hout maakt sinds 2014 deel uit van de HVOL. Zij is de voortzetting van de voormalige Vereniging Jan van Hout. Zij stelt zich ten doel om historische informatie over Leiden en de Leidenaars te verzamelen en toegankelijk te maken. Zij doet dit met name door het ontsluiten, bewerken en digitaal publiceren van Leidse archiefbronnen. Daarnaast is er ruimte voor de publicatie van teksten die verband houden met deze bronnen.

vereniging janvanhout
janvanhout

 

Via het Schelhaasfonds ondersteunt de commissie Jan van Hout restauratie en aankoop van belangrijke op Leiden betrekking hebbende documenten.

 Publicaties, bewerkte brongegevens betreffende de historie van de Leidse Regio

200ste Penning en Familiegeld 1674
Begraafplaats Zijlpoort 1826 2006
Bonkaart 1674
Bronnenpublicaties Emiel van der Hoeven
Buurthouden 1400 1795
Charters Catharinagasthuis 1385 1390
Charters kleermakersgilde 1436 1578
Hervormde en Gereformeerde predikanten
Het Leidse Pluche 1851 2007
Jacob van Brouchovenfonds
Jan van Hout Verhalen
Jan van Hout Vertooch 1595
Leidse Begraafplaatsen 1829 1910
Leidse Patriciaat tot 1420
Poorten en Gangen
Notulen BW 1929 1955
Regenten Weeshuis 1788 1830
Registers Rijnland 1253 1564
Rekeningen Pieterskerk 1398 1428
Rekeningen Vestmeesters 1460 1465
Stedelijke elites 1420 1510
Straten en grachtenboeken
Tiende Penning 1561
Vermogensbelasting 1498
Vermogensbelasting 1502 Lening 1508

 

Hoogheemraadschap Rijnland
OAR 11, 12, 13 : 1253 - 1564
OAR records in previous Year View: Record details
Year 1436
OAR records in next Year

 

 

Record #102     Date   next record  top of page
1436-00-00
Location Type of Document
OAR11, 36r-f
OAR12, 002v-b
OAR13, 04r-a
Keur
Text
[011] Item soe en sel nyemant turff graven binnen vijftich roeden vanden meeren gelegen binnen merken, op een boete van x lb., sonder op Bennebroeck dat sal wesen op xxv roeden. Anno xxxvi.
English Summary
Limit peat digging close from within 50 rods of the lakes, except for Bennebroek, where the limit is 25 rods.
Keywords
peat digging; lakes; meren; haarlemmermeer; bennebroek
Notes
See also the record #251 and record #280. This keur was referred to in OAR14, 19r-a; see Sloof (1999), p. 2, note 14, where the text is published. Also published in TeBrake, p. 253. For revisions of this keur, see record #229.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
bennebroek 1 / 4     1436
haarlemmermeer 3 / 10 1392 1417 1447
lakes 2 / 12 1417 1417 1436
meren 1 / 11     1436
peat digging 12 / 43 1392 1435 1436

 

Record #103 prev record   Date   next record  top of page
1436-00-00
Location Type of Document
OAR11, 36r-g
OAR12, 002v-c
OAR13, 04r-e
Keur
Text
[012] Item soe en sel nyemant turf graven opten hogen oort op een boete van x lb.
English Summary
Prohibition of peat digging in the Hogenoort.
Keywords
hogenoort; peat digging
Notes
Dated to 1436 on the basis of its location in OAR11.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
peat digging 13 / 43 1392 1436 1436

 

Record #104 prev record   Date   next record  top of page
1436-00-00
Location Type of Document
OAR11, 36r-h
OAR12, 002v-d; OAR12, 002v-e
OAR13, 04r-f; OAR13, 04r-g
Keur
Text
[013] [014] Item soe en sel nymant turf graven after Heemstede in Heemstederbroeck op een boet van x lb. Item soe en sel nyemant turf graven vanden nuwe wech bij Bennebroek tot Lys to op een boete van x lb. dan van elke morgen vier dachvelts mid sluypsloten sonder zwetten of oposen. Anno xxxvi.
English Summary
Prohibition of peat digging behind Heemstede, Bennebroek, with 4 dagvelds per morgen allowed between the Nieuweweg near Benebroek and Lisse. One dagveld was the quantity of peat excavated from a pit 15 rods long and 10 turves wide and deep.
Keywords
peat digging; heemstede; bennebroek; lisse; nieuweweg; dagvelden
Notes
The first copy in OAR12 is slightly abbreviated, and the first sentence, regarding Heemstede and Heemstederbroeck was repeated in the second copy.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
bennebroek 2 / 4 1436 1436 1447
dagvelden 1 / 4     1436
heemstede 2 / 4 1417 1417 1463
lisse 5 / 11 1408 1431 1436
peat digging 14 / 43 1392 1436 1436

 

Record #106 prev record   Date   next record  top of page
1436-00-00
Location Type of Document
OAR11, 36v-b
OAR12, 020r-a
Keur
Text
[135] Item die heemr. van Rijnlant hebben gekoert ende bevolen den dijckgrave van Rijnlant dat hij die sluyse ende watergang bij Dyewe Stiengens toe slae ende palen, ter tijt toe dat sij alle onkost tot desen dage toe betaelt hebben ende alle kaden ende watergang volmaict hebben gelijc behoirt ende van outs geweest heeft, ende dair tenden gebetert die overhoricheit die tot hair toe gesciet is.
English Summary
Heemraden instruct the dijkgraaf to block the drainage canal and sluice at Diewer Stientgens that serves Hazerswoude and Benthuizen.
Keywords
hazerswoude; benthuizen; sluices; diewer stientgens; closing of canals; maintenance; hogeveen affair; canals
Notes
The canal was blocked off because of the reluctance of Haserswoude and Benthuizen to bear the maintenance costs for the canal and sluice -- see record #096. Reminiscent of the Hogeveen affair. This may refer to the Barrepolder, lying between Zoeterwoude and Hazerswoude, which was the subject of some keuren in 1423 -- see record #010 and record #011, for example. Text published in van der Gouw, p. 236, though dated to 14 August 1424.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
benthuizen 8 / 24 1330 1435 1437
canals 21 / 67 1356 1435 1437
closing of canals 2 / 6 1435 1435 1446
diewer stientgens 2 / 3 1435 1435 1454
hazerswoude 18 / 46 1330 1435 1436
hogeveen affair 3 / 7 1434 1435 1446
maintenance 28 / 85 1356 1435 1437
sluices 21 / 68 1253 1434 1436

 

Record #097 prev record   Date   next record  top of page
1436-02-28
Location Type of Document
OAR11, 36r-a
OAR12, 105v-a; OAR12, 106r-a
OAR13, 08r-a
Beveling
Text
[006] [010] Anno xxxvi dijnxdage na grote vastelavont. Item soe is bevolen die scout van Hasertswoude mit sijn heemr, dat hij Boudwijn Steens polre mit den scout van Zoeterwoude scouwen sel na ouden costumen, ende wair dair enich gebreck van onbelijt werck dat hij nyemant en bekende, dat sal die scout mitten heemr. heeren na inhout der hantvesten ende na costumen van Rijnlant.
English Summary
Orders schout and heemraden of Hasertswoude to inspect Boudwijn Steens polder according to old custom.
Keywords
hazerswoude; handvesten; charters; zoeterwoude; boudwijn steens polre; polders; schouten; kroosheemraden; schouwen; common law
Notes
Two copies in OAR12, with the second one crossed out.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
charters 11 / 26 1358 1434 1437
common law 1 / 5     1443
handvesten 10 / 27 1358 1434 1437
hazerswoude 19 / 46 1330 1436 1437
kroosheemraden 25 / 84 1284 1435 1436
polders 2 / 7 1423 1423 1437
schouten 16 / 88 1284 1435 1436
schouwen 16 / 101 1284 1435 1437
zoeterwoude 10 / 37 1330 1434 1437

 

Record #098 prev record   Date   next record  top of page
1436-02-28
Location Type of Document
OAR11, 36r-b
OAR12, 022v-c; OAR12, 106r-b
OAR13, 08r-b
Keur
Text
[150] [011] Item die scout van Lisse mit sijn heemr. sullen scouwen die Oude beeck dair die Oude veen in plach te wateren vanden wildernisse tot in die meer, ende dair sullen sij in hoefslaghen den Zuutbroeck van Agghenvoirde totten oest eynde van Jacops croft vander Speck geheten die Lage wech aldair binnen gelegen, duerende tot onsen wederseggen.
English Summary
Regulate how the scout and heemraden of Lisse must inspect the oude beek in the oude veen which drained into the lakes and apportion maintenance responsibilities (verhoefslagen).
Keywords
procedures; lisse; verhoefslagen; schouten; kroosheemraden; zuutbroeck; aggenvoirde; lakes; meren; lagenwech; speck, jacobs croft van der; oude beek; oude veen; wilderness
Notes
Two copies in OAR12, the second appearing as beveling 11.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
kroosheemraden 26 / 84 1284 1436 1437
lakes 3 / 12 1417 1436 1437
lisse 6 / 11 1408 1436 1436
meren 2 / 11 1436 1436 1437
procedures 12 / 71 1400 1435 1436
schouten 17 / 88 1284 1436 1437
verhoefslagen 4 / 15 1399 1435 1440
wilderness 6 / 8 1417 1435 1436

 

Record #099 prev record   Date   next record  top of page
1436-02-28
Location Type of Document
OAR11, 36r-c
OAR12, 039v-a
OAR13, 08r-c
Consent
Text
[005] Item geconsenteert dat alle die mit die van Lisse wateren binnen haren ban dat sij mit hem gelden sullen morgen morgens gelijck al sijn sij wter wildernisse gecomen.
English Summary
Regulates how those within Lisse should pay morgen morgensgelijk just as if they all had emerged from wilderness.
Keywords
procedures; morgen morgensgelijk; lisse; wilderness; morgengeld
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
lisse 7 / 11 1408 1436 1450
morgen morgensgelijk 7 / 17 1284 1429 1437
morgengeld 11 / 31 1361 1434 1436
procedures 13 / 71 1400 1436 1437
wilderness 7 / 8 1417 1436 1452

 

Record #105 prev record   Date   next record  top of page
1436-02-28
Location Type of Document
OAR11, 36v-a
OAR12, 002v-f
OAR13, 04r-h
Keur
Text
[015] Item soe wat poorteren van Hairlem geveent sijn tot Aelsmer, die sullen delven mogen aldair van elke morgen iiii dachvelt ende nyemant meer dan xxxii dachvelt, op een boet van x lb., duerende tot onsen wederseggen.
English Summary
Limits the peat digging of citizens of Haarlem in Aalsmeer to four dagvelds per morgen, with no one allowed to dig more than a total of 32 dagvelds. One dagveld was the quantity of peat excavated from a pit 15 rods long and 10 turves wide and deep.
Keywords
aalsmeer; haarlem; peat digging; heemraadsboek; poorters; dagvelden
Notes
Published in Sloof (1999), p. 118, note 42 and dated to 28 February 1436, though at OAR14, 116v-c, he states that the first version was from 1421 and appeared in the 'heemraadsboek' from which it was copied into OAR11 in 1436. In the margin next to the copy in OAR12: 'Dese kuer is te niet mits een ander daer op gemaect op sinte Pietersschouwe lvi' [This keur was replaced by another one made at St. Peter's schouw '56] -- see OAR14, 116v-c, and record #352.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
aalsmeer 3 / 7 1423 1423 1438
dagvelden 2 / 4 1436 1436 1447
haarlem 6 / 32 1399 1430 1441
heemraadsboek 3 / 8 1421 1421 1437
peat digging 15 / 43 1392 1436 1436
poorters 3 / 5 1385 1433 1456

 

Record #101 prev record   Date   next record  top of page
1436-03-04
Location Type of Document
OAR11, 36r-e
OAR12, 039v-b
Consent
Text
[006] Item geconsenteert alle die gelant sijn in Zoetermeer, tusschen den Groenen wech ende der Zijdwijn, dat sij dair vrij delven sullen, behoudelic dat si alle banwercken ende morgengelt verborgen sullen binnen den ambocht an Groenen erve bij den clerck ende ambochtbewaerres datter goet voir is ende goet houden tot prijs des heemr. Ende men sel dair twee boeken of maken vanden borchtocht, dat ambocht een ende die heemr een, duerende tot onser wederseggen, ende gesciede Reminiscere anno xxxvi.
English Summary
Permission to residents of Zoetermeer to dig peat in the Groenen Erve section as long as they discharge all perform all prescribed maintenance work and pay all morgengeld.
Keywords
zoetermeer; groenenweg; zijdwinde; peat digging; banwerk; morgengeld; ambachtsbewaarders; clerk; recording in books; groenenerve
Notes
Fockema Andreae (1934), pp. 94-5, published the text as did Sloof (1999), p. 115, note 41; both supplied the date. See also record #113. Van der Gouw, p. 159, misdated this item to 1336.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
ambachtsbewaarders 1 / 41     1437
banwerk 8 / 25 1385 1434 1437
clerk 3 / 4 1423 1433 1528
groenenweg 2 / 3 1361 1361 1437
morgengeld 12 / 31 1361 1436 1437
peat digging 16 / 43 1392 1436 1437
recording in books 3 / 10 1421 1421 1437
zijdwinde 6 / 9 1255 1394 1452
zoetermeer 6 / 16 1330 1434 1437

 

Record #100 prev record   Date      top of page
1436-10-01
Location Type of Document
OAR11, 36r-d
OAR12, 004r-d
OAR13, 05v-b; OAR13, 04v-d
Keur
Text
[028] Item soe koerden die heemr. tot Bamis dat een ijgelijck die gate of wagenpade hadden inden Rijndijck dat hij die dicht souden maken binnen viertien dagen of also veel aerde dair bij brengen dair mense mede dicht maken mocht of te doen, wair op die boete van x lb. Ende alle sluysen inden Rijndijck dicht te maken op die boete voirs. Anno xxxvi.
English Summary
Order that all openings including sluices in the Rijndijk be closed within 14 days.
Keywords
sluices; rijndijk; holes in rijndijk; right of way; roads; hoge rijndijk
Notes
Two copies in OAR13, the second abbreviated.
Keyword Threads Seq / Count First Prev Next
hoge rijndijk 10 / 11 1330 1425 1479
right of way 1 / 2     1438
rijndijk 19 / 34 1330 1435 1446
roads 9 / 44 1421 1435 1437
sluices 22 / 68 1253 1436 1437

 

 

Author Publication Home
William H. TeBrake
Maine, USA, June 2006
Rijnland
OAR11, OAR12, OAR13
www.oudleiden.nl

 

Hoogheemraadschap Rijnland
OAR 11, 12, 13 : 1253 - 1564
previous Document Type summaries View: Document Type
"Walen dichten"
 

 

 

 

 

Walen dichten    Year  Next Year  
  1452  
Date Summary Rec details
1452.11.21 Hoogheemraden agree to summon witnesses to a hearing (dagvaarden) at Haarlem on 15 January 1453 to collect information and issue orders concerning how the breaches in the dike between Spaarndam and Amsterdam are to be closed.
 
see record details
Date Summary Rec details
1452.11.24 Because there were more breaches in the dikes near the Carthusian monastery and on the east side of the city, the hoogheemraden believed it necessary for those having authority for hydraulic mattes there to join Rijnland in common cause to close the breaches. Therefore they requested that the dijkgraaf of Rijnland, Aelbrecht van Raephorst, with the aldermen (schepenen) of Diemen and the schout and of Amstelveen (collectively the predecessors to Amstelland water board) to attend a hearing planned for 15 January 1453 at Haarlem.
 
see record details

 

Walen dichten Prev Year  Year  Next Year  
  1453  
Date Summary Rec details
1453.01.15 At a hearing at Haarlem on Monday, 15 January, the hoogheemraden ordered the closing of all dike breaches, both east and west of Amsterdam, as soon as possible, all at the same time, to be coordinated with the trustees of the water board Amstelland. An appended note said the work was to begin on the following Sunday
 
see record details
Date Summary Rec details
1453.01.15 In the presence of the representatives of the villages between Amsterdam and Spaarndam, the hoogheemraden ordered the closing of all dikes along the Spaarndammerdijk, with the costs to be spread over the affected villages in proportion to their areas.
 
see record details
Date Summary Rec details
1453.01.15 Permission for Spaarnwoude, Hofambacht, and Houtrijk, because of their remote location and difficulty for others to get there, to close the waal at Houtrijk by themselves, without the others usually responsible for maintenance there. Sloten and Osdorp allowed the same for walen in their territories. They must not stop work until it is competed. Because it will be difficult for the poor to meet their obligations, the hoogheemraden have generously give 70 gulden (of 10 plaken-worth), half to go to Spaarnwoude, Hofambacht, and Houtrijk, and half to Sloten and Osdorp.
 
see record details
Date Summary Rec details
1453.01.15 Hoogheemraden decide that Willem van Alcmade and Jan van Poelgeest will keep an accounting of all the expenses incurred in the repair and reconstruction of the Zeedijk. Later, these costs will be spread proportionally over all of Rijnland.
 
see record details

 

Walen dichten Prev Year  Year     
  1477  
Date Summary Rec details
1477.12.29 Request that Amsterdam, Diemen, and Weesp consult with Rijnland on possibilities for coordinated action against dike breaks both north and east of Amsterdam.
 
see record details
Date Summary Rec details
1477.12.29 Sloten to close waal at Pieter Cillen's wharf, Osdorp to close the waal at Gerijn Bruynen, and Spaarnwoude, Houtrijk, and Hofambacht to close the waal in Houtrijk behind Gogenct. They will do this without help from others because of the difficulty getting there.
 
see record details
Date Summary Rec details
1477.12.29 To close the walen, one man will appear for every 20 made of land, and every two men with a schuit, and each shall be properly equipped with spades, barrows, etc. as is necessary. The date to appear is 8 January.
 
see record details
Date Summary Rec details
1477.12.29 Because the hoogheemraden realize that the poor will have greatest difficulty in performing the repair work needed to close all walen, the former will help pay for excessive costs.
 
see record details
Date Summary Rec details
1477.12.29 All expenses that hoogheemraden incur while closing the walen in the Zeedijk will be distributed across the entire territory of Rijnland.
 
see record details

 

 

Author Publication Home
William H. TeBrake
Maine, USA, June 2006
Rijnland
OAR11, OAR12, OAR13
www.oudleiden.nl

 

Hoogheemraadschap Rijnland
OAR 11, 12, 13 : 1253 - 1564
previous Document Type summaries View: Document Type
"Vonnis"
next Document Type summaries

 

 

 

 

Vonnis    Year  Next Year  
  1284  
Date Summary Rec details
1284.11.13 Grant Alphen, Randenburg, Snijdelwijk; Groesnwaard, Splinters Ambacht uten Waard the right to remove the sluice gate in the Gouwesluis at the Oude Rijn in Alphen as well as other rights associated with the Gouwe.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1356  
Date Summary Rec details
1356.04.18 Copy of a charter of 1356 issued by Count Willem V that authorized construction of and established maintenance responsibilities for the Gouwesluis at Alphen.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1358  
Date Summary Rec details
1358.10.19 After negotiations, Jan of Blois, lord of Schoonhoven and Gouda restores the right of Alphen, Boskoop, Hazwerswoude, and Waddinxveen to have and maintain a canal between the Oude Rijn and the IJssel. Apparently, he had ordered it closed at some time earlier.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1361  
Date Summary Rec details
1361.01.04 Certified copy of a charter issued by Duke Albrecht giving permission to the residents of the polder on the eastside of the Gouwe at Alphen to construct a canal between the Oude Rijn and the IJssel, with rules for the naming of heemraden for schouwing the canal.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1363  
Date Summary Rec details
1363.08.04 A charter of Duke Albrecht concerning how those on the south side of Woerden, who drain into the IJssel, are to be free of obligations at Spaarndam after the payment of 10 Flemish groten per morgan. Those on the south side who do not drain into the IJssel, along with all on the north side of Woerden, shall pay 5 Flemish groten per morgan and remain responsible for two sluices at Spaarndam.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1385  
Date Summary Rec details
1385.04.01 A certified copy, made 3 January 1437, by Dirc van Wassenaar of a charter first issued in 1385 (original says 1384, but the court of Holland normally began the new year around Easter). The original charter regulated some differences between Hazerswoude and Leiden concerning jurisdiction over lands in Hazerswoude owned by Leidenaars, among other things.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1391  
Date Summary Rec details
1391.02.13 Settlement a of dispute between the hoogheemraden of Rijnland and the hoogheemraden of Schieland concerning payment of morgengeld by Alphen -- concerns it's share in a waterway on the west side of the Gouwe that ran through a section of Schieland and drained via a sluice into the IJssel. Alphen shall pay Rijnland for the portion lying in Rijnland and Schieland for the portion lying in Schieland.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1394  
Date Summary Rec details
1394.04.26 Confirmation by Duke Albrecht of an agreement between the dijkgraaf (and baljuw) and hoogheemraden of Rijnland and the free ambacht of Nieuwkoop concerning the drainage of Nieuwkoop at Spaarndam. Nieuwkoop will remain under the jurisdiction of Rijnland and may freely drain via the Spaarndam according to old practices because the old ruling concerning Nieuwkoop's earthworks at Zwammerdam remains in force.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1399  
Date Summary Rec details
1399.08.30 Establishes a new waterschap, represented by a drainage canal with construction and maintenance duties assigned to it, in the wild peatland lying between Hazerswoude and Benthorn which will drain via the Benthuizerwetering through the ambacht of Hazerswoude into the Oude Rijn; the new water board shall have the right to issue keuren, carry out inspections, apportion maintenance responsibilities (verhoefslagen), and levy fines as appropriate to the common good.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1400  
Date Summary Rec details
1400.12.28 Regulation of the authority and manner of schouw, most likely of the Gouwe and/or its kaden.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1401  
Date Summary Rec details
1401.05.19 Settlement of an action taken by the dijkgraaf and hoogheemraden of Rijnland against the schout of Alphen along with heemraden of Alphen, Haszerswoude, and Boskoop for an illegal schouw (inspection) that had done on the Bakwetering in Waddinxveen.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1415  
Date Summary Rec details
1415.01.09 A promisory note -- the hoogheemraden owe Witte Jacob Buzenz. 142 lb. 10 sc. for food and drink
 
see record details
Date Summary Rec details
1415.01.09 A promisory note: heemraden owe Robbrecht Claesz. of Haarlem 172 lb. 5 sc. for food and/or drink.
 
see record details
Date Summary Rec details
1415.03.19 Dispute settlement between Rijnland and Schieland concerning penninggeld collected in Alphen, Hasertswoude, Waddinxveen, and Boskoop concerning a waterway on the west side of the Gouwe that drained via a sluice into the IJssel.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1416  
Date Summary Rec details
1416.01.09 Verdict in a dispute concening aardhaling and aardgeld in Sparenwoude between Rijnland and the heirs of Vrank van Zanen who own the land (and thus are also responsible for the obligations associated with it).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1419  
Date Summary Rec details
1419.10.02 A promisory note: heemraden owe Willem Dobbez. 100 English nobles for which he will be repaid 10 nobles each year plus unspecified interest until the entire principal is paid.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1421  
Date Summary Rec details
1421.01.08 Verdict in a dispute concening aardhaling and aardgeld in Sparenwoude between Rijnland and the heirs of Vrank van Zanen who own the land (and thus are also responsible for the obligations associated with it).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1426  
Date Summary Rec details
1426.09.26 Verdict in a dispute concening aardhaling and aardgeld in Sparenwoude between Rijnland and the heirs of Vrank van Zanen who own the land (and thus are also responsible for the obligations associated with it).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1430  
Date Summary Rec details
1430.01.13 Concerning the reconstruction of the Kerkendijk at Spaarnwoude. Had previously asked if anyone was willing to take on the task for a good financial reward., but no one came forward. Now, Jan Allertszoon, priest and vice curate at Spaarnwoude, with some friends, will take up the task of restoring a section of 15 roeden and 1 foot, for which the hoogheemraden agree to pay 7 nobels per roede. After thinking about it for 14 days and both secretly and publically trying to find others who might do it for less, the hoogheemraden now have agreed. Priest Jan and associates will rebuild the dike to proper specifications. The city of Haarlem offered advice and consent in this matter.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1431  
Date Summary Rec details
1431.09.05 Part of an agreement between Rijnland and Aernt Vechtersz. by which the latter assumes responsibility for maintenance for a portion of the the Spaarndammerdijk near Amsterdam, called Kostverloren, while Rijnland compensates him by giving him a portion of the kade by Kostverloren as a possession.
 
see record details
Date Summary Rec details
1431.09.05 Part of an on-going regulation of the Kostverloren dike, part of the sea dike at Amsterdam.
 
see record details
Date Summary Rec details
1431.09.05 Aernt Vechterszoon acknowledges his rights and responsibilities in the Kostverloren dike at Amsterdam.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1433  
Date Summary Rec details
1433.00.00 An investigation into a dispute between Rijnland and the city of Amsterdam whose merchants had breached the Overtoom (an overtocht or inclined plane with winch to lift a boat over a dike) in the Kostverloren wetering on the southwestern side of the city to facilitate the transport of some bags of wool. Both sides claimed to own the dike in question and each appealed to old charters granting them jurisdiction. In the end, the arbitrators sided with Rijnland.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1437  
Date Summary Rec details
1437.00.00 Verdict in a dispute concening aardhaling and aardgeld in Sparenwoude between Rijnland and the heirs of Vrank van Zanen who own the land (and thus are also responsible for the obligations associated with it).
 
see record details
Date Summary Rec details
1437.00.00 Verdict in a dispute concening aardhaling and aardgeld in Sparenwoude between Rijnland and the heirs of Vrank van Zanen who own the land (and thus are also responsible for the obligations associated with it).
 
see record details
Date Summary Rec details
1437.02.01 The widow of Meynert Dircszonn, Aechte, agrees to assume responsibility for land and attendant hydraulic requirements of Lijsbet Jans dochter, who abandoned her land and has fled the area.
 
see record details
Date Summary Rec details
1437.05.07 Decision to grant to Clais Jan Wouters z. a section of the embankment on his land at Kostverloren stretching to the Halverwetering
 
see record details
Date Summary Rec details
1437.06.21 Verdict in a dispute concening aardhaling and aardgeld in Sparenwoude between Rijnland and the heirs of Vrank van Zanen who own the land (and thus are also responsible for the obligations associated with it).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1438  
Date Summary Rec details
1438.02.25 Heemraden decide in favor of the dijkgraaf in a dispute with Alphen over the Doesschouw, unless the latter can offer additional proof.
 
see record details
Date Summary Rec details
1438.07.01 Verdict in a dispute concening aardhaling and aardgeld in Sparenwoude between Rijnland and the heirs of Vrank van Zanen who own the land (and thus are also responsible for the obligations associated with it).
 
see record details
Date Summary Rec details
1438.ca Verdict in a dispute concening aardhaling and aardgeld in Sparenwoude between Rijnland and the heirs of Vrank van Zanen who own the land (and thus are also responsible for the obligations associated with it).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1442  
Date Summary Rec details
1442.05.01 Symon Heinricxzoon and associates can disassociate themselves from Valkenburg in matters of drainage.
 
see record details
Date Summary Rec details
1442.12.20 An official of Koudekerk explains that, with consent of the village lord, the schout, the majority of residents of Koudekerk, and the heemraaden of Rijnland, he has sold a kade for the benefit of Gnephoeck (Oudshoorn) for 35 Wilhelmusschilden which money he has laid out for the construction of a new kade at Koudekerk stretching from the Lagenwaardse dike en Ofwegen (Koudekerk).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1443  
Date Summary Rec details
1443.07.25 Regulate the maintenance of Kostverloren dike, part of sea dike at Amsterdam, in the wake of the death of Aernt Vechterszoon. Picked up by Reyner Reynerszoon.
 
see record details
Date Summary Rec details
1443.10.01 Municipal officials of Haarlem and Leiden complained in front of the governor of Holland, lord of Lalaing, about Rijnland's attempts to collect levies from the cities despite their charters which they claim exempt them from such payments. Rijnland countered with charters claiming such authority and also referred, at the very end, to a similar case with Amsterdam in which, presumably Rijnland's claims were upheld.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1444  
Date Summary Rec details
1444.02.24 Regularize the time and manner of collecting assessments in the ambachten of Rijnland.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1446  
Date Summary Rec details
1446.10.04 Part of dispute between Rijnland and the cities of Leiden and Haarlem which involved, among other things, a certain Wernbout Janszoon reading out pronouncement in front of the city hall of Leiden after ringing the bells, as if he were a schout, telling the citizens of Leiden not to render morgengeld until the hoogheemraden first revealed their accounts to two members of the Council of Holland and to the cities of Haarlem and Leiden. Wernbout claimed he was authorized to do this by the Court of Holland. Rijnland's response was to fine Wernbout 10 lb. unless he could produce proof of his authorization, which he apparently could not.
 
see record details
Date Summary Rec details
1446.10.04 Some decisions in a long-standing dispute between the small villages along the Gouwe and Alphen concerning the maintenance of the Gouwe sluice at Alphen. It was put in order in this year as described, and it was concluded that, for the moment, this is probably the best way to continue doing it.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1447  
Date Summary Rec details
1447.05.02 The dijkgraaf had accused Willem Kuser of Boshuizen for fishing with eel traps in Rijnland. The latter claimed he did so just as the rentmeester of Noordholland did, referring to old customs. Further he claimed that he should be judged by an offical of the Court of Holland, not of the Hoogheemraadschap. After looking into the matter, the hoogheemraaden claimed jurisdiction and decided that the dijkgraaf should proceed according to old charters.
 
see record details
Date Summary Rec details
1447.06.27 Verdict in the matter of Jan Boem, procurator of the Commanderij van Sint-Jan, in a dispute with the heemraden of Hogeveen concerning land they both claim. In the end, the hoogheemraden sided with Hogeveen.
 
see record details
Date Summary Rec details
1447.11.14 Against Pieter and Clais Vogelair for destroying a turnstile on the Spaarndammerdijk.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1448  
Date Summary Rec details
1448.02.27 Heemraden accept the resignation of heemraad Boudwijn van Zwieten for health reasons and choose Jan van Poelgeest, schout of Leiden, as his replacement.
 
see record details
Date Summary Rec details
1448.06.25 Verdict in the dispute between Vechter Clasezoon, an official of Zoeterwoude, and the burgemeesters of Leiden concerning the assessment of 50 morgens of land that was taken up within the city walls. The hoogheemraden sided with Leiden because, by Vechter's admission, no assessments had been collected on this land for over 50 years, and the rule in place says that if morgengeld is not collected for a third of 100 years, the right to assess the land is forfeited.
 
see record details
Date Summary Rec details
1448.06.25 Decision in the dispute between Alphen and the smaldorpen (small villages: Groenswaard, Boskoop, Snijdelwijk, and Randenburg) concerning the maintenance of the Gouwesluis in which Alphen is found in the wrong, in the light of a earlier finding made in 1446.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1449  
Date Summary Rec details
1449.07.01 Hoogheemraden agree to the transfer of the sea dike near Amsterdam, known as the Kostverloren, from the heirs of Reijnier Reijnierszoon to Pieter Willemszoon, resident of Sloterdijk. Pieter may not sell nothing up to the last sluice in Kostverloren without permission of the Hoogheemraden. The old act, from which it appeared that the dike belonged to Aernt Vechterszoon, Vechter Aerntszoon, Reyner Reynerszoon and widow Lijsbeth, is hereby cancelled.
 
see record details
Date Summary Rec details
1449.11.18 The hoogheemraden declare that, before 22 February 1450, Clais Dircxzoon must pay Claes Willemszoon for injuries done to the latter's son, Willem Claeszoon. The son, a skipper's helper, was injured when Clais Dircxzoon let the sluice door of the Grote sluis at Spaarndam fall while repairing the sluice.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1450  
Date Summary Rec details
1450.06.30 Settlement of a dispute between Poelien, Groenswaard, and Snijdelwijk, plaintiffs, against Alphen and Boskoop, defendents, concerning maintenance of the Poelienwatering. The canal, near Gouda, has remained useless and uninspected since the war, and the plaintiffs want the old rules (costumen) to be reinstated and enforced. Alphen, referring to old charters, claimed the right to block outside water from entering their waterschap, but the plaintiffs maintained on the basis of the same charters that according to common law they have a right to drain their land as with all other land within the borders of Rijnland -- plaintiffs, after all, contribute to Rijnland's works. The hoogheemraden sided with the plaintiffs -- latter may drain the area 170 morgen large (measured by Ghijstgen the surveyor, and they must make put an embankment around the upper veen to prevent water from it flowing into the area authorized to drain through the canal in question.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1451  
Date Summary Rec details
1451.03.05 An act by Jan van Noorde and Heinric Paedsenszoon, magistrates (schepenen) of Leiden, recording the sale by Adriaen van der Mye of 6 morgens of land in Alphen to the hoogheemraden of Rijnland, with mention of nearest neighbors (belengingen).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1453  
Date Summary Rec details
1453.02.25 Written arguments that were part of longer processes involving Sasbout Aelwijnszoon and also Daem Janszoon against Vranc Jacobszoon and Eggert Vranckenszoon concerning levies and dues in Zegwaard.
 
see record details
Date Summary Rec details
1453.02.25 Written arguments that were part of longer processes involving Daem Janszoon and also Sasbout Aelwijnszoon against Vranc Jacobszoon and Eggert Vranckenszoon concerning levies and dues in Zegwaard.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1455  
Date Summary Rec details
1455.07.01 Verdict in a long-running dispute between Willem van Oestgeest and his companions and the officials of Oegstgeest concerning morgengeld, penninggeld, and more; the hoogheemraden side with the officials of Oegstgeest.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1457  
Date Summary Rec details
1457.06.28 This is the verdict in a dispute between Aven Jan Bonens widow and Florijs Aelbertszoon concerning a verhoefslag (apportionment of maintenance responsibilities) for the dike at Houtrijk.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1460  
Date Summary Rec details
1460.04.20 This document comes from the Hoogheemraadschap van Schieland -- gives the residents of Waddinxveen above the Backwatering (i.e., Zuid Waddinxveen) permission to drain via the Alphen wetering (canal from the Oude Rijn to the IJssel at Gouda).
 
see record details
Date Summary Rec details
1460.04.20 Offers to the residents of Waddinxveen above the Backwatering (i.e., Zuid Waddinxveen) the right to drain via the Alphen wetering (canal from the Oude Rijn to the IJssel at Gouda).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1465  
Date Summary Rec details
1465.10.09 Simon Vrederick van Zwieten, droosaart of the land of Arkel and bailiuw of the land of Voorne, a member of the hoogheemraadschap since 1446, resigns, citing duties he owes the lord of Charlerois (i.e., Charles the Bold or Karel de Stoute).
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1469  
Date Summary Rec details
1469.09.28 Copy of a charter from Charles the Bold, Duke of Burgundy, to the hoogheemraden of Rijnland concerning the need to prosecute those digging peat too closely to the landscheiding (watershed embankment between Rijnland on the one side and Delfland and Schieland on the other) . The heemraden should not allow digging within 4 roeden; an old charter set at least a buffer of 10 roeden which must be maintained and the landscheiding itself is to be 10 feet wide.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1473  
Date Summary Rec details
1473.03.17 Dirc van Bosche, apparently the heemraad's assistant, acknowledged that he holds a hundred Rijnsche gulden that his late father, Pieter, also the bode, had collected on behalf of Rijnland. Apparently, he will pay back at the rate of 5 gulden per year. A note at the end says this document was replaced by another because Rijnland sold the obligation (mortgage) to Meeus Pieter Ruyscher
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1495  
Date Summary Rec details
1495.06.30 Verdict in a dispute Hughe Hugenzoon van Zwieten, on behalf of Rijnland, and Dirc van Bosche, schout, concerning certain penninggeld
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year  Next Year  
  1533  
Date Summary Rec details
1533.03.14 Schout and villagers of Alphen farm out the Goudkade and Binnekade to Jacob Janssoen Moel and his heirs.
 
see record details

 

Vonnis Prev Year  Year     
  1564  
Date Summary Rec details
1564.01.25 Schout and villagers of Alphen farm out Goudkade and Binnenkade.
 
see record details

 

 

Author Publication Home
William H. TeBrake
Maine, USA, June 2006
Rijnland
OAR11, OAR12, OAR13
www.oudleiden.nl