WILLEM GERRITSZ. C.S.

 

Previous PageHome PageNext Page


WILLEM GERRITSZ. C.S.

I. WILLEM GERRITSZ.

ovl. tussen 30 juli 1400 en 25 aug. 1406 (Hoek, 'Domproostdij', 23), stamde wrsch. uit het geslacht Van Zijl (vgl. heer Jan Willem Gerritsz.z. en zie ook Jan Zijl Willemz.). Vermoedelijk huwde hij een Van der Does (vgl. zijn dr. Katrijn). Is hij de pachter van de Leidse hop van 1405? (GvH. 1482 f. 12v.).

kinderen:

1. Hendrik Willem Gerritsz.z.

functie:

schepen 1403-04.

landbezit:

2½ hond land te Leiderdorp, leen van de domproostdij, afkomstig van zijn vader; beleend met ledige hand 7 juni 1415 (Hoek, 'Domproostdij', 23).

2. Willem Willem(sz.) (Gerritsz.z.)

genaamd Wittekijns, ovl. 7 sep. 1411, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 50v.).

functies:

schepen 1404-05, schout 1409.

beroep:

drapenier (1406, GvH. 202 f. 122). Handelde in buskruit (1406, GvH. 202 f. 116) en turf (1415-16, GvH. 1260 f. 58).

huisbezit:

1408 een huis en erf te Leiden, gekocht voor 28½ nobel (RA. 50 f. 75).

borgstelling:

1409 voor Gerrit Polreman bij koop door deze (RA. 50 f. 84v.).

schenking:

10 £ 13 s. 4 p.pay. aan St. Pancraskapittel voor zijn memorie (Ke. 416 f. 50v.).

varia:

de betaling voor levering van buskruit aan de grafelijkheid mocht hij 1406 innen uit het morgengeld van De Lier; voor geleverd laken gold toen hetzelfde t.a.v. het morgengeld van Luttikoosthuizen, Gouderak en Bloemendaal, GvH. 202 f. 116 en 122).

3. Dirk Willem(sz.) (Gerritsz.z.)

alias Molencamp (GvH. 208 f. 7v.), ovl. 23 mei 1431 (Ke. 416 f. 84v.).

functies:

schepen 1406-07; baljuw van Rijnland sedert 12 aug. 1417, verm. tot op 3 jan. 1419 (GvH. 894 f. 13; 1207 f. 74v.; 1213 f. 153 en f. 163).

beroep:

drapenier (1406, GvH. 1261 f. 71v.); koopman in kruiden (1406-19; GvH. 1261 f. 24, 1263 f. 27 en 28v., 1266 f. 29, 1267 f. 40v., 1268 f. 29, 1270 f. 23, 1271 f. 39), in confiture (1418-19; GvH. 1271 f. 39), haring (1405-06; 1260 f. 47v.), zout, erwten en boter (1409-10; GvH. 1263 f. 27 en 28v.), alsmede suikerwerk (1419; Rek. Lei., 333).

huisbezit:

22 jan. 1413 een huis en erf te Leiden, gekocht voor 33 nobel (1 nobel gelijk aan 40 Vlaamse bot; RA. 50 f. 128).

landbezit:

* 20 apr. 1418 2¼ hond land te Leiderdorp, leen van de domproostdij, afkomstig van zijn broer Hendrik (Hoek, 'Domproostdij', 23).

borgstelling:

23 juni 1414 Jan van der Goude Jansz. (Secr. 20 f. 48v.).

varia:

zegel: 3 eenden (2:1), hartschild een wassenaar (Secr. 1611, 12 jan. 1404). Pachter van de hop te Leiden 1406 (GvH. 1483 f. 13); ontving 1406 voor geleverde keukenkruiden 125 Eng. nobel en 280 kronen uit het Leidse morgengeld (GvH. 1261 f. 24).

familie:

tr. Alijd (Ke. 416 f. 84v.). Dochter:

a. Marritge

tr. Floris van Alkemade Hugenz. (Ke. 416 f. 84v. en Hoek, 'Domproostdij', 23).

4. mr. Jan Willem Gerritsz.z.

ovl. 30 aug. 1420 (Ke. 416 f. 63).

functie:

clericus (Ke. 416 f. 63).

varia:

Had met Dirk Claas Rengersz. een geschil betreffende het bezit van de Van Zijlvicarie te Leiderdorp. Bij arbitraire uitspraak werd 20 juli 1400 bepaald dat beiden de helft van de inkomsten van de vicarie zouden genieten; bedienaar van de kapelanie zou Dirk Claas Rengersz. zijn (Kam, 'Van Zijl', 216).

5. Katrijn

tr. Engelbrecht; verkocht met instemming van haar broer Dirk 29 juli 1422 land te Zoeterwoude, hen aanbestorven van hun tante Kunegonde van der Does, tr. met Herman Bitter van Rhenen (Ke. 493 f. 97; zie Van Rhenen).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl