AARND JACOBSZ. C.S.

 

Previous PageHome PageNext Page


AARND JACOBSZ. C.S.

Dit geslacht was mogelijk verwant met het van oorsprong Katwijkse geslacht Paeds; Aarnd Jacobsz. hield van de hofstad Heemskerk land in leen dat kort tevoren in handen was van Jan Jacob Jansz.z. te Katwijk (zie voor deze W. 429 f. 31 en Gevers Deynoot, 'Van den Woude', 98), die dezelfde kan zijn als Jan Jacobsz., broer van Roelof Paedse Jacobsz. (GvH. 767 f. 1, Kort, 'Rept. Heemskerk', 747; Hoek, 'Wassenaar', 87 en 573). Bovendien voeren beide geslachten het ankerkruis in hun zegel. Missch. dat Aarnd Jacobsz. een broer was van Jan en Roelof.

I. AARND JACOBSZ.

ovl. voor 15 juni 1412, begr. St. Pieterskerk (Kam, 'Memorieboek', 217; Ke. 72).

functie:

schepen 1377-78; H. Geestmr. 1397-98; burgemr. 1401-02.

landbezit:

* 12 morgen land te Vennep (ambacht van de burggraaf), leen van de hofstad Heemskerk, opnieuw beleend door de graaf 8 jan. 1381, met ledige hand 1390 (GvH. 709 f. 1v. en 708 f. 1).

* 31 gaard, 2½ voet land, afgestaan aan de stad i.v.m. de aanleg van de Nieuwe weg naar Oegstgeest, ontving daarvoor 4 £ 8 s. (ca. 1395; Secr. 84 f. 258v.).

* land te Zoeterwoude tussen Rijn en Versmade, verm. van zijn weduwe 15 juni 1412 (Ke. 72).

rentebezit:

* 24 sep. 1403 30 s.g.g. op land te Wassenaar en Zuidwijk (Ga. 456 p. 226).

* 12 jan. 1404 2 s. 6 p.g.g. met ½ houde op een huis en erf aan de Vollersgracht, direct afgekocht (Secr. 1611).

varia:

zegel: een ankerkruis; linksboven een figuurtje (Ke. 784, 20 apr. 1378). De 50 oude schilden, die hij de stad bij de gedwongen lening van 1393 verstrekte, verloor hij 7 feb. 1395 i.v.m. onenigheden met het gerecht; bovendien werd hem opgelegd 40.000 stenen te leveren (Secr. 84 f. 245v.; RA. 4 f. 5).

familie:

tr. Katrijn (Kam, 'Memorieboek', 159; Ga. 440 f. 29); in 1421 verm. van haar (woon?)huis en erf aan de Vollersgracht, de H. Geest had daarop 10 s.g.g. rente (W. 429 f. 16 en tafel); met Pieter Rijswijc als voogd droeg zij 15 jan. 1412 10½ morgen land te Oegstgeest op de Mersch en 1 £ rente op een huis en erf aan de Vollersgracht over aan de H. Geest (W. 428 f. 130). Bezat verder 1 £ g.g. met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 6 jan. 1413 (RA. 50 f. 127), 40 s.pay. met houde op een huis en erf ald., verm. 1415 (RA. 50 f. 150v.) en land te Zoeterwoude, verm. 6 mei 1419, gemengde voor gelegen met land van Hendrik van der Does, Jacob en Coen Frankenz., Lutgard Dirks weduwe van Alkemade, Alijd Dirksdr. van Alkemade en Jan van Tetrode (RAZH, Familiearchief Cousebant 1006 f. 22).

kinderen:

1. Gerrit Rijswijc, volgt II.

?2. Pieter Aarnd Jacobsz.z.

verm. 1393 (Secr. 84 f. 247).

II. GERRIT RIJSWIJC

ovl. voor 5 dec. 1420, hoogstwrsch. reeds voor 12 nov. 1419 (GvH. 712 f. 16v., 208 f. 23).

functie:

schepen 1388-89 en 1401-02.

woonhuis:

in St. Pietersparochie 1403-04 (Ke. 323 (6) f. 15); 14 feb. 1391 belender van Dammas Zegersz.'s huis en erf (Ke. 322 f. 13v.). Woonde later mogelijk te Haarlem (Rek. Lei., 255).

huisbezit:

zie renten.

landbezit:

* 17 aug. 1412 12 morgen land te Vennep, leen van de hofstad Heemskerk, afkomstig van zijn vader (GvH. 230 f. 89v.).

* land te Oegstgeest, verm. 4 aug. 1411 met zijn kinderen (W. 428 f. 112).

rentebezit:

* 28½ nobel op een huis en erf te Leiden, gepand; de schout hield de panding echter aan zich (2 apr. 1411; RA. 50 f. 117v.). Hij kocht dit huis voor 134 £; er bleef 6 p. met houde op rusten t.b.v. Pieter Gobburgenz. (jr.).

borgstelling:

18 mrt. 1404 Wouter Simon Galenz. (Secr. 20 f. 16v.).

varia:

zegel: een ankerkruis met rechtsboven en figuurtje (Ga. 530, 17 mrt. 1389). Hij diende i.v.m. onenigheden het gerecht 20.000 stenen te leveren volgens uitspraak van 7 feb. 1395 (RA. 4 f. 5v.).

familie:

tr. 1e Katrijn Willem Willemsz.dr. (Hoek, 'Wassenaar', 115, zie Willem Luutgardenz. c.s.); tr. 2e Katrijn van Berckenrode, dr. van Jan en Eemse Gerrit Parridaansdr. (Thierry de Bye Dolleman, 'Van Berckenrode', 94-95). Zij bezat een lijfrente samen met haar dochter, zie ald. In 1413 is er sprake van dat het Leidse gerecht uitspraak moest doen in en kwestie tussen Gerrit en Katrijn. Zij woonden toen wrsch. te Haarlem. Vermoedelijk betrof het een echtscheidingsprocedure (Rek. Lei., I 250 en 255). Gerrit Rijswijc trad 24 apr. 1404 op als maag van Gijsbrecht Claas Horstsz.; als maag van hem zelf wordt dan Thomas Simonsz. genoemd (Ke. 322 f. 23).

Kinderen (zij sloten 19 juli 1421 een overeenkomst betreffende de nalatenschap van hun grootmoeder Katrijn Aarnd Jacobsz. (RA. 41e f. 176 e.v.).

1. Pieter

ovl. voor 1 juli 1438 (GvH. 713 f. 85).

functie:

schepen 1418-19.

woonhuis:

aan het Rapenburg (1417-18, Ke. 323 (11) f. 43v.).

landbezit:

5 dec. 1420 12 morgen land te Vennep, grfl. leen (kreeg 12 nov. 1419 uitstel van leenverheffing, GvH. 712 f. 16v., 208 f. 23).

rentebezit:

* 26 mei 1402 een lijfrente van 8 Eng. nobel, losbaar met 53 nobel, samen met broer Jacob bezeten, t.l.v. de stad (Secr. 80 f. 65, 513 f. 18).

* een lijfrente van 9 nobel 10 groten, samen met Willem Rijswijc bezeten t.l.v. de stad, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 19).

* 13 juni 1414 27½ gouden nobel, afgeschat 3 apr. 1415; toen was reeds een som van 30 lichte £ en 9 botten betaald (RA. 50 f. 144).

varia:

zegel: een ankerkruis (28 aug. 1412, Ga. 633); werd 30 dec. 1417 Leids poorter (Secr. 20 f. 58); voogd voor zijn grootmoeder Katrijn Aarnd Jacobsz.'s weduwe 15 jan. 1421 (W. 428 f. 30); bevond zich in sep. 1417 in grfl. hechtenis (GvH. 207 f. 7v.).

familie:

zoon:

a. Gerrit Rijswijc Pietersz.

(RA. 41e f. 176 e.v.). Tr. Aleid Willem Heermansdr. (GvH. 714 f. 23).

2. Jacob Rijswijc

rentebezit:

* 26 mei 1402 8 Eng. nobel lijfrente, losbaar met 53 nobel, samen met zijn broer Pieter bezeten (Secr. 80 f. 65, 513 f. 18).

familie:

tr. Aleid, dr. van Floris Heerman (zie Willem Luutgardenz. c.s.); dochter:

a. Katrijn

tr. Gerrit van Lochorst (RA. 41 E f. 176 e.v.).

3. Johanna

zij bezat sinds 26 mei 1402 samen met haar moeder en lijfrente van 8 Eng. nobel t.l.v. de stad, losbaar met 53 nobel; 1412-13 alleen verm. van betaling aan haar (Secr. 80 f. 65, 513 f. 18). tr. Huge van Diemen (RA. 41e f. 176 e.v.).

?4. Willem Rijswijc

hij bezat met Pieter Rijswijc (zie hoger) een lijfrente van 9 nobel 10 groten t.l.v. de stad (Secr. 513 f. 19).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl