17. Jeruzalem |
Selecteer regiokaart |
|||||
Ga met de muis naar de cirkel voor de naam van de buurt. Klik voor detailkaart en informatie. |
Ligging:
de innewoonders van het taerling huysen gelegen onder 't bon van Suydt Rapenburch / belent ten noorden de Segerstege / ten oosten de Cellebroertgesgraft / ten suyden de Vestsloot / ende ten westen de Achtergraft / samen begrijpend huysen of cameren behalven de Aelmoeshuysen van Jerusalem, Betanien ende van Joost Wiggersz. die daarinne niet begrepen sijn, noch getelt sijn, ten getale van xlviij
(SA II inv. nr. 1216 fol. 11, 06-11-1608 / 12-02-1609)
Geschiedenis:
De buurt heeft haar naam ontleend aan het sinds 1467 bestaande en gelijknamige hofje aan de Cellebroedersgracht (nu Kaiserstraat). Van Hout spreekt echter in zijn opgave van 16e-eeuwse buurten al over Jericho of Jerusalem aen beyde zijden van de Cellebroedersgraft, de halve Blaeuwestege, de halve Backerstege ende de halve Zegerstege.
De bronnen (SA II inv. nr. 1216 fol. 11 - zie boven) suggereren dat de buurt tussen november 1608 en februari 1609 is gesticht als een afsplitsing van Oost Vreugdenrijk. Dit is echter onjuist, want uit een bericht in 1599 kan worden afgeleid dat deze splitsing in of zelfs al voor dat jaar moet hebben plaatsgevonden. Van een ongedeelde buurt Jericho of Jeruzalem, gelegen aan weerszijden van de Cellebroersgracht, is dan al lang geen sprake meer. In plaats daarvan wordt Bloem van Jericho omschreven als liggend aan de oostzijde van de gracht - en dat impliceert derhalve het bestaan van een buurt aan de westzijde. Deze veronderstelling wordt in 1600 bevestigd, wanneer de heren van de gebuyrten ten wedersijden van de Broertgensgraft verzoeken om lagere contributies voor het openen van het watergat (zie hieronder). In de berichten van 1599 en 1600 wordt echter niet gesproken over een verzelfstandigde gebuurte Jeruzalem. In theorie zou het dus mogelijk zijn dat het 'Jeruzalemdeel' van het oorspronkelijke Jericho of Jeruzalem - wat de berichten in 1608/1609 doen veronderstellen - in of na 1599 door het aangrenzende Vreugdenrijk is geannexeerd. Maar bij de splitsing van Vreugdenrijk in Oost en West Vreugdenrijk in 1602 blijkt de oostzijde van de Cellebroersgracht uitdrukkelijk niet tot de 'erfenis' van het ongedeelde Vreugdenrijk te behoren (zie ook 'Buurthouden', pag. 62).
Het bericht uit 1608/1609 over de verdeling van Oost Vreugdenrijk moet daarom worden beoordeeld als een gebuurtelijke herindeling waarbij het al bestaande Jeruzalem de huizen aan de westzijde van de Cellebroersgracht tussen Zegersteeg en Kolfmakersteeg afstaat ten behoeve van de nieuwe buurt Samaria, terwijl zij zelf wordt uitgebreid met de westelijke bebouwing van de Blauwesteeg en Zegersteeg en het daartussen gelegen deel van de Achtergracht (nu 5e Binnenvestgracht) dat voordien tot het nog ongesplitste Vreugdenrijk behoorde. Zie ook onder Bloem van Jericho.
(SA II inv. nr. 1220 fol. 9 vso en inv. nr. 5112 fol. 106, 03-06-1599, zie ook inv. nr. 49 fol. 186 - 186 vso, 31-08-1600 en inv. nr. 1216 fol. 2 - 2 vso, 01-08-1602)
In 1600 verzoeken geburen ten weerszijden van de Cellebroedersgracht of zij voortaan minder mogen betalen voor de sluiting en ontsluiting van het watergat (bij de Witte Singel). Ten eerste voeren zij aan dat de buren die in 1589 om de ontsluiting hadden verzocht dit hadden gedaan zonder medeweten en raadpleging van de overige geburen. Weliswaar had het Gerecht daartoe toestemming gegeven, maar het blijkt dat Lambrecht Hobbensz., portier van de Koepoort via een stadsbode het geld - drie stuivers per huishouden per jaar - opstrijkt. De verzoekers wijzen er bovendien op dat de gebuyren van andere watergaten van dezer stede, zoals bij het Levendaal en de Rijnsburgerpoort niets of veel minder contribueren. Het Gerecht meent dat de contributies aan de stad toekomen, omdat de portier al een ambtelijk salaris ontvangen.
(SA II inv. nr. 49 fol. 186 - 186 vso, 31-08-1600)
Jacob Huybrechtsz., molenaar en heer van de Graeffelickheyt van Jerusalem richt zich mede namens de geburen tot het stadsbestuur. Uit het wat onduidelijke bericht kan worden opgemaakt dat er ooit over dezelve graft plagen te leggen twee eycke schalen met een leen (een recht van overpad ?) ten dienste ende overgang van de molenaer. De schalen zijn kennelijk verdwenen en nu vraagt Huybrechtsz. om een quaeckeltgen, d.w.z. een bruggetje van 7 of 8 voet breed. Het Gerecht gaat akkoord.
(SA II inv. nr. 51 fol. 280 vso - 281, 15-12-1611)
Bewaard gebleven is een begrafenispenning die o.i. foutief wordt toegeschreven aan de buurt de Grafelijkheid van Jeruzalem en Jericho. Aan de ene zijde het buurtwapen, t.w. een roos (vandaar de buurtnaam De Bloem van Jericho) en een randschrift: DE BVERT VAN JERICHOO SOO IS BEGRAEFENIS . Aan de andere kant een merk (JWP) en de tekst OM TE DRAGEN - IN 1691. In werkelijkheid gaat het - zoals het randschrift vermeld - om (de Bloem van) Jericho en níet om - zoals de catalogus van de Lakenhal beweert - om de Grafelijkheid van Jeruzalem of Jericho, de nog ongedeelde buurt die in 1599 al niet meer bestaat.
(Lakenhal, Cat. van Voorwerpen 1924 no. 31)
Buurtheren:
zie voor uitleg de Toelichting
Naam | Benoemd | Voor- dracht |
Reden vervang |
Meer Info |
Jacobsz., Hubrecht - | >06-11-1608 | - | † | * |
Sparen, Jacob Hubrechtsz. van - | 22-04-1609 | 1 | † | * |
Cornelisz., Joris - | 17-08-1628 | 1 | † | |
Krimpen, Jan Jansz. van - | 19-05-1633 | 1 | † | |
Krimpen, Heyndrich Jansz. van - | 23-04-1653 | 1 | † | |
Koevoet, Pieter - | 22-09-1657 | 1 | † | |
Wirts, Jacob - | 28-05-1665 | 1 | v | |
Leendertsz., Claas - | 26-05-1679 | 2 | † | * |
Feys, Jan - | 20-03-1727 | 3 | v | |
Pon, Philip du - | 01-03-1736 | 1 | † | * |
Vileyn, Philippus - | 28-02-1754 | 1 | † | |
Marchal, Hendrik - | 13-04-1769 | 1 | v | |
Jongeling, Nicolaas - | 06-05-1773 | 2 | o |
Auteur | Publicatie | Home |
Kees Walle 2006 |
Buurthouden | www.oudleiden.nl |