Dit artikel verscheen eerder in het Leidsch Dagblad.
Door Cor Smit/Jan Laurier, 8 juni 2020
Het is de moeder der pandemieën: de pest, ook bekend als de Zwarte Dood. Eeuwenlang teisterde deze ziekte Europa en eiste miljoenen doden. We denken daarbij al snel aan de Middeleeuwen. Maar de pest sloeg in Leiden en andere Hollandse steden (en ook in Londen) juist in de Gouden Eeuw het hardst toe. De bijnaam ‘Zwarte Dood’ is overigens pas in de negentiende eeuw in zwang geraakt.
Verspreiding
Er zijn de afgelopen 1500 jaar verschillende pestpandemieën geweest. De laatste woedde rond 1900 in het Verre Oosten. Wij richten ons op de pest die Europa teisterde van de 14e tot in de 17e eeuw, in Oost-Europa zelfs nog honderd jaar langer.
Die pest kwam uit Centraal-Azië en bereikte in 1347 Italië via de handel met De Krim. Daarna verspreidde de ziekte zich razendsnel over heel Europa. In 1351 was de pandemie grotendeels uitgewoed. Ongeveer een derde van de Europese bevolking overleed eraan, twintig à veertig miljoen mensen. Hele streken waren letterlijk uitgestorven.
Maar de pest was niet weg. Ze werd min of meer endemisch. Nog ruim driehonderd jaar bleef ze doorzieken, soms opflakkerend in grotere epidemieën.
De oorspronkelijke pandemie bereikte waarschijnlijk Leiden niet. Maar vanaf het eind van de veertiende eeuw was het regelmatig raak. De Leidse historicus Rudolph Ladan telde tussen 1400 en 1600 zo’n achttien pestuitbraken: bijna iedere tien jaar! Tijdens het Leids Beleg (1574) eiste de pest méér slachtoffers dan de honger.
In de 17e eeuw sloeg de pest meermaals keihard toe in de Hollandse steden. Leiden werd getroffen in 1624/25, 1635 en 1655. Er stierven respectievelijk 9.500, 14.000 en 10.000 Leidenaars, op een bevolking van 47.000 à 50.000 zielen. In de kerk begraven was te gevaarlijk. De lijken verdwenen in massagraven op het Pelikaans- en Valkenbolwerk.
Read more …