VAN DER DOBBE |
VAN DER DOBBE
I. WILLEM VAN DER DOBBE
ovl. na 1 nov. 1311 (Niermeyer, Bronnen Beneden-Maasgebied, nr. 187).
functie:
schepen 1295-96.
beroep:
koopman 1304-05 (Niermeyer, Bronnen Beneden-Maasgebied, nr. 187).
familie:
wrsch. zijn zoon (indien deze dezelfde is als de 25 apr. 1335 vermelde Dirk Willemsz. van der Dobbe, gebruiker van 11½ hond land te Gansoorde in de Waard, Ke. 657).
II. DIRK VAN DER DOBBE
ovl. na 25 apr. 1335? (Ke. 657, zie boven).
functie:
schepen 1311-12, 15-16, 24-25.
landbezit:
* 7½ akker land te Nieuwveen; lasten hierop loste hij 20 juli 1320 aan de graaf af; hield het land van deze in leen (GvH. 243 f. 14 en v.; zie Muller, 'Het Oude Register', 178, d.i. De Fremery, Supplement, 175). Dit leen verkocht hij 24 juli 1327 ten vrij eigen, droeg in ruil land te Wassenaar op:
* 6½ morgen, het Oudeland (GvH. 242 f. 54).
* 4 morgen land te Rijswijk bij Ockenburg, liggend met land van het Leidse St. Catharinagasthuis (dat missch. door Aagte Hendriksdr. van Velsen daaraan was geschonken, Ga. 455 f. 34v.); voor 24 juni verkocht aan heer Jan Rutgersz. (Ke. 322 f. 5).
* land in Heynenhoeve (d.i. St. Pietershoeve) onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).
* 11½ morgen 17 gaard 1 vierendeel land alsmede 6 morgen 9 gaard land onder Zoeterwoude, ten zuiden van Leiden, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).
* 1½ morgen 9 gaard land ten noorden van Rodenburger wetering te Zoeterwoude, samen met zijn schoonzoon Huge (wrsch. Batseleer) bezeten, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).
* 12 morgen 72 gaard land eveneens ald., verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).
* 6 morgen 12 gaard land, bij de Heerweg tussen Leiden en Ter Wadding, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).
Onduidelijk is in hoeverre de in 1326-30 (in hoefslaglijsten) vermelde complexen dezelfde zijn dan wel elkaar overlappen.
familie:
zeer wrsch. verwant met Aagte van Velsen; zij sloot, toen zij de collatie van een door haar ouders gestichte kapelanie aan de H. Geest vermaakte, de nakomelingen van Dirk van der Dobbe nadrukkelijk van de bediening van deze vicarie uit (29 juli 1322; W. 428 f. 2); verder bezat zij land te Rijswijk dat missch. gemene voor was gelegen met dat van Dirk van der Dobbe (zie hoger, landbezit).
kinderen:
verm. 20 juli 1320, op haar en haar kinderen zou een leen van haar vader te Nieuwveen overgaan (GvH. 243 f. 14 en v., zie hoger).
verm. 24 juli 1327, op haar en haar kinderen zou een leen van haar vader te Wassenaar vererven (GvH. 709 f. 15). Gezien deze bepaling zal zij de echtgenote zijn van Jan van den Bosch (zie ald.), aangezien diens zoon Dirk later dit leen in handen had. Aanwijzingen voor deze familierelatie zijn verder: de familienaam van Jans zoon van Dirk van der Dobbe, diens zegel en de door Dirks dochter gedragen naam Ermtruud.
(verm. van een Alijd Dobben en 'Hoflant' 1326-30 met landbezit aan de Leidse vaart (Ke. 493 f. 87). tr. Huge Batseleer (zie ald.) (Kam, 'Memorieboek', 190); voor de familierelatie Dirk van der Dobbe-Alijd Dobben pleit: het voorkomen van Dirk van der Dobbe en schoonzoon Huge met landbezit nabij Rodenburger wetering (zie hoger), de familienaam van diens zoons (zie Batseleer) en het voeren van een adelaar in hun zegel door dezen, wat ook Dirk van der Dobbe, zoon van Jan van den Bosch deed.
Auteur | Fred van Kan |
Publicatie | Het Leidse Patriciaat |
Home | www.oudleiden.nl |