JACOB (COPPE) MERINC |
JACOB (COPPE) MERINC
ovl. in of na 1371, voor 28 sep. 1374, begr. St. Pieterskerk (RA. 2a, aanhangsel f. 11; W. 428 f. 32).
beroep:
viskoper? (vgl. pachten van viswater en vergl. RAGeld., Hert. Arch. 743 f. 4 (1349): ald. verm. van een viskoper Jacob van Leyden).
woonhuis:
het huis dat van Morsiel was, verm. 12 sep. 1369 (Ke. 493 f. 39). Zijn erf belendde 26 sep. 1355 en 21 dec. 1358 aan huizen en erven in de steeg achter Jan van Ammersoyens woonhuis aan de Breestraat. Zelf woonde hij wrsch. eveneens aan de Breestraat (Secr. 1609; Ke. 672).
huisbezit:
een huis en erf aan St. Pancraskerkhof, 8 nov. 1360 verm. (DuO. 1978 f. 44).
landbezit:
½ van 8 hond, 43½ gaard land te Leiderdorp in Doesvenne, afkomstig van zijn zr. Machteld; 6 nov. 1370 verkocht (Ga. 455 f. 44).
rentebezit:
* 18 feb. 1350 14 s. landhuurpenn. op een huis en erf te Leiden en:
* 3 mrt. 1360 6 s.g.g. op een huis en erf te Leiden; beide renten door Willem Heine Jansz.z. en Gerrit Pieter Woutersz.z. 28 sep. 1374 overgedragen aan de H. Geest voor de memorie van Jacob c.s. (W. 428 f. 32).
borgstelling:
6 juli 1369 Claas Muwensz. (Secr. 19 f. 19).
varia:
1356 en 59 een der pachters van de vroonvisserij tussen Leiden en Haarlem (GvH. 1445 II f. 3 en 1446 f. 11v.); 1363-65 pachter van de visserij in de Overen Rijn (GvH. 1450 f. 8 en 16, 1451 f. 6); pachtte van de graaf van Blois 1361, 63, 64 en 69 een smaltiende onder Zoeterwoude bij Leiden (Gr.v.Blois 90 f. 11v., 92 f. 9 , 93 f. 10 en 97 f. 11v.), 1363, 64 en 67 ald. een tiende aan Doedijnslaan (ibidem, 92 f. 9, 93 f. 10 en 95 f. 9) en 1367 een tiende bij de Leidse stadspoort ald. en het zgn. middelblok (ibidem, 95 f. 9); pachter van de Leidse hop 1370 (GvH. 1452 f. 9), van de gruit 1371 (GvH. 1453 f. 6).
familie:
zijn zr. Machteld tr. Willem Jansz. van der Gheest (Ga. 455 f. 44, zie ald.). tr. Machteld (W. 428 f. 32). Zonen:
(W. 428 f. 32)
landbezit:
* 16 aug. 1388 een erf in de Herencamp, gekocht van de Duitse Orde die er een rente op behield (DuO. 1978 f. 25).
* 1403-04 een erf te Leiden met voorhuur voor St. Pieterskerk (Ke. 323 (6) f. 18v.).
familie:
zoon (?):
a. Pieter Wouter Merinxsz.
verm. 25 mrt. 1408 (Secr. 19 f. 30v.; vgl. ook Ke. 323 (7) f. 11v.).
(W. 428 f. 32).
In deze familie valt Geertruud, dr. van Jan Merinc en Alijd en zr. van Claas Merinc, tr. Jan Pieter Gobburgenz.z., niet te plaatsen (Kam, 'Memorieboek', 204, zie Pieter Gobburgenz. c.s.).
Auteur | Fred van Kan |
Publicatie | Het Leidse Patriciaat |
Home | www.oudleiden.nl |