Jan van Hout en de koop van Leiderdorp in 1582

P.J.B. de Baar

 

1574 Leiden Leiderdorp Bilhamer uitsnede 800 

Inleiding

Vroeger waren er ambachtsheerlijkheden. De heren van een ambacht hadden veel macht; zo benoemden ze de burgerlijke en kerkelijke ambtsdragers en konden keuren (wetten, verordeningen) voor die plaats uitvaardigen. Ook konden ze rechten (belastingen) heffen op tal van zaken, dus ook op economisch gebied konden ze heel wat regelen (en ritselen). Iedere ambachtsheer wilde in zijn ambacht zoveel mogelijk economische activiteit, zelfs als dat ten koste ging van een nabijgelegen stad. Ook al kregen de steden steun van hogere overheden in hun streven tot protectionisme, de ambachtsheren beschermden hun eigen belangen en dat botste nogal eens. Wanneer een stad een ambachtsheerlijkheid kon kopen (die was vaak best wel veel geld waard), kon het stadsbestuur voortaan het beleid bepalen en dus alle economische activiteit in dat ambacht of althans een brede ring rond de stad verbieden, en handhaven. Zo probeerde Leiden in 1544 Zoeterwoude (met Stompwijk, Wilsveen en Tedingerbroek) te verwerven, maar uiteindelijk sprong de koop af. Toen zich een nieuwe gelegenheid voordeed bij Leiderdorp, aarzelde de stad niet lang en sloeg toe. Maar dit werd een lijdensweg. Wie beter dan Jan van Hout, die overal bij aanwezig en betrokken was, kon een uitvoerig rapport schrijven over de hele gang van zaken? Zijn Verbael is bewaard gebleven, ook in afschrift, en volgt hier in transcriptie. 

In 1582 kocht de stad Leiden de ambachtsheerlijkheid Leiderdorp, maar de formele afdoening daarvan ondervond tegenstand. Waar de schoen precies knelde, wordt uit het betoog van Van Hout niet duidelijk (was Amsterdam tegen?). Leiden probeerde de zaak door te drukken door de stadhouder, prins Willem van Oranje, voor haar karretje te spannen, maar eerst was dat lastig omdat hij steeds maar niet in Holland was, en toen hij eindelijk in Delft kwam te wonen, werd hij vermoord vóór hij zich met de zaak Leiderdorp had kunnen bemoeien. Daarna bleef de zaak jarenlang van de agenda, tot zich in 1597 een nieuwe kans voordeed. Gelukkig waren alle betrokken partijen nog steeds van dezelfde mening, zodat het nu, wellicht zonder stiekeme tegenstrevers, in vrij korte tijd afgedaan was. Zowel in 1582 als 1597 heeft vooral Van Hout zich enorm ingespannen om alle problemen op te lossen; het is ongelofelijk hoeveel hij gereisd heeft om met allerlei betrokkenen te overleggen. In wezen vervulde hij de taak van een pensionaris, in 1582 omdat er toen geen duidelijke bekleder van dat ambt was, en in 1597 naast pensionaris Nicolaes van Seyst. Hij moet absoluut diplomatische gaven gehad hebben; hij sprak kennelijk net zo gemakkelijk met een eenvoudige boer of handwerksman als burgemeesters van grote steden, edelen en zelfs de stadhouder. Zelfs als hij lid was een soort deputatie waarbij burgemeester(s) of andere politici aanwezig waren, waarbij die haast vanzelfsprekend het woord voerden, was zijn invloed toch vaak aanwijsbaar. Kortom, iemand die zo waardevol was dat hij vaak alleen op reis gestuurd werd om zaken te ‘regelen’.

Het rapport (verbael) van Van Hout is in twee versies overgeleverd: als origineel in Archieven Stadsheerlijkheden en Vroonwateren inv.nr. 103 en in authentiek afschrift in Stadsarchief 1575-1816 inv.nr. 336. Omdat het afschrift veel gemakkelijker leesbaar is, volgt dat hieronder. Er is vluchtig vergeleken met het origineel, maar belangrijke afwijkingen daarvan zijn niet aangetroffen.

In inv.nr. 103 bevindt zich ook een rekening van de (meeste) onkosten die de aankoop met zich meebracht. Alleen de reiskosten werden elders verantwoord, en opvallend is dat deze rekening zich hier bevindt en niet formeel is afgesloten en afgehoord. Mogelijk is dit slechts een ontwerp en bevindt of bevond een net-exemplaar zich tussen de bijlagen bij de rekening (van tresorier-ordinaris of tresorier-extraordinaris). Werkelijk alles is verantwoord, zelfs het smeergeld. Zo kreeg de vrouw van raadpensionaris Oldenbarnevelt, die eigenlijk alleen maar geadviseerd had hoe de koopsom over de grens van het vijandelijk (Spaans) gebied te krijgen, waar de verkoper, prins De Ligne, woonde, een verguld zilveren schaal. Het was een van de twee zilveren gedreven schalen die in 1592 door de stad gekocht waren om waar dat nodig was uit te reiken; zo was dit natuurlijk niet alleen voor de moeite van Van Oldenbarnevelt in dit geval, maar voor al zijn goede werk voor de stad Leiden, in het verleden en ook wel in de toekomst. Alleen al het vergulden, door de goudsmid Jan Jansz. van Griecken, kostte zestig gulden. De vrolijke maaltijd waarmee na de beëdiging van de Leiderdorpse ambtsdragers deze onthaald (en geappaiseerd) werden, kostte maar liefst f 98-15-0. Hopelijk heeft het ook Jan gesmaakt! Voor al zijn moeiten declareerde hij f 25-9-0, een flink bedrag, maar het zij hem (na zoveel eeuwen) nog steeds van harte gegund; hij heeft er echt wel wat voor gedaan!

In dit deel heeft (voorin) David van Royen, de latere stadssecretaris, orde geschapen in de warboel aan stukken over de aankoop, en daarna alles laten inbinden. Zijn titel: “Bewerp van het verbael van de reedenen en gelegentheydt welke de stadt Leyden bewogen ende aengezet hebben tot het koopen van de ambagtsheerlijkheydt van Leyderdorp van den grave van Ligny enz., met hetgunt verder daeromtrent is voorgevallen, van den 5 novemb. 1582 tot 23 sept. 1597 wanneer de stadt werkelijk bezit genomen heeft, opgemaekt door Jan van Hout, secretaris der stadt Leyden”, bewijst al zijn wijdlopigheid en grondigheid. Omdat ook hij al merkte dat het handschrift van Van Hout niet altijd even gemakkelijk voor eenieder leesbaar is, deed hij er maar meteen een volledig afschrift bij; vermoedelijk kende hij het afschrift in SA II inv.nr. 336 niet. Maar zijn handschrift is inmiddels ook niet gemakkelijk leesbaar meer, en hij was niet erg nauwkeurig in het transcriberen; vaak leek het meer op hertalen. En het is niet digitaal…

TRANSCRIPTIE VAN HET ‘VERBAEL NOPENDE DE COOP VAN DE AMBACHTSHEERLICHEYT VAN LEYDERDORP’.
(SA II inv.nr. 336 fol. 157; het stuk is door Van Hout ook van een eigen foliëring voorzien, maar die wordt hier genegeerd).

Alsoe de burgermeesteren ende regierders deser stadt Leyden zoe uyten monde van hare voorsaten in regieringe hadden verstaen, als uyt de stucken, papieren ende chartren van de stadt waren berecht wat groter oncosten zoe van processen als andere vanwegen deser stede in voorleden tijden zijn gedragen om des stats neringen voor zoe vele mogelic was te benefitiëren ende miteenen de buytenneringen te verhinderen en beletten dat die uyt deser stede nyet en zouden werden getrocken ten plattenlande ende de buyren ende innewoonderen van den ambachte van Leyderdorp wel meest hem tot het doen van zodanige neringen vanouts hadden begeven ende zulcx wederom scheenen bij der hant te willen nemen, nyetjegenstaende den accorde daerop den 8en septembris 1541 mitten Heere van Wassenaer indertijt als ambachtsheer van Leyderdorp gemaect ende bij Ho[ochloffelijcker] Me[morie] keyser Kaerle de Vijffde opten 19en september 1541 geapprobeert ende de vordere octroyen zoe opte buytenneringen als opte buytengetimmerten ten voordele deser stede verworven den 11en octobris 1540 ende den tienden january 1575, ende dat zij daeromme beduchten ter zaicke vandien in nieuwe moeyten ende costen te geraecken; dat zij oock bevonden dat hunne voorsaten om hem daervan te ontledigen goetgevonden hadden in den jare 15vierenveertich te copen de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude [in de marge heeft Van Hout geschreven: ’t verhael van de cope der ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude ziet achter, beginnende fo[lio 221-245v.], mer dat zij tot de leveringe vandien nyet en hadden cunnen geraecken doordien de genomde Ho[ochlofflijcker] Me[morie] keyser Kaerle de Vijffde ‘tselffde ten behouve deser stede nyet en begeerde te doen versegelen invougen dat zij de cope van de voorschreven ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude zo men zeyt aen den Heere van Alckemade hadden overgedragen, soe was bij hem in beradinge geleyt off men de gelegentheyt van den jegenwoordighen tijt waernemende als wesende de regieringe van ’t Lant ende de bedieninghe van de Graefflicheyt jegenwoirdelick aen den Heeren Staten nyet en behoiren te trachten om in cope te becomen nyet alleen de ambachts- [fol. 158] heerlicheyt van Leyderdorp, mer ooc ‘tgunt men vorder in dien deele tot vordernisse van deser stede neringen zoude mogen becomen, om waertoe te geraecken hadden door de heere mr. Jan van Banchem, doentertijt deser stede advocaet voor den Hove van Hollandt, nu raidt in den Hoogen Raide, doen sonderen ’t gemoet ende de gesintheyt van Jacob de Jonge, raidt ende rentmeester van den Heere van Wassenaer, waeraen de voorschreven ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp gehoorich was, dewelcke daerinne zoeveel gedaen ende benaersticht hadde dat de voornomde rentmeester aen den Heere van Wassenaer tot dien eynde hadt gescreven, dezelve Heer van Wassenaer daerinne bewillicht ende aen den voornomden rentmeester genouchsame last hadde overgesonden omme mit de voornomde van Leyden daerop in onderhandelinghe te treden, gelijc ‘tselve blijckende es bij de missive hier innegelijft [in de marge heeft Van Hout in sierletters geschreven: 1582 novemb. 5: Missyf van de heer Banchem aen J. van Hout]

Edele, wijse, voorsienige, bijsondere goede vrunt, nair mijne hartgrondighe gebiedenisse t’ Uwer Edele es d’ oorsaecke mijns schrijvens dat alsoe Mijnheeren van Leyden t’ anderen tijden op mij begeert hebben dat ick soude vernemen off daer eenich middel zoude wesen teneynde de stadt in cope tegens den Heere van Wassenaer soude mogen gecrijgen de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp onder zeeckere conditiën daerbeneffens voorgeslagen, ende dat de rentmeester van Wassenaer aengenomen hadde daervan aen sijnen Heere te schrijven, soe es ’t dat dezelve rentmeester op eergisteren mij gebootschapt heeft dat Mijnheere van Wassenaer hem genouchsame last heeft overgesonden omme met Mijnheeren van Leyden diesangaende te handelen, ‘twelck ick angenomen hebbe hemluyden door Uwer Edele te laten weten. Wille daermede desen eyndigen, biddende God Almachtich Uwer Edele lange te willen sparen tot salicheyt. Uyten Haghe desen 5en novembris 1582. Onder stont: Uwer Edele dienstwillighe vrunt Jan van Banchem. De superscriptie was: Edele, wijse, voor- [fol. 159] sienighe goede vrundt Jan van Hout, secretaris der stad Leyden.

[1582 novemb. 22, communicatie] Volgende denwelcken waren Jan Janszoon van Baersdorp, burgermeester, ende de voornomde Jan van Hout, secretarys, opten 22en novembris 1500tweentachtich gereyst naer Den Hage ende hadden opten 23en opte voorschreven cope mitten voornomden rentmeester in nairder conferentie ende onderhandelinge getreden, alleenlicken preparatoirlicken, ende om te besien hoe men deselve zaicke bequaemelicxt zoude connen beginnen ende bij der handt nemen, ende alsoe ‘tselve doende vanwegen den rentmeester voorgeslagen was dat hij van die van Leyden geen ander gevoelen en conste hebben dan dat zij van meyninge waren te procederen ter goeder trouwen, gelijc ’t onder vrome lieden betaemde, ende dat zij hem mit geen confiscatie off annotatie die van des Heeren van Wassenaers goeden ten bevele van de Heeren Staten zouden mogen werden gedaen, nyet en zoude willen behelpen om Zijn G[enade] de belooffde penningen weerloos te maicken, zoe was denzelven daerop deur den voorscreven gecommitteerden expresselic toegeseyt en belooft dat zij ter goeder trouwen, ooc wat gevallen datter soude mogen overcomen, aen den Heer van Wassenaer de belooffde penningen promptelicken ende in gelde zonder swaricheyt zouden doen aentellen ende dat hij hem daervan verseeckert zoude mogen houden. Ende naerdat daervan mitsgaders van de voorslagen daertoe dienende openinge gedaen waren die van de Grote Vroetschappe der voorschreven stede als ’t lichaem vandien representerende, zoe waren opten 24en novembris 1582 gecommitteert ende gelast de burgermeesteren indertijt als Pieter Adriaenszoon van der Werff, Jan van Brouchoven, Claes Willemsz. [fol. 160] van Warmont ende Claes Adriaensz., mitsgaders de voornomde Van Baersdorp ende Jan van Hout, secretaris, om mit den voornomden rentmeester angaende de coop van de voorschreven ambachtsheerlicheyt te handelen, volgende denwelcken es de voornomde Pieter Adriaenszoon van der Werff, burgermeester, opten 28en novembris 1582 gereyst naer Den Hage om mit de voorschreven Van Hout, dier tijden in Den Hage wesende ende aldaer besoingerende over ’t maecken ende vernieuwen van des stats keuren, op ‘tgunt voors. es in besoinge te treden. ‘twelc doende es eyntelic gemaict ’t contract hyer innegelijft:

Op huyden den eersten decembris 1500tweendetachtich zijn joncheer Andries van Wassenaer, bailliu van Wassenaer, ende meester Jacob de Jonge, rentmeester van den Huyse van Wassenaer, in cracht van haer brieven van volmacht van Mijnen G[enadigen] Heere Mijnenheere den grave van Lingne ende Faulcquenberge etc., Heere van Wassenaer, ambachtsheer van Leyderdorp etc., ter eenre, ende Pieter Adriaenszoon van der Werff, burgermeester, ende Jan van Hout, secretaris, gecommitteerden der stadt Leyden, ter anderen zijde, bij tusschenspreecken van meesters Jan van Banchem, raed van den Hoogen Raide van Appèl, ende meester Cornelis van der Hooch, onder ’t behagen van heure respective meesters ende op ’t advoy ende believen van de Hooge Overicheyt van den Lande, overgecomen ende verdragen: Eerst dat de voornomde van Leyden in coope hebben zullen de voorschreven ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mitten gevolge vandien als schoutambocht, bodeambocht, clercqambocht, de wint ende ’t veer, zulcx ende in der vougen Zijne G[enade] dezelve ambochtsheerlicheyt ende gevolge volgende de oude leenbrieven daervan de voors. van Leyden [fol. 161] voor zoeveele de voors. ambachtsheerlicheyt angaet zonder vorder extracten off copiën auctentycq gelevert zullen werden van de Graeffelicheyt van Hollandt ten rechten leene houdende es, sonder dat hierinne begrepen wert de visscherye van den Rijn, die bij Zijne G[enade] tot een ander leen apart ofte op hemzelven van de voors. Graefflicheyt wert gehouden, ende dit al mits dat degeene die ’t voorscreven schoutambacht, clercqambacht, bodeambacht ende ’t veer nu ter tijt in pacht hebben ende gebruycken, deselve ende elck van hem haeren pacht de resterende tijt zal volgen, gehouden blijvende ten behouve van de voorscreven stede te betaelen ‘tgunt zij daervooren gehouden zijn uyt te keeren, te weten Jan Jochumszoon ’t schoutambacht ende bodeambacht noch eenen tijt van vier jaeren, eyndende Lichtmisse zevenendetachtich, gevende jaerlicx te pacht dertich gulden, Salomon van der Woert het secretaryschap tot wederzeggen toe, gevende jaerlicx tot een kenpenninck dertich stuvers, verschijnende Lichtmisse, ende Cornelis Janszoon van ’t veer noch vier jaeren, eyndende prima january zevenentachtich, gevende jaerlicx te pacht zes gulden, daervan de pachten vallende prima january ende Lichtmisse ’84 tot des stats prouffijte zullen comen, ende zullen de brieven van verpachtinge daervan zijnde de voornomde van Leyden werden gelevert. Ten tweden dat de voornomde Van Wassenaer ende De Jonge vanwegen Zijn voors. G[enade] ende voor zoeveele Zijn G[enade’s] heerlicheyden van Ougstgeest ende Voorschoten angaet, consenteren ende approberen zullen, gelijc zij voor zoeveele des noot es consenteren ende approberen mitsdezen, dat het octroy bij de voorschreven van Leyden opten tienden january 1575 verworven mitsgaders de approbatie ende breder verclaringe van Zijne P[rinselijck]e Excellentie als representerende [fol. 162] ende hem gedefereert zijnde de Hooge Overheyt van Hollandt daerop gevolcht van date den vierden octobris tweendetachtich in de voorscreven heerlicheyden zoeverre de limiten van vijffhondert ende achthondert roeden aldaer verhaelt hen respectivelicken uytbreyden, ende vorder nyet, plaetsegrijpen ende in alle zijn poincten onderhouden, geachtervolcht ende naergecomen werden zal, des zal de voorschreven Zijn G[enade] t’ sijnen gelieven aen de Zijl in den voorscreven ambochte van Leyderdorp moghen doen stellen zeeckere huysinge, ‘tsij van steen off van hout, tot verclaringe van burgermeesteren der stadt Leyden in der tijt dienende, alleenlick tot geryff van den bewaerder van Zijne G[enaden] tolrechten, zonder dat dezelve bewaerder aldaer eenighe tapperijen off andere statsneringhen zal mogen oprechten, doen noch gebruycken, off yet doen anders dan bouwerije, ende mits dat hij alle zijne wijnen, bieren ende andere lijffbehouften voor hemselven ende zijn gantsche familie dienende, binnen Leyden ende anders nieuwaerts haelen zal mogen ende daervan alle exchijsen, ongelden ende lasten opleggen ende betaelen zal moeten, gelijck de burgeren ende inwoonderen der voorschreven stede in der tijt doen zullen, alles op pene ende verbeurte in ’t voorschreven octroy begrepen, van alle ‘twelck respectivelic tot coste van de stadt van Leyden brieven van verlij, opdrachte ende overgifte in behoirlicke forme zullen werden verleden omme daerop bij die van Leyden aggreatie ende approbatie van de Hooge Overheyt ende elders daer ‘tselve van node zal sijn, versocht te werden, ‘twelc zij van Leyden ten wederzijden verclaringe gedaen wesende bij hun meesters de jegenswoirdige overcompste gestant [fol. 163] te doen, mitten eersten aennemen te doen. Dewelcke vercregen hebbende, zullen de voors. van Leyden voor alle ‘tgundt voorscreven is in gereden gelde aen handen van den voornompden De Jonge als rentmeester ende onder absolute quitantie van deselven betaelen een somme van duysent guldens van veertich groten ’t stuc, ende daer bijvougen obligatie van de voorschreven stede van gelijcke somme omme teynden tsjaers aen zeeckere persoon hen te nomineren betaelt te werden, des hem de voors. rentmeester in zijn particulier bij de voorschreven quitantie verbinden zal dat hij mitten aldereersten de voorschreven van Leyden buyten haren costen bestellen ende in handen leveren zal behoirlicke ende absolute quitantie onder de handt ende ’t segel van mijnen voorschreven G[enadige] H[eere]. T’ oirconde deesen bij den voorscreven personen elck in zijn qualité ondergeteyckent ten dage alsboven. Ende onderteyckent: V. Wassenaer, J. de Jonge, Pieter Adriaensz. van der Werff, J. van Hout, J. Banchem, Cor. van der Hoech.

Van welcke gemaicte coope ende verdrach de voornomde Heer van Wassenaer deur zijnen voornomden rentmeester verwitticht zijnde, hadde ‘tselve van zijn sijde bewillicht ende om ‘tselve te voltrecken overgesonden de volgende procuratie:

Wij, Philips grave van Lingne ende van Faulcquenberge, burchgrave van Leyden, baenreheere van Wassenaer ende van Belloil, heere van Estambruges, Ellegnies, Voorschoten, Catwijck, Valckenburch, Oustgeest etc., ridder van der orden van den Gulden Vliese, doen condt allen luyden dat wij machtich gemaict hebben ende maecken machtich mitsdezen joncheer Andries van Wassenaer, onsen bailliu, ende Jacob [fol. 164] de Jonge, onsen rentmeester van Wassenaer, t’samentlick ende elck bijsonder, omme uyt onsen name te compareren voor stadthouder ende leenmannen der Graefflicheyt van Hollandt ende elders daer ’t van node wesen zal, ende te cederen, transporteren ende overgeven tot behouve der stadt Leyden onse ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn zulcx wij die tot noch toe tot eenen rechten leene van de Graeffelicheyt van Hollandt gehouden ende beseten hebben, belovende over goet, vast ende van waerden te houden ‘tgunt bij den voors. onsen gemachtichden ende elcx van hun bijsonder in ‘tgunt voorscreven es gehandelt ende gedaen zal werden onder alle vorder conditiën ende bespreecken tusschen den voirnomden onsen gemachtichden ende die van Leyden in ’t tracteren van de overdracht der voors. onse ambachtsheerlicheyt op ’t believen van de Hooge Overicheyt opten eersten decembris 1500tweendetachentich voorsproocken ende geaccordeert, versouckende an de Hooge Overicheyt des Graefflicheyts van Hollandt deze onse overdrachte overdanckelic te willen nemen, dezelve te believen ende die van Leyden voornoemt behoirlicke brieven van investiture te willen verleenen. T’ oirconde onsen zegel hyeraen gehangen ende onsen name hyeronder gestelt den twintichsten dach van maerte 1500drieendetachtentich. Onderteyckent: Philps de Ligne, wesende daerbeneffens besegelt mit een groot root wasschen zegel aen doublen franchijnen staerte uythangende.

Ende alsoe de voorscreven van Leyden daervan verwitticht zijn geweest deur de brieven hier innegelijft:

Eersame, discrete heere, op eergisteren [fol. 165] van Gheervliet thuysgecomen zijnde, hebbe gevonden antwoorde van mijnen heere de grave van Ligne op mijne voorgaende missive van den 12en decembris lestleden angaende de zaicke van Leyderdorp, aggreerende onse besoinge in allen haere poincten, behalven dat hij zoude begeeren de belooffde penningen teffens ende t’eenemale opgebracht te werden, ons overzeyndende zijne procuratie omme het transport te doene onder ’t segel ende handt in conformité van het ontwerp bij mij Zijne G[enade] overgesonden, op betrouwen dat Mijnheeren van Leyden ‘tgunt voorscreven es voor goet zullen aensien ende daermede tevreden zijn, waervan ic nyet en hebbe willen laten Uwer Edele ten eersten te verwittighen teneynde u believe mit Mijnenheeren de burgermeesteren ‘tgunt voors. es te communiceren ende mit volle resolutie u alhier te vinden opdat nyet van node en zij mit vordere rescriptiën langer train ende dilay te causeren. Uyten Hage den 21en aprilis 1583. Onder stont: Uwer Edele gans willige vrundt Jacob de Jonge. D’ opschrifte: Eersamen, zeer discreten heere ende mijnen bijsonderen goede vrundt Jan van Hout, secretaris der stede van Leyden.

Soe was de voornomde Van Hout opten 24en aprilis ’83 van deser stede wegen gereyst nair Den Hage ende ten zelven tijde mitten voornomden rentmeester ten overstaen van de voorscreven heere Banchem verdragen dat de geheele somme van tweduysent gulden teffens ende in gerede penningen zoude werden opgebracht, mits dat de stadt ten opsicht van d’ anticipatie van de laetste duysent gulden interesten zoude corten [fol. 166] en genieten nair beloop van de penning zestien, waernair de voors. ambachtheerlicheyt ten behouve deser stede voor leenmannen es opgedragen volgende de brieven hier innegelijft:

Transfix. Wij Jan van Banchem, raidt ordinaris in den Groten Raidt van Hollandt, ende Heynrick Heermale, beyde leenmannen van de Graefflicheyt van Hollandt, doen condt eenen ygelicken dat op huyden voor ons in persone gecompareert es Jacob de Jonge, rentmeester van Wassenaer, ende heeft voor ons uyt crachte van zijne procuratie hem gegeven bij Mijnenheere den grave van Ligne als heere van Wassenaer in date 20en martii 1500drieendetachtich, daer dese deurgesteecken es, vanwegen deszelffs Heeren ende op ’t advoy ende welbehagen van de Hooge Overicheyt van den Lande, gecedeert, getransporteert ende overgegeven tot behouve der stadt Leyden des voors. Heere ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn, zulcx de vers. Heere die tot noch toe tot eenen rechten leene van de Graeffelicheyt van Hollandt gehouden ende beseten heeft, onder alle vordere conditiën ende bespreecken tusschen de voornoemde van Leyden ende den voors. De Jonge, mit joncheer Andries van Wassenaer, bailliu van Wassenaer, als gemachtichden van den voorscreven heere grave in ’t tracteren van de overdracht der voors. ambachtsheerlicheyt op ’t believen van de Hooge Overicheyt alsvooren opten eersten decembris lestleden versproocken ende geaccordeert, versouckende de voornomde De Jonge uyten name alsvooren an de Hooge Overicheyt des Graefflicheyts van Hollandt dese voorscreven overdrachte overdanckelick te willen nemen, dezelve te believen, ende die van Leyden voornompt behoirlicke brieven van investiture te willen verlenen. T’ oirconde van desen hebbe ick, Jan van Banchem voorscreven, gebeden den voornoemde Jacob de Jonge zijn segel uuyt mijnen [fol. 167] name hyeraen te willen hangen, zoe ick zelver alsnoch geen zegele en gebruyc, zulcx ick De Jonge voorschreven zoe uyten name van de voorscreven Banchem alsooc van mijzelven gaerne gedaen hebbe, ende ick Heyndrick Heermale hebbe mijn zegele hyermede aengehangen opten 25en aprilis anno 1500drieendetachtich. Onder de plycque stont geteyckent: J. v. Banchem, wesende getransfixeert deur de voors. procuratie ende besegelt mit twe rode wasschen zegelen aen doublen franchijnen staerten uythangende.

Ende alsoe de voors. opdracht bij brieven van den 25en aprilis ’83 door de heer Banchem gescreven aen deser stede was overgesonden, ende dat zulcx niet en resteerden dan ’t voorscreven contract oic van deser stede wegen te voltrecken, om ‘twelc te voldoen volgende den innehouden van de voors. accorde van node was ’t advoy van de Ho[ge] O[vericheyt], soe was de voornoemde Van Hout opten 29en aprilis ’83 van deser stede wegen gereyst naer Antwerpen om daerop te vervolgen ’t advoy van Zijn Ex[cellentie] den prince van Oraengien h[oochloffelicker] m[emorie], niet alleen ten opsichte Zijn Ex[cellen]tie de Hoge Overicheyt doen ter tijt was gedefereert, mer dat ooc Zijn Ex[ellentie] de Graeflicheyt van Hollandt was opgedragen ende mitten groten zegele deser stede verzegelt, mer en hadde Zijn Ex[ellentie] daerinne nyet begeren te resolveren ende zulcx de zaecke aen de Heeren Staten versonden mit brieven van den volgenden innehouden:

De prince van Orangien, grave van Nassau etc., marquys van der Vere etc., heere ende baroen van Breda,

Eedele, eersame, wijse, hoochgeleerde besundere goede vrunden, die schoutet, burgermeesteren ende regierders der stad Leyden [fol. 168] hebben aen ons geschict heuren secretaris meester Jan van Houte om ons aen te geven zeeckere twe poincten ende daerop onse provisie ende octroy te verwerven, namentlick d’ eerste alsoe zij zeggen zeecker accord angegaen te hebben mitten gecommitteerden van den grave van Ligne, van denwelcken als Heere van Wassenaer zij bij cope vercregen zouden hebben de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp, dewelcke heurluyden ende der voorscreven stadt om veele oirsaicken ende consideratiën nyet alleenlic dienlic, mer oock nodich is, ende dat de voors. heerlicheyt te leene gehouden wordt van den grave van Hollandt, dat wij ‘tselve accord ende coop zouden willen bevestigen ende advoueren ende vorders uuyt de autoriteyt die zij seggen wij daertoe te hebben, de nature van ’t voorschreven recht leen wech te nemen ende de voors. ambochtsheerlicheyt met zijn gevolge daervan te willen bevrijden, denzelven van Leyden bewilligende ‘tselve als vrijdomme van der stadt ende gelijck den vrijdom die zij buyten de andere heure poorten is hebbende in der eeuwicheyt te mogen besitten, vermeerderende overzulcx mette voorscreven heerlicheyt de jurisdictie ende ’t rechtsgebiet der voors. stad Leyden. Ten anderen dat alsoe de regenten der voors. stad Leyden over twe jaren gekeurt hebben dat alle penningen toecommende weeskinderen, onsinnige, uytlandige ofte diergelijcke personen momboirs behouvende, geleeght aen renten, dezelve personen tot heure jaeren, verstandt of lande respectivelick gecommen zijnde, zulcke renten zullen gelost ende affgeleeght ende metten verloop derselver opgebrocht worden omme sulcke personen daermede des te bequamer als heuren hartstoel in heuren handel te mogen generen ende behelpen, eensamentlick oock dat alle verlijen ende stipulatiën nyet voor schepenen zoe tot daertoe gedaen was, maer alleenlick voor weesmeesteren ge- [fol. 169] schiet ende in het weesbouck opgeteyckent zouden, om den cost te schouwen, zoe gestendich ende van zulcker weerden zijn ende preferentie hebben alsoff ‘tselve voor schepenen gepasseert ware, gelijck tot noch toe, zij seggen onderhouden te zijn, ende dat zij nochtans beduchten dat in toecomenden tijde ter saicken vandien eenige processen zouden mogen spruyten, om dewelcke te voorcommen versouckende dat wij dezelve sulcke heure ordonnatie zouden willen met octroy approbatoir bevestigen. Ende al eest dat wij dezelve heure versoucken geenssints en hebben vreempt gevonden, maer het eerste zoe doenlick als het ander redelick, insiende insunderheyt de groote lasten ende t’ achterheyt daerinne dezelve stadt deur heure vromicheyt ende getrouwicheyt heur is bevindende, soe en hebben wij daerop (als ons zulcke authoriteyt ende macht daertoe nodich egeensints toescrijvende) nyet willen noch cunnen yet gedoen oft besluyten tot heurder gonste ende voorderinghe, doch hebben nyet cunnen nalaeten deselve aen U L[ieve] te verseynden, denwelcken wij vrundtlick willen versocht hebben den voorschreven van Leyden die lichtelick wel meer zijn meriterende in desen hunnen redelicken ende doenlicken versouck ende ‘tgeene zij breder uluyden zullen aendienen, van onsen wegen te willen houden voor zunderlinge bevolen ende gerecommandeert. Eedele, eersame, hoochgeleerde, wijze, bijzundere goede vrunden, zijt Gode bevolen. Uyt Antwerpen den 5en mey 1583. Onder stont: Uluyder goede vrundt, ende geteyckent: Guillaume de Nassay. D’ opschrift was: Den eedelen, eerentfesten, eerzamen, wijzen, hoochgeleerden, onzen bezunderen goeden vrunden Staten ’s Lants ende Graefflicheyts van Hollandt.

[fol. 170] Mit welcke missiven de voornomde Jan van Brouchoven, burgermeester, ende de voors. Van Hout, secretaris, opten 10en mey ’83 gereyst zijn nair Den Hage om de saicke nairder in beradinge te leggen mit mr. Pouls Buys, dier tijden advocaet van ’t Gemeenlandt van Hollandt, ende miteenen te delibereren op ’t presenteren van de requesten teneynde voors. beworpen bij de voornoemde De Jonge, rentmeester, hier innegelijft:

Copie. Minute onder correctie. Aen Mijnheeren den Staten van Hollant.

Vertoonen die burgermeesteren ende regierders der stede van Leyden dat nairdien tot heurluyder kennisse gecomen was dat den rentmeester van Wassenaer, Jacob de Jonge, tot furnissement van omtrent vyerduysent gulden over zeeckere jaeren verloopen renten, den heeren van Beaufort, Fresin ende Noyelles uyt de goeden van Wassenaer verschenen ende bij u, mijnheeren, als aengeslagen genouch promptelicken geordonneert opgebracht te moeten werden, benodicht was geweest merckelicken somme van penninghen op zwaer interest te lichten ende omme dezelve weder te quyten van den voorscreven heere last hadde alle mogelicke ende bequaemste middelen te zoucken, ’t waer bij vercopinghe van eenighe partiën off andersints, zijluyden remonstranten zoevele deur den voorschreven rentmeester aen den heere grave van Lingne gedaen ende gevordert hadden dat zijluyden d’ ambochtsheerlicheyt van Leyderdorp, wesende een recht leen van de Graeffelicheyt van Hollandt, in cope vercregen hebben op ’t believen, advoyemente ende confirmatie van Zijne Exellentie als Hooge Overicheyt van den voorscreven Lande, aen denwelcken zijluyden oock [fol. 171] zulcx versocht hebbende, heeft Zijn Exellentie oock ‘tselve voor angenaem gevonden ende belieft op ’t genougen van de Heeren Staten, hebbende tot dien fijne aen denzelven doen expediëren zeeckere sijne missive, hyer bijgaende, versouckende daeromme Uwer Edele believinge op ‘tgunt voorschreven es, ende ordonnantie opte marge van dezen opten griffier van de leenen omme brieven van confirmatie daertoe dienende in behoirlicker forme te expediëren zoe sijluyden supplianten ooc van meninghe zijn ’t voorschreven quaet leen tot een onversterfflic leen te redimeren ende doen redimeren bij den commissaryzen op ‘tzelve stuc bij U, Mijnheeren, daertoe geordonneert. Dit doende etc.

Of men zoude mogen optes graven name ende coste van die van Leyden vercrijgen ’t voorschreven recht tot een goet leen ende dat deur schriftelicke last ende requisitie van die van Leyden omme ‘tselve hebbende transport te mogen doen sonder te behouven eenich believen off confirmatie van de Exellentie noch van de Staten, mer most eerstdaichs geschien alder eenighe placcaten quamen van geen goeden te mogen aliëneren etc. Of dat een derde den Staten angenaem zijnde zouden mogen versoucken aen den voorschreven commissarysen omme ’t voorschreven quaet leen tot een erffleen te hebben, te kennen gevende dat hij ‘tselve van de grave van Ligne gecoft hadde ende mit hem seens was, zoeverre het tot een erfleen te crijgen ware, dan soude in sulcken gevalle de penningen daervooren belooft opgebrocht moeten werden ende daernair ’t verlij vercregen hebbende, die van Leyden weder getransporteert moeten werden ende zulcx dobbelt recht van verlije vallen.

Ende nairdat de voornomde advocaet [fol. 172] Buys de voors. missive geopent ende eenighe zwaricheyden bij hem daerinne bevonden, den voornomden gecommitteerden verclaert ende te kennen gegeven hadde, sijn de voornomde gecommitteerden Brouchoven ende Van Hout naer Leyden gekeert, dewelcke van hun wedervaren rapport gedaen hebbende aen die van de Gerechte, es bij dezelve opten zestienden mey drientachtich nae visitatie van de voors. beworpen requesten raetsaem gevonden mit ’t versouc op te houden ende te verbeyden zoelange tot Zijn voors. Ex[ellen]tie (dier tijden in Brabant zijnde) alhier in Hollandt zoude sijn gecomen, deurdien men verhoopte dat de swaricheyden bij eenighe steden ende voornementlicken bij die van Amsterdam gemaict om Zijn Ex[ellen]tie de gedefereerde Graeflicheyt te verzegelen, middelertijt geassopieert ende gesplist zoude hebben geweest ende ten vergenougen van Zijn Ex[ellen]tie voltrocken ten opsicht Zijn Ex[ellen]tie hem verclaert hadde dat hij geen swaricheyt en maecte om de voors. coop te advoyeren ende de voornomde van Leyden daerinne conform haer goede gelieven te gratificeren. Ende alsoe de voorscreven rentmeester om de voorgeroerde zaecken te bevorderen gescreven heeft de brieven hier innegelijft:

Eersame, zeer discrete heere. Alsoe ick gaerne mitten eersten aen Mijnenheere antwoorde schrijven soude nopende onsse besoinge, u kennelick zijnde, wilde u wel gebeden hebben mij over te schrijven die resolutie van mijnenheeren van Leyden omme mijne reschriptie daernae te dresseren. U Edele zal mede gelieven mijn minute in uwen brieff over te schicken. Mij hyermede zeer vruntlick gebiedende in Uwer Edele’s goede gratie. Uuyten Hage den 17en mey 1583. Onder stont: Uwer Edele’s gans willige vrundt ten dienste, ende was onderteyckent Jacob de Jonge. [fol. 173] D’ opschrifte was: Eersamen, vromen, zeer discreten Jan van Hout, secretaris der stede van Leyden.

Soe zijn dezelve van deser stede wegen beantwoort in deser vougen:

Erentfeste, eersame, wijse, voorsienige heere ende gonstige goede vrundt, ick anbiede mij gedienstich tot Uwer Edele. Niet twijfelende Uwer Edele zij deur monde van mijnheer de burgermeester Warmond, daer van statswegen ter dachvaert, van de meeninghe van mijnen heeren ende meesters ende de zwaricheyt bij hem gemaict omme yet aen den Heeren Staten te vervolghen, maer ten wederzijden raetsaemst, de zaicke wat in schorssinge te houden op hope off Zijn Ex[ellent]ie cortelinge in Hollandt mochte comen ende die dan mit meerder verseeckertheyt aff te handelen, zoe en is nyet van node alhyer daervan yet wijders te verhaelen, maer zeynde U Edele volgende zijn schriftelic begeren de minute van U Edele weder. Waermede hyer eynde maickende, bidde den Almogenden U mijnen Eerntfesten, eersamen, wijsen, voorsienigen heer ende gonstigen goeden vrundt, te verlenen ’t volbrengen van Zijne deuchdelick begeren ende te nemen in Zijnen schut ende scherm tot salicheyt. In Leyden desen 20en mey ’83 stilo novo. Onder stont gescreven: Bij Uwer Edele goede vrundt ende dienaer, ende was onderteyckent: J. van Hout. De superscriptie was: Erentfesten, eersamen, wijsen ende zeer voorsienigen heer mijnen heere Jacob de Jonge, raid ende rentmeester van den Huyse van Wassenaer, in Den Haege.

Mit welcke beantwoordinghe alsoe de voornomde rentmeester (zoo ’t schijnt) geen genougen en nam, zijn desselffs brieven opten 26en mey ’83 in deliberatie geleyt mit die van de Gerechte ende is daerop nair onderlinge beradinge gere- [fol. 174] solveert dat de voornomde Van Hout, secretarys, daertoe gecommitteert, daerop nairder in communicatie zoude treden mit de voornomde heere Banchem, ende denzelven wat nairder ende voor zoeveele eer ende eedt behouden mogelic was, openen souden de swaricheyden de voornoemde van de Gerechte in desen bewegende, teneynde de voornomde rentmeester deur denzelven daervan wat onderrecht zijnde, eyntelicken aen zijn sijde zouden mogen resolveren, zonder op ’t goetduncken van burgermeesteren te verwachten off daerop te letten off hij gevordert begeerde te hebben opten voet bij hem voorgeslagen off liever mitter zaec hadde te verbeyden.

Mit welcke resolutie de voornomde Van Hout opten lesten mey ’83 gereyst es nair Catwijck bij de voorscreven heer Banchem, dier tijden daer wesende, alwaer hij ooc vont den voornomden rentmeester De Jonge, ende mitten anderen van de voors. zaecke spreeckende, besloot ende verclaerde de voornomde rentmeester ten overstaen van de voorscreven heere Banchem dat hij tevreden was ende bewillichde zonder voor alsnoch eenich versouc off vervolch te doen, te verbeyden de compste van Zijn Ex[ellent]ie. Waernair de voors. brieven van procuratie ende opdracht den voornomden rentmeester weder zijn in handen gestelt t’ sijnen versoucke volgende de brieven hier innegelijft.

Eersame, zeer discrete heere ende goede vrunt. Ick houde Uwer Edele wel indachtich hoe dat ick laestmael opte dachvaert van de hooftingelanden van Rijnlandt tot Leyden wesende, Mijnheeren de burgermeesteren aldaer in Uwer L[ieves] presentie voorgehouden hadde omme weder te hebben mijn procuratie ende transport van de heerlicheyt van Leyderdorp, voor leenmannen gedaen, ter tijt toe ’t effect vandien volbracht mochte werden [fol. 175] als ‘tselve wel redelick zijnde. Waerop dezelve mijnen heeren mij ter antwoorde gaven ‘tgunt voors. es in den heuren aen te willen dienen ende alsdan mij de voors. restitutie te doen als nair behoiren. Waeromme u believen zal mij nu mit mijnen heere Banchem d’ voors. stucken weder te zeynden ende die hant daeraen te willen houden omme bij mij bewaert te werden ter tijt toe onse zaecken geëffectueert zal mogen werden. Uwer Edele hiermede den Almogenden bevelende, die ic bidde denzelven te willen sparen in lancksalige gesonthede. Uuyten Hage den 1en augusti 1583. Onder stont: Uwer Edele dienstwillige vrundt Jacob de Jonge. De superscriptie was: Eersamen, zeer discreten Jan van Hout, secretaris der stede van Leyden.

Ende alsoe Zijne voors. Ex[ellen]tie op zijn eerste compste daeraen in Hollandt binnen Delff opten 10en july ’84 deerlicken vermoort werde, zoe was de voors. zaecke onvoltrocken gebleven mits den soberen staet die hem dese landen dier tijt inne vonden, waernair gevolcht zijnde de anneminge van den grave van Leycester mitsgaders de Leycestersche factie binnen deser stede (gelijc alle de werelt bekent es) uytgeborsten ende dezelve gepasseert zijnde, de grote ende menichfuldige questiën ende processen tusschen burgermeesteren ende regierders deser stede jegen Dijcgrave ende Hoogeheemraiden van Rijnlandt, en was in der voorscreven zaicke van de cope der voors. ambachtsheerlicheyt niet gevordert totdat in den lopenden jare 1597 hem weder nieuwe questiën schenen te openbaren ter oorsaicke van de vergrotinge van de vrijdomme deser stede buyten de Zijlpoorte, binnen welcke vergrotinge nyet alleen schout ende croosheemraden van Leyderdorp schouwe pretendeerden, ooc gepoocht hadden te usurperen [fol. 176] opten Lagen Rijndijc, maer ooc Dijcgrave ende Hoogeheemraiden in den Rijn, zoedat de burgermeesteren verduchtende nieuwe processen ende voorsiende dat indien men in gelijcke questiën nootshalven gevallen ende dezelve annemen hadde moeten, de costen vandien leechlicken meer zouden hebben bedragen dan voor de voorscreven cope van de ambachtsheerlicheyt was belooft, waren eyntelic te rade geworden de voors. cope weder bij der handt te nemen ende deselve bij de bequaemste middelen te doen voltrecken. Om 'twelc te doen benaerstigen, waren opten vierden augusti ’97 gecommitteert de voornoemde Jan Jansz. van Baersdorp ende Claes Adriaensz., burgermeesteren, mr. Niclaes van Zeyst, raedt ende pensionarys, ende de voors. Jan van Hout, secretaris. Ende alsoe tot heurluyder kennisse gecomen was dat de voornoemde rentmeester van andere zinne ende meninge scheen gewerden te zijn ende hij hem t’ anderen tijden hadde laeten verluyden dat hij hem jegens ’t voors. voltrecken van de coope van de ambochtsheerlicheyt van Leyderdorp van meninge was te opposeren ende ‘tselve te verhinderen, soe hadden de voornomde gecommitteerden des voors. rentmeesters gemoet weder doen sonderen ende denzelven in ’t secreet doen anseggen dat de voors. ambachtsheerlicheyt leechlicken van den Huyse van Wassenaer zoude werden getrocken zonder eenige vergoedinge aen den voors. Huyse van Wassenaer te doen, ‘twelc nair alle apparentie naerder was als hij wel waende ende dat hij daerom wel voor hem zoude willen sien dat hij, meenende den Huyse van Wassenaer voordeel te doen, ‘tselve in dier vougen geen groot achterdeel en zoude doen, mit welc andienen de voornomde rentmeester ten faveur van de stadt weder gebracht ende geneycht zijnde, es de voornomde Van Hout opten 26en augusti ’97 gereyst naer Den Hage om mitten voors. rentmeester naerder op alles te handelen, ende zijn soeverre t’saemen versproocken [fol. 177] dat mits bij de voors. van Leyden volgende haer toesegginge op ’t contracteren gedaen aen den Heere van Wassenaer een volcomen vergenougen gevende van de belooffde penningen, den voornoemde rentmeester daervan vertoont wesende Zijn G[enade’s] brieven van advoy en approbatie, dat hij hem jegens ’t voltrecken nyet soude opposeren, mer tevreden souden zijn dat de voornomde van Leyden de gecofte ambachtsheerlicheyt zoude volgen, aenbiedende hem in ’t vorder de voorscreven rentmeester mit alle vruntlicheyt tot den burgermeesteren ende regierders, mit een verclaringe dat hij hemluyden de voors. ambachtsheerlicheyt liever gonde als yemant anders.

Alle ‘twelc den burgermeesteren ende regierders gerapporteert wesende, zijn de voornomde Baersdorp ende Claes Adriaenszoon, burgermeesteren, mitten secretarys opten 27en augusti getrocken nair Den Hage ende zijn gesamentlicken mit de voornomde pensionarys Seyst, aldaer zijnde, gegaen bij de heere meester Jan van Oldenbarnevelt, advocaet van den Lande, ende hebben Zijn Edele geopent ‘tgene tusschen de heere grave van Lingne ende der voors. stede alsvoren was gehandelt nopende de coop van de voors. ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp, mit een verclaringe dat burgermeesteren geresolveert waren deselve zaicke nu ter tijt voorts te voltrecken. Dan dat zij om ’t woort ende de belofte van haer voorsaten nair te comen ende gestant te doen, genootsaect zouden sijn den Heere van Wassenaer tot dien eynde over te maicken een somme van tweeduysent gulden, evenwel tevreden zijnde de belooffde tweduysent gulden van deser zijde te converteren in de hooftsomme van een losrente den penning zestien ten behouve van den Huyse van Wassenaer, versouckende Zijn Edele dat hem gelieven zoude de goede hant daeraen te houden om de zaicke ten besten te stuyren ende beleyden, ende die van Leyden in desen ooc [fol. 178] te presteren zijn gewoonlicke goede gonste ende genegentheyt. Ende alsoe de voorscreven heere advocaet geensints geraden en vont in desen eenige onderhandelinge te doen mitten grave van Lingny om de eer ende het respect van ’t Lant ende dat het nyet schijnen en soude dat die van Leyden, wesende een van de principaelste steden van Hollant, van des Gemeenlants zaicke wantrouwich zouden zijn ende dat men t’ allen tijden bij ’t maicken van eenige tractaten middels genouch soude vinden om de coop te houden staende ende te doen bevestigen, ende dat die van Leyden alsdan de heer van Lingny wel zouden mogen gratificeren ende remunereren. Ende Zijn Edele bij zijn meninge diesangaende bleeff, mit een verclaringe dat hij daervan nyet vorder en begeerde te weten als wederstrijdende ’t ampt ende offitie ‘twelc hij van ’s Landts wegen bediende, nyetjegenstaende de voors. gecommitteerden hem voorhielden hoe dat zij aen den Huyse van Wassenaer wat meer waren verplicht als andere steden ten opsicht zijluyden hadden ende gebruycten de tytel van burchgrave van Leyden ende zonderlinge de belofte alsvooren van hun voorsaten voor ’t contracten gedaen, mer dat de voors. heer advocaet evenwel genouch verclaerde genegen te zijn om de goede handt dairaen te houden, dat de saicke mocht werden voltrocken, tot dien eynde begeerde hem de request met alle de stucken ende bewijsen in handen te werden gestelt om deselve preparatoirlick te doorsien ende den gecommitteerden voors. afvragende off de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp tot een leen apart werde gehouden dan off ‘tselve een gevolch was van den Huyse van Wassenaer? Op ‘twelc de voornoemde gedeputeerden verclaerden zulcx nyet te weten, mer dat zij sulcx nairder ondersoucken ende Zijn Edele daervan beneffens de overleveringe van de stucken [fol. 179] zouden verstendigen ende onderrechten. Ende daermede van Zijn Edele affscheyt nemende, traden de voornoemde gedeputeerden mitten anderen in deliberatie wat in desen oirbaerlixt zoude dienen gedaen ende vonden goet alsnu metter zaecke voorts te varen ende evenwel de voorschreven heere grave van Lingny te contenteren ende zulcx haer voorsaten woort ende belofte nair behoiren naer te comen, gestant te doen ende t’ achtervolgen. Ende teneynde de voors. rentmeester dairvan mocht werden verwitticht ende mits dese veranderinge ooc voor advis niet en zouden veranderen, es hij daervan geadverteert door den voornomden burgermeester Claes Adriaenszoon ende de secretarys Van Hout, die hem sommierlicken openden ‘tgeen zijluyden mitten heere advocaet waren voorsproocken mit anseggen dat zij ’t voorgenomen voltrecken van de zaicke gedachten te doen zonder naerdeel van de grave van Lingny ende dat zij dezelve evenwel van de belooffde tweduysent gulden boven de constitutie van een rente nair beloop van den penning zestien ten behouve van den huyse van Wassenaer zouden voldoen. Om ‘twelc te effectueren werde voorgeslagen dat men aen zeeckere coopman t’ Antwerpen een somme van tweduysent gulden zoude overmaicken om bij Zijn G[enade] te werden gelicht, mits alvoren aen handen van dezelve coopman ten behouve van de stadt Leyden overleverende quitantie ende approbatie onder Zijn G[enades] handt ende zegel volgende ’t formulier off bewerp daervan over te schicken, zoe aen Zijn G[enade] als aen de voors. coopman.

In ’t vorder de voors. rentmeester affvragende off d’ voors. ambachtsheerlicheyt tot een leen apart werde gehouden off an de Heerlicheyt van Wassenaer gean- [fol. 180] nexeert was, gaff ter antwoort ende vertoonde bij openinge van de copie van de eersten originalen leenbrieff dat het werde gehouden tot een leen apart. Ende hoewel den rentmeester van de voorschreven generale leenbrieff tevreden was copie te leveren, zoe vonden de gedeputeerden om zeeckere insichten wille, zonderlinge om alle suspitiën te weren, beter geraden dezelve te doen lichten uyte Leencamer. Ende alsoe de voornomde rentmeester den voornoemde gedeputeerden dier tijden in ’t secreet vermaende datter jegenwoirdelic eenen in Den Hage was dewelcke de heere grave van Lingny grotelicx vertroude, ende hemluyden affvraechde off zij goet zouden vinden dat hij de voors. grave deur denzelven eenige openinghe zoude mogen doen van dese onderhandelinge, zoe hadden de voorscreven gedeputeerden zulcx ooc goetgevonden ende voor zoeveele des noot ende in hem was daerinne bewillicht. Ende daermede van de rentmeester een affscheyt nemende, heeft de pensionarys Zeyst middelertijt copie van de voorschreven generalen leenbrieff gelicht, die goetgevonden es in ’t jegenwoirdighe verbael ooc te werden geïnsereert ende van den volgenden innehouden es:

Extract. Karel etc., doen condt allen luyden dat wij, behouden ons ende eenen yegelicken zijns rechts, verliet ende verleent hebben, verlyen ende verleenen mitsdezen onsen brieve joncheer Philips van Ligne, Heer van Wassenaire, ende hem angecommen ende bestorven zijn bij doode van vrou Marie, Vrouwe van Wassenaire, in haeren leven huysvrouwe van zeer lieven ende getrouwen ridder [fol. 181] van onser oerdene van den Gulden Vliese, raidt ende camerling heeren Jacob grave van Lingne, van Faukenburgge etc., zijnre moeder, de navolgende perceelen van leene omme die bij hem, zijnen erven ende nacomelingen van ons, onsen erven ende nacomelingen, graven ende gravinnen van Hollandt, gehouden te worden elck perceel daeroff tot zulcken recht ende leene als hiernae verclaert zal volgen. Eerst die hooge heerlicheyt van ’t ambocht van Wassenaer ende van Zuytwijck tot eenen onsterffelicken erffleene, ende te verheergewaden mit een muyter havick off twintich ponden daervooren. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Wassenaire mitte lente- ende herfstbede aldaer, belopende 54 pont 2 stuvers goets gelts tsjaers, de buttinge aldaer, belopende 8 pont 17 stuvers goets gelts tsjaers, die burch mit omtrent acht mergen lants, die smaeltienden aldaer, halff die smaelthienden tot Vorenbrouck, die molen mitten huyse aldaer, die veenhuyr aldair, belopende 22 pont goets gelts, omtrent 381 hoenderen, ende die thienden ende goeden die Aelbert van Raephorst voort hout tot eenen erffleen. Item de corenthiende tot Wassenaer tot eenen rechten leen. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Voorschoten mitten thienden aldaer uuyter herfstbede ende lentebede aldaer 3 pont 10 stuvers goets gelts tsjaers, halff die smaeltienden aldaer, die molen mitten huyse aldaer, vijff mergen lants aldaer, een vrije jaermarct aldaer. Item ’t Schakenbosch mit wilt, mit conijnen ende wildernisse tot eenen rechten leene. Item in de Ketel ende Ketelambocht uuyten schote in ’t Nieuwelant aldaer vier ponden goets gelts sjaers, een hoffstede aldaer bij der kercke, halff den Droogendijck aldaer mit ons [fol. 182] gemeene een smaeltiende aldaer ende noch drie blocken tienden in denzelven ambochte, tot eenen erffleen. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Voorburch, die chorentienden ende smaelthienden aldaer, die wint aldaer, die corentienden in Tedingerbrouck tot eenen rechten leene. Item in Haechambocht tot Eyckenduynen omtrent 11 pont 10 stuvers goets gelts sjaers aen erffhuyren, 291 hoenderen, die corentiende in Haetscamp, die vroonthiende ende smaeltiende in Haetscamp, die visscherije in den Vroonsloot tusschen Hage ende Delft. Item die corentiende ende smaelthiende tot Eyckenduynen tot eenen rechten leene. Item die chorentiende in ’t Westlandt, die d’ erffgenamen van Jan Dedel voort houden tot eenen rechten leen. Item een jaerlicxe marct tot Vlaerdingen, twe vrije jaerlicxe marcten ende tollen cum pertinenciis aldaer. Aen hoffstedehuyre tweendeveertich schellingen, eenen salm sjaers uuyte hofsteden in de Vuylpoort, eenen salm sjaers. Noch van denzelven hofsteden tevooren op Maze een getide op ende neder op haer selffs cost, ende voort zoelange zij uyt zijn op des Heeren cost van Wassenaer, tot eenen rechten leene. Item de smaeltiende, lammertiende ende vlastiende tot Zwammerdam tot eenen rechten leene. Item uyten Houte ende Wildernisse sjaers een hart als Heere van Wassenaer, tot eenen rechten leene. Item ’t ambocht van Wimmenom mit hooge, middele ende lage gerechten, mit wilt ende wildernisse, uuyte lentebede ende herfstbede t’samen 39 stuvers goets gelts tsjaers, die buttinghe aldaer 6 stuvers 4 penningen goets gelts sjaers, eenen thijns aldaer, sonder ballinge aldaer te mogen onthouden, tot eenen rechten leene. Item die corentiende ende smaelthiende te Reynsterwoude ende eenen thijns aldaer, tot eenen rechten leene. Item de ambachtsheerlicheyt van ’s Burchgraven- [fol. 183] veen tot eenen rechten leene. Item 16 margen lants opte Harnasse bij de Woutkercke mit 17 mergen lants in Cadijck ende die van Groenevelt voort houden, tot eenen rechten leene. Welcke tien leste voorgaende partijen wij denzelven Heere van Wassenaer mede verlien nyetjegenstaende dat die in de declaratie bij wijlen den Heere van Wassenaire, zijn oudevader, van zijnen anderen versterflicke leenen ons overgegeven niet verclaert en staen, dat doen gelaten es geweest zo zijn grotemoeder, doen douagiere van Wassenaire, ons te kennen doen geven hadde overmits dat zij dezelve pertiën hielde te wesen goede erffleenen ende alsoe zij daeraff nyet promptelicken en conde doen blijcken, soe hebben wij deselve mede alsnu verlijt tot eenen rechten leene, op conditie dat indien hij hyernaemaels doen blijcken dat dezelve off eenighe vandien ten erffleen gegeven zijn, dat hem dit jegenwoirdighe verlij ten rechten leene nyet prejudiciëren en zal, mer zal ‘tselve op onsen registeren van den leenen gecorrigeert worden tot verseeckertheyt van de voors. Heer van Wassenaer, naerdat hij daeraff deuchdelick doen blijcken zal. Item uuyten schote van Soeterwoude 4 pont goets gelts sjaers, uuyten schote ten Bomgaert 40 stuvers goets gelts sjaers, ende van Santhorsterlant gelegen in Haechambocht 58 stuvers goets gelts sjaers mit 58 hoenderen, tot eenen erffleen binnen aftersusterkint niet te versterven ende te verheergewaden mit eenen rooden sperwer. Item die hooge heerlicheyt van Catwijck ende van Voorschoten tot eenen erffleen. Item d’ ambachtsheerlicheyt van Barendrecht, de sluysevisscherije ende vogelrije, de smaeltienden in Carnisse, die smaelthienden in den Polre, een deel in Tijselincxwaert, den uyterdijck van Barendrecht, de corentienden van Barendrecht tot Muesinckbroeck ende Bolnisse tot eenen erffleen. Item in Zwindrecht ’t ambocht [fol. 184] van Heeren Heyenkercke geheeten Heer Jansdam, ende halff ’t ambacht van den lande mit vogelrije, visscherije. Item de coornthienden aldaer. Item zeeckere thienden in de Wael tot eenen erffleen. Item die hoffsteden oppet Sant mit zeeckere lant daertoe behoirende, alsoe die gelegen zijn, dats te verstaene westwaerts die Afterweyde, streckende totten uuytcant van den Rijn, oostwaert streckende ten Waele toe, noortwaert streckende ten uuytercant van den Vliet, zuytwaert alsoe verde als die Afterweyde gaet, mit de hooge, middele ende lage heerlicheyt, mit tholvrij te waren allen dengeenen die binnen den voors. palen zullen comen wonen, tot eenen onversterffelicken erffleen te verheergewaden mit eenen muyter havick off twintich pont daervooren. Item die hoffstede op die Horst mit 64 merghen lants ende den Heemwerft tot eenen rechten leene. Item ’t Huys ende d’ ambachtsheerlicheyt van Suyck mitten landen ende thienden daertoe behoirende tot eenen erffleen. Item zeeckere rest van landen toebehoirende totten huyse ende hoffstede van Poeldijcker Poele tot eenen onversterffelicken erffleen, te verheergewaden mit een zeel winden. Item die Burch binnen Leyden, die thollen aldaer, die gruyte ende hoppe aldaer, die buttinge aldaer 20 stuvers goets gelts sjaers tot eenen rechten leene. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn tot eenen rechten leene. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Oestgeest mitter erftbede, lentebede 39 stuvers goets gelts sjaers, die buttinge aldaer 40 stuvers goets gelts sjaers mit een halff block corentienden gemeen mitter abdisse van Reynsburch, ende een halve smaelthiende ooc aldaer [fol. 185] ooc gemeen mitter voors. abdisse, mit eenen lopenden thijns, tot eenen rechten leene. Item t’ Oestgeest vrijheere te wesen van hoogen, middelen ende lagen recht oostwaerts van den wael in den ambochte van Oestgeest totter uuyterste steene brugge toe van Reynsburch bij der kercke van Oestgeest zuytwaert totten uuytcant van den Vliet ende wes zij ende andere luyden daerop betimmeren sullen, die te houden van ons ende onsen nacomelingen tot eenen onversterffelicken erffleen ende te verheergewaden mit eenen muyter havick off tien ponden daervooren. Item die hoffstede van Oestgeest mit 37 mergen lants daertoe behoirende tot eenen rechten leene. Item d’ ambachtsheerlicheyt van Zassenem, eenen lopenden thijns aldaer, die die visscherije in de Meer aldaer, tot eenen rechten leene. Item d’ ambachtsheerlicheyt van Catwijck uuyter lentebede ende herfstbede aldaer 8 pont goets gelts tsjaers, die hoffvisch aldaer, dat pontgelt van den zeeman, die thollen aldaer opt Zee ende opten Rijn, dat veer tot Catwijck opten Rijn, een ledige verbrande hoffstede, noch aldaer een molen mitten huyse ende een huysinghe tot Catwijck opt Zee, tot eenen rechten leene. Item d’ ambachtsheerlicheyt van Valckenburch, een vrije jaermarct ende thollen aldaer, ’t veer over den Rijn, tot eenen rechten leen. Item eenen thijns tot Aelsmaer, tot eenen rechten leen. Item die tollen mit heuren uuytwachten tot Alphen op die Goudtsluyse metten huyse, tot eenen rechten leen. Item halff die gruyte ende hoppe tot Delft, tot eenen rechten leen. Item half die hoppe ende gruyt tot Sgravensande, tot een rechten leen. Item alle die zwanen ende zwaendrift binnen Rijnlandt, Delfflant ende Schielandt, tot eenen rechten leen. Item een [fol. 186] venninghe van verckens in den houte van Hillegom te mogen houden, tot eenen rechten leen. Item jaerlicx een hardt uuyten Houte uuyt saycke van ’t Burchgraeffschip, tot eenen rechten leen. Item die visscherije in den Rijn van Zwaenssoert ende Zwammerdamme, tot eenen rechten leen. Ende dit al navolgende de oude brieven ende onsen registeren daervan wesende. Ende voor den voorschreven joncheer Philips heeft ons hulde, eedt ende manschap gedaen mr. Cornelis de Jonge, rentmeester van Wassenaer, als daertoe specialick gemachticht bij de voors. grave van Ligne als vader ende voocht van den voorschreven joncheer Philips, zijnen soone, bij zijne opene brieven van procuratie in date den 22en in meye 1546 lestleden, behouden ende welverstaende dat zoe wanneer de voors. joncheere Philips tot zijnen mondigen jaren gecomen zal wesen, dat hij alsdan ons gehouden zal wesen hulde, eedt ende manschap te doene als ’t behoirt. Hyer waren bij, an ende over als onse leenmannen van Hollandt: heeren Abel van Coulster, ridder, meesters Jasper van den Hogelande, heeren Gelayn Zeghers heer van Wassenhove, mede ridder, ende Aernt Sasbout, onse raide-ordinarise in Hollandt, Jan Pijnss. ende Cornelis Barthouts. Actum 7en in junio 1546. Onder stont gescreven: Geëxtraheert in de Registercamere van Hollandt uuyten registere buyten geteyckent Het Roode Register Capitulo Noorthollandt folio 14. Ende nair collatie gedaen es daermede bevonden t’ accorderen bij mij, notaris publyck, bij den Hove van Hollandt geadmitteert, onderteyckent J. Meerhout.

Opten 29en augusti zijn de voorscreven burgermeesteren Baersdorp mit de secretarys weder getrocken nair Den Hage [fol. 187] ende mitten anderen, mitsgaders mit de pensionarys Seyst, delibererende op ’t maicken van de voors. requeste, die teneynde voors. aen de Heeren Staten zouden werden overgelevert, hebben dezelve gestelt in der vougen hiernaevolgende:

Aen de Edele Heeren de Staten ’s Lants van Hollandt. Geven te kennen de burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden hoe dat zij supplianten om de voors. stede te ontledighen van grote moeyten ende processen gesamentlicken om haere neringhe te beneficiëren, opten eersten decembris ’82 mit den gecommitteerden van den graven van Lingny, Heer van Wassenaer, op ’t advoy van de Hoge Overicheyt geaccordeert ende overgecomen zijn angaende de coop der ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit den gevolge vandyen jaerlicx uytbrengende zevenendertich gulden tien stuvers, ‘twelc van de Graeflicheyt gehouden wert tot eenen rechten leene, te verheergewaden mit een muyter havick off tien pont daervooren, welcke cope gedaen zijnde voor een somme van tweduysent gulden, bij de voorscreven grave van Lingue opten 20en marty 1583 ende zulcx aleer zijne goeden angeslagen zijn geweest, niet alleen geapprobeert es, mer zijn daervan ooc opten 25en aprilis ’83 vers. ten behouve van de voors. van Leyden voor leenmannen brieven van opdracht verleden, al blijckende bij de stucken aen desen gehecht, mer es dezelve cope tot noch toe nyet geheelicken voltrocken mits ’t overlijden van Zijn Ex[ellentie] Ho[ochloffelijcker] M[emorie] als de veranderinghen onlangs dairnaer in den Huyse van Wassenaer voorgevallen, hyer bijcomende verscheyden zwaricheyden de stadt van Leyden [fol. 188] zedert bejegent. Ende alsoe zij remonstranten verduchten ten opsicht van zeeckere schouwe, bij schout ende croosheemraiden van Leyderdorp gepretendeert binnen de voors. stede vrijdom buyten de Zijlepoort, weder te comen in nieuwe zwaricheyden ende moeyten, soe es ’t dat zij suplianten te rade gevonden hebben hem te keren tot Uwer Edelen ende mitsdezen te versoucken dat dezelve, approberende de voors. cope, gelieve de natuyre van ’t voors. recht leen te veranderen ende den voorscreven van Leyden de voorgaende ambachtsheerlicheyt mitten gevolge vandien opten name van zeeckere persoon bij hem te nomineren te verlijen ende verleene tot een onversterffelicken erffleen, mits voor dezelve veranderinge ’t recht van ’t heergewaden verzwarende tot Uwer Edele goeder discretie, tevreden zijnde ende mitsdesen presenterende de voorgeroerde belooffde tweduysent gulden te converteren in een hooftsomme van een jaerlicxe rente nair beloop van den penning zestien, ende daervan jaerlicx aen handen van den rentmeester gestelt off te stellen ter administratie van de goeden van den Huyse van Wassenaer te responderen daer ende zulcx des zal behoiren. ‘Twelc doende etc.

Welck requeste mitte angehechte stucken den voornomden heere advocaet volgende zijn begeren door de pensionarys Zeyst behandicht zijnde mit de copie van de vers. leenbrieff, zijn de voors. gedeputeerden zoe tenzelven dage in den avont alsoock des anderendaichs den 30en augusti ‘smergensvrouch mit assistentie van den heer meester Rombout Hogerbeets, raidt in den Hoogen Raide, als geweest zijnde pensionarys deser stede, wiens behulp in desen was versocht om de gecommitteerden van den steden van ’t Noorderquartier te beter te bewegen, [fol. 189] perticulierlic gegaen aen den Eedelen ende den gecommitteerden van de steden om alle deselve naer gewoonte de zaicke ernstelicken te recommanderen ende haer faveur te versoucken. ‘Twelc gedaen ende de voorscreven request opten voors. 30en des mergens ter vergaderinge van de Heeren Staten geopent ende gelesen zijnde, was daerop versocht ’t advys van den Ontfanger-Generael van de Confiscatiën Tomas Genits om den Heeren Staten te onderrechten van de tijt dat de goeden van den Huyse van Wassenaer waren geannoteert. Ende alsoe de voornoemde gedeputeerden hem dier tijden lieten beduncken dat ’t voorscreven versouc aen den dach gebracht ende tot kennisse van alle de werelt gecomen zijnde, de zaicke alsnu mitter yel most werden gevordert ende affgemaict teneynde vanwegen degeene die dair ooc tegeop scheen te hebben, daervan verwitticht zijnde, daerinne geen verhinderinghe en zoude mogen werden voorgewent, zoe sijn sij stracx gegaen ten huyse van den voorscreven ontfangher Genits ende hebben denzelven mit vruntschap versocht die van Leyden mit zijn advis op ’t spoedichste vorderlicken te willen zijn ende dat de zaicke qualicken eenich uytstel conde lijden, dewelcke daerinne de voors. van Leyden te wille zijnde, hadde bij apostille opten cant van de voors. request gestelt, verclaert dat de eerste annotatie van de goeden tot den Huyse van Wassenair behoirende geschiet was den 22en juny anno ’84.

Hebbende nu ’t voorschreven advys becomen, es de voorschreven requeste andermael tenzelve dage naermiddage ter voorscreven vergaderinghe van de Heeren Staten overgelevert ende eyntelick in ’t versouc van die van Leyden bewillicht volgende de brieven van octroy hier geïnsereert:

[fol. 190] De Ridderschap, Eedelen ende Steden van Hollandt ende Westvrieslandt, representerende den Staten van denzelven Lande, allen dengeenen die dese jegenwoirdighe zullen sien oft hooren leesen, saluyt. Alsoe burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden ons te kennen gegeven hebben dat zij supplianten om de voorscreven stede te ontledigen van groote costen, moeyten ende processen, gesamentlick om haer neringhe te beneficiëren, op den eersten decembris 1500tweentachtich mit den gecommitteerden van den grave van Lingny, Heer van Wassenaer, op ’t behagen van de Hooge Overicheyt geaccordeert ende overcomen zijn angaende de cope der ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit den gevolge vandien, jaerlicx uuytbrengende zevenendertich gulden tien stuvers, dewelcke van de Graeffelicheyt van Hollandt voornoemt gehouden wert tot een rechten leene, te verheergewaden mit een muyter havick ofte tien ponden daervooren, welcke cope gedaen zijnde voor een somme van tweduysent guldens bij den voors. graven van Lingne op den 20en marty 1500drientachtich, ende zulcx aleer zijne goederen angeslagen zijn geweest, nyet alleen was geapprobeert, mer zijn daervan opten 25en aprilis drientachtich voornoemt ooc ten behouve van den voornoemde van Leyden voor leenmannen brieven van opdrachte verleden als ons es gebleecken, maer was deselve cope tot noch toe nyet geheelic voltrocken mits ’t overlijden van Zijne Pr[incelijcke] Ex[ellent]ie Ho[ochlofflijcker] M[emorie] ende de veranderinge onlangs daernae in den Huyse van Wassenaer voorgevallen, ooc verscheyden zwaricheyden de stadt van Leyden zedert bejegent, ende zij supplianten beduchten ten opsichte van zeeckere schouwe bij schoudt ende croosheemraiden van Leyderdorp gepretendeert binnen der voors. stede vrijdomme buyten de Zijlpoorte weder te commen in nieuwe swaricheyden ende moeyte, versocht hebben dat wij, de voorscreven cope approberende, de natuyre van ’t voors. recht leen wilden veranderen ende die van Leyden de voornoemde [fol. 191] ambachtsheerlicheyt mitten gevolge vandien op den name van zeecker persoon bij hen te nomineren te verlijen ende verleenen tot een onversterffelick erffleen, mits voor dezelve veranderinge ’t recht van ’t heergewaden soude mogen beswaert worden. Ende de belooffde tweduysent guldens geconverteert in een hooftsomme van een jaerlicxe rente nair beloop van den penning zestien, te betaelen aen den rentmeester van den Huyse van Wassenaer in der tijt wesende; soe is ’t dat wij, de saicke voorscreven overgemerckt ende hyerop gehoort den ontfanger van de Confiscatiën in Hollant Tomas Genits, hebben de voors. cope geconfirmeert ende geapprobeert, confirmeren ende approberen bij desen, ende voorts den supplianten geconsenteert ende geaccordeert d’ ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp voornoemt te mogen anvaerden ende houden in plaetse van een recht leen, als een onversterffelic erffleen, daerinne wij de voornoemde ambachtsheerlicheyt veranderende ende converteren bij desen, te verlijden op zeecker persoon bij den supplianten te nomineren, behoudelic dat de supplianten gehouden zullen sijn voor ’t recht van ’t heergewaden te betalen vijffentwintich ponden van veertich groten ’t pont telcken reyse als ’t voorgenomde erffleen zal worden verheven. Ende voorts te constitueren een erffelicke rente van de belooffde tweduysent ponden ter losse den penning zestien, ende de voorscreven rente jaerlicx te doen betaelen aen den rentmeester van de goederen van den Huyse van Wassenaer in der tijt wesende ofte die de administratie daervan hebben zal, ende daervan behoirlicke brieven over te leveren. Ende teneynde de supplianten de voornoemde ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp als een onversterffelick erfleen alsvooren ontfangen mogen, sal ‘tselve op ’t register van de leenen mit ’t inhouden van desen worden verandert ende geregistreert. Ende zal den rentmeester van de goederen van Wassenaer [fol. 192] van de voors. rente in reeckeninghe verantwoirden nae behoiren. Gegeven in Den Hage onder onsen grooten zegele hyeraen gehangen den 30en augusti anno 1500zevenentnegentich. Was onderteyckent: J. van Oldenbarnevelt. Noch opte plycke stont: Ter ordonnantie van den Staten, geteeckent C. de Rechtere. Ende was besegelt mit een groot root wasschen zegel aen doublen franchijnen staerte uythangende.

Opten laetsten augusti 1500zevenentnegentich es ’t voorscreven geheele gesoingeerde ter vergaderinghe van die van de Gerechte in ’t lange gerapporteert ende aerop geresolveert als blijct bij der acte hyer innegelijft:

Die van de Gerechte deser stad Leyden, in haer vergaderinge op ’t Raidhuys derzelver stede gehoort hebbende het rapport van ‘tgunt ter vergaderinghe der Heeren Staten op gisteren gedaen ende gehandelt es angaende ’t voltrecken van de cope van de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit den gevolge vandien ende ’t muteren off veranderen van ’t quaet leen in goet, hebben ’t gebesoingeerde overdanckelic annemende, goetgevonden ende geresolveert dat ‘tselve leen gestelt zal werden opten persoon van Jan Janszoon van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester, ende voorts gecommitteert de voornomde Baersdorp ende Claes Adriaenszoon, burgermeesteren, meester Niclaes van Zeyst, pensionarys, ende Jan van Hout, secretarys, mit volcommen ende absolute macht mitten eersten ende op ’t spoedichste dairop te bevorderen ende benaerstigen de brieven van de Heeren Staten mitsgaders het renversael vanwegen deser stede te verlijden, vorder de brieven van [fol. 193] investituyr mitten ancleven ende gevolge vandien gesamentlic om ‘tgeen daerinne dese stede ten opsicht van de voors. coop gehouden es ende de burgermeesteren in der tijt voor ’t contracteren belooft hadden ende bij de jegenwoirdighe vernyeut es, de voornomde van de Gerechte in ’t lange geopent ende verclaert, in alles ende volcomelic naer te comen ende zulcx ’t woort van de stadt gestant te doen, gesamentlic om degeene wiens dienst men in desen notelic heeft moeten gebruycken te bedancken, vereeren ende remunereren, ende om alle ‘tselve doende daer ende zulcx hemluyden goetduncken zal ende t’ harer discretie, de eere van de stadt te bewaren. Aldus gedaen opten lesten augusti 1500zevenentnegentich bij Loth Huygenszoon Gael, schoudt, Jan Janszoon van Baersdorp, Claes Adriaenszoon, Foy van Brouchoven ende meester Ysaac Nicoly, burgermeesteren, meester Symon Fransz. van der Merwen, Jasper van Banchem, Heyndrick Egbertszoon van der Hal, Willem Corneliszoon Tybault ende Claes Cornelisz. van Noort, schepenen.

Ende teneynde de voorscreven zaicke mit volcomen kennisse ende daerop gehoort degeene die ’t behoirde gehelicken mocht werden voltrocken ende zulcx doende alle wederspraec ende verhinderinge gemijt, es de voors. zaecke opten eersten septembris zevenentnegentich die van de Grote Vroetschappe geopent ende bij dezelve daerop geresolveert volgende de acte hier innegelijft:

Gehoort bij die van de Grote Vroetschappe deser stad Leyden ‘tgunt hemluyden in haer gewoonlicke vergaderinghe op ’t Raidthuys geopent ende voorgestelt [fol. 194] es angaende ’t voltrecken van de cope der ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp, die bij burgermeesteren es gedaen ende benaersticht, hebben ’t gehandelde overdanckelicken angenomen ende ‘tselve belieft, bewillicht ende bevesticht ende burgermeesteren in ’t vorder geauthoriseert ter saicke van de voors. cope een rentebrieff van hondertvijffentwintich gulden jaerlicx ten behouve van de Huyse van Wassenaer te verzegelen ende op ’t lichaem deser stede te verseeckeren, ende in ’t vorder oock naer te comen ende te voldoen alles daerinne de stadt gehouden es ter zaicke van de voors. cope volgende de beloften ende toeseggingen bij den regierders in der tijt gedaen ende bij de jegenwoordige burgermeesteren vernieut. Actum desen eersten septembris 1500zevenentnegentich op ’t Raidthuys in vergaderinghe van de Grote Vroetschappe, present [volgen de namen en functies van alle aanwezigen]

[fol. 195] Vorder es opten 15en septembris 1500zevenentnegentich binnen Leyden gecomen [opengelaten; later is door Van Hout er een letter N geschreven] van Cronenburch, dewelcke hem aen de voornomde Van Hout addresserende verclaerde dat hem den rentmeester De Jonge geopent hadde in wat vougen hij vanwegen den Huyse van Wassenaer mit de heeren van Leyden was voorsproocken nopende ’t voltrecken van de coope van de voorscreven ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp ende ’t voldoen van de somme van tweduysent gulden, begerende hem gelevert te werden ’t formulier van de quitantie ende approbatie zulcx de heeren van Leyden ‘tselve souden begeren omme de grave van Linguy als Heer van Wassenaer door hem te werden vertoont, ende in ’t vorder benaersticht, hem anbiedende die van Leyden te subleveren van moeyten van schrijven ende vordere costen. ‘Twelc mit burgermeesteren gecommuniceert zijnde, waren tevreden deselve gelegentheyt waer te nemen ende ‘tgunt tusschen deser stede ende de voorschreven grave van Linguy desen angaende voorgenomen was te verrichten deur denzelven Cronenburch te bestellen. Ende alsoe de voorscreven Van Cronenburch opte communicatie mitten secretarys alsvooren gehouden hem verclaert hadde dat hij opten zeventienden preciselicken most vertrecken doordien zijn passepoort, ‘twelc hij van de Heeren Staten- [fol. 196] Generael hadde op zondage den 21en zoude comen te eynden, invougen dat alle zaicken daer tevooren dienden verricht ende affgevaerdicht, zoe es de voors. secretarys opten voorscreven vijftienden ten bevele van burgermeesteren gereyst in de Valckenburger marct om den voornoemde rentmeester, aldaer zijnde, te vertoonen de rentebrieff die van deser stede wegen zoude werden verleden ende hem overgelevert om ‘tselve gedaen zijnde de voorscreven originele brieven van procuratie ende approbatie mitter opdracht voor leenmannen gedaen (den voornomden rentmeester alsboven gerestitueert zijnde) weder te lichten ende miteenen hem te communiceren ’t formulier van de quitantie ende approbatie zulcx die tot deser stede verseeckertheyt van den jegenwoordighen graven van Lingny werden begeert ende den voornoemde Cronenburch zoude werden overgelevert ende aen de coopman tot Antwerpen overgemaict mitsgaders des stats obligatie om de tweduysent gulden voorschreven te voldoen. Ende daerop mitten anderen gesproocken en een affscheyt genomen hebbende, dat hem de rentmeester des anderendaichs jegens den avont in Den Hage zoude laten vinden om alsvooren jegens denanderen te wisselen, es de secretarys ten zelven dage wedergekeert ende zijn van deser stede wegen gemaict de rentebrieff, quitantie ende obligatie hier innegelijft:

Wij, burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden des Graefschaps van Hollandt, doen eenen yegelicken hiermede te weten ende bekennen mitsdezen dat alsoe in den jare vijftienhonderttweendetachtich opten eersten decembris tusschen den volmachtichden van de welgeboren genadighe heere Philips grave van Lingue ende van Faucqenberge, burchgrave van Leyden, baenreheer van Wassenaer ende van Belloel, heere van Estanbuges, [fol. 197] Catwijc, Valckenburch, Oestgeest etc., ridder van der oirden van den Gulden Vliese, ende burgermeesteren ende regierders onse voorsaten in dier tijt een overcompste ende verdrach gemaict es angaende de cope van de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mitten gevolge vandien als schoutambacht, bodeambacht, clercambacht, de wint ende ’t veer zulcx ende in der vougen Zijn G[enade] deselve ambachtsheerlicheyt ende gevolge volgende de oude leenbrieven van de Graeffelicheyt van Hollandt ten rechten leene houdende was. Vorder ooc angaende de approbatie bij Zijn vers. G[enade] te doen dat het octroy bij de voors. van Leyden opten tienden january 1500vijfendetseventich verworven mitsgaders de approbatie ende breder verclaringe van Zijne Pr[incelijcke] Ex[ellent]ie van Orangien H[oochloffelicker] M[emorie] als representerende ende hem gedefereert zijnde de Hoge Overicheyt van Hollandt daerop gevolcht van date den vierden octobris tweendetachtich in de voorscreven heerlicheyden van Oestgeest ende Voorschoten zoeverre de limiten van vijffhondert ende achthondert roeden, aldaer verhaelt, hen respectivelicken uytbreyden ende vorder nyet plaetsegrijpen ende in alle zijn poincten onderhouden, geachtervolcht ende nairgecomen werden zal. Des zoude de voors. Zijn G[enade] t’ sijnen gelieven aen de Zijl in den voorschreven ambochte van Leyderdorp mogen doen stellen zeeckere huysinge, ‘tsij van steen off van hout, tot verclaringe van burgermeesteren der stad Leyden in der tijt, dienende alleenlic tot geryff van den bewairder van Zijn G[enade’s] tolrechten, zonder dat deselve bewaerder aldaer eenighe tapperijen off andere stadtsneringhen zal mogen oprechten, doen noch gebruycken off yet doen anders dan bouwerije, ende mits dat hij alle zijne wijnen, bieren ende andere lijfsbehouften voor hemzelven ende zijn gantsche familie [fol. 198] dienende binnen Leyden ende anders nieuwers halen zal mogen, ende daervan alle exchijsen, ongelden ende lasten opleggen ende betaelen zal moeten, gelijc de borgeren ende innewoonderen der voorscreven stede in der tijt doen zullen, alles op pene ende verbeurte in ’t voorscreven octroy begrepen, ende dit al voor een somme van tweduysent guldens van veertich groten ‘tstuc. Ende de voorscreven cope invougen voorscreven geschiet, hadde Zijn voors. G[enade] bij andere zijne brieven van den 20en marty 1583 last gegeven om de voorscreven ambachtsheerlicheyt ten behouve van deser stede voor stadhouder ende leenmannen ende elders daer ’t van node wesen zoude te cederen, transporteren ende overgeven mit belofte van ’t gehandelde van waerden te houden onder alle vordere conditiën ende bespreecken in het tracteren van de voorschreven overdracht, onderlinge opten voorscreven eersten decembris 1582 voorsproocken ende veraccordeert, gelijc ooc daervan tot deser stede behouff opten 25en aprilis 1583 voor mr. Johan van Banchem, raidt ordinarys in den Groten Raide van Hollandt, ende Henric Heermale als leenmannen van de Graeflicheyt dienvolgende opdracht es gedaen. Ende het zulcx sij dat de voorschreven cope opten 30en augusti voorleden bij de ridderschap, Eedelen ende Steden van Hollandt ende Westvrieslandt, representerende den Staten van denzelve Landen, es geconfirmeert ende geapprobeert ende ons geconsenteert ende geaccordeert de voorscreven ambachtsheerlicheyt te anvaerden en houden als een onversterffelic erffleen, mits boven de verswaringe ende vermeerderinghe van ’t heergewaden ten opsicht van de voorscreven veranderinghe van ’t recht leen in een onversterffelic erffleen, constituterende een erffelicke rente van de tweduysent guldens van veertich groten ’t stuc, daervooren originelicken alsboven beloofft, ter losse den penning zestien, soe es ’t dat wijluyden van der voors. stede wegen mit voorgaende consent ende bewillighen van die van de [fol. 199] Grote Vroetschappe deser stede als ’t lichaem vandien representerende, gedragen opten eersten septembris voorleden, mitsdezen bekennen vercoft te hebben ende schuldich te wesen den voornoemde Huyse van Wassenaer een jaerlicxe losrente van hondertvijffendetwintich gulden ten prijse voors., dewelcke wij voor ons, onsen erven ende nacomelingen van nu voortsaen wel ende wettelicken beloven op te brengen ende te betaelen aen handen van den rentmeester der goederen van den Huyse van Wassenaer in der tijt wesende off die d’ administratie hebben zal van de goeden tot den voors. Huyse behoirende ende dat vrijs gelts ende zonder eenighe afcortinge off verminderinge van bekende off onbekende lasten off contributiën opten dertichsten augusti jaerlicx, daervan ’t eerste jaer renten vallen ende verschijnen zal opten voors. dertichsten augusti des jaers vijftienhondertachtentnegentich eerstcomende ende zoe voorts van jare te jare ende geduyrende zoelange ende ter tijt toe wij de voorschreven jaerlicxe rente van 125 gulden zullen hebben gequeten ende affgelost. ‘Twelc wijluyden ende onse nacomelingen t’ allen tijden als ’t ons off hemluyden believen zal, sullen mogen doen mits teffens ende tot eenenmale opbrengende aen handen van den rentmeester off administrateur voornomt een somme van tweduysent guldens ten prijse alsboven in hooftgelde, mits daerbij vougende alle de verschenen, verlopen ende onbetaelde renten mit ’t verloop ende nair rate des tijts, ende belasten voor nu alsdan ende dan alsnu onsen tresoriers-ordinarys in der tijt off die tot de betalinge van deser stede renten zal off zullen werden gestelt de voors. jaerlicxe rente van 125 gulden op haer registers te stellen ende doen stellen ende de betalingen ten jaerlicxen verschijndagen precyselicken te doen, daertoe hem de jegenwoirdighe zal strecken ordonnantie [fol. 200] zonder dat van node wert andere te verbeyden, onder toesach dat hem de jaerlicxe betalingen zonder swaricheyt zullen werden geleden in hun uytgeven mits overbrengende voor d’ eerste reys copie auctentycq van de jegenwoirdige ende telcken jare behoirlicke quitantie. Ende hebben de voors. jaerlicxe rente ende hooftsomme vandien, mitsgaders costen daerom te doen ende lijden, beset ende verseeckert, besetten ende verseeckeren mitsdezen op alle deser stede goeden, exchijsen en innecomen die wij nu hebben ende noch vercrijgen mogen, zoe roerende als onroerende, gerechticheyden ende inneschulden, deselve ende de vruchten en keure vandien t’ bedwang en in verbant van allen ’s heeren rechten ende rechteren, onderwerpende mitsdezen hyertoe te buyten gaende, vertyende ende doende affstant mitsdezen alle brieven van state, gratie ende atterminatie, vorder alle exeptiën, privilegiën ende vrijheyden die ons tot achterdeele van desen eenichsints zouden mogen vorderlicken zijn, belovende ons daermede nyet te behelpen noch doen behelpen, ende dit alles ter goeder trouwen ende zonder argelist. Des ten oirconden hebben wij de jegenwoirdige brieven bij onsen secretarys doen onderteyckenen ende onsen groten zegel ‘twelc wij ten contracten gebruycken in groenen wassche hyeronder aen doen hangen desen dertienden septembris 1500zevenendetnegentich naer de nieuwen stijl, ende was onderteyckent: J. van Hout. Lager stont gescreven: Op huyden den 17en septembris 1597 heeft Jan van Hout, secretarys der stad Leyden, aen handen van mij, ondergescreven, als rentmeester ende ten behouve van den Huyse van Wassenaer overgelevert d’ originele rentebrieff daervan het doubelt hyerboven es gestelt, mit de jegenwoirdighe ende zulcx ooc mit de vijff bijvouchselen hiervoren opten cant gestelt ende affgehaelt mit liniën, gehe- [fol. 201] licken accorderende, ende was de vers. originele besegelt mit een groot groen wasschen zegel uythangende aen doublen franchijnen staerten. Des ten oirconden desen bij mij ondergeteyckent, ende was geteyckent: De Jonge.

Wij [ruimte opengelaten] bekennen mitsdezen ontfangen te hebben uyt handen van burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden des Graeffschaps van Hollandt een somme van tweduysent guldens van veertich groten ’t stuc over ende in betalinghe van gelijcke somme bij de voornomde van Leyden belooft voor de cope van de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit den gevolge vandien, dewelcke de voornomde van Leyden opten eersten decembris des jaers 1582 gemaict ende angegaen hebben mit den gecommitteerden van Ho[ochlofflicker] Me[morie] Philips grave van Lingue ende van Faucquenberge, burchgrave van Leyden, baenreheer van Wassenaer ende van Belloel, heere van Estanbruges, Catwijc, Valckenburch, Ougstgeest etc., ridder des oordens van den Gulden Vliese, onsen heere ende vader dien Godt genadich zij, ende bij de voornoemde onse heere ende vader bij zijne brieven van den 20en marty 1583 geconfirmeert ende bevesticht, van welcke somme van tweduysent gulden wij ons zoe voor onszelven als vanwegen onsen erven ende nacomelingen houden over vernoucht, voldaen ende betaelt, den laetsten penning mitten eersten. Ende dit al boven ende onvermindert de rente van hondertvijffentwintich gulden jaerlix ende de hooftsomme vandien, dewelcke de voors. van Leyden ter saicke voorseyt ooc geconstitueert hebben ten behouve van den Huyse van Wassenaer, al volgende de brieven daervan zijnde, van alle dewelcke ons copiën auctentycq zijn vertoont, approberen [fol. 202] en bevestigen daeromme voor zoeveele in ons es de voorgaende vercopinge in alle zijn poincten gelijc ’t contract daervan zijnde ende de brieven daervan gemaict wesende alsvooren datzelve innehouden ende medebrengen. Ende hebben des tot eenen oirconde de jegenwoordige brieven mit onse hant ondergeteyckent ende mit onsen groten zegele hieronder aengehanghen bevesticht. Gegeven [en verder niet ingevuld]

Den eersamen, zeer voorsienighen signeur Jan le Blon, coopman t’ Antwerpen. In Leyden desen 13en septembris ’97.

Eersame goede vrundt, Tot welcker tijt U Edele vanweghen de grave van Linguy gelevert sullen zijn d’ originele brieven, geteyckent ende besegelt conform ’t bewerp hyervooren, zal Uwer Edele denzelven ten behouve van de voors. heer grave aentellen een somme van tweduysent gulden van veertich groten ’t stuc, ende dezelve weder trecken per wissel op signeur Daniel van der Moelen naer gewoonte ende opten loop van de beurse, om bij de voornomde Van der Moelen, gelijc wij mit hem alhyer zijn voorsproocken, op sichte werden betaelt. Ende zult d’ originele brieven hiervooren strac in goeder verseeckertheyt aen de voornomde Van der Moelen overmaicken ende nair de wissel ontfangen, voldaen ende Uwer Edele daervan verzeeckert zal sijn aen den voornoemde Van der Moelen ooc overmaicken de jegenwoirdige onse obligatie, ende blijft den Almogenden bevolen. Uwer Edele goede vrunden, burgermeesteren ende regierders der stad Leyden. Des ten oirconden hebben wij onsen [fol. 203] zegel ‘twelc wij ten contracten gebruycken hyeronder gedruct. Onder staet: In kennisse van mij, ende es geteyckent J. van Hout. Wesende terzijden opgedruct des stats grote zegele in groenen wasse.

Opten zestienden septembris 1597 es de voors. secretarys gereyst nair Den Hage ende heeft ‘sdaichs daeraen, te weten den 17en, eerst aen handen van de voorschreven rentmeester overgelevert de voorschreven rentebrieff beneffens copie van de brieven van octroy ende doubelt van de quitantie ende obligatie ende van hem weder overgenomen de voornomde originele brieven van procuratie ende approbatie, mitsgaders opdracht voor leenmannen gedaen ende recepisse van den voorscreven rentebrieff ontfangen te hebben ende van hem afvorderende verclaringe in wat vougen de goeden tot de vers. ambachtsheerlicheyt behoirende, jegenwoirdelic werden bedient en bij wat personen, om hoeveel jaerlicx ende hoelange elc van hem noch pacht hadde, heeft verclaert dat: Geryt Jan Aelwijnsz. ’t schoutampt ende bodeampt van Leyderdorp in pacht heeft om achtendertich gulden jaerlicx voor vijff jaeren, vervallende Kersmisse, daervan Kersmisse ’97 eerstcomende het 2e 5e jaar zal zijn vervallen. Salomon van der Woert bedient ’t secretarysampt ende geeft jaerlicx tot een recognitie vervallende Lichtmisse 30 stuvers. Cornelis Jansz. in pacht heeft ’t veer om 12 gulden tsjaers voor vijff jaren, vervallende jaersdach, daervan jaersdach anno ’98 ‘t 1e 5e jaar zal vervallen. Ende Eewout Jansz. geeft tot recognitie voor de wint tsjaers 5 gulden, verschijnende Kersmisse. Van welcke partijen de voorscreven secretarys van deser stede wegen versocht [fol. 304] heeft copiën van de laetste contracten off huyrcedullen.

Heeft in ’t vorder de voornomde secretarys opten voors. zeventienden aen handen van de voornomde Cronenburch overgelevert copie van ’t eerste contract, van de procuratie ende approbatie van de mannenbrieff, van ’t octroy, van de rentebrieff, beneffens de geprojecteerde quitantie ende de originele obligatie ende zulcx ten wederzijden mit mutuele anbiedinge van alle goede vruntschap een affscheyt genomen.

Ende alsoe om de zaicke geheelic te voltrecken noch resteerden 2 zaecken als het leen te verheffen ende hulde, eedt ende manschap te doen ende de schout, schepenen ende ambachtsbewairders te brengen onder den eedt van de stadt, om waertoe te comen belangende ’t eerste de voors. secretarys de zaecke had geprepareert als de leenbrieff doen bewerpen ende copiën van ’t eerste accord van de procuratie ende approbatie van de mannenbrieff ende van ’t octroy ter Leencamere doen leveren om aldaer beneffens de leenbrieff te werden geregistreert, ende men bevont dat de nominatie van de persoon daerop ‘tselve zoude werden gestelt toequam nyet die van de Gerechte, mer de Grote Vroetschappe ende dat zulcx ten opsicht van ’t leen van De Vennip opte persoon van mr. Vranc Duyc gestelt was gebruyct, soe es ‘tselve den 19en septembris de Grote Vroetschappe voorgehouden ende bij hemluyden geresolveert volgende de acte hyer innegelijft:

Op huyden den zestienden septembris 1597 hebben die van de Grote Vroetschappe deser stadt Leyden in haer vergaderinge op ’t Raidthuys der voorscreven stede verstaen ende geresolveert dat d’ ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp, die ten behouve deser stede es gecoft ende van de Graefflicheyt [fol. 205] gehouden wert tot een onversterffelicken erffleene, zal werden gestelt opten name ende ’t lichaem van Jan Jansz. van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester, ende dat deselve van deser stede wegen hulde, eedt ende manschap zal doen, van ‘twelc geordonneert es gemaict, gelevert ende daer ’t behoort geregistreert te werden de jegenwoirdige acte. Gedaen op ’t Raidthuys in vergaderinge van de Grote Vroetschappe ten dage ende jare voors., daer present zijn geweest [volgt de lijst van toen aanwezigen]

[fol. 106] Volgende welcke nominatie van de Vroetschappe gedaen van den persoon van Jan Janszoon van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester, zijn de voorscreven Van Baersdorp mit Jan van Hout, secretarys, opten 20en septembris gesamentlicken gereyst nair Den Hage ende nairder de voors. Baersdorp naer gewoonte hulde, eedt ende manschap gedaen hadde, hebben ten behouve van deser stede verworven de leenbrieven hier volgende:

De Ridderschap, Eedelen ende Steden van Hollandt ende Westvrieslandt, representerende den Staten van denzelven Lande, doen condt allen luyden dat mits opdrachte, overgifte ende quytscheldinge ons gedaen voor zeecker onse leenmannen van Hollandt bij Jacob de Jonge, rentmeester van Wassenaer, uuyt crachte van zijne procuratie hem gegeven bij den grave van Ligne als Heere van Wassenaer in date den 20en marty 1583, van d’ ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn. Ende dat ten behouve van de stadt Leyden, breder blijckende bij de voorscreven brieven van opdrachte in date den 25en aprilis des voors. jaers ’83, welcke voors. ambachtsheerlicheyt den voornoemde grave van Ligne ende zijne voorouders van ons tot een recht leen gehouden hebben ende nu bij onsen octroye in date den 30en augusti lestleden ten versoucke van burgermeesteren ende regierders der vers. stadt Leyden tot een onversterffelick erffleen gereducheert ende gemaict es, blijckende bij dezelve brieven van octroye, die wij mitte voorscreven brieven van opdrachte ende procuratie beneffens desen in onsen registeren van Hollandt hebben doen registreren, soe is ’t dat wij de vers. opdrachte, overgifte ende quytscheldinge believende ende danckelick nemende, behouden ons ende eenen yegelicken zijns rechts, verlijt ende verleent hebben, verlijen ende verleenen mitsdezen onsen brieve de voors. stadt Leyden de voornomde ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn ende dat ten behouve van de stadt Leyden, breder blijckende bij de voorscreven brieven van opdrachte in date den 25en aprilis des voors. jaers ’83, welcke voors. ambachtsheerlicheyt den voornoemde grave van Ligne ende zijne voorouders van ons tot een recht leen gehouden hebben ende nu bij onsen octroye in date den 30en augusti lestleden ten versoucke van burgermeesteren ende regierders der vers. stadt Leyden tot een onversterffelick erffleen gereducheert ende gemaict es, blijckende bij dezelve brieven van octroye, die wij mitte voorscreven brieven van opdrachte ende procuratie beneffens desen in onsen registeren van Hollandt hebben doen registreren; soe is ’t dat wij de vers. opdrachte, overgifte ende quytscheldinge believende ende danckelick nemende, behouden ons ende eenen ygelicken zijns rechts, verlijt ende verleent hebben, verlijen ende verleenen mitsdezen onsen brieve de voors. stadt Leyden de voornomde ambachtsheerlicheyt [fol. 207] van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn, te houden van ons vanwegen de Graeffelicheyt ende Hoge Overicheyt van Hollandt ende Westvrieslandt tot een onversterffelic erffleen, ende te verheergewaden mit vijffentwintich ponden van veertich groten ’t pont, ende want omme te conserveren onse heerlicke rechten ende heergewaden ‘tselffde leengoet op een sterffelic persoon gestelt moet worden, soe heeft ons hyervan hulde, eedt ende manschap gedaen Jan Janszoon van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester der vers. stadt Leyden, achtervolgende de resolutie van de Groote Vroetschappe derselver stadt Leyden in date den 16en septembris mede lestleden, die wij van gelijcken beneffens desen in onsen registeren van Hollandt hebben doen registreren, mit last dat na den overlijden van den voornomden Van Baersdorp bij alsulcken anderen persoon als bij den magistraten der vers. stad Leyden daertoe genomineert zal worden, ’t voors. leen vanwegen dezelve stadt Leyden verheven ende de heerlicke rechten ende heergewaden betaelt zullen werden. Hyer waren bij, aen ende over als onse leenmannen van Hollandt Laurens van der Goes, Dirck Cuebel ende Joseph van Meerhout. Des t’ oirconde desen brieff besegelt mit onsen grooten zegele ‘twelck wij in gelijcke zaicken gebruyckende zijn. Gegeven in Den Hage den twintichsten septembris anno 1500zevenendetnegentich. Onder geteeckent: J. van Oldenbarnevelt. Opte plycke stont gescreven: Bij den Staten van Hollandt ende Westvrieslandt. Ter ordonnantie van dezelve, ondergeteeckent: Jan van der Does ende van Noortwijck. Ende was besegelt mit eenen groten roden wasschen zegel aen double franchijne doorsteecken staerten uythangende.

Ende om ’t voorscreven twede resterende poinct nopende de eedinge van de personen die jegenwoirdelicken tot Leyderdorp in dienst ende offitie zijn te [fol. 108] voltrecken, hebben de voornomde burgermeesteren ende regierders doen ondervragen wie jegenwoordelic in den voors. ambachte van Leyderdorp in eenige bedieningen waren ende wanneer men de jaerlicxe offitiën gewoon es te veranderen, daerop zij hebben verstaen dat jegenwoirdelic in dienste zijn: schoudt: Geryt Janszoon van Harmelen; ambachtsbewairders: Joris Adriaenszoon, Pieter Oloffszoon; schepenen: Pieter Dircxzoon, Reyer Aryszoon, Mees Philipszoon, Jacob Janszoon, Bouwen Meeszoon, Dirck Matheuszoon, Claes Harmanszoon; secretarys: Salomon van der Woert; bode: Cornelis Dircxz. Onderwater; schoolmeester: meester Pieter …; kercmeesteren: Frans Pieterszoon in ’t Lage Landt, Symon Claesz.; heyligegeestmeesteren: Pauwels Adriaensz., [opengelaten] Dircxz. Schoneman aen den Groenendijc.

Sin in ’t vorder bericht dat d’ ambachtsbewairders omtrent Midvasten gewoon zijn verandert te werden naer zij haer reeckeninge van den voorleden jare hebben gedaen, ‘twelc geschiet voor de schoudt ende gemeente, die om dezelve te horen t’samen worden geroupen, dat degeen die twe jaren gedient heeft affgaet ende d’ ander mer een jaer gedient hebbende anblijft, welcke anblijvende twe off drie personen om mit hem te dienen nomineert, [fol. 209] uyt denwelcken off oock uyt andere, ‘twelc in yegelicx vrijheyt staet de schout ende gebuyren bij de meerder stemmen den nieuwen ambachtsbewaerder kiesen, mer en zijn d’ ambachtsbewaerders nyet gewoon eedt te doen; dat de schepenen verandert werden omtrent Kersmisse deur den schout ende oude schepenen, mer dat daertoe geen welboren mannen mogen werden genomen; dat de kercmeesteren ende heyligegeestmeesteren verandert werden donredaichs naer Midvasten naer zij respectivelic haer reeckeningen hebben gedaen, die zij mede doen voor den schout ende gemeente daertoe alsvooren vergadert zijnde, dewelcke de verkiesinge doen ende een van den ouden alsvooren gewoon zijn aen te laeten; nopende de schotkervers, dat om de twe off drie jaeren alsser ommeslach over de personen moet werden gedaen, de schout de zetters gewoonlicken kiest de twe uyt Achthoven, de derde uyt de Kercbuyrt, die alvoren zij in ’t besoinge treden gewoon zijn aen zijnen handen eedt te doen; angaende de weesmeesteren dat in den voors. ambachte geen particuliere weesmeesteren en zijn, mer dat zij de administratie van haer weeskinderen goeden belangende ressorteren onder de Weescamer van Rijnlandt; voor zoeveel als angaet den croosheemraden, dat de schoudt t’ allen sondagen vijff croosheemraiden verkiest ende tot dezelve schouwe vereedtplicht eer hij mit hem zijn schou anleyt, ende datter geen taxateurs van de verpondingen zijn, alsoe het register eens voor al es getaxeert volgende den legger van Sluyter ende dat bij de bloocken, zonder datter eenige veranderinge in voorvalt. Zijn oock burgermeesteren bericht dat d’ ambachtskist mit des ambachts stucken es onder de voornomde Salomon van der Woert, secretarys, ende hoewel die twe slotelen heeft als voor elc van de ambachtsbewairders een, zoedat die gesloten zijnde d’ een zonder d’ ander daertoe geen toegang en [fol. 210] heeft, zoe sijn beyde de slotelen nochtans somwijlen onder de voors. secretarys, gelijc ook zijn de vier slotelen van de kist van de kercmeesteren ende heyligegeestmeesteren, dewelcke aen twe verdeelt es, elc mede mit twe sloten ende slotelen. Ten laetsten dat in desen ambachte zijn twe polderen als de Achthoverpolder ende de Monickenpolder, daervan de innegelanden respectivelic de molemeesteren onder hem kiesen zonder dat hem de schoudt daermede off mit ’t doen van haerluyder reeckeninge eenichsints es bemoeyende. Ende van de gelegentheyt van den vers. ambachte invougen als vooren onderrecht wesende, zijn burgermeesteren te rade geworden voor ’t eerste voorts te varen tot de eedinge van de schout, secretarys, schepenen, bode ende schoolmeester, daertoe beworpen es het volgende

Formulier van de eeden den schoudt van Leyderdorp bij burgermeesteren der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp overgelevert.

Den eedt van de schoudt

Ic zweere ende gelove den burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehoorsaem ende getrou te wesen, de gerechticheyt van den ambachte van Leyderdorp mit alle mijn vermogen te bewaren ende voor te staen, weduwen ende wesen te beschuden en beschermen, mit schepenen ende croosheemraden respectivelic naer ick die geëedt zal hebben, eenen ygelick recht ende justitie te helpen administreren, den rijcken als den armen, ende weder den armen als den rijcken naer de ordonnantie ende geboden van den Heeren Staten, mitsgaders den rechten, keuren ende gewoonten van Rijnlandt, ende voorts alles te doen dat een goet ende getrouw schout conform [fol. 211] de commissie mij verleent eer- ende eetshalven schuldich es ende behoort te doen. Zoe waerlicken helpe mij Godt Almachtich.

Den eedt van de secretarys

Ic zwere ende gelove den burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehoorsaem ende getrouw te wesen, de gerechticheyt van den ambachte van Leyderdorp mit alle mijn vermogen te bewaren ende voor te staen, goede ende pertinente boucken ende registeren te houden ende te doen houden, de opiniën ende stemmen van de schepenen mitsgaders ’t secreet van de camere nyet te reveleren, ontdecken noch openbaren, mer zorchvuldelicken bij mij te houden, ende voorts alles te doen dat een goet ende getrou secretarys eer- ende eedtshalven schuldich es ende behoort te doen. Zoe waerlicken etc.

Den eedt van de schepenen

Wij zweren ende geloven de burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehoorsaem ende getrou te zijn, de gerechticheyt van den ambachte van Leyderdorp mit alle onse vermogen te bewaren ende voor te staen, in de zaicken ende differenten tusschen partijen die voor de Vierschaer des vers. ambachts dingplechtich zullen vallen naer onse beste wetenschap recht te doen ende vonnisse te wijsen naer den ordonnantiën ende geboden van de Heeren Staten, mitsgaders den rechten, keuren ende gewoonten van Rijnlandt, den armen als den rijcken ende weder den rijcken als den armen, weduen en wesen te beschudden ende in haer gerechticheyt voor te staen zonder yemant gonste, affgonste, jichte off haet toe te dragen. Zoe waerlicken etc.

De bode

[fol. 212] Ic zwere ende gelove den burgermeesteren ende regierders der stad Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehou ende getrou te zijn, den schout, ambachtsbewairders ende schepenen te eeren ende respecteren, de ambachtsaicken mij bij dezelve te belasten getrouwelic ende zorchvuldelic te doen ende benaerstigen, pertiën des versocht zijnde in ’t doen van weten, citatiën, insinuatiën ende diergelijcke acten getrouwelic ten dienste te staen ende ‘tselve doende mij tevreden te houden mit ’t sallarys mij toegeleyt off toe te leggen, ’t secreet van de Camere nyemant te reveleren noch ontdecken, mer getrouwelic bij mij te houden ende te bewaren, ende voorts alles te doen dat een goet ende getrou bode eer- ende eetshalven schuldich es ende behoort te doen. Soe waerlic etc.

Den eedt van de schoolmeester

Ic zwere ende gelove den burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehou ende getrou te zijn, de schout, ambachtsbewairders ende schepenen des voors. ambachts te eeren ende respecteren, de kinderen ende jeucht mij vertrout op te trecken, te leeren ende onderwijsen in de vrese Godes, gehoorsaemheyt ende eerbiedinge van haer ouders ende d’ overheyt, mitsgaders alle andere goede tuchtige manieren ende zeden, dezelve geen boucken te leeren dan conform der Heeren Staten placcaten, ordonnantiën ende bevelen, naer dewelcke ic mij geheelicken gedragen ende aldoen zal dat een goet, oprecht ende getrou schoolmeester eer- ende eedtshalven schuldich es ende behoirt te doen. Zoe helpe mij Godt.

Mer alsoe men goetgevonden heeft voor den jegenwoirdigen tijt geene immers de minste veranderinge te maicken als mogelic ende zulcx alle degeene die in dienst zijn te continueren, soe zijn ten opsicht vandien gemaict de volgende commissiën ende acten: Wij, burgermeesteren ende regierders der [fol. 213] stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp, doen condt eenen ygelicken dat wij ons vertrouwende tot de vlijt ende naersticheyt van onsen goeden bekenden vrunt Geryt Janszoon van Harmelen, denzelven gecontinueert, angehouden ende voor zoeveele des noot is, opnieus gecommitteert hebben, continueren, houden aen ende committeren opnyeus mitsdezen tot de bedieninghe van den schoutampte van Leyderdorp omme ‘tselve van nu voortsaen in der vougen ende manieren bij hem tot noch toe es gebruyct, te werden bedient ende waergenomen tot den eeren, baten, vervallen, nutschappen ende profijten vanouts daertoe staende ende behoirende, mit macht omme schepenen des voors. ambachts den behoirlicken ende gewoonlicken eedt aff te nemen volgende ’t formulier hem gelevert, mit dezelve alsvooren vereedtplicht zijnde, recht ende justitie te helpen administreren ende tot dien eynde den schepenen vonnissen te vermanen ende alle andere acten van jurisdictie tot den schoutampte gehoorich te exerceren. Vorder omme de wegen ende wateringen nair ouder gewoonten ten gewoonlicken schoudagen te helpen schouwen ende den croosheemraiden daertoe te verkiesen ende eeden, van gelijcken omme kennisse te nemen ende mit twe schepenen off gebuyren nair gewoonte te staen over alle vervreemdingen, vercopingen, veranderingen, belastingen en beswaringen van onroerende goeden ende speciale ooc generale verbintenissen onder ’t rechtsgebiet van Leyderdorp gelegen en vallende, de verlijden vandien, van gelijcken alle procuratiën, certificatiën, scheydingen, vertichtingen ende ‘tgunt vorder gewoonlick es voor schout ende schepenen ten plattenlande te werden verleden, te ontfangen ende mitten ambachtsegele hem gelevert off noch te leveren, mitsgaders mit zijnen contresegel off onderteyckeninge te besegelen ende bevestigen, de brieven daervan nair behoiren te doen registreren ende in ’t vorder alles te doen dat een goet ende getrou schout eer- ende eedtshalven schuldich es ende behoort te doen, ende dit al geduyrende [fol. 214] zijnen lopenden pacht, dewelcke Kersmisse anno zestienhondert zal comen te eynden, ten waer de voors. Gerrit Jansz. van Harmelen middelertijt quaem t’ overlijden, in welcken gevalle de vorder pacht cesseren, ophouden ende tenyet wesen zal. Ende mits dat de voors. Geryt Jansz. van Harmelen, schout, aen onsen handen daertoe den behoirlicken ende gewoonlicken eedt doen ende daervooren jaerlicx aen handen van den tresorier-ordinarys der voors. stadt Leyden in der tijt uytkeeren en opbrengen zal sijnen belooffden pacht volgende de cedelen die hij daervan ondergeteyckent heeft. Begerende de voornomde burgermeesteren ende regierders van Leyden, voor zoeveele in hem es ende niettemin amptshalven belastende aen allen buyrluyden, lantgesetenen ende innewoonderen des voors. ambachts van Leyderdorp ende allen anderen die deesen voorcomen ende aengaen zal dat zij den voornomden Geryt Jansz. van Harmelen voor een schout annemen, erkennen, eeren ende respecteren, ende doende ‘tgunt vers. es ende in alle andere behoirlicke zaecken hem obediëren ende gehoorsamen. Des ten oirconde hebben wij ’t zegel ten saicken deser stede de jegenwoirdighe letteren doen anhangen ende mit de onderteyckeninge van onsen secretarys doen bevestigen opten 23en septembris anno 1500zevenendetnegentich, ende was onderteyckent J. van Hout, hebbende daerbeneffens een groot groen wassen zegele uythangende aen een double franchijnen staerte. Opten rugge stont geschreven: Op huyden den 24en septembris 1597 heeft Gerrit Janszoon van Harmelen, in ’t blanc van desen genomt, aen handen van Jan Janszoon van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester der stadt Leyden, zoe voor hemzelven ende uyten name van zijn medebroederen als ambachtsheeren van Leyderdorp mit opgeheven hande ende uytgestrecte vingeren als recht is gesworen ende gelooft den burgermeesteren [fol. 215] ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehoorsaem ende getrou te wesen, de gerechticheyt van den ambachte van Leyderdorp mit alle zijn vermogen te bewaren ende voor te staen, weduen en wesen te beschudden en beschermen, mit schepenen ende croosheemraiden respectivelicken naer ick die geëedt zal hebben eenen yegelicken recht ende justitie te helpen administreren, den rijcken als den armen ende weder den armen als den rijcken naer de ordonnantiën ende geboden van den Heeren Staten mitsgaders den rechten, keuren ende gewoonten van Rijnlandt, ende voorts alles te doen dat een goet ende getrou schout conform de commissie mij verleent eer- ende eetshalven schuldich es ende behoort te doen. Soe waerlicken moet mij God Almachtich helpen. Aldus gedaen ten dage ende jare alsboven.

Commissie opte secretaris.

De burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp hebben den dienst van Salomon Lenertsz. van der Woert, haerluyder medebroeder in raide, als secretarys van Leyderdorp gecontinueert, angehouden ende voor zoeveel des noot es opnyeus gecommitteert, continueren, houden aen ende committeren opnyeus mitsdesen, ende dit al bij provisie ende tot haerluyder kennelick wederseggen toe, ende mits bij hem zijnen eedt aen handen van den voornomden burgermeesteren vernieuwende ende de bij hem beloofde jaerlicxe erkentenisse geduyrende zijnen dienst van ’t voors. secretaryschap verstreckende aen handen van den tresorier-ordinaris der voorschreven stede in der tijt, voor d’ eerste reyse Lichtmisse anno 1500achtendetnegentich. Aldus gedaen ende ten bevele van burgermeesteren voornompt ondergeteyckent opten driëntwintichsten sep- [fol. 216] tembris vijftienhondertzevenendetnegentich, bij mij, ende es geteyckent J. van Hout.

Continuatie op ambachtsbewairders, schepenen, kercmeesteren, heyligegeestmeesteren, bode ende schoolmeester.

De burgermeesteren ende regierders der stad Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp hebben gecontinueert ende continueren mitsdezen de jegenwoirdige ambachtsbewaerders van Leyderdorp als Jorys Adriaensz. ende Pieter Oloffszoon, van gelijcken den jegenwoirdigen schepenen als Pieter Dircxz., Reyer Arysz., Mees Philipsz., Jacob Jansz., Bouwen Meesz., Dirck Matheusz. ende Claes Harmansz., de jegenwoirdighe kercmeesteren als Frans Pieterszoon in ’t Lage Landt ende Symon Claesz., de jegenwoirdige heyligegeestmeesteren als Pouwels Adriaensz. ende [opengelaten] Dircxz. Schoneman aen den Groenendijck, in de bedieninge van heurluyder voors. ampten, respectivelicken ende dit al geduyrende tot de anstaende verkiesingen ende veranderinghen ten gewoonlicken tijden off dagen toe, omme alsdan te werden gedaen gelijc nair gewoonte ende als den meesten oirbaer van des voors. ambachtszaicken vereysschen zullen, hebben van gelijcken gecontinueert Cornelis Dircxzoon van Onderwater in zijn bodeampt ende meester Pieter [opengelaten] in zijn schoolmeesterampt, beyde geduyrende den tijt van haerluyder pacht ende anneminge ende daernair tot kennelicke wederzeggen toe, ende dit al mits dat de voornomde ambachtsbewairders, kercmeesteren ende heyligegeestmeesteren elc in ’t sijne ende voor zoeveel hem aengaet gehouden blijven te reeckenen ende van haer handelinge te verantwoorden daer ende zulcx des zal behoiren. Ende belangende de voornomde schepenen, bode ende schoolmeester mits dat zij haerluyder eeden aen handen van den schout des voors. [fol. 217] ambachts van Leyderdorp gehouden zijn te vernieuwen. Aldus gedaen ende ten bevele van burgermeesteren geteyckent upten 23en septembris 1500zevenendetnegentich bij mij, ende es geteyckent J. van Hout.

Es ooc goetgevonden dat de burgermeesteren den eedt zullen afnemen van de schoudt ende van de secretaris ende dat vorder zulcx de schepenen, bode ende schoolmeester bij den schoudt zullen werden vereedtplicht.

Alle ‘twelc zulcx geprepareert wesende, zijn de voornoemde Van Baersdorp mitsgaders Foy van Brouchoven, burgermeesteren, ende de voornomde Van Seyst, pensionaris, ende Van Hout, secretarys, opten 24en septembris mitter schuyt gereyst naer Leyderdorp, hebbende alle de voornomde personen in dienst zijnde door de schout ende secretarys van haer compste tevoren doen verwittigen ende vergaderen, ende wesende omtrent ten tien uyren gecomen ten huyse van de voornomde Gerrit Jansz. van Harmelen, schout, hebben de voornomde burgermeesteren alle de personen alsboven vergadert zijnde, als schout, ambachtsbewairders, schepenen, secretaris, bode, schoolmeester ende vorder gemeente deur monde van de voornomde pensionarys Zeyst sommierlic doen verhaelen in wat vougen burgermeesteren de ambachtsheerlicheyt hadden gecoft, mit verclaringe van eenige de voorneemste redenen daertoe beweecht hebbende. Ende ‘tselve doende, den buyrluyden doen anseggen dat de meeninge van burgermeesteren niet en es noch ’t ambacht in ’t generael noch hemluyden in ’t particulier in eenigen deele te vercorten, mer dat zij veeleer ende meer aen burgermeesteren in alle haer bejegenende swaricheyden ende voorvallende nootsaicken hulpe, [fol. 218] bijstant, schut en scherm zouden vinden ende te verwachten hadden, invougen dat zijluyden in heur conditie hierdeur eer zouden zijn verbetert ende van burgermeesteren nyet anders en hadden te verwachten dan dat goede ambachtsheeren ten opsichte van haer gemeente schuldich ende gehouden waren te presteren, gelijc ooc burgermeesteren van hemluyden geen ander gevoelen en hadden dan dat zij hem wederom in ’t respect van burgermeesteren, haerluyden ambachtsheeren, nyet anders en zouden dragen dan goede ondersaten gehouden en gewoon zijn te doen.

‘twelc gedaen wesende, zijn hem geopent ende voorgelesen eerst ’t bovengeroerde eerste accord.

Ten tweden des heeren graven van Lingys brieven van procuratie ende advoy.

Ten derden de brieven van opdracht voor leenmannen gedaen.

Ten vierden het octroy van de Heeren Staten.

Ende ten vijffden ende laetsten de leenbrieff mit vertoon van de originele ende de zegelen vandien, waernaer verclaert zijnde dat zij dienvolgende alletsamen werden ontslagen van den eedt daermede zij aen de voorgaende ambachtsheer waren verplicht ende zulcx van node was te procederen tot vernieuwinge van eeden. Es daernaer gelesen de commissie opten schout hiervooren, daerop deselve staensvoets den eedt heeft gedaen aen handen van de voornomden Baersdorp voor hemzelven ende vanwegen zijn medebroederen als ambachtsheeren gelijc opten rugge van dezelve commissie gescreven ende bij de secretaris Van Hout geteyckent es.

Daernaer es gelesen de acte van commissie opten secretaris hiervooren, daerop deselve mede staensvoets den eedt gedaen heeft aen handen ende gelijc angeteyckent es alsvooren.

Waernair gelesen zijnde de acte van continuatie van de ambachtsbewairders, schepenen, kercmeesteren, heyligegeestmeesteren, bode ende schoolmeester, [fol. 219] ende zoe die innehielt dat schepenen ende bode haren eedt zouden vernieuwen aen handen van de schout, hebben zij sulcx gedaen, daervan belast es acte gemaict ende door den secretarys van Leyderdorp geteyckent te werden.

Ende nair alle de voorschreven commissiën ende vordere acten aen handen van den voornoemde Van der Woert, secretaris van Leyderdorp, waren overgelevert om geregistreert te werden voor in ’t dingbouc, ‘twelc hem opnyeus belast es te beginnen ende van gelijcken alle andere boucken ooc te vernieuwen tot costen van de stadt, zijn de voornomde jegenwoirdich zijnde personen van haer bijcompste bedanct ende versocht burgermeesteren, haer ambachtsheeren, ter maeltijt, daer ten huyse bereyt, geselschap te houden om mitten anderen vrolick te zijn, gelijck geschiet es.

‘twelc gedaen zijnde, zijn de voornomde burgermeesteren, pensionarys ende secretaris tsavonts weder naer Leyden gekeert.

Alle ‘twelc zulcx ende invougen vers. geschiet te zijn wij ondergescreven elc voor zoeveele ons angaet ende hiervoren verhaelt es, mit onse onderteyckeningen bevestigen ende getuygen voor de waerheyt om voor de toecomende tijt te dienen ter gedachtenisse.

(ondertekend:) J. de Baersdorp

Claes Adriaensz.

F. v. Brouchoven

Nis. van Zeyst

J. van Hout