't Vertooch nopende het Dijckgraef en Heemraetschap van Rijnlant (1595) |
SA II inv.nr. 5471 : Concept van 't Vertooch ...
Moet ic dan weder dees zaecken bij den handt nemen ende mij mit 't waterrecht bemoeyen daer mij buyten mijn onschuldich zoveel harts uytgecomen es ongunsts, schade uytgecomen es. Zij almachtige heren weten met wat hart, spijts hoe ongaerne ic zulx doe met wat noodt, quel ic zulx doe met moet ende niet dan ten bevele van die die mij als wettige oversten te gebieden hebben wiens ende ic ten opsicht zo ten mijn bo zo mijns ampts als borgerlicken plicht te gebieden hebben gehoorsaemen moet gene ['tgene ?] zij mij hier de geene [?] dat ic mijn genegentheyden onderdrucken, innehouden, bedw overwinnen, bedwingen mach op ende dat ic niet en stelle, sodat hen dienen tot voordeel van 't lant ende waerheyt vast ende enicheyt. |
Om nu ten dees zaec hierinne yets te doen dunct mij voor 't 1e niet ongeraden yet bij gesch op 't cortste bij geschrift te stellen 'tgene ic van den innestellinge ende 't begin van 't heemrecht mitsgaders van zijn brieven ende protocollen uyt dese oude stucken, boucken ende papieren hebbe connen vinden, 'twelc zulx es |
Offererende daervan zoveel te bewijsen als van noode zal werden bevonden, zonder hen te astringeren tot overtallige prouve. Soo zeggen de voors. van Leyden dat belangende de innestellinge van het heemraetschap soo es waer es dat |
Auteur | Publicatie | Home |
Marleen van Amstel - Horák 2005 |
Jan van Hout, 't Vertooch nopende het Dijckgraef en Heemraetschap van Rijnlant Leiden 1595 |
www.oudleiden.nl |