|
1. Pelikaanshoek |
|
|
Selecteer regiokaart met buurtnamen.
|
Ga met de muis naar de cirkel voor de naam van de buurt. Klik voor detailkaart en informatie. |
Ligging:
de bewoonders der huysen aen de oostzijde van de Weddestege beginnende / van de walle tot 't Noorteynde / vorder aen de noortzijde van 't Noorteynde van de walle of tot opten houc van de Molenwerf / ende aen de westzijde van de Molenwerff / eyndende aen de Vestsloot ende alle die in 't begrijp van dien zijn gelegen.
(SA II inv. nr. 1216 fol. 3, tussen 29-08 en 11-10-1602)
Geschiedenis:
Tussen 29-08 en 11-10-1602 ontstaan als afsplitsing van de buurt Billenburg.
(SA II inv. nr. 1216 fol. 3, tussen 29-08 en 11-10-1602)
De eerste in 1602 benoemde buurtheer, de molenaar Harman Gerritsz., was de vader van Rembrandt van Rijn. Harman Gerritsz. werd in 1624 ontslag verleend wegens impotentie (wat wijst op ziekte of ouderdomszwakte). Ook de broer van Rembrandt, Adriaan Harmansz. van Rijn was van 1643 tot zijn overlijden in 1652 buurtheer van Pelikaanshoek (zie ook 'Buurthouden', pag. 74-75).
(SA II inv. nr. 1216 fol. 3, 71 en 149 en inv. nr. 1217 fol. 10 vso)
Harmen Gerritsz. moelenaer brengt als heer van zijn ghebuyrte twee ouderloos geworden kinderen aan, t.w. Daeffindt Pieterszoon, oud 14 jaar en Pieter Pieterszoon, oud 8 jaar. Dye vaeder was een Wael, genaempt Pieter Duycemyn. Dye moeder was een Waellinne genaempt Claire Pupelere, beyde hijl. in deese Stadt gestorffen. Deese kinderen zijn int Huys (bedoeld wordt het H.G. Weeshuis) gecomen zonder ghoet; den boedel dye is dye schuldenaeren te goede gelaeten. (zie ook 'Buurthouden', pag. 87).
(Archief H.G. Weeshuis inv.nr. 3386 fol. 53 vso, 04-02-1605)
In 1655 tijdens de hevige pestepidemie richt Ary Jansz. Tou zich als buurtheer tot het stadsbestuur met de mededeling dat dewijle de gebuyrte bestaet meest uyt arme persoonen daervan verscheyde huysen met de swaricheyt sijn besmet, sommige geburen - kennelijk uit angst voor besmettingsgevaar - weigeren om de doode lichaeme uyt de besmette huysen uyt te haelen ende ter aerde te brengen. Daarom heeft hij bedacht om dragers te huren. De buurtheer is bekend met een aanvulling op het 18e en 20e artikel van de Generale Ordonnantie op de Gebuurten van 18-07-1635 waarin was bepaald dat in zo'n geval de gehuurde dragers uit de buurtkas moet worden betaald. Wanneer het kastegoed onvoldoende zou zijn, dient de buurtheer het draag- en uithaalloon persoonlijk voor te schieten. Maar het probleem is dat hij en zijn buurtgenoten te arm zijn: 't is sulcx dat hij suppliant is een persoon die van sijn handenarbeyt moet leven ende geen penningen off voorraet heeft om eenich verschot te cunnen doen (ende) dat ook de beurse van de gemeene gebuyren niet soo suffisant is om 't verschot daer uyt te doen. Hij stelt voor dat de uithaal- en draagkosten van stadswege worden betaald. Maar het Gerecht weigert glashard en zegt dat de gebuyren gehouden sullen sijn volgens de ordonnantie van de gebuyrte de lijcke van haere medegebuyren ter aerde te dragen, sonder onderscheyt van wat sieckte deselve soude mogen gestorven wesen. Weliswaar staat het weigeraars vrij om zich aan het 'uithalen' van een lijk te onttrekken, maar dan dienen zij uiterlijk zes uur voor de begrafenis de heer of thesaurier vijf stuivers te betalen (zie ook 'Buurthouden', pag. 97).
(SA II inv. nr. 73 fol. 25 - 26 vso, 24-06-1655)
In 1657 richt het buurtbestuur zich opnieuw tot het Gerecht. Men herinnert aan een eerder gedaan verzoek om te mogen hoven op het ernstich ende gestadich aenhoude van de gemeen gebuyren, die de gehele pesttijt duer met het dragen ende uythaelen van de dode lichamen haer soodanich hadden gequeten alsof er geen besmettingsgevaar was geweest. Het Gerecht had toen geantwoord dat men nog maar een jaar moest wachten. Burgemeesteren stemmen toe (zie ook 'Buurthouden', pag. 98).
(SA II inv. nr. 153 fol. 13, 05-06-1657)
Cornelis Oostduyveland, heer van Pellicaenshoeck verzoekt en verkrijgt ontslag wegens ouderdom.
(SA II inv. nr. 97 fol. 86 vso, - 1706)
Sara Jacobs Hogenhuijse, alias Mooy Saartje, oud 23 jaar en dienstmeyt, is gearresteerd wegens ontucht. Zij is seven jaren geleden van een hoerekind in de craam gekomen, sij was alsdoen even sestien jaren oudt. Vervolgens heeft ze de stad verlaten, maar is ze onlangs tijdens de Leidse Kermis teruggekomen en heeft ze zich gevestigd bij haar moeder, wonende alsdoen in seekere poorte in 't Noordende (waarschijnlijk was dat in een slopje dat zich vlak naast de Weddesteeg bevond en tussen het Noordeinde en Galgewater was gelegen). Vanwege de aanklacht van de heer en raden van de buurt, principaal omdat verscheyde jagersjongens zich nagt en dag aan haar huys ophielden, waren zij en haar moeder genoodzaakt om te verhuizen. Daarna kwam zij in aanraking met Uytterse (Utrechtse) Geert, een bordeelhoudster die haar vroeg om bij haar in huis het gezelschap van Jaap de Backer te delen. Daar was zij getuige van het feit dat Uytterse Geert zich op eenen avond van vier, vijff, ja ses differente manspersoonen liet gebruyken. Uiteindelijk had zij zelf ook nog vleeschelijke conversatie met een herenknecht in het brandewijnshuis van de Turk aan de Oude Varkenmarkt, waarvoor zij 13 stuivers ontving. Tenslotte had zij geslapen met de koetsier van de postmeester Neufville (zie ook 'Buurthouden', pag. 82).
(Rechterlijk Archief, Confessieboek S fol.57, 31-03-1729)
Antje Pauw, 38 jaar, naaister en werkvrouw, is gearresteerd wegens ontucht. In 1768 woonde zij in 't slop in 't Noordeynde uytkomende op 't Galgewater (waarschijnlijk dus in dezelfde slop waar de eerder genoemde Mooy Saartje woonde). Zij wordt er o.m. van beschuldigd dragonders in huis toe te laten. Dat ontkent ze: weliswaar is ze vijf maal door een dragonder bezocht - en zelfs een keer 's nachts - maar dat was een klant waarvoor ze een kiel naaide. Ze heeft toen ruzie gehad met de heer van de buurt, die haar vervolgens aanklaagde bij het Gerecht. Op 06-08-1768 werd ze voor haar oneerbiedig gedrag veroordeeld om drie dagen te sitte in 't Eyken huysje, met de kosten. Na haar vrijlating woonde ze op de Binnenvestgracht bij de IJzerengracht (nu Nieuwe Beestenmarkt) waar ze haar ergerlijk leven voortzette met de ontvangst van manvolk om daarmee tegen betaling eenige vleeschelijke Conversatie te houden. Dat leidde opnieuw tot ruzie met het buurtbestuur. Hoewel ze dat ontkent, zou ze zelfs geroepen hebben: ik geef den Donder van den Heer en Raaden van de gebuurte (zie ook 'Buurthouden', pag. 82-83).
(Confessieboeken HH fol. 2, 11-05-1769)
Remmert de Wilde, 67 jaar en heer van Pelikaanshoek, is wegens ouderdom maar ook door een smertlijk toeval en zwakte niet meer in staat zijn functie uit te oefenen en verzoekt en verkrijgt ontslag.
(SA II inv. nr. 130 fol. 374, 27-09-1770)
Buurtheren:
zie voor uitleg de Toelichting
Naam |
Benoemd |
Voor- dracht |
Reden vervang |
Meer Info |
Ryn, Harman Gerytsz. van - |
07-11-1602 |
1 |
o |
* |
Cuyl, Joost Symonsz. - |
04-10-1624 |
1 |
† |
|
Stof, Jacob Willemsz. van der - |
09-11-1635 |
1 |
† |
|
Rijn, Adriaen Harmensz. van - |
22-10-1643 |
1 |
† |
|
Tou, Ary Jansz. - |
28-11-1652 |
2 |
o |
* |
Tyberius, Willem - |
19-05-1667 |
1 |
v |
|
Vitsen, Johannes Pietersz. - |
31-05-1668 |
1 |
v |
|
Oostduyvelant, Cornelis van - |
29-05-1677 |
1 |
o |
* |
Kerkhoven, Adriaan - |
07-10-1706 |
3 |
† |
|
Koningh, Barent - |
23-10-1721 |
1 |
† |
|
Wilde, Remmert de - |
23-10-1738 |
1 |
o |
* |
Huet, Willem van - |
11-10-1770 |
1 |
† |
|
Gent, Cornelis van - |
18-11-1784 |
1 |
v |
|
Gent, Jacobus van - |
18-05-1792 |
1 |
o |
|