Martin Hooymans, Werkgroep 1581, Historisch Leiden In Kaart
Inleiding Het was een merkwaardige afwisseling van gaan en komen eind zestiger- / begin zeventiger-jaren van de 16e eeuw. Na de beeldenstorm van 1566 werden de “ketters” streng vervolgd, hetgeen een uittocht van diverse protestanten tot gevolg had. Toen in juni 1572 Leiden de kant van Willem van Oranje koos, ging het precies andersom: de gevluchte protestanten (waaronder Pieter van der Werff en Jan van Hout) keerden terug en menig vermogende katholiek koos het hazenpad. De laatsten werden “glippers” genoemd. Zij ontvluchtten de stad, veelal met achterlating van bezittingen, huizen en zelfs vaak de echtgenotes (die op het huis moesten passen) in de overtuiging, dat er wel een einde zou komen aan deze situatie wanneer de Spanjaarden Leiden eenmaal terugveroverd zouden hebben en zij dus veilig terug konden keren. Het liep anders. Ketters Na de beeldenstorm werd al snel verordonneerd dat de opstandelingen moesten worden vervolgd. In het algemeen werden ze met “ketters” aangeduid. Ze werden voor het gerecht gesleept en -vaak in groepsprocessen- veroordeeld tot strenge straffen (zie Criminele Vonnisboek 1, ketters). En het waren ook niet de minsten, die veroordeeld werden. Zo werd op 8 augustus 1567 de boekdrukker Jan Jacobsz Paedts, die tegen het stadhuis aan woonde, veroordeeld tot “Ophanging, subs. levenslange verbanning uit de Nederlanden en confiscatie”. Voordat het vonnis ten uitvoer kon worden gebracht had hij al de benen genomen. Na het ontzet keert hij terug in de stad. We zien hem in 1575 terug op Breestraat 108. Het bijzondere is, dat Jan van Hout zijn huis bij het stadhuis betrok, doch ook niet niet lang daarna op de vlucht sloeg. Begin 1569 vroeg Jan van Hout namelijk ontslag als stadssecretaris omdat het gerucht ging dat hij als verdacht van onrechtzinnigheid (en medewerking verlenen aan Calvinisten) gezocht zou worden door Alva’s Bloedraad. Omdat de grond hem te heet onder de voeten werd, vluchtte hij naar Emden (volgens sommige bronnen) dan wel naar Zoutleeuw. Ook een andere vooraanstaande Leidenaar , Pieter van der Werff, koos het hazenpad. Hij werd op 29 oktober 1567 veroordeeld en wachtte zijn aanhouding ook niet af. Hij vluchtte naar Emden. In 1570 wordt zijn huis aan de later vernoemde Van Der Werffstraat aangeduid als “de huysinge eertijdts toebehoordt hebbende Pieter Adriaenszoon, zeemtouwer nu de Co. Ma.t.” en in mei 1572 heet het nog “Pieter Adriaenszoon zeemtouwer fugitive” (zie ook de lijst van ketters). Maar dan keert het tij. In juni 1572 kiest het stadsbestuur van Leiden de zijde van Willem van Oranje. En dus wordt gekozen voor de protestanten. Nu is het de beurt aan de katholieken om te vluchten. Zij worden "glippers" genoemd, omdat ze er tussenuit glipten. Tussen die glippers blijken de schout, drie van de vier burgemeesters en drie van de acht schepenen te zitten. Het zal dus een moeilijk besluit geweest zijn! Enkele weken daarna, toen er op 25 juli 1572 nieuwe schepenverkiezingen waren, bleken de drie glipperschepenen en de schout verdwenen te zijn. De resterende drie glipperburgemeesters waren na de jaarlijkse burgemeesterverkiezingen van 10 november 1572 uit beeld. Glippers Er dreigde flink oorlogsgeweld, want de Spanjaarden zouden dit natuurlijk niet zomaar over hun kant laten gaan. Hoe het ook af zou lopen, het zou een hoop gedonder geven, dus besloten veel katholieken om er vandoor te gaan. De meesten deden dit met het idee om weer terug te keren als het tij gekeerd zou zijn. Daar gingen ze dan ook vanuit. Veelal lieten zij hun vrouw achter om op het huis te passen. Het was een ietwat opportunistische keuze: als het fout zou gaan, zaten zij veilig in een katholieke stad (zoals Amsterdam of Utrecht) en als het goed zou gaan, keerden ze gewoon weer terug naar Leiden. Dat waren er nog aardig wat (zie de lijst van glippers). Het stadsbestuur nam hier geen genoegen mee. Alle “glippers” werden verordonneerd om spoorslags terug te keren, daar anders hun bezittingen geconfisceerd zouden worden.
De glippers woonden overal in de stad, maar vooral op de Hooglandsekerkgracht, waar veel priesters en kanunniken woonden. In het Leids Jaarboekje van 1956 staat een fraai artikel van W.A. Fasel over de glippers en de confiscaties. Historisch Leiden In Kaart heeft dit artikel en de bijbehorende lijst van glippers van hyperlinks voorzien, die de lezer naar de desbetreffende personen en percelen leiden. Confiscaties Andries Schot, een gerespecteerde kapitein van de schutterij, werd aangesteld als rentmeester van de confiscatiën. Van zijn hand zijn een reeks documenten, waarin in detail de confiscaties, huurinningen, pachten over de verschillende jaren genoteerd zijn. En deze documenten zijn door de eeuwen heen bewaard gebleven, zodat wij er nu nog plezier van kunnen hebben! Dankzij deze documenten zien wij dan ook, dat Jan van Hout bij terugkeer in Leiden in eerste instantie in 1573 een geconfisceerd huis op Breestraat 143 betrok. Dit huis ligt schuin tegenovr het stadhuis, hetgeen wel makkelijk was voor een stadssecretaris. Tijdens de volkstelling van augustus 1574 woonde hij hier ook, naar alle waarschijnlijkheid tot na het ontzet. Het was voordien eigendom van de gevluchte glipper Cornelis Claesz van der Hooch, die de stad niet meer terug heeft gezien. Hij was een telg uit de familie Van Swanenburg, die zich naar zijn moeder “van der Hooch” is gaan noemen. Dat gebeurde vaker als de vrouw van iets hogere komaf was. Ook Pieter van der Werff was in 1573 weer op zijn eigen nest teruggekeerd en kon van daaruit het burgemeesters ambt weer oppikken, wat hij tijdens het beleg met glans heeft vervuld. Glippereed Na Leidens Ontzet waren de druiven zuur voor de glippers. Zij hadden verkeerd gegokt en verloren. Willem van Oranje maande echter tot verdraagzaamheid. Hij verordonneerde dat de glippers weer terug mochten komen, als ze maar trouw zouden zweren aan de Prins van Oranje. De meesten kozen eieren voor hun geld en daarom zien we daarna nog vele glippers weer gewoon terugkeren naar de stad. |