VAN BOSCHUYSEN

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN BOSCHUYSEN

Slechts ten dele patricisch - Gerrit (I) of Gerrit (II) -; verder wel banden met Leiden. Het nageslacht van Floris was te Leiden woonachtig; van relaties met het patriciaat blijkt evenwel weinig.

GERRIT VAN BOSCHUYSEN

ovl. tussen 15 aug. 1332 en 10 sep. 1336 (GvH. 243 f. 91v. en 103v.).

functies:

hij of zijn gelijknamige zoon: gasthuismr. 1329-30, schepen 1330-31, 1333-34.

landbezit:

* de woning te Boschuysen met 50 morgen, onder Zoeterwoude, strekkend van de Rijn tot de Vroonmade, grfl. leen verm. 15 aug. 1332 (GvH. 243 f. 91v.), wrsch. identiek met 3 viertel land ald. die hij in 1281 van de graaf in leen hield (Muller, 'Het Oude Register', 194). Dit goed komt in de verhoefslaging van de Leidse vaart van 1326-30 voor (omvang dan 46 morgen 92 gaard) (Ke. 493 f. 87v.).

* 9 hofsteden te Hazerswoude, verm. 1281 (Muller, 'Het Oude Register', 194, d.i. De Fremery, Supplement, 189).

rentebezit:

* 7 s.g.g. rente op 4 huisjes te Leiden, aanvankelijk door het gasthuis en later door heer Jan Rutgersz. van Leyden van hem gepacht en 24 juni 1331 door de laatste aan zijn kapelanie vermaakt (Ke. 322 f. 5v.).

varia:

zegelde (of zijn gelijknamige zoon?) 4 nov. 1332 t.b.v. Lijsbeth van Renneghem en haar zoon Floris (Rijnsburg 9).

familie:

verwant met het geslacht Van Leyden (Van Steenvoorde), vgl. de benoeming van Gerrit van Boschuysen, priester, tot kapelaan van de gasthuiskapel (zie Van Leyden-Van Steenvoorde). Deze heer Gerrit was vermoedelijk 24 apr. 1361 bewaarder van de kerk van Leiderdorp (Ke. 493 f. 19). Tr. ver Clare, die hij tochtte aan 10 morgen te Boschuysen (grfl. bevestiging na zijn dood 10 sep. 1336, GvH. 243 f. 103v.). Zij ovl. na 14 sep. 1337 (GvH. 218 f. 21). Kinderen:

1. Gerrit van Boschuysen

functie:

zie bij zijn vader.

landbezit:

* de woning te Boschuysen, grfl. leen, verkregen voor 10 sep. 1336 (GvH. 243 f. 103v.).

* 10 morgen land onder Alphen (Bollandsweer), omstr. 1331 ten vrij eigen ontvangen (GvH. 218 f. 25v.).

familie:

tr. voor ca. 1331 Alide Dirksdr. van Leeuwen, tochtte haar 14 sep. 1337 aan de westzijde van zijn land te Boschuysen, voorzover dit niet met zijn moeders lijftocht was belast (GvH. 218 f. 25v.). Zij hadden vermoedelijk geen nageslacht, zodat Boschuysen aan de graaf verviel en aan Herman Willemsz. werd verkocht (zie Willem Luutgardenz. c.s.).

2. Floris, volgt II.

3. Ansem

verm. 15 aug. 1332, toen zijn vader het voorrecht verkreeg dat 7 morgen uit het goed Boschuysen mochten vererven op zijn jongere zonen Ansem en Floris (GvH. 243 f. 91v.). Ansem ovl. wrsch. voor 24 aug. 1347, toen deze 7 morgen in handen waren van zijn broer Floris (GvH. 220 f. 26).

4. Katrine

tr. Doedijn heren Ansemsz. van Vuer. Zij werd door deze 2 dec. 1347 getocht aan de mindere helft van 9½ morgen land onder Tedingerbroek, Zoeterwoude (GvH. 220 f. 35v.). Hun zoon Gerrit van Boschuysen van Voir werd 11 juni 1367 Leids poorter; daarbij stond zijn neef IJsbrand Florisz. van Boschuysen borg (Secr. 19 f. 9v.).

II. FLORIS VAN BOSCHUYSEN.

ovl. voor 9 apr. 1363 (GvH. 226 f. 81).

landbezit:

* 7 morgen in de woning tot Boschuysen onder Zoeterwoude, als leenvolger van zijn vader volgens voorrecht door de graaf verleend op 15 aug. 1332 (GvH. 243 f. 91v; 220 f. 26).

varia:

hij was 1354 onder de Hoekse ballingen, samen met Jacob van de Binckhorst (GvH. 1442 f. 17v.).

familie:

tr. Mechteld Jansdr. van Rosenborch, die hij 24 aug. 1347 tochtte aan zijn land te Boschuysen (GvH. 220 f. 26). Zij ontving bij haar huwelijk van heer Gijsbrecht van de Binckhorst 3 £ g.g. rente op 7½ morgen land onder Rijswijk. Deze rente verkocht Floris aan heer Jacob van de Binckhorst (Ke. 493 f. 45v.). Kinderen:

1. Gijsbrecht van Boschuysen

functie:

schout van Castricum en Heemskerk sinds 5 juni 1394, als zodanig verm. 2 juli 1396 (Scheffer, Beveelboeken, I 11 d.i. GvH. 892 f. 18v. en Abdij Egmond 852).

landbezit:

19 april 1363 7 morgen aan de westzijde van Boschuysen, grfl. leen (GvH. 226 f. 81). Hij verkocht dit goed zonder grfl. toestemming; 16 mei 1369 werd vervolgens Herman Willemsz. hiermee beleend (GvH. 740 I, ingebonden kleine inventaris f. 5 en Holl. Leenk. 398 f. 261, zie Willem Luutgardenz. c.s.).

varia:

5 juni 1384 Leids poorter, met Herman Willemsz. als borg (Secr. 19 f. 62).

familie:

zoon:

a. Gerrit van Boschuysen Gisenz.

Werd Leids poorter 26 mei 1402, borg stond IJsbrand van der Laen (Secr. 20 f. 11v.). Hij is wrsch. de Gerrit van Boschuysen die reeds 2 okt. 1390 poorter werd, met 40 £ en eveneens IJsbrand van der Laen als borg (Secr. 19 f. 83v.). Niet duidelijk is of hij degene is die 26 mrt. 1415 optrad namens de magen van Willem Hermansz. en Willem Heinenz. (zie Gerrit Alewijnsz. c.s.).

2. Floris van Boschuysen

platijnmaker te Leiden, stond 10 aug. 1366 borg toen zijn broer Coenraad poorter werd (zie hierna).

3. Coenraad van Boschuysen Florisz.

werd met zijn broer Floris als borg 10 aug. 1366 Leids poorter met 12 £ (Secr. 19 f. 8v.). Zelf stond hij 28 okt 1371 borg voor Jan die Rijc (Secr. 19 f. 28v.).

4. IJsbrand van Boschuysen Florisz.

beroep:

platijnmaker (1367, Secr. 19 f. 9v.).

woonhuis:

aan de Vollersgracht. Hij verkocht 22 mrt. 1400 de H. Geest hierop een rente van 1 £ g.g., bovendien verzekerd op een erf aan Staessensteeg, daarachter (W. 428 f. 90v.). Dit huis was wrsch. voor 31 mrt. 1410 in handen van IJsbrand van der Laan (W. 428 f. 108v.). Met dit huis stond vermoedelijk een rente van 2 s.g.g. met houde in verband; 14 sep. 1364 erkende hij nl. met Dirk Hugenz. aan Aarnd IJsbrandsz. van der Laen een rente van 2 s.g.g. met de houde schuldig te zijn, verzekerd op 4 kameren die zij van deze kochten aan St. Pieterskerksteeg, belendend aan St. Pieterskerkhof (Ga. 456 f. 12).

rentebezit:

20 s. g.g. op een huis en erf te Leiden, dat 7 nov. 1391 werd verkocht (Secr. 84 f. 280v.).

borgstelling:

11 juni 1367 Gerrit van Boschuysen Doedijnsz. (Secr. 19 f. 9v.).

familie:

wrsch. was zijn dochter:

a. Margriet IJsbrandsdr. van Boschuysen

ovl. na 17 feb. 1430 (Ga. 456 f. 41); haar memorie werd door St. Catharinagasthuis gedaan (Ga. 442 p. 167).

5. Luitgard Florisdr. van Boschuysen.

Zij ontving 24 jan. 1396 van haar verwant Aarnd van Leyenburg 5 tot 6 morgen land onder Voorburg (de Vroenmade) alsmede een rente van 4 £ pay., jaarlijks van deze te ontvangen; daarvoor deed zij afstand van alles wat zij tegoed had van wijlen de vrouwe van de Binckhorst en Aarnd en Jan van Leyenburg (Rijnsburg 400). Ovl. voor 17 feb. 1430; liet St. Catharinagasthuis, dat haar memorie verzorgde, een huis na aan de Papengracht (Ga. 456 p. 41; 442 p. 167).

?6. Gerrit van Boschuysen Florisz.

(Ga. 456 p. 41).

Tot dit geslacht behoorde wrsch. ook Dirk van Boschuysen, die in 1419 optrad als een der vertegenwoordigers van de stad Leiden bij de grfl. tresorier te Gouda en te Brussel (Rek. Lei., I 329-330). Gerrit van Boschuysen, o.m. rentmeester van Oost-Voorne (GvH. 1758-1759), was gezien het goederenbezit van hem en zijn zoon Tielman te Alphen en zijn patronym Willemsz. wellicht een Van Leeuwen (GvH. 89 f. 31, zie ook Secr. 1637 en 1313 f. 5v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl