JAN BETTENZ. C.S. |
JAN BETTENZ. C.S.
I. JAN BETTENZ.
ovl. na 29 juni 1370 (Secr. 19 f. 23v.)
woonhuis:
op Gansoorde; op dit huis schonk Trude, weduwe van Boudijn van Zwieten, haar kapelanieën 1 apr. 1359 10 s.g.g. rente (Ke. 1038).
borgstelling:
29 juni 1370 Engelbrecht Lambrechtsz. (Secr. 19 f. 23v.).
familie:
tr. Fye? (Ke. 415 f. 14).
Kinderen:
ovl. na 1407-08 (Ke. 323 (7) f. 13v.).
functies:
kerkmr. van St. Pieter 1402-03, homan van het Wolhuisvierendeel 1392 (Secr. 84 f. 271).
woonhuis:
aan de Breestraat; op zijn aangrenzend erf, waar hij ca. 1397 een huis op bouwde, had Jan Jacobsz. Blijfhier toen 9 s. 8 p.pay. rente met houde. Op zijn woonhuis bespraken Wildijc en Alijd, zijn vrouw, 30 s.g.g. rente t.b.v. de H. Geest, verm. 1380 (W. 428 f. 20v. en I 31 f. 6v.).
landbezit:
een erf tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, verm. 1398-99 en later, 1401-02 in andere handen, opnieuw 1403-04 van hem (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek.; (4) f. 10v. en (6) f. 10).
schenking:
26 nov. 1406 een som gelds aan de H. Geest (W. 428 f. 102v.).
varia:
1398 toeschatting aan hem van 32 s.pay. uit een verkochte boedel (RA. 50 f. 22); 1407-08 aankoop van een graf in St. Pieterskerk door hem (Ke. 323 (7) f. 13v.).
familie:
dochter:
a. Machteld
tr. Zeger Willemsz. (zie Willem Scickersz. c.s. en Kam, 'Memorieboek', 166).
27 sep. 1414 verm. als weduwe van Floris Coenenz. (Ke. 415 f. 14).
IIa. WILLEM JAN BETTENZ.Z.
functie:
homan van het Wolhuisvierendeel 1392 (Secr. 84 f. 271).
beroep:
drapenier (Weesk. 608 f. 8v.).
woonhuis:
in de Breestraat, verm. 14 juli 1399 (W. 428 f. 86v.)
landbezit:
* een erf tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, verm. sinds 1398-99, 1402-03 in handen van zijn zoon Gerrit; gepacht van St. Pieterskerk (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek.; (5) f. 14).
* een erf ald., verm. sinds 1398-99; 1407-08 in andere handen; gepacht van St. Pieterskerk (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek., (7) f. 10).
familie:
tr. Machteld Gerrit Pietersz.dr. Zij had met zoon Jan 1412-13 een lijfrente van 2½ nobel 1½ groot op de stad Leiden (Secr. 513 f. 20).
Hertr. Huge Andriesz. (Ke. 7 f. 33, zie Gerrit Zeveritsz. c.s.).
Kinderen:
functies:
H. Geestmr. 1401-02, 02-03, 03-04, 04-05, 05-06, 06-07, 07-08, 08-09, homan van het Wolhuisvierendeel 1410 (Secr. 84 f. 237).
beroep:
ijzerkoper (1412-13, Ke. 323 (9) f. 23); drapenier (vgl. zijn bezit van een raamstede).
landbezit:
* 1402-03 een erf tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, belast met een rente met de houde t.b.v. St. Pieterskerk, afkomstig van zijn vader (Ke. 323 (5) f. 14 en volgende rek.).
* ½ raamstede in St. Pietershoeve, gehuurd van St. Pieterskerk, verm. 1409-10 (Ke. 323 (8) f. 7v. en volgende rek.).
rentebezit:
* 13 sep. 1404 1 £ pay. op een huis en erf aan de Oude Rijn (Ke. 203 f. 20).
* 1 £ pay. met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 6 apr. 1410 (RA. 50 f. 92v.).
(Ke. 7 f. 33v.).
ovl. ca. 1390-1400 (Ga. 444 f. 2v.).
IIb. GERRIT JAN BETTENZ.Z.
ovl. na 1396-97 (Ga. 334 (3) f. 10).
beroep:
turfkoper (1396-97, Ga. 334 (3) f. 10).
woonhuis:
op het Hogeland, belendend aan een huis aan de Oostgracht (d.i. de Middelstegracht; 8 jan. 1376, W. 428 f. 35).
borgstelling:
25 jan. 1385 Kerstijn Claas Willemsz.dr., van Zoetermeer (Secr. 19 f. 66v.).
familie:
zoon:
tr. Heil; zij bezat m.i.v. 1412-13 een lijfrente van 11 nobel t.l.v. de stad, samen met haar dochter (Secr. 513 f. 20).
Auteur | Fred van Kan |
Publicatie | Het Leidse Patriciaat |
Home | www.oudleiden.nl |