JAN GRIETENZ. (JR.) C.S.

 

Previous PageHome PageNext Page


JAN GRIETENZ. (JR.) C.S.

I. N.N

tr. Margaretha, dr. van Jan Grietenz. (zie Van der Hant I); haar man was wellicht Gerrit Dirksz. (Ke. 415 f. 66, Jan Gerrit Dirksz.z., neef van heer Huge van der Hant zou dan dezelfde als haar zoon Jan Grietenz. zijn, zie Van der Hant I).

kinderen:

1. Jan Grietenz., volgt II.

2. IJsbrand

ovl. na 24 juni 1382 (Ke. 420 f. 16).

?3. Alijd

nicht van heer Huge van der Hant, en afkomstig uit het nageslacht van diens ouders (Ke. 420 f. 16); ovl. na 1403-04 (Ke. 323 (6) f. 14). tr. Pieter Buytewech Gerritsz. (zie Die Bruun II).

II. JAN GRIETENZ.

functies:

schout 1388 en 1405-'06; schepen 1383-84, 84-85, 85-86, 90-91, 91-92, 07-08; burgemr. 1402-03, 03-04, 09-10, 10-11, 13-14, 16-17, 17-18.

beroep:

wijnkoper (1398-1405, Ga. 334 (5) f. 15v., GvH. 1255 f. 27v., 202 f. 38v.-39).

woonhuis:

aan de Hooigracht, naast het nieuwe O.L.V.Gasthuis verm. ca. 1390-23 juni 1402 (Blok, Hollandsche stad, I 324, Ga. 1019 en Ke. 416 f. 35).

huisbezit:

24 juli 1392 kreeg hij van de stad het poorthuis aan de Zijl in gebruik, met het huis dat hij zou bouwen aan de zuidzijde, Rijnwaarts. Hij zou e.e.a. op eigen kosten onderhouden en op vordering van de stad weer afstaan tegen vergoeding van de bouwkosten (Secr. 84 f. 276).

landbezit:

10 morgen land te Zoeterwoude in Claas Godevaardsz.' weer, in leen gehouden van de burggraaf, afkomstig van zijn oom Daniel Jansz. (Hoek, 'Wassenaar', 632).

borgstelling:

* 31 okt. 1384 Aarnd Jacob Willemsz.z. (Secr. 19 f. 65).

* 20 mei 1386 Mouwerijn Claasz., van Oudewetering (Secr. 19 f. 74).

* 12 jan. 1387 Adam Willemsz. (Secr. 19 f. 75v.).

* 27 jan. 1389 Floris Jan Dirksz., van Aarlanderveen (Secr. 19 f. 79v.).

* 30 juni 1406 Willem van Scoten (Secr. 20 f. 23v.).

* 8 dec. 1408 Gijsbrecht Pietersz. (Secr. 20 f. 32).

* 7 nov. 1414 Claas Harync (Secr. 20 f. 49v.).

varia:

zegel: een paard (?), rechtsboven een hand, linksboven een blank schild (W. A IV 25, 20 sep. 1384); verbannen 4 juni 1393, vervolgens verzoend met de graaf 16 juni 1401 (Secr. 80 f. 52v., GvH. 228 f. 425). Mogelijk was hij de Jan Grietenz. die in 1405 onder de welgeborenen van Voorschoten werd vermeld (GvH. 1313 f. 8). Ter aflossing van schulden kende de graaf hem het 24 dec. 1405 te innen morgengeld van Waterland toe alsmede 300 Holl. schilden, te ontvangen uit breuken en forfaits te Leiden (10 okt. 1405; GvH. 202 f. 38v.-39). Verstrekte de graaf 25 apr. 1407 een lening i.v.m. de Arkelse oorlog (GvH. 203 f. 23v.).

familie:

tr. 1e Margaretha, ovl. 10 dec. 1396, liet voor memoriediensten 6 £ pay. na aan St. Pancraskerk, ald. begr. (Ke. 416 f. 22v., 418 f. 134v.); 2e Alijd, dr. van Simon Philips (Rembrandsz.)z., zij bezat sinds 1405 samen met haar zoon Gerrit een lijfrente ten laste van de stad (Secr. 80 f. 68v.); ovl. ca. 1413, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 85, 418 f. 54). Zoon uit het 1e huwelijk:

1. Jan (Jan Grietenz.z.) van der Mersche

functies:

schepen 1408-09, homan van Marendorp 1404 (Secr. 84 f. 272).

beroep:

drapenier (vgl. raamstedebezit).

landbezit:

1409-10 ½ raamstede, gehuurd van St. Pieterskerk tegen 10 s.pay. (Ke. 323 (8) f. 7v. en volgende rek.).

rentebezit:

* 26 mei 1402 een lijfrente van 22½ nobel samen met zijn vrouw, losbaar met 150 Eng. nobel, gekocht van de stad (Secr. 80 f. 65v., 513 f. 18).

* 23 Franse kronen op een huis en erf te Leiden, verm. 1410 (RA. 50 f. 96).

* 13 juli 1412 25 Eng. nobel op een huis en erf te Leiden, 6 jan. 1413 afgeschat (RA. 50 f. 127).

borgstelling:

29 jan. 1415 Albout, uit Friesland (Secr. 20 f. 50v.).

varia:

zegel: doorsneden door een uitgetande lijn, een zespuntige ster in het schildhoofd (Secr. 1475, 2 juni 1409); beloofde 12 feb. 1412 vrijwaring t.b.v. Philips Andriesz. (Ke. 493 f. 91v.).

familie:

tr. na 26 mei 1402 Geertruid heer Jacob Goedsotsdr. (Secr. 80 f. 65v.).

Uit het 2e huwelijk:

2. Gerrit (Jan Grietenz.z.) van der Mersche

rentebezit:

* 1405 13 Eng. nobel, lijfrente, samen met moeder Alijd, gekocht van de stad, losbaar met 100 nobel (Secr. 80 f. 68v.).

* 6 nobel lijfrente, samen met zijn grootvader Simon Philipsz., verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 19v.).

varia:

15 apr. 1420 als knape genoemd (Secr. 316).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl