VAN DEN VEEN |
VAN DEN VEEN
WOUTER VAN DEN VEEN
ovl. voor 5 nov. 1368 (Ke. 415 f. 7).
functie:
schepen 1332-33, 33-34, 42-43, 44-45, 45-46, 46-47, 48-49.
woonhuis:
aan de Breestraat tegenover de Diefsteeg, op de hoek van de steeg naar de Rijn; dit verbeurde hij voor 30 juni 1352 (GvH. 244 f. 13).
varia:
zegel: 3 hoorns, een bal in het hart van het schild (Ke. 601, 29 dec. 1348). Ontving 15 apr. 1355 amnestie van de graaf (Brokken, Hoekse en Kabeljauwse twisten, 583 nr. 141).
familie:
tr. wellicht 1e Catharina, weduwe van Herman Bitter (Ga. 440 f. 35v.; vgl. ook de naam van zijn zoon). tr. 2e Wiburg, die 15 nov. 1368 te Marendorp woonde (Ke. 415 f. 7) en 26 mrt. 1391 ovl. (Ke. 416 f. 15). Hij zal verwant zijn met Wouter van den Vene die in 1281 te Aarlanderveen 2 akkers land van de graaf in leen hield bij zijn woning (Muller, 'Het Oude Register', 198, d.i. De Fremery, Supplement, 180) en Hendrik Woutersz. (zie voor de laatste Pieter Gobburgenz. c.s.: Liddeld Pieter Gobburgenz.dr.). Kinderen uit 1e huwelijk wrsch. (Ga. 440 f. 35v.):
tr. Gijsbrecht Florisz. (Ga. 440 f. 35v., zie ald.). Lijsbeth was een dr. van Wouter; vgl. daarvoor de naam van haar kleinzoon Wouter van den Veen Dirk Coenenz., die begraven lag naast Katrine Herman Bitters (zie Coenen Matthijsz.), de begraafplaats van Katrine Herman Bitters naast Gijsbrecht Florisz. (Ke. 415 f. 49), het feit dat Floris Gijsbrechtsz. 1 mrt. 1366 borg stond toen Pieter Hendriksz., van 's-Gravenzande, tr. met een dr. van Wouter van den Veen, poorter werd (Secr. 19 f. 6v.) en de bekleding van de vicarie gesticht ter nagedachtenis van Floris Gijsbrechtsz. door Walter de Veen in 1419-20 (Holtkamp, Registers, 52).
tr. Pieter Hendriksz., afkomstig van 's-Gravenzande, zie hiervoor, onder 1.
Uit het 2e huwelijk wrsch. (Ke. 418 f. 136):
zij bezat 2 morgen 1½ hond land 12½ roede land aan Rodenburger wetering te Zoeterwoude, gemene voor gelegen met land van Kunegond Herman Bitters erfgenamen (Ke. 493 f. 96v.). tr. Jan Stantvast (Ga. 440 f. 30v., zie Stantvast).
II. HERMAN BITTER WOUTERSZ. VAN DEN VEEN
(Secr. 1426, randschrift zegel en het zegel zelf).
functies:
schepen 1388-89, 89-90, 90-91, 98-99; burgemr. 1392-93, 1406-07; gasthuismr. 25 juli 1394-95, 95-96, 96-97, 97-98, 98, 99-1400, 1400-01; kerkmr. van St. Pieter 1402-03, 03-04, 04-05, 05-06, 06.
landbezit:
* 6½ morgen land te Poeldijk, 19 sep. 1397 verkocht aan St. Catharinagasthuis en H. Geest (Ga. 455 f. 40; W. 428 f. 81v.).
* land te Leiderdorp, verm. 30 juni 1401 (Ke. 493 f. 80v.), wrsch. het land dat belendde aan Ruuschen woning ald. (Klo. 1529, 18 juni 1411).
rentebezit:
18 sep. 1397 12 £ 10 s.pay. lijfrente, gekocht van St. Catharinagasthuis en H. Geest, samen met zijn vrouw, met beding van memoriediensten na hun dood en uitkering van 20 s.pay. rente aan de abdij van Egmond voor memoriediensten (Ga. 455 f. 56v.; W. 428 f. 88).
borgstelling:
11 mrt. 1413 Pieter Matthijsz. (Secr. 20 f. 46).
varia:
zegel: 3 hoorns, 1 bal in het hart (Secr. 1426, 12 dec. 1388). Was 7 juli 1414 getuige bij een vicariestichting door Pieter Buytewech en Dirk die Bruun (Ke. 322 f. 26).
familie:
bezegelde 25 jan. 1395 het testament van heer Jan Willem Jans Mansz.z., zijn neef en neefzegger (Ke. 953). tr. 1e Katrijn, ovl. 17 dec. 1375 (Ke. 415 f. 49, 418 f. 136). tr. 2e Kunegond van der Does, dr. van Hendrik en Badeloge (Kam, 'Memorieboek', 192; Kam, 'Van Zijl', 217); ovl. wrsch. 1404-05 (Ga. 334 (12) f. 10v.). Haar erfgenamen waren Dirk Willem Gerritsz.z. en diens zr., die haar tante noemden (zie Willem Gerritsz. c.s.). Zij kocht 1403-04 een kerkstoel in St. Pieterskerk (Ke. 323 (6) f. 14v.). Uit het 1e huwelijk een zoon Gijsbrecht (Ke. 418 f. 136).
N.B. In hoeverre Willem Philipsz., diens vrouw Marichien en hun zoon Wouter van den Veen met bovenstaand geslacht gerelateerd waren, is niet duidelijk (zie Willem Philipsz.).
Auteur | Fred van Kan |
Publicatie | Het Leidse Patriciaat |
Home | www.oudleiden.nl |