CLAAS NANNENZ. |
CLAAS NANNENZ.
ovl. voor 15 sep. 1341 (Ke. 493 f. 54).
familie:
tr. Ermgard (Ke. 322 f. 17), ovl. na 9 dec. 1359, toen zij aan de Burchsteeg woonde (achter strekkend tot de burcht) bij de Rijn (W. 429 f. 55 en tafel). Zij bezat 7½ morgen land in Vlietinxweer bij Zwieten te Zoeterwoude, verm. 15 sep. 1341 (Ke. 493 f. 54; Hoek, 'Rept. Hontshol', 258, zie hierna bij haar zoon Willem).
kinderen:
ovl. 6 nov. 1366, begr. St. Pancraskerk (Ke. 415 f. 1 en v.).
functies:
priester, pastoor van ¼ van de kerk van Dordrecht (verm. sinds 17 dec. 1357, Ke. 493 f. 61v.), kapelaan en zegeldrager van Machteld van Lancaster (Ke. 415 f. 1 en v.); vicaris van de door Gerrit Alewijnsz. gestichte kapelanieën sinds 19 mrt. 1349 (Ke. 415 f. 1).
woonhuis:
op het Hogeland aan de Rijn, gebouwd door zijn moeder; hierop was 34 p.g.g. gevestigd t.b.v. Willem Clarensz. en Jutte Jan Pietersz. c.s.; droeg dit huis 7 apr. 1363 over aan zijn vicarie (Ke. 420 f. 75v.-77). Verm. als belender van een huis en erf aan de Diefsteeg, op de hoek; verm. 25 juni 1365 (W. 428 f. 29).
landbezit:
* 7½ morgen land in Vlietinxweer, bij Zwieten te Zoeterwoude, afkomstig van zijn moeder;
* 4 morgen 1 hond in de Zevenmade te Warmond;
* 4 morgen 4 hond in de IJmmencamp te Zoeterwoude; deze landerijen vermaakte hij 27 apr. 1363 aan zijn vicarie (Ke. 420 f. 75v.-77).
rentebezit:
* 10 s.g.g. op een huis en erf aan de Rijn, afkomstig van zijn moeder en
* 40 s. 3 p.g.g. op een huis en erf te Leiden; beide renten 27 apr. 1363 aan zijn vicarie vermaakt (Ke. 420 f. 76).
stichting:
27 apr. 1363 St. Catharinavicarie op St. Catharina-altaar in St. Pancraskerk; de collatie zou na zijn dood zijn voor Willem Foytken, dan wel diens broer Claas Bort ofwel Baarnd van Leyden, zijn neven (schenkingen hieraan: zie hoger; Ke. 420 f. 75v.-77, 415 f. 2 en v., 3).
schenking:
1 gouden schild aan St. Pancraskerk, die na zijn dood nog eens 50 oude schilden ontving, alsmede zijn boeken over theologie en rechtsgeleerdheid (17 apr. 1367, Ke. 415 f. 1v.).
varia:
17 dec. 1357 scheidsman in een kwestie tussen Heer Adam Hobben en Pieter Jacobsz. (Ke. 493 f. 61v.).
familie:
verwant van Gerrit Alewijnsz., gezien zijn aanstelling tot vicaris van een door deze gestichte vicarie (vgl. Ke. 322 f. 2v.; zie ald.).
(Ke. 418 f. 96).
tr. Willem Bort (Ke. 420 f. 76v., zie ald.). Is zij de Lijsbeth Willem Borts die als nicht van heer Frank Gerritsz. Rijswijc 24 nov. 1383 tot collatrix van diens St. Jeroensprebende werd aangesteld? (Ke. 493 f. 38, Ke. 990).
(Ke. 418 f. 96)
tr. Jan van Leyden (Ke. 420 f. 76v., zie Baarnd Jansz. van Leyden).
Auteur | Fred van Kan |
Publicatie | Het Leidse Patriciaat |
Home | www.oudleiden.nl |