VAN BRABANT

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN BRABANT

De families Van Brabant en Van Catwijck behoren hoogstwaarschijnlijk tot hetzelfde geslacht; daarop wijzen de overeenkomende zegels, de opvolging door Hendrik Diddeboey van Catwijck in een leen dat aan Dirk Florisz. van Brabant had toebehoord en het feit dat Jan Bartout borg stond voor Beatrise van Haesbroeck (wrsch. de weduwe van Bartout van Haesbroeck en stammend uit het geslacht Van Catwijck). Wellicht was Dirk Diddeboey Florisz. van Catwijck een broer van Jan van Brabant (zie Van Catwijck).

I. JAN VAN BRABANT

ovl. na 18 nov. 1371 (Ke. 417 f. 151v.).

functies:

schepen 1324-25, 30-31, 40-41, 46-47, 52-53, 54-55, 58-59, 59-60; burgemr. 1344-45, 57-58; gasthuismr. 1327-28, 29-30, 36-37, 56-57.

woonhuis:

Breestraat, achter: de Middelgracht (23 apr. 1340, W. 428 f. 4v.). (=een huis belend aan het huidige Gemenelandshuis van Rijnland, 6 jan. 1350, Ke. 322 f. 6, in druk: G. 't Hart, Rijnland's Huis 1578-1978 (Leiden 1979) 115).

Belender van een huis aan de gracht bij de Diefsteeg 1 juli 1368 (Ke. 493 f. 44v.).

landbezit:

* 3 morgen land te Valkenburg (Heykewere), uit eigen 23 juli 1327 aan de graaf opgedragen. Droeg dit leen 15 juli 1348 op t.b.v. zijn zoon Jan Bartout (GvH. 242 f. 54 en 220 f. 53v.)

* 4 morgen land te Wateringen, leen van de burcht, vroeger in handen van zijn vader, later in die van zijn zoon, zelf niet als bezitter aangetroffen, of zijn vermelding als leenman van Wassenaer op 6 dec. 1364 zou dit leen moeten betreffen (Hoek, 'Wassenaar', 87; Kam, 'Van Zijl', 221; als belender te Wateringen 30 juni 1370 verm. (Kon. Bibl., Codex 73 E 38 f. 25v.).

rentebezit:

* 2 mrt. 1331 1 £ g.g. op een huis aan de gracht uitkomend aan de Middelweg. Executeurs-test. van heer Nicolaas van Reynsburch, priester, o.w. Jan van Brabant, stelden deze rente voor het doen van Nicolaas' memorie beschikbaar aan het St. Catharinagasthuis; dientengevolge droeg Jan de rente 19 feb. 1335 over (Ga. 455 f. 3-4v.).

varia:

Een der executeurs-test. van heer Nicolaas van Reynsburch Jans Moilnaersz. 12 jan. 1335; was hij diens verwant? (Ga. 455 f. 3). Trad 6 mei 1368 op als getuige inzake een geschil betr. het collatierecht van de gasthuiskapel (Van Mieris, Beschryving, I 165, d.i. G.A. Leiden, Bibl. 28635/1 pf. - afschrift van ca. 1530 -). Was 16 sep. 1370 getuige bij het opmaken van de akte waarin Floris van Alkemade en Philips Jansz. weigerden St. Pieterskerk over te geven aan de Duitse Orde (De Geer, DuO. nr. 607).

familie:

zoon van Floris van Brabant. Deze kreeg 4 aug. 1304 van de burggraaf het voorrecht van erfopvolging voor zijn kinderen in een leen van 4 morgen land te Wateringen, dat zijn moeder Alijd in leen had gehouden. Hij werd daarbij door de burggraaf neef genoemd (Hoek, 'Wassenaar', 87).

kinderen:

1. Jan Bartout, volgt II.

2. Hendrik van Brabant

(Hoek, 'Wassenaar', 87)

zoon:

Floris van Brabant Hendriksz., verm. 13 aug. 1378 als leenvolger voor het Wassenaarse leen van zijn oom Jan Bartout wanneer deze kinderloos zou overlijden; waarsch. reeds ovl. voor 6 dec. 1392, toen memoriediensten voor hem werden besproken, zeker voor 24 aug. 1393, toen een ander Jan Bartout in diens grafelijk leen volgde (het Wassenaars leen blijkt later ook in diens handen te zijn (Hoek, 'Wassenaar', 87, Ga. 455 f. 13v-14 en 440 f. 8).

3. Floris van Brabant

landbezit:

* hij is wrsch. de Floris van Brabant die 13 nov. 1407 land bezat onder 's-Gravenzande (RAZH, Mar. Magd. 19).

* land te Valkenburg, gemene voor gelegen met dat van Beatrijs, dr. van Hendrik Diddeboey van Catwijck; verm. voor 30 sep. 1389 (Ke. 322 f. 11v.-12).

rentebezit:

* rente van 1 £ g.g. 9 okt. 1376 (?) door Willem Heinenz. aangedaan t.b.v. Alijd Hendrik Rottiers. Floris droeg de rente 2 juli 1380 over aan de H. Geest (W. 428 f. 4v.).

borgstelling:

* 4 juli 1369 Jacob Jansz. (Secr. 19 f. 19).

* 20 aug. 1381 Pouwels Pouwelsz. (Secr. 19 f. 25).

varia:

werd 5 feb. 1377 Leids poorter met 20 £, borg: Steven, Huge van der Hants knecht (Secr. 19 f. 43).

familie:

tr. Katrijn (W. 428 f. 51). Kinderen:

a. Dirk Florisz. van Brabant

functie:

schepen 1368-69.

landbezit:

* 15 mrt. 1366 3 morgen land te Maasland (Anneboeysweer), in leen gehouden van de burggraaf; later was dit leen in handen van Diddeboey van Catwijck (Hoek, 'Wassenaar', 231).

b. Haaskiaan.

De H. Geest deed haar memorie en die van haar ouders (W. 428 f. 51). Zij werd 13 aug. 1378 benoemd tot evt. erfgenaam van Jan Bartout, haar oom, voor 4 morgen leenland te Wateringen (Hoek, 'Wassenaar', 87). Ovl. waarsch. voor 24 aug. 1393 toen Huge Andriesz. Jan Bartout in diens grafelijk leen volgde (het Wassenaars leen blijkt later ook in diens handen te zijn) (Hoek, 'Wassenaar', 87). Tr. waarsch. (vermoedelijk voor 27 aug. 1385, W. 428 f. 57) Andries Gerrit Zeveritsz.z. (zie Gerrit Zeveritsz.).

4. Alijd

(Ga. 440 f. 8).

II. JAN BARTOUT (JANSZ. VAN BRABANT)

ovl. voor 24 aug. 1393 (GvH. 228 f. 94).

functie:

schepen 1350-51, 87-88.

woonhuis:

zijn weduwe verm. als belendster in de Diefsteeg 10 mrt. 1400 (W. 954) en 1402-03 en later als inwoonster van het Kerkhofbon (Ke. 323 (5) f. 17, 323 (7) f. 49).

huisbezit:

een huis aan de Nieuwe Rijn, gekocht van Zoete Jan Vlaminx en zoon Pieter tegen een rente van 10 s.pay. p.j. (Ke. 416 f. 86).

landbezit:

* 15 juli 1348 3 morgen land te Valkenburg (Heykenwere), grfl.leen. Beleend na opdracht door zijn vader; beleend met ledige hand 1390 (GvH. 220 f. 53v., 708 f. 5).

* 4 morgen land te Wateringen, leen van de burcht; kreeg 13 aug. 1378 toestemming voor opvolging in dit leen door zijn neef Floris van Brabant Hendriksz., dan wel zijn nicht Haaskiaan van Brabant, ofwel de nakomelingen van zijn grootvader Floris van Brabant (Hoek, 'Wassenaar', 87).

* 12 morgen land te Wateringen, verm. 13 aug. 1378, belendend aan hoger genoemd leen; in leen gehouden van de heer van Naaldwijk (Hoek, 'Wassenaar', 87).

* land te Zoeterwoude nabij de Hofweg, verm. 27 sep. 1384 en 25 mrt. 1388 (Ga. 456 p. 183, Ke. 416 f. 10).

rentebezit:

* 2 sep. 1388 1 £ pay. op een huis en erf aan de Middelgracht bij St. Pieterskerk en:

* 24 okt. 1389 1 £ pay. op een huis en erf te Marendorp, in de boomgaard; beide renten 6 dec. 1392 overgedragen aan het St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 13v.-14).

borgstelling:

* 2 sep. 1364 Pieter Hendriksz. (Secr. 19 f. 1).

* 20 dec. 1382 Floris Andriesz. (Secr. 19 f. 59).

* 14 sep. 1386 Beatrise van Haesbroeck (Secr. 19 f. 74v.).

varia:

zegel: 3 handen, met in het midden een balk (Ke. 837, 17 aug. 1387).

familie:

Zijn neef en oomzegger was Huge Andriesz. (zie Gerrit Zeveritsz. c.s.). Tr. 1e Alide Hugendr. van den Bosch, die hij 15 juli 1348 tochtte aan 3 morgen land onder Valkenburg (GvH. 220 f. 53v.; Ga. 440 f. 8; zie Van den Bosch); tr. 2e Remburch. Zij vermaakte de Duitse Orde 11 dec. 1399 1 £ pay. die zij onder Zoeterwoude bezat, gemeen gelegen met land van Simon Galen, Jan Oemenz. en Claas Hovenz.'s erfgenamen (DuO. 1978 f. 68). Tezelfdertijd ontving het St. Catharinagasthuis eenzelfde rente, ook op dit land gevestigd, alsmede 3 £ pay. rente ald., voor de memorie van haar en haar man. Na haar dood zou het gasthuis 8 £ pay. en haar inboedel ontvangen voor de bouwwerkzaamheden (Ga. 456 p. 185; Ga. 440 f. 24v.). Zij ovl. 1412-13, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (9) f. 13). Kinderen (gezien de opvolging in zijn lenen zeer waarsch. bastaarden):

1. Dochter

werd 22 feb. 1407 poorter met 40 £; borg Willem Claasz. van der Horst (Secr. 20 f. 25).

?2. Jan Bort Bartoutsz

Hij verkocht 7 apr. 1384 7 morgen land te 's-Gravenzande aan St. Pancraskapittel (Ke. 416 f. 2v.). tr. Katrijn heer Jan Simonsz.dr. (verm. 7 apr. 1384 toen zij afstand deed van haar lijftocht aan voornoemd land; Ke. 416 f. 3).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl