|
|||
De gedwongen lening ter bekostiging van het beleg van Poederoijen in 1508 1 |
|||
(ELO, SA I, inv. 587, fol. 22v e.v.) | |||
Bij Erfgoed Leiden en omstreken (ELO) bevindt zich een interessant fiscaal document uit de vroege zestiende eeuw dat zich onderscheidt van de gekende vermogensbelastingen uit dezelfde periode. Het betreft een gedwongen lening van zowat 770 pond Vlaams door 290 Leidse huishoudens. Niet de sanering van de Leidse stadsfinanciën werd beoogd, wel de gedeeltelijke financiering van het beleg van de Gelderse burcht Poederoijen in 1508.2 Deze bron vormt een goede aanvulling op de reeds door Dirk Jaap Noordam ontsloten vermogensbelasting van 1498, en op het eveneens digitaal toegankelijke kohier van 1502.3 Zo is de lijst onder meer indicatief voor de samenstelling van de Leidse vermogenselite anno 1508 en voor de veranderingen binnen deze sociale groep sinds de late vijftiende eeuw. | |||
In de bewogen geschiedenis van het hertogdom Gelre, en in die van Gelres opponenten Holland en Brabant, is de belegering van Poederoijen niet meer dan een voetnoot. Een gegeven dat zich direct vertaalt in een uiterst schaarse historiografie. Dat Poederoijen velen toch niet onbekend in de oren klinkt, houdt wellicht verband met Herman Pleijs memorabele werk over het Brusselse sneeuwfestival van 1511 waar een van de sneeuwsculpturen de Brabantse sentimenten over het beleg van Poederoijen verbeeldde.4 Eerder al had Pleij een contemporaine Hollandse visie op de nederlaag van 1507 becommentarieerd. | |||
Begin zestiende eeuw fungeerde de strategisch gelegen burcht van Poederoijen als uitvalsbasis van de Gelderse legeraanvoerder Hendrik Ens(e), ook wel Suydewind of Sneeuwind genoemd, voor rooftochten in het nabije Brabant en Holland. Bovendien werd vanuit deze sterkte aan de Maas het belangrijke handelsverkeer over de rivier verstoord. Begin 1507 sloegen het Brabantse 's Hertogenbosch en de getroffen Hollandse steden Dordrecht, Gorinchem en Gouda de handen in elkaar, en op 8 juli datzelfde jaar trokken zij het beleg op voor de Gelderse burcht. De belegering hield ruim twee maanden aan, om op 12 september overhaast te worden opgebroken na foutieve berichtgeving over de komst van Karel van Gelres ontzettingsmacht. Een weinig fraaie gebeurtenis die voornamelijk op het Hollandse blazoen een grote schandvlek naliet. Vastberaden deze smet weg te wassen, sloten in maart 1508 de Staten van Holland en 's-Hertogenbosch een contract met prins Rudolf van Anhalt. Deze door landvoogdes Margaretha voorgedragen oorlogsveteraan moest op kosten van Holland en Den Bosch Poederoijen met zwaar geschut inemen. Haarlem, Delft, Amsterdam en Leiden die zich voordien afzijdig hadden gehouden, deelden nu ook in de kosten van de campagne, welke in juni 1508 succesvol werd afgerond met een Gelderse overgave en met de ontmanteling van de burcht.5 | |||
Onze kennis over het beleg van Poederoijen mag dan al beperkt zijn, nog minder is bekend over de modaliteiten van de verplichte lening waarmee het Leidse aandeel in dit krijgsgebeuren bekostigd werd. Een publicatie van - of over deze bron is nog niet voorhanden.6 Het kohier van de lening is net als de veelgebruikte vermogensbelasting opgenomen in de tresoriersrekeningen; namelijk in die van het boekjaar 1507-1508.7 De registratiewijze verschilt echter. Zo ontbreekt bij de gedwongen lening de gebruikelijke onderverdeling in bonnen en zijn de bedragen niet uitgedrukt in rekenponden van 40 groten (lb.Holl.), maar in ponden Vlaams (lb.Vl).8 Geen van beide afwijkingen vormt echter een probleem. De bonindeling is overgenomen uit eerder onderzoek van J. Rustige9 en het pond Vlaams werd eenvoudigweg als rekenmunt behouden.10 Moeilijker dan dit administratieve ongerief, was dat noch de aanslagvoet, noch de selectiecriteria voor de betalingsplichtigen konden achterhaald worden. Wel bestaat tussen de twee een verband. Het kohier telt 290 contribuanten van wie er 253 behoorden tot de 20% gezinshoofden die in 1502 het hoogst werden aangeslagen.11 Het was met andere woorden de stedelijke welstandselite12 die tot een bijdrage verplicht werd. Dat de grootte van die bijdrage vrij bepaald mocht worden is mogelijk, maar weinig waarschijnlijk. De bedragen zijn te regelmatig en sluiten na omrekening zeer dicht aan bij de in 1502 verschuldigde sommen, al liggen ze doorgaans iets lager.13 Het is daarom zeer aannemelijk dat - net als in de belastingkohieren van 1498, 1499, 1500 of 1502 - de omvang van het vermogen als basis fungeerde voor de verplichting tot bijdrage voor de bepaling van de contributie zelf. | |||
De gebruiker dient er rekening mee te houden dat de data van de verplichte lening niet representatief zijn voor de vermogensopbouw van de gehele Leidse bevolking. De 290 leners in de lijst belichamen nog geen tien procent van de huishoudens die bij de vermogensbelasting van 1498 werden getaxeerd. Toch zijn de gegevens indicatief voor bijvoorbeeld de globale welvaartspreiding over de stad. Immers, de geleende bedragen reflecteren in grote mate de omvang van het vermogen van de welgestelde financiers; vermogens die verre van homogeen waren. Bovendien zijn voor een geografische vergelijking gegevens voorhanden van leners uit elk van de stadswijken (overzichtstabel: kol.I). | |||
Om vergelijking met de verwante digitale publicaties van Dirk Jaap Noordam te vereenvoudigen, is een zelfde tabelopmaak gebruikt. Tevens wordt in de publicatie waar mogelijk teruggekoppeld naar de vermogensbelasting van 1502. J. Rustiges verwijzingen naar de memorie van de brandgereedschappen van 1515 zijn eveneens opgenomen. Tot slot zijn, ter bevordering van het opzoeken en sorteren binnen de gegevenslijsten, de (voor)namen en patroniemen gestandaardiseerd. | |||
Tim Bisschops Universiteit Antwerpen / FWO April 2008 |
Leiden: lening beleg van Poederoijen (1508), aantal en omvang van de bijdragen per bon |
|||||||
I | II | III | IV | V | |||
Bon | aantal | % | totaal lb.Vl | % | min lb.Vl | max lb.Vl | gem. lb.Vl |
Maredorp Landzijde | 15 | 5,2 | 21 | 2,7 | 1 | 4 | 1,4 |
Hogewoerd + Levendaal |
18 | 6,2 | 27 | 3,5 | 1 | 3 | 1,5 |
Over 't Hof | 16 | 5,5 | 24 | 3,1 | 1 | 3 | 1,5 |
Overmare Landzijde | 4 | 1,4 | 6 | 0,8 | 1 | 2 | 1,5 |
Overmare Rijnzijde | 6 | 2,1 | 9 | 1,2 | 1 | 3 | 1,5 |
Vleeshuis | 9 | 3,1 | 15 | 2,0 | 1 | 3 | 1,7 |
Rapenburg | 11 | 3,8 | 24 | 3,1 | 1 | 6 | 2,2 |
Wanthuis | 24 | 8,3 | 56,5 | 7,4 | 1 | 8 | 2,4 |
Gasthuis | 15 | 5,2 | 36 | 4,7 | 1 | 7 | 2,4 |
Kerkvierendeel | 20 | 6,9 | 49,5 | 6,4 | 1 | 6 | 2,5 |
Nieuwland | 30 | 10,3 | 87,5 | 11,4 | 1 | 12 | 2,9 |
Maredorp Rijnzijde | 12 | 4,1 | 36 | 4,7 | 1 | 20 | 3,0 |
Zevenhuizen | 24 | 8,3 | 73 | 9,5 | 1 | 10 | 3,0 |
Burgstreng | 37 | 12,8 | 114,6 | 14,9 | 1 | 10 | 3,1 |
Nicolaasgracht | 10 | 3,4 | 32,5 | 4,2 | 1 | 16 | 3,3 |
Gansoord | 23 | 7,9 | 76,5 | 10,0 | 1 | 20 | 3,3 |
Wolhuis | 16 | 5,5 | 80 | 10,4 | 1 | 20 | 5,0 |
tot. in lb.Vl | 290 | 100 | 768,1 | 100 | 1 | 20 | 2,65 |
tot. in lb.Holl | 4.608,6 | 15,9 | |||||
Bron: | ELO, SA I, inv. 587, fol. 22v e.v. |
Noten | |
1 | Deze bron werd bewerkt in functie van een comparatief onderzoek naar de vermogensspreiding in de laatmiddeleeuwse en vroegmoderne stad: Bisschops, T., Leven aan de rand? Proeve tot duiding van eenheid, verscheidenheid en continueit in de vermogensverhoudingen in en om de stadsrand. Leiden en Oudenaarde aan het einde van de middeleeuwen (ca. 1430 - ca. 1530), onuitgegeven licentiaatverhandeling, Universiteit Antwerpen, 2006. Een exemplaar, met uitvoerige gegevensanalyse, is consulteerbaar op Erfgoed Leiden en omstreken (ELO). |
2 | De sterkte was gelegen aan de Maasoever, nabij het gelijknamige dorp in de Bommelerwaard, en mag niet verward worden met het slot Loevestein, eveneens te Poederoijen. Het slot Poederoijen is wellicht kort na 1672 definitief verwoest. In 1999 en 2000 werden de restanten opgegraven bij en onder de Maasdijk ten oosten van het dorp Poederoijen. Meer informatie over de burcht en de opgravingen: Frankewitz, S., "De Gelderse landsheerlijke burchten van de dertiende tot het eind van de vijftiende eeuw", in: J. Stinner en K.H. Tekath, Gelre, Geldern, Gelderland. Geschiedenis en cultuur van het hertogdom Gelre, Geldern, 2001, 185-204; "Poederoyen (Brakel)", Website Kastelen in Gelderland, www.kasteleningelderland.nl/Kastelen/poederoyen.htm en "Opgravingen van de kasteelresten in Poederoijen", Website historische werkgroep stichting 'De Vier Heerlijkheden'", http://www.vierheerlijkheden.nl/dorpp-opgravingenkasteel.htm. |
3 | Beide eders op deze site. |
4 | Pleij, H., De sneeuwpoppen van 1511: literatuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd, Amsterdam, 1988; en Idem, "Een onbekend historielied over het beleg van Poederoijen in 1507", in: Ton Cram, e.a., red., Weerwerk. Opstellen aangeboden aan Garmt Stuiveling. Assen, 1973, 19-31, 246-249. |
5 | Pleij, H., "Een onbekend historielied", 25-30; en Schotel, G.D.J., "Beleg van het slot Pouderoijen in 1507 en 1508", in: idem, Geschied-, letter- en oudheidkundige uitspattingen, Utrecht, 1840, 129-142. |
6 | Wel gebruikte Posthumus in 1908 een deel van het kohier om in combinatie met gegevens van een lening uit 1487 en van het belastingkohier van 1498, de vermogenswijzigingen bij 170 Leidse gezinshoofden op te sporen. Posthumus, N.W., De geschiedenis van de Leidsche Lakenindustrie. dl. 1. De middeleeuwen (veertiende tot zestiende eeuw), 's-Gravenhage, 1908, 390-399. Daarnaast nam in de jaren negentig amateur-historicus Rustige de transcriptie van het stuk op zich. Tegelijk koppelde hij de persoonsgegevens aan het belastingkohier van 1502 (ELO, SA I, inv. 581, fol. 30r e.v.) en aan een Memorie van Brandgereedschappen uit 1515 (ELO, SA I, inv. 1173). Een gedeeltelijke fotokopie van het kohier en van de bijhorende transcriptie met beknopte inleiding is consulteerbaar in de leeszaal van ELO. De fotokopie, de transcriptie, en Rustiges tekeningen van de voorkomende huismerken zijn ook te vinden in de archiefbibliotheek: cat.nr. 17921/1 f. |
7 | ELO, SA I, inv. 587, fol. 22v e.v.. Het origineel vormde de basis voor de databank, samen met een door J. Rustige becommentarieerde transcriptie (Kohier 1508, ELO, Collectie J. Rustige, typoscript, zonder inv., ongenummerd). Bij de gegevensverwerking werd besloten om het oorspronkelijke aantal van 290 posten aan te houden en niet, zoals Rustige deed, de posten uit te splitsen tot alle 388 vermelde namen. |
8 | Het pond Vlaams was een rekenmunt van 20 schellingen Vlaams of 240 groten. In een pond Vlaams gingen aldus 6 guldens of 6 ponden Hollands van 40 groten. |
9 | Rustige stelde vast dat de volgorde van de namen in het kohier overeenstemt met die van het belastingkohier van 1502 en met die van een Memorie van brandgereedschappen uit 1515. Op basis van die gegevens ante - en post quem reconstrueerde hij de bonindeling anno 1508. Wel voegde hij het bon Hogewoerd en het kleine bon Levendaal samen. Gemakkelijkheidshalve, en omdat de enkele waarden uit het wijkje Levendaal weinig gewicht hebben, werd Rustiges bonindeling integraal overgenomen. Kohier 1508, ELO, Collectie J. Rustige, typoscript, zonder inv., ongenummerd. |
10 | De ponden, schellingen en penningen zijn omgezet in decimalen, en in de overzichtstabel zijn de totaalbedragen omgerekend naar ponden van 40 groten. |
11 | Percentage overgenomen uit: J. Rustige, Kohier 1508, ELO, Collectie J. Rustige, typoscript, zonder inv., na verificatie in het origineel. |
12 | Brand spreekt van een welstandselite of "rijkdom" bij huishoudens met een vermogen van 1.000 lb. van 40 gr. of meer. (Brand, A.J., "Sociale omstandigheden en charitatieve zorg", in: J.W. Marsilje, (red.), Leiden. De geschiedenis van een Hollandse stad, deel 1: Leiden tot 1574, Leiden, 2000, 113-150, waarvan 122). Hoewel niet alle gezinshoofden uit het kohier van 1508 aan of voorbij deze arbitrair getrokken scheidingslijn komen, gewaag ik toch van een welstandselite te spreken. De cijfers pleiten voor zich: van de 253 financiers van wie het getaxeerde vermogen in 1502 bekend is, waren er slechts 38 met een vermogen van minder dan 500 lb. (15%). Daarbij moet worden vermeld dat de minimumbijdrage in 1508 1 lb.Vl. of omgerekend 6 lb. bedoeg, een bedrag dat zes jaar eerder op tafel moest worden gelegd voor een geschat vermogen van 600 lb. Daarnaast hadden 56 personen een vermogen tussen de 501 en 1000 lb. (22%), 137 een vermogen variend van 1.001 tot 5.000 lb. (54%), en 22 een vermogen van 5.001 tot 13.800 lb. (9%). |
13 | Het waren voornamelijk de gezinshoofden met in 1502 een aanslag van minder dan 6 lb. die in 1508 meer betaalden. De reden was dat de minimale bijdrage in 1508 één pond Vlaams bedroeg, of omgerekend 6 lb. |
Publicatie | Auteur | Home |
Belasting 1502 Lening 1508 |
Tim Bisschops 2008 Universiteit Antwerpen / FWO |
www.oudleiden.nl |