Regenten Weeshuis Leiden
Luymes

 

Luymes: Personalia
<bron
1>
             
1   Luymes, Aegidius, regent van 1797-1802  
2   geb. Akersloot in Noord-Holland [1768]  
3   overl. L. 12.4.1810 (42 jaar)  
4   woonde in de Nieuwstraat, in juni 1788 komende uit Den Haag  
5   wonende in de Haarlemmerstraat als lidmaat van de NHK aangenomen met attestatie  
6   ingeschreven als student 4-5-1789, 21. jaar, M.  
7   stadsvroedmeester 1795  
8   praktiserend vroedmeester en extra-ordinaire stadsvroedmeester 1803-1810  
9   secretaris commissie van inkwartiering 1795-1797  
10   lid van de commissie van inkwartiering (uit de burgerij) 1798-1800  
11   ordinair lid van het Genootschap der beschouwende en werkdaadige Wis-Bouw-Natuur-Reken en Tekenkunde onder de zinspreuk 'Mathesis Scientiarum Genitrix' te Leiden 1792-1794  
12   zoon van Barend Luymes en Hester Hoolwerff, op 18-9-1789 als wed. van ds. B. Luymes wonende op de Nieuwstraat als lidmaat van de NHK ingekomen met kerkelijke attestatie  
13   x L. ot. 18.5.1797, aang. 17.5.1797, 1e klasse (2x 30 gulden)
Beatrix Maria Petronella Snoeck
jonged. van Leiden vergez. van Pieter Marcus haar oom, wonende op het Steenschuur bij de Cellebroersgracht
huwelijk ontbonden op 16.7.1803
ged. L. PK 7.10.1761
overl. Warmond 29.11.1813
dochter van mr. Matthijs Snoeck en Anthonia Marcus
 
14   a. Berhardus Pieter
ged. L.HK 18.3.1798
 
15   b. Antonia Matthia
geb. L. 10.12.1800
ged. L. PK 4.2.1801
 
             
 

 

Luymes: Notitie 1
<pers
2>
             
1   Baren Luymes, lijfknecht, geboortig van Varseveld (Gelderland) is op 8-11-1771 tot poorter dezer stad aangenomen.  
             
   
ELO, Poorterboek, f. 179
 
 

 

Luymes: Notitie 2
<1
3>
             
1   Jannetje Tasseron die per 1 mei 1798 uit het huis zou gaan, verzocht regentessen in januari 1798 per februari a.s. haar ontslag uit het weeshuis. Zij was bij de heer Luymes verhuurt en vroegt tevens of zij burgerkleding mocht geen dragen. Dit werd haar toegestaan, zijnde dit een voorrecht dat alleen vergund werd aan kinderen die gaan dienen bij regerende regenten/regentessen. Haar uitzet zou zij echter pas met mei 1798 krijgen.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 197, verg. 22-1-1798, art. 7
 
 

 

Luymes: Notitie 3
<2
4>
             
1   Aegidius Luymes, stemgerechtigde huurde een huis in de Nieuwstraat, dat hij met zijn vrouw, een kind, twee dienstboden en twee bijwoners (de wed. Luymes en Jan, student). Dit huis bewoonde hij tot mei 1804.  
2   Eigenaar: Hermanus van der Laan.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1949, buurt 59, nr. 38
 
 

 

Luymes: Notitie 4
<3
5>
             
1   Aegidius Luymes verhuisde in mei 1804 zonder vrouw en kinderen naar een ander huis in de Nieuwstraat, dat hij eveneens huurde. Eigenaar: Meyer.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1947, buurt 57, nr. 44
 
 

 

Luymes: Notitie 5
<4
6>
             
1   Is gelezen de navolgende pro-memorie van Aegidius Luymes door den Provisionele Raad dezer gemeente in het vorige jaar vergunt de titel van 2de stadsvroedmeester, waarbij hij verzoekt:  
2   1. Acte van aanstelling.  
3   2. Het afleggen van den vroedmeesterseed.  
4   3. Aanzegging van het collegie Adres Obstetricias en Stadsapotheek van zijn kwaliteit.  
5   4. Vergunning van cessie in voornoemd college.  
6   5. De helft der stad bij toerbeurt wat de armen betreft, waar te nemen.  
7   En zijn de deliberatien hierover provisioneel uitgesteld.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 635, verg. comité van algem. belang, d.d. 15-11-1796
 
 

 

Luymes: Notitie 6
<5
7>
             
1   Brief van Aegidius Luymes aan het comitvan algemeen belang d.d. 7-11-1796.  
2   Mede-burgers!  
3   Het heil der burgerij en den vol ijverige geest tot het waarnemen mijner beroep tot deszelfs luister voert mij aan om Ulieden met deze een weinig tijds gaande te houden.  
4   Het is Ulieden bekend en het zal gevonden kunnen worden in de notulen der vorige Provisionele Raad van Leiden in dato van 16 of 18 november 1795 dat op ingeleverde sollicitatie mij vergund is de titel van 2de stadsvroedmeester.  
5   Ik heb na het overlijden van A. Soek geen mede-dinger willen zijn om de eerste plaats te begeren, terwijl mijn mede-ambtgenoot zulks als het ware toekwam, wegens ouder in jare zijnde en langer in deze stad gewoond hebbende als andersinds.  
6   Deze aanstelling is mij toen aangezegd geworden door bode Houtman uit naam van de Raad. Dan ik vertrouwde dat gemelde bode een legale kennis aan het vroedkundig college zou gedaan hebben opdat stadsdoctoren, chirurgijns en vroedvrouwen mij in die kwaliteit zou erkennen.  
7   Ik verblijde mij toen dat eens die dag zou te voorschijn komen, waardoor de oude wetten der vroedkunde in het jaar 1741 gedrukt, zoude beschaving en verbetering ondergaan. Ik had gehoopt en verwacht, dat het college of de Raad aan mij mede cessie zou verleend hebben op de maandelijkse vergadering om mede te werken tot wezenlijk nut der stad, want daar ben ik verplicht alle voorkomende gevallen mede te delen opdat de begane fouten geadresseerd worden. En waarom mij zowel geen cessie verleent als de jongste stadsdokter of chirurgijn. Zelfs heeft de stads-apotheek geen aanzegging van mijn aanstelling gekregen, waardoor belet wordt, dat de noodruftige mens door mijn naam niets uit dezelve verkrijgen kan.  
8   Waarom aan mij ten bewijze dat ik wezenlijk door de Raad ben aangesteld geen aanstellingsacte verleend is en bij aldien dit een nieuwigheid is, al was het dan bij wijze van extract uit de notulen.  
9   Waarom ben ik tot heden niet opgeroepen tot het afleggen van de eed, die in het college wetboek te vinden is of moet ik niet den behoeftige even oprecht gewillig behandelen, ofschoon geen salaris genietende, want een beeedigde in deze kunst is van al oude tijden het hoogst geacht geweest.  
10   Waarom wordt aan de stadsvroedvrouw die onbekwaam is om nog dienst te kunnen doen en al reeds in een hofje woont nog stadssalaris betaalt. (Het antwoord zal zijn omdat het een oud-gebruik is). Deze gealligeerde stukken zullen genoegzaam zijn tot u inlichting en met mij bevinden hoe weinig ik tot heden nog geniet van die voorrechten welke mij billijk toekomen.  
11   Wie is niet overtuigd, die mij kent hoe mijn werkzaamheden en ijver in welke ik ook geroepen ben, vele uren en dagen hebben weggesleept en althoos niet in naam maar inderdaad gearbeid heb en zulks belangenloos. Welk mens die getrouwd is en met een gezond verstand begaafd, weet niet dat het beroep hetwelk ik uitoefen een der belangrijkste dezer stad is, het getal der inwoners te vergroten, twee zielen te behouden, wardoor de ruine der huisgezinnen wordt voorkomen, want door het vroeg  
12   tjdig afsterven van brave moeders zijn veel kinderen in armoede vervallen. Zulk een beroep uit te oefenen, die weinig in zijn soort is, die alle ongemakken in het leven verzorgt, veel tijds de gezondheid beneemt, die dag en nacht hulp moet toebrengen en weinig rust verschaft, verdient dan deze kunst uitoefening geen opmerkzaam aandenken? Moet dezelve niet in waarde gehouden en hoog geschat worden. En ligt er de inwoners van Leiden niet zeer veel aangelegen dat binnen haar muren bekwame en medelijdende in die konst-uitoefenaars gevonden worden. En vordert het welvaren der gemeente niet, dat deze zaak ter harte gaat aan diegenen welke de bestiering der stad aanbevolen zijn.  
13   Terwijl dat alles ontegensprekelijk waar is, durf ik mij vleien en vertrouwen, dat gijlieden mij zult voorthelpen en doen toekomen de opengelegde verzoeken tot encouragement in mijn jeugd tot bevordering mijner wetenschap en ten nutte en welzijn van Leidens gemeente; n.l.  
14   1. Acte van aanstelling.  
15   2. Het afleggen van de eed.  
16   3. Het aanzeggen aan het college en stadsapotheek.  
17   4. Dat de cessie [overdracht] door u vergund wordt.  
18   5. De helft der stad bij toerbeurt wat de armen betreft te moeten waarnemen.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 635, zij bijlage pro memoria 15-11-1796
 
 

 

Luymes: Notitie 7
<6
8>
             
1   Is in deliberatie gebracht de pro-memorie [voorlopig, om er aan te denken] van de vroedmeester A. Luymes bij deze vergadering ingeleverd den 15de der vorige maand en vervolgens vastgesteld en bepaald, dat door een extract uit de notulen van den Provisionele Raad aan hem zal gegeven worden als blijk van zijn aanstelling, alsmede dat hij zal worden geadmitteerd tot het afleggen van een eed, zonder nochthans voorals nog te bepalen hoedanige eed. En zijn de overige punten van zijn verzoek tot de volgende vergadering in deliberatie gehouden.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 635, verg. comité van algem. belang, d.d. 9-12-1796
 
 

 

Luymes: Notitie 8
<7
9>
             
1   Luymes is in 1803 een van de vier praktiserende vroedmeesters en extra-ordinaire stadsvroedmeester.  
2   Een praktiserend vroedmeester kan ingevolge art. 7 van het reglement op de oefening der verloskunde zonder admissie van gepromoveerde medicine doctores alhier de vroedkunde exerceren.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 638, bijlage 56, d.d. 16-8-1803
 
 

 

Luymes: Notitie 9
<8
10>
             
1   Lijst der vroedmeesters en vroedvrouwen.  
2   Aegidius Luymes, geexamineerd den 19 mei 1795.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 642, bijlage 26
 
 

 

Luymes: Notitie 10
<9
11>
             
1   Brief van Luymes aan zijn waarde medebroeders, beste vrienden,  
2   U zend mij Blok tot informatie van mijne lichamelijke situatie. Dat is vanavond al vrijwel, dan doordat ik nu dan gebruik de drank, de pil, pour en bas, en bas, zo zal mijn nachtrust niet en suitzijn.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 305
 
 

 

Luymes: Notitie 11
<10
12>
             
1   Extract uit de notulen van de municipaliteit van Leiden genomen op vrijdag den 17 december 1802.  
2   Is gelezen een request van Aegidius Luymes, wonende binnen deze stad, daarbij om aangeroerde redenen, verzoekende zijn ontslag als regent van het Heilige Geest of Armen Wees- en Kinderhuis:  
3   En geresolveerd om het daarbij gedaan verzoek toe te staan, gelijk geschiedt bij deze; zullende bij extract Resolutie, hiervan kennis worden gegeven aan Aegidius Luymes en regenten van het weeshuis voorn. ter informatie (zonder resumtie [samenvatting]).  
4   Accordeert met voorn. notulen. J.C. Potgieter.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 43, Lett. I
 
 

 

Luymes: Notitie 12
<11
13>
             
1   De vice-voorzitter Corts reden gekregen hebbende om een extra verg. te beleggen, convoceert op zaterdag den 18de december 1802 's middags ten 4 uren in voorgem. kwaliteit zijne mede-regenten Van Ameyden, Drabbe en Doornik welke getrouw compareren: denzelven deelt hij volgens plicht mede, heden voormiddag ontvangen te hebben een extract uit de notulen van de municipaliteit dezer stad Leiden (zie Lett. I) genomen op vrijdag 17 december 1802, welk hij hun voorleest, inhoudende substantieel dat welgem. municipaliteit toestaat het bij request gedaan verzoek van den heer Aegidius Luymes met zijn Ed. om geavanceerde redenen te ontslaan als regent van het Heilige Geest of Armen Wees- en Kinderhuis.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 43, verg. 18-12-1802, 22-23
 
 

 

Luymes: Notitie 13
<12
14>
             
1   De comparanten hebben aan mij notaris verklaard niet boven de fl. 20,000-- gegoed en de man in het ambtgeld niet bekend te zijn en is in dit testament geen fides commis.  
2   Testament dd. 22-6-1797.  
3   Leiden, 22-6-1797 .... compareerden voor mij notaris ... Aegidius Luymes en Beatrix Maria Petronella Snoeck, echteleiden wonende binnen Leiden mij notaris bekend, hun verstand en memorie machtig, te kennen gevende dat zij comparanten na revocatie van alle voorgaande testamentaire dispositien door hun, voor deze dato deezes, hetzij te samen, ieder apart of met iemand anders in enigerhande manieren gemaakt of gepasseerd, genegen waren uit hun vrije wil opnieuw te disponeren van hun natelaten goederen, verklarende dienvolgens malkander over en weder en zulks de eerststervende de langstlevende te stellen en te institueren tot zijne of hare universele erfgenaam en dat generalijk in alle de goederen bij de eerststervende na te alten, geen van dien uitgezonderd met volle recht van institutie.  
4   Onder deze conditie nochthans dat bij aldien de eerststervende der comparanten kind of kinderen uit dit huwelijk verwekt, mocht komen na te laten de langstlevende gehouden zal zijn de zelve kind of kinderen eerlijk en naar den staat en gelegenheid des boedels op te voeden en te alimenteren tot derzelver ouderdom van 25 jaar, eerder huwelijk of andere geapprobeerde staat toe en als dan bovendien aan dezelve kind of kinderen uit te keren en te laten volgen zodanige som van penningen als de langstlevende naar de staat en gelegenheid des boedels, mitsgaders in consistentie bevinden zal te behoren waarvan de langstlevende in cas van herhuwelijk begroting zal moeten doen en dat alles voor en inplaats van de legitieme portie deszelve kind of kinderen en de nalatenschap van de eerststervende naar rechten toekomende.  
5   Doch bij aldien hij comparant de eerststervende was zonder kind of kinderen uit dit huwelijk verwekt na te laten en dat aldan zijn moeder noch in leven was zo verklaard hij comparant aan zijn moeder te maken en te bespreken de legitieme portie dezelve alsdan in de nalatenschap van hem comparant naar rechten competerende als verklarende hij comparant indien gevallle gemelde zijn moeder daarin als dan tot zijn mede erfgename te institueren .......  
6   Stellende zij comparanten tot voogd of voogdesse over hun na te laten minderjarige kinderen de langstlevende van hun beiden, benevens zodanige persoon of personen als de langstlevende nevens zich zal gelieven te verkiezen en bij aldien de eerststervende der comparanten mocht komen te overlijden zonder kind of kinderen uit dit huwelijk verwekt na te laten, zo verklaarden zij comparanten na dood van de langstlevende tot executeuren van hun testament redderaars van hun gemene boedel en nalatenschap en tot voogden over alle minderjarige erfgenamen aan te stellen zodanige personen als de langstlevende daartoe zal gelieven te nomineren ...... specialijk ook de macht van assumptie en surrogatie alsmede om vaste en andere goederen zonder consent van de rechter te verkopen en dat alles met uitsluiting van .... alle magistraten, gerechten en weeskamers en specialijk die van de plaats waar het sterfhuis van de comparanten of langstlevende zal komen te vallen of hun goederen gelegen zullen zijn.  
7   Verklarende zij comparanten aan zich te reserveren de macht en faculteit om hun testament te mogen veranderen, verminderen of vermeerderen met zodanige legaten en andere makingen, ordannantien en bevelen daarbij en af te doen, als zij tesamen of ieder van hun in het bijzonder en zelfs na de dood van de eerststervende zullen of zal komen goed te vinden, hetzij bij acte onder hun handtekening op een behoorlijk zegel geschreven of voor notaris en getuigen ....  
8   Hetgeen voorschreven staat verklaren zij comparanten hun testament en uiterste wil te wezen ..  
             
   
ELO, Notarieel Archief, notaris G. Verheik, 1797, inv.nr. 2649-2656, akte nr. 23, fol. 115 e.v., fiche nr. 116, lade 78
 
 

 

Luymes: Notitie 14
<13
15>
             
1   Brief van mr. Pieter Marcus en mr. Vincent Snoeck van Tol aan de Raad der gemeente van Leiden.  
2   Geven te kennen mr. Pieter Marcus en mr. Vincent Snoeck van Tol beide wonende in deze stad, de eerste als oom en de tweede als broeder van Beatrix Maria Petronella Snoeck, huisvrouw van Johannes Aegidius Luymes, mede wonende alhier. Dat gen. haare nicht en zuster uit hoofde van huiselijke verschillen tussen haar en hare voorn. man ontstaan over enige tijd volgens Resolutie van het Committee van Civiele en Criminele Justitie van deze stad de vrijheid verkregen hebben om gedurende de procedure in cas van separatie met haar jongste kind zich te mogen begeven uit het huis en de samenwoning van haar man ter zake van verregaande mishandelingen sedert weinige dagen door den indruk en de gevolgen van hare treurige toestand wederom is overvallen door een zeer zware melancholie, waaraan zij over drie jaren gelaboreerd heeft, doch die naderhand geheel gecesseerd zijnde, thans weder opgekomen en ontaard is in een soort van krankzinnigheid, waardoor zij niet alleen dacht en nacht moet worden bewaakt door twee mans personen, maar zelfs bij vlagen zoveel beweging en luidruchtig geschreeuw maakt, dat de gevolgen daarvan voor de huisgenoten en omstanders gevaarlijk worden kunnen en dat de naaste geburen van het huis van Abraham de Reck, al waar zij gelogeerd is zich op gisteren aan de opziener der buurt geaddresseerd en sterke instantie gedaan hebben, dat zij van de overlast door het continueel geschreeuw van gen. haare nicht en zuster mogen bevrijd en dezelve van daar naar elders worden overgebracht, terwijl gen. Abraham de Reck en zijn huisvrouw betuigen haar niet langer ten hunne huize te kunnen houden. Dat de ondergetekenden als de enige alhier ter stede wonende of zich bevindende naaste bloedverwanten, op gister daarover geraadpleegd hebbende met mr. Pieter Snoeck, Leopold Petrus Adrianus van Puttkammer en Maria Adriana Snoeck, huisvr. van gen. Leopold Petrus Adrianus van Puttkammer als broeder en zuster en met denzelven Leopold Petrus Adrianus van Puttkammer als aanbehuwde broeder van gem. Beatrix Maria Petronella Snoeck, doch op dit moment niet present binnen deze stad te samen begrepen hebben, dat er weinig mogelijkheid was om de voorn. haare nicht en zuster ten huize van voorn. Abraham de Reck langer te laten verblijven als om haar in een ander burgerhuis hier ter stede of elders te doen logeren, zonder dat de geburen van zodanig huis niet dezelfde overlast ondervinden en dezelfde klachten inbrengen, indien er al lieden gevonden werden, die dezelve zouden willen innemen en dat er mitsdien niets anders over was, dan haar bij provisie in een ordentelijk verbeterhuis te plaatsen en wel hoe eer hoe liever ........ en dat intussen door de ondergetekenden alle maatregelen genomen worden om zodra door dit college de permissie zal zijn verleend om hun nicht en zuster naar een verbeterhuis te doen overbrengen zulks terstond werkstellig te maken........  
3   Dit verzoek is toegestaan d.d. 30-6-1801.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 102-107
 
 

 

Luymes: Notitie 15
<14
16>
             
1   Gecombineerde vergadering van het comité van algemeen belang en civiele en criminele justitie 30-6-1801.  
2   Ingelezen een request van mr. Pieter Marcus en mr. Vincent Snoeck van Tol om autorisatie tot het om krankzinnigheid doen confineren van Beatrix Maria Petronella Snoeck, huisvrouw van Aegidius Luymes bij de Municipaliteit deze morgen ingekomen en gesteld in handen van deze vergadering met verzoek om vanwege de usance der zaak nog staande de vergadering denzelven municipaliteit van heden te dienen van bericht, consideratien en advies.  
3   En nadat alvorens terzake in de requeste vermeld, gehoord waren Jan van den Bosch en Abraham de Rek, naaste geburen der voornoemde krankzinnige en deze de hoge noodzakelijkheid van het gevraagde confinement bekrachtigen en door den burger Aegidius Luymes als man dier ongelukkige aan een commissie uit deze vergadering (hij ziek zijnde) zijn toestemming tot het doen confineren van zijn huisvrouw voornoemd mede was gegeven, geresolveerd om de municipaliteit te adviseren van het verzoek bij voorschrevene requeste gedaan, dadelijk toe te staan.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 633, verg. 30-6-1801
 
 

 

Luymes: Notitie 16
<15
17>
             
1   Wij ondertekende Andries van der Vlies en Yda Ket, echtenlieden wonende in het verbeterhuis genaamd Nieuwenburg onder Hazerswoude,  
2   Verklaren ter requeste van Aegidius Luymes, wonende te Leiden waar en waarachtig te zijn, dat al sedert den 1ste juli 1801 ten voorschreven onzen huizen is geconfineerd geweest en nog heden is Beatrix Maria petronella Snoeck, huisvrouw van Aegidius Luymes, blijkens autorisatie van de municipaliteit van Leiden op dato 30 juni 1801, dat gemelde Beatrix Maria Petronella Snoeck nog zodanig in haren hersenen is getroebeleerd en in dien ongelukkige omstandigheid zich bevindt, dat dezelve ter voorkoming van onheilen voor haar zelven en anderen hetzij hier of op een andere daartoe geschikte plaats behoort te blijven bewaard.  
3   Gevende voor reden van wetenschap dat wij dagelijks de gemelde Beatrix Maria Petronella Snoeck onder ons opzicht hebben en voorts alles in den tey bereid zijn de onzen voorenstaande gedeposeerde met ede te sterken.  
4   Actum bij ons ondertekend ter onzer woonstede voornoemd op den 7 juni 1802.  
5   A. van der Vlies  
6   Yda Ket.  
7   De ondergetekende getuigd mits dezen geredelijk dat vrouwe Beatrix Maria Petronella Luymes, geboren Snoeck in haar denkvermogen zodanig gekrenkt is, dat zij daardoor soms en voor zichzelve en voor anderen gevaarlijk wordt en dus het volstrektelijk noodzakelijk is, haar bij aanhoudendheid onder enen goede bewaring en verzorging te houden.  
8   Actum Leiden den 28 juni 1802.  
9   H. Cuijpers, med. doc.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 368-370
 
 

 

Luymes: Notitie 17
<16
18>
             
1   Aan de municipaliteit van Leiden,  
2   Geeft reverentelijk te kennen Aegidius Luymes, wonende binnen deze stad dat bij appointment van den 30 juni van den gepasseerde jaar 1801, op de daartoe geprosuteerde requeste goedgunstig is geaccordeerd om des supplianten huisvrouw Beatrix Maria Petronella Snoeck uit hoofde van hare krankzinnigheid bij provisie voor den tijd van een jaar in het verbeterhuis te Koudekerk of te Delft te mogen doen logeren en vermits de voorm. tijd van een jaar staat te expireren [aflopen] en des suppliants gemelde huisvrouw alsnog niet alleen aan die krankzinnigheid blijft laboreren, maar dikwijls zelfs met meer kwaadaardigheid gepaard gaat, dan toe zij op uw voorn. appointment in het verbeterhuis te Koudekerk is gelogeerd, zodanig dat zij thans meer dan ooit een nauw toevoorzicht nodig heeft, blijkens de geannexeerde attestatie van A. van der Vlies en Yda ket, wonende in het verbeterhuis te Koudekerk voorn.  
3   Zo keert de suppliant zich tot deze vergadering, verzoekende dat het dezelve mogen behagen hem suppliant te authoriseren en te qualificeren om zijne voorn. huisvrouw nog voor den tijd van een jaar in een verbeterhuis binnen deze Republiek te mogen doen gelogeerd houden en daarvan te verlenen appointment in forma zonder resumtie.  
4   't welk doend eis,  
5   is get. Aegidius Luymes.  
6   In de marge stond geapp.  
7   De municipaliteit van Leiden gehad hebbende de lecture van de nevenstaande requeste, mitsgaders gehoord het bericht van het gewoon besoigne, heeft bij deze den suppliant geautoriseerd en gekwalificeerd om deszelfs huisvrouw Beatrix Maria Petronella Snoeck bij provisie voor den tijd van een jaar in een verbeterhuis binnen deze Republiek te mogen doen gelogeerd houden.  
8   Actum den 29 juni 1802.  
9   Get. J.C. Potgieter.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 368-370
 
 

 

Luymes: Notitie 18
<17
19>
             
1   -Zijn gecompareerd mr. P. Marcus en mr. Vincent Snoeck van Tol als naastbestaande van Beatrix Maria Petronella Luymes, geboren Snoeck en op de 30ste juni 1801 bij requeste verzocht hebbende, dat zij om haar krankzinnigheid mocht worden geconfineerd, verzoekende de comparanten dat gemelde Beatrix Maria Petronella Luymes, geboren Snoeck uit haar confinement moge worden ontslagen, als zijnde wederom in het volkomen bezit van haar verstandelijke vermogens blijkens een daarvan door hun overgelegde attestatie van de artsen.  
2   Verzoek is toegestaan.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 638, Notulen van H:Hren Wethouderen der stad Leyden, d.d. 19-3-1803
 
 

 

Luymes: Notitie 19
<18
20>
             
1   Het huwelijk tussen Luymes en Beatrix Maria Petronella Snoeck is bij vonnis van de heren schepenen gedissolveerd op 16-7-1803. Bij dit vonnis bleven de kinderen onder opzicht van de moeder om door haar ten gemeenen kosten te worden opgevoed en groot gebracht.  
             
   
ELO, Recht.Arch., compromissen, scheidingen enz., 1801-1808, inv.nr. 78, f. 216
 
 

 

Luymes: Notitie 20
<19
bron>
             
1   Scheiding beneden de fl. 15.000,-- d.d. 14-11-1806.  
2   Staat en begroting mitsgaders schifting, scheiding en verdeling van de boedel en goederen van Aegidius Luymes en Beatrix Maris Petronelle Snoeck in gemeenschap van goederen gehuwd geweest door welke huwelijk bij vonnis van schepenen der stad Leiden dd. 16-7-1803 is gedissolveerd geworden ten dien effecte dat de heer Luymes daarbij o.a. is verstoken geworden van alle baten en voordelen van dit huwelijk dewelke hem andersinds gecompeteerd zoude hebben des dat zulks niet werd geextendeerdtot de gevolgen der gemeenschap van goederen welke door het meer gemelde huwelijk is gecontracteerd en waarvan de meergemelde Luymes het effect moet genieten tot de dag dat de voorn. actie in cas van disolutie door gem. B.M.P. Snoeck is aangelegd met compensatie van de kosten van het proces zijnde niettemin de meer gemelde Luymes daarbij gecondemneerd in de kosten van de zegels welke aan de zijde zijner gemelde huisvrouw zijn getaxeerd geworden op een som van fl.37:15:4,-- ...........  
3   Doch alvorens tot de begroting dezes boedels over te gaan zijn geweten dat alle schulden en lasten waarmede deze boedel op het entameren der voorn. procedures in cas van dissolutie (zijnde geweest 7-4-1803) was bezwaard voor zover de vrouwe B.M.P. Snoeck daarin moest participeren door meergemelde heer A. Luymes, zo uit het provenu an enige verkochte effecten des boedels als uit andere ingekomen gelden tot voorn. boedel behorende zijn voldaan geworden, over zulks niet was ten laste van vrouwe B.M.P. Snoeck meer is lopende en bij onverwacht opkomen van een of meer schulden darvan door meergemelde heer A. Luymes zal worden bevrijd. En wijders dat de interessen van de na te melden effecten door voorn. heer A. Luymes tot hier toe ontvangen doch welke niet verder dan tot de voorm. 7-4-1803 in gemeenschap moeten komen na dien tijd in de begroting dezes boedels zullen worden gebracht.  
4   En wordt al nu op deze staat en begroting gebracht:  
5   Obligaties en interessen, losrenten en interessen, nationale schuldbrief en interesse.  
6   Art. 17. Het contract van Overleeving opgericht te Delft onder de zinspreuk 'Uit Vriendschap' in 1771 door mr. M. Snoeck ten lijve van Beatrix Maria Snoeck zijnde nr. 4 belegt met driehonderd gulden op den inventaris onder nr. 14 gemeld, is door de makelaar G. van der Spruyt getaxeerd op fl. 100,--.  
7   De uitdeling sedert augustus 1802 tot augustus 1806 bij mevr. Luymes ontvangen a 3 procent is fl. 36,--.  
8   En voorts de uitdeling sedert augustus 1806 tot 1 september 1806 daarop verlopen de som van fl.--15.--  
9   Totaal ontvangen: fl. 136:15:--  
10   - Art. 21 en 22. De paarlen, juweelen, ongemunt goud en zilverwerk en een gedeelte der kleinodien door mevr. Luymes tegen den taxatie prijs tesamen ter somme van fl. 4039:10:-- overgenomen zijn.  
11   En wegens overgenomen meubelen een som van fl. 220:19:-- en voor twee boeken met gouden sloten een som van fl. 96:--.  
12   Een gedeelte der juwelen, ongemunt goud- en zilverwerk, mitsgaders meubilaire goederen door de heer A. Luymes tot een som van fl.992:16:-- aangestaan en overgenomen zijnde.  
13   Art. 23. Ten aanzien der vaderlijke legitieme portie aan deze gemene boedel competerende uit de nalatenschap van wijlen de weleerwaarde heer Bernardus Luymes met de interessen daarop verlopen mitsgaders de pretentie groot fl. 187:15:--, tot laste van mej. de wed. Luymes wegens kostgeld van en verschoten penningen voor haar zoon Johannes Luymes en bij den inventaris onder nr. 2 gemeldt, zij geweten dat het recht en aanspraak daarop door mevr. Luymes aan haar man voorn. de heer A. Luymes tegen inbreng van een som van fl. 600,-- in deze boedel is afgestaan geworden ....  
14   De staat dezes boedels bedraagt fl. 10178:3:7--, waarin ieders helft bedraagt een som van fl. 5089:1:111/2.  
       
    NB. In 1806 woonde A. Luymes in Leiden en Beatrix Maria Petronella Snoeck in Delft.  
             
   

ELO, Notarieel Archief, Thomas van Bergen, 1806, in.nr. 2712-2721, nr. 126, f. 995-1013

 
 

 

Luymes: Bronnen
             
1   ELO, Doop-, Trouw- en Begraafregisters (Schepenhuwelijken 1592-1811).
2   ELO, Recht. Arch., inv.nr. 211, Impost op het trouwen, 1695-1805, 1e klasse, nr. 25.
3   ELO, Recht. Arch., compromissen, scheidingen enz., 1801-1808, inv.nr. 78, f. 216).
4   ELO, Album Studiosorum, f. 1163.
5   ELO, Poorterboek, f. 179.
6   ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1949, buurt 59, nr. 38.
7   ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1947, buurt 57, nr. 44.
8   ELO, Herenboekjes.
9   ELO, Archief MSG, inv.nr. 22, 23.
10   ELO, Kerkeraad NH Gemeente Leiden, inv.nr. 83, Namen der op nieuw aangekomene ledematen soo door belijdenis als met attestatie.
11   ELO, Kerkeraad NH Gemeente Leiden, inv.nr. 85, Register der met attestatie aangekoomene leedemaaten zedert 't jaar 1771.
12   ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 102-107.
13   ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 368-370.
14   ELO, SA II, inv.nr. 633, d.d. 30-6-1801.
15   ELO, SA II, inv.nr. 635, d.d. 15-11-1796 en bijlage.
16   ELO, SA II, inv.nr. 635, d.d. 9-12-1796.
17   ELO, SA II, inv.nr. 638, d.d. 19-3-1803.
18   ELO, SA II, inv.nr. 638, bijlage 56.
19   ELO, SA II, inv.nr. 642, bijlage 26.
20   ELO, HGW, inv.nr. 43, Lett. I en verg. d.d. 18-12-1802,
21   22-23.
22   ELO, HGW, inv.nr. 197, verg. 22-1-1798, art. 7.
23   ELO, HGW, inv. nr. 305.
24   ELO, Notarieel Archief, notaris G. Verheik, inv.nr. 2649-2656, 1797, akte nr. 23, f. 115 e.v., fiche nr. 116, lade 78.
25   ELO, Notarieel Archief, Thomas van Bergen, 1806, in.nr. 2712-2721, nr. 126, f. 995-1013).
26   Prak, M., Gezeten burgers. De elite in een Hollandse stad Leiden 1700-1780. (Stichting Hollandsche Historische Reeks 1985) 413.
27   Haan, S.W.M.A. den en P.M. Kann, Zucht om zich te oefenen in de lieflijke zangkunst. (Alphen aan den Rijn 1996) 54.
             
 

 

Publicatie Auteur Home
Leiden Weeshuis Regenten Antoinette Frijns 2008 www.oudleiden.nl