WILLEM LUUTGARDENZ. C.S.

 

Previous PageHome PageNext Page


WILLEM LUUTGARDENZ. C.S.

Zie over dit geslacht o.m. Van Wimersma Greidanus, 'Croesinck' en Groesbeek, 'De Afstamming van Claes Corf'.

I. WILLEM LUUTGARDENZ

(missch. SIMONSZ., Ga. 442 p. 174).

ovl. voor 7 sep. 1339 (Ke. 493 f. 32).

functie:

schepen 1315-16.

landbezit:

* 4 morgen 4 hond land aan de Mare (Swinshoerne) te Leiderdorp (Ke. 493 f. 32).

* wrsch.: land te Slancwijc, onder Nieuwenbroek, gehuurd van de graaf, verm. 1315-17 (Hamaker, Rek. Holl., I 17, 31 en 94).

familie:

er bestaat mogelijk verband tussen hem en Gerrit Luutgardenz. die 1281 van de graaf 5 morgen land in leen hield te Leiderdorp (Muller, 'Het Oude Register', 185 d.i. De Fremery, Supplement, 177). Het geslacht van Willem Luutgardenz. was gerelateerd aan het geslacht Strevelant, gezien het voorkomen in beide families van de naam IJsbrand van der Laen en het overeenkomende zegel (zie Strevelant).

kinderen:

1. Willem Willemsz., volgt IIa.

2. Simon Willemsz., volgt IIb.

3. Philips Willemsz., volgt IIc.

4. Jan Willemsz.

verm. 7 sep. 1339 bij landverkoop samen met zijn broers (zie Willem Willemsz.).

IIa. WILLEM WILLEMSZ.

ovl. tussen 25 mrt. 1373 en 28 feb. 1375, wrsch. reeds voor 2 nov. 1374 (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 55, Ke. 493 f. 34v., GvH. 226 f. 136).

functies:

schepen 1340-41, 42-43, 44-45, 45-46, 50-51, 66-67; missch. 1370 schout; kerkmr. van O.L.V.kerk 1346-47; rentmr. van Kennemerland en Friesland 1351-61 (zie hfdst. 6).

woonhuis:

wrsch. een der 2 huizen en erven aan de Breestraat (achter: de Vollersgracht), 5 sep. 1358 aan de graaf opgedragen en in leen ontvangen (GvH. 226 f. 2; 29 mrt. 1355 echter reeds bevestiging van deze opdracht! (GvH. 751). Hij droeg de huizen 14 okt. 1372 op t.b.v. zijn zoon Simon Frederik (GvH. 226 f. 129v.).

huisbezit:

een huis en erf naast zijn 2e huis voornoemd, verm. 14 okt. 1372 (GvH. 226 f. 2 en 129v.).

landbezit:

* 4 morgen 4 hond land aan de Mare (Swinshoerne) te Leiderdorp, samen met zijn broers bezeten en door hen 7 sep. 1339 verkocht (Ke. 493 f. 32).

* 13 mrt. 1346 de Smale Hale te Zoeterwoude, gekocht, leen van de hofstad Rodenburch, 14 mrt. 1346 beleend (Klo. 1576, dit land was 11 juli 1353 in andere handen (Ke. 493 f. 36v.).

* 1 morgen land te Oegstgeest, afkomstig van zijn echtgenote, leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 115).

* land te Lopsen, onder Oegstgeest, dit verkocht hij 23 apr. 1354 aan het klooster Leeuwenhorst; het omvatte 3 kindsdelen, het klooster bezat daar reeds 7 van de 10 kindsdelen (Lhorst. 1 f. 81).

* 23 apr. 1355 het goed of de woning te Lopsen onder Oegstgeest (in 1384 1 morgen land), leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 115).

* 18 apr. 1356 18½ morgen land te Leiderdorp, grfl. leen (GvH. 707 f. 24).

* 12 aug. 1367 3½ morgen land te Oegstgeest, aan de Rijn, met de woning, afkomstig van Willem Heermansz., leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 117).

rentebezit:

* 40 s.g.g. op een huis en erf te Leiden,

* 20 s. 6 p.g.g. op het huis en erf van Floris die Meyer ald.,

* 5 s.g.g. op het huis en erf van Mouwerijn Hugenz. van der Does; deze 3 renten droeg hij 5 sep. 1358 op aan de graaf en ontving ze in leen (GvH. 226 f. 2).

* 11 sep. 1363 20 s.pay. op een huis en erf in het Noordeinde (Ke. 620).

* 10 okt. 1368 3 £ pay. op een ½ molen te Gansoorde (Ke. 1031).

stichting:

stichtte kort voor zijn dood St. Benedictusprebende op het hoogaltaar van St. Pancraskerk (Ke. 1014, Leverland, 'Kapittel van St. Pancras', 83); eerste kanunnik werd zijn neef mr. Jan Philipsz. (Ke. 919). Collator na zijn dood was zijn zoon Simon Frederik (Ke. 919).

varia:

zegel: de Leidse sleutels (op de zegelrand de naam Willem Willem Luutgardenz.z.; Ke. 407 f. IVa verso); 1 apr. 1353 na koop beleend met een tiende in de Lage Waard in de Overendam onder Koudekerk (GvH. 707 f. 8v.); 11 jan. 1359 verkreeg hij het voorrecht dat deze tiende evenals 18½ morgen land te Leiderdorp na zijn dood zouden zijn voor zijn zoons Simon Frederik en Herman Willemsz. (Klo. 1526); 1354 verm. onder de grafelijke knapen die livrei ontvingen; leende 27 mrt. 1370 de burggraaf 906 oude Franse schilden, vermoedelijk op het schoutambt (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 55).

familie:

tr. 1e Bartrade (van Oestgeest), dr. van Willem Heermansz., hij tochtte haar 10 sep. 1358 aan zijn lenen te Leiden (GvH. 225 f. 5v. en 3v.; Hoek, 'Wassenaar', 115 en Huisarch. Twickel, Reg. AA 45v.; daar verm. van Dirk van Oestgeest, zoon van Willem Heermansz.). De burggraaf beleende haar 24 juni 1331 met 1 morgen aan de Rijn te Oegstgeest, hij noemde haar toen zijn nicht; later was dit leen in handen van haar man (Hoek, 'Wassenaar', 115). De graaf verleende 16 mrt. 1353 de gunst dat indien de lijftocht die Willem aan zijn vrouw had gegeven onvoldoende was, voor háár de lijftocht zou zijn die Machteld, echtgenote van Splinter Haes, aan Willem verkocht (d.i. Machteld van Egmond, vgl. Dek, Genealogie Egmond, 76; GvH. 244 f. 45v.). Tr. 2e Haastiaan, tochtte haar 8 juli 1364 aan de mindere helft van 17 morgen land te Leiderdorp en een tiende in de Lage Waard (GvH. 226 f. 3v.). Tr. 3e Marie, ovl. voor 28 feb. 1375 (Ke. 493 f. 34). Kinderen uit het 1e huwelijk (allen genoemd Ga. 440 f. 34v., m.u.v. Katrijn):

1. Heer Willem Heerman

ovl. tussen 18 nov. 1371 en 18 dec. 1376, begr. St. Pancraskerk (Ke. 493 f. 51v., 415 f. 50v.).

functies:

priester, grfl. raad 1351-54; grfl. klerk 1351-63 (zie hfdst. 6), hij ontving 28 apr. 1351 een schroodambt van de graaf te Dordrecht (GvH. 291 f. 1); grfl. kapelaan verm. 4 jan. 1353 (Van Riemsdijk, Tresorie, 55); vicaris in de Hofkapel sinds 20 sep. 1357, bekleedde de vicarie gesticht door de graaf ter gedachtenis aan Gerrit van de Wateringe (ibidem); pastoor van Haarlem verm. 20 sep. 1357-24 apr. 1369 (ibidem; Ke. 493 f. 51v.; Hoek, 'Wassenaar', 33; Brom, Bullarium, II 107; laatste datum: Unger, Bronnen, reg. 923); 1372 niet meer in functie (Leverland, 'Inquisitio conexuum', 87); kanunnik van St. Pancras sinds 1366, bekleedde St. Laurentiusprebende, deed daarvan wrsch. 1371 afstand t.b.v. zijn zoon Pieter (ibidem, 87 en Leverland, 'Kapittel van St. Pancras', 83).

huisbezit:

een huis en hofstad bij St. Pieterskerkhof, leen van de burcht; na opdracht door hem werd 22 sep. 1359 zijn zoon Willem beleend (Hoek, 'Wassenaar', 101).

landbezit:

* 9 okt. 1357 7 hond geestland te Oegstgeest, gekocht van de burggraaf (Ke. 493 f. 51v.).

* 1 okt. 1357 6 morgen land (Haeskijnsvelt) en 7 hond land te Oegstgeest, gekocht van de burggraaf (Ke. 493 f. 51v.).

rentebezit:

15 £ pay. op 8½ morgen land te Oegstgeest, 24 juli 1366 aan zijn prebende geschonken (Ke. 493 f. 52).

stichting:

1366, voor 24 aug.: prebenden van St. Laurentius en St. Georgius (Ke. 493 f. 51-52); 18 nov. 1371 waren bedienaren: zijn zoon Pieter Heerman en zijn neef Pieter Gerrit Heermansz. (Ke. 493 f. 51v.). Na de dood van de eerste bekleedde Claas Bruninc diens prebende, verm. 5 dec. 1382 (Ke. 420 f. 45).

schenking:

5 £ pay. aan St. Pancraskerk, i.p.v. 10 s.pay. rente, voor memoriediensten (Ke. 415 f. 50v.).

varia:

de schade die hij had geleden van de Spanjaarden mocht hij met grfl. instemming van 7 dec. 1352 op dezen verhalen, zowel te land als ter zee (GvH. 244 f. 17v.); trad 5 juni 1364 op t.b.v. Jacob Jansz. (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 15v.).

familie:

de burggraaf noemde hem 29 nov. 1357 neef (Secr. 80 f. 26, Van Mieris, Groot Charterboek, II 37-38); 29 sep. 1364 was hij een der magen van wijlen Willem Bort (Hoek, 'Wassenaar', 102). Een tante van Willem begiftigde zijn prebenden met een morgen land op de Mersche te Oegstgeest (Ke. 493 f. 52). Zoons:

a. Willem Heerman

huisbezit:

22 sept 1359 een huis en hofstad aan St. Pieterskerkhof, leen van de burcht, na opdracht door zijn vader (Hoek, 'Wassenaar', 101).

b. Pieter Heerman

ovl. jong, 8 sep. 1382 aan de pest, begr. in zijn vaders graf (Ke. 415 f. 85v.).

functie:

subdiaken, kanunnik van St. Georgiusprebende (zie hoger).

rentebezit:

1 £ g.g. op een huis en erf te Leiden, nagelaten aan St. Pancraskapittel voor memoriediensten (Ke. 415 f. 85v.).

schenking:

10 s. uit het jaar van gratie van zijn prebende, voor de viering van St. Georgiusfeest (Ke. 415 f. 85v.).

2. Simon Frederik, volgt IIIa.

3. Herman Willemsz., volgt IIIb.

4. Gerrit Heerman., volgt IIIc.

5. Jan die Brouwer, volgt IIId.

Uit het 3e huwelijk:

6. IJde

ovl. wrsch. voor 28 mrt. 1403, begr. St. Pieterskerk (W. 428 f. 96v., Kam, 'Memorieboek', 170).

huisbezit:

een huis en erf aan de Krepelsteeg, gekocht van de Lombarden (met de daarop gevestigde renten); 4 juni 1393 door haar uit eigen opgedragen aan de graaf t.b.v. Simon Simon Frederiksz., haar neef (GvH. 228 f. 85).

landbezit:

* te Pernis: 9 gemeten land in de IJssel, 7 gemeten, 1 lijn 4 roeden land in de hoek van de IJssel, langs 's-Gravenambacht; 9 gemeten land westelijk daarvan;

* 3½ gemeten land in Roeden;

* 10 lijn 20 roeden in Rughesant;

* 9½ lijn land te Poortugaal en 3 gemeten land aan de Nieuwe weg; genoemde percelen droeg zij 3 juni 1393 uit eigen op aan de heer van Putten ter belening van haar neven Willem Hermansz. en IJsbrand van der Laan (Hoek, 'Rept. Putten' 136).

* 8 morgen land en een woning te Kethel en Spaland, door haar 4 juni 1393 aan de graaf opgedragen t.b.v. IJve Willem Bortsdr.; indien deze zonder kinderen stierf zou het leen komen aan de oudste en naaste erfgenaam van Pieter Heerman en hij ontstentenis van deze aan de erfgenamen van Gerrit Heerman; diezelfde dag bracht zij hierin wijziging en droeg het leen op t.b.v. Gerrit Heerman om vervolgens te komen aan IJve Willem Bortsdr., diens zoons dr. en haar nakomelingen, met verdere bepalingen als boven (GvH. 228 f. 85v.).

* 1½ manning land in de Gheer, in Zweersdijck te Poortugaal, 9 juni 1393 opgedragen aan de heer van Putten ter belening van Bartraad Herman Willemsz.dr. (Hoek, 'Rept. Putten', 140; zie hierna).

familie:

tr. Floris Gijsbrechtsz. (zie Gijsbrecht Florisz. c.s.).

7. Katrijn

ovl. na 17 dec. 1384 (Hoek, 'Wassenaar', 115).

landbezit:

17 dec. 1384 1 morgen land bij Lopsen te Oegstgeest, door haar direct opgedragen t.b.v. haar broer Simon Frederik (Hoek, 'Wassenaar', 115).

familie:

tr. Gerrit Rijswijc (ibidem, Kam, 'Memorieboek', 170).

Wrsch. eveneens uit het 3e huwelijk:

8. Luitgard

(Ga. 440 f. 34v.).

9. Lijsbeth

tr. Gijsbrecht Claas Horstsz. (zie Van den Damme).

Een dr. van Willem Willemsz. (Luitgard?) huwde missch. met Dirk van der Speck (zie ald.).

IIIa. SIMON FREDERIK

ovl. tussen 10 sep. 1389 en 14 dec. 1390 (Klo. 1579 en Ke. 322 f. 12v., waarschijnlijk begin 1390, zie GvH. 708 f. 7v.).

functies:

schepen 1370-71; schout 1371-72 en burgemeester 1384-85; rentmeester van Kennemerland en Friesland 1374-83 en 1386-87/1389 (zie hfdst. 6).

beroep:

drapenier (afgeleid uit de vermelding van zijn weduwe als zodanig in 1399, Posthumus, Bronnen, I 39); deed aan turfwinning (zie landbezit).

woonhuis:

14 okt. 1372 2 huizen aan de Breestraat, in het Wolhuisvierendeel, grfl. leen, afkomstig van zijn vader (GvH. 226 f. 129v., de bijbehorende renten dan niet meer verm.; Blok, Hollandsche stad, I 324); 29 jan. 1386 belender aan de Maarsmanstraat (W. 428 f. 57v.).

huisbezit:

op zijn huizen en erven (en zijn molen) tussen stadsvest en Ludekijns molenwerf, Rijn en Rijndijk, vestigde hij 16 £ pay. rente t.b.v. zijn kapelanie (Ke. 322 f. 12v.; dit zal buiten de Noordpoort zijn, zie Ke. 203 f. 74v. en vgl. de verm. van de leprozerie ald., Van Oerle, Leiden, I 170).

molen:

verzekerde o.m. hierop 16 £ pay. rente (zie hiervoor).

landbezit:

* 2 nov. 1374 18 morgen land te Leiderdorp, samen met zijn broer Herman Willemsz. bezeten; grfl. leen, afkomstig van zijn vader (GvH. 226 f. 136).

* land ald. dat Andries Jan Bacsz. van hem in leen hield (Klo. 1529).

* 4½ morgen land te Leiderdorp, grfl. leen, verkregen na opdracht t.b.v. zijn zoon Jacob (GvH. 26 f. 201).

* wrsch. 3½ morgen land te Oegstgeest afkomstig van zijn vader, leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 117).

* 1 morgen land buiten het Noordpoorthuis te Leiden, bij de draaiboom naast de Krijthoeve, gemene voor gelegen met land van de Duitse Orde en samen bezeten met Herman Willemsz., en Floris Gijsbrechtsz.; door hen 9 mei 1376 overgedragen t.b.v. zijn vaders prebende (Ke. 1014).

* 18 feb. 1377 7 morgen uit 21 morgen land te Rodenburg, Zoeterwoude, grfl. leen (GvH. 226 f. 172v.).

* 19 aug. 1378 de Duvecamp aan de Rodenburger wetering te Zoeterwoude, gekocht; verzekerde o.m. hierop 16 £ rente hoger genoemd (Klo. 1577).

* 2 apr. 1381 16 morgen land, de Posciaenscamp en de Meerganc, bij Meerburg, Zoeterwoude (Klo. 1578).

* de Smale Hale te Zoeterwoude, leen van Rodenburch, verm. 14 mei 1381, afkomstig van zijn vader (Klo. 1576 en 1579).

* land, naast bovenstaand leen gelegen, 14 mei 1381 opgedragen aan de graaf ter belening van Dirk van Zwieten; in ruil ontving hij van Dirk:

* 19 sep. 1389 een stuk land te Rodenburg, oorspronkelijk grafelijk leen, maar ten eigen ontvangen, en een rietbos te Zoeterwoude (Klo. 1579; van een belening door Dirk van Zwieten, zoals gesteld door Hoek - 'Rept. Zwieten', 106 - , blijkt ald. niets).

* van [?] morgen land in Hein Mandenveen (Secr. 84 f. 32).

* van [?] 32 morgen land en een veen, gekocht van de heer van Brederode (Secr. 84 f. 32).

* 6½ morgen 2 hond 41 roeden 8 voet land te Wateringen, 31 dec. 1383 aan St. Pancraskapittel overgedragen (Ke. 415 f. 46v.).

* 17 dec. 1384 1 morgen land bij Lopsen, Oegstgeest, leen van de burcht, na opdracht door zijn zr. Katrijn (Hoek, 'Wassenaar', 115).

* 11 hond land te Oegstgeest aan de Rijn, 25 mrt. 1386 opgedragen aan de burggraaf en in leen ontvangen (Hoek, 'Wassenaar', 556).

* 25 juli 1386 10½ hond land en een uiterdijk aan de Rijndijk te Zoeterwoude, naast land dat hem toebehoorde (Ga. 455 f. 12).

* land, wrsch. in de omgeving van het Noordeinde te Leiden (zie Ga. 456 p. 1).

* 10 mrt. 1388 het Berchswerc onder Noord-Scharwoude, gepacht van de grafelijkheid (Geus, 'Het vroonland Berchswerc', 104).

* de Paardencamp te Zoeterwoude, voor 4 oude Franse schilden gehuurd van mr. Pieter Michielsz., evenals 8 morgen te Rodenburg onder Zoeterwoude (Secr. 84 f. 35v-36v.).

* 4 morgen land te Rodenburg onder Zoeterwoude; gekocht. Het St. Pancraskapittel had hierop 30 s.pay., die hij met 20 £ afkocht (Ke. 415 f. 84v.).

rentebezit:

* 15 s.pay. op een huis en erf buiten op het Rapenburg;

* 10 s.pay. op een huis en erf aan de Vollersgracht, beide renten met Herman Willemsz. en Floris Gijsbrechtsz. 9 mei 1376 overgedragen aan zijn vaders prebende (Ke. 1014).

* 3 s.g.g. met houde op een huis en erf aan St. Pieterskerkstraat, gekocht van Kerstine (Rijswijc), weduwe van Huge Heymansz., 3 feb. 1386 afgelost (Ke. 631).

* 40 s.g.g. op een huis en erf aan de Breestraat,

* 12 s. 6 p.g.g. op het huis en erf van Willem Jansz. Vos aan de Breestraat,

* 30 s.g.g. met houde op een huis en erf aan de Maarsmanstraat,

* 27 s. 6 p.g.g. op een huis en erf aan de Vollersgracht,

* 10 s.g.g. op het Klokhuis (van Alewijn van Rijsoirde),

* 1 £ pay. op erven in Gansoorde, tussen stadsvest en St. Nicolaasgracht, bij de Nieuwe Rijn.

De laatstgenoemde 6 renten droeg hij 25 juli 1386 over aan St. Catharinagasthuis ter betaling van 10½ hond land die hij van dit gasthuis kocht; hij behield van de 1e rente 12 s., de 2e 10 s., de 3e 6 p. met houde, de 5e 12 p. en de 6e 40 s. resp. g.g. en pay. (Ga. 455 f. 12).

* 3 s.pay. met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 29 nov. 1394 in handen van zijn weduwe; na zijn dood werd hierop 31 dec. 1390 een pandrente van 39 s. 4 p.pay. gevestigd, 29 nov. 1394 afgekocht met 21 £ (RA. 50 f. 2-3v.).

* 13 p.g.g. met houde op de oude Hal aan St. Pieterskerksteeg (stedelijk bezit, Rek. Lei., I 39; Ke. 493 f. 93).

* 10 s.g.g. op de oude Vleeshal (stedelijk bezit; Rek. Lei., I p. 39; RA. 50 f. 13).

* 16 p.g.g. op een hofstad te Leiden (stedelijk bezit; Rek. Lei., I 39).

* een rente met houde op het huis en erf aan St. Pieterskerkhof dat Philips van Leyden aan zijn St. Andriesvicarie vermaakte, verm. 3 juni 1383 (Ke. 903).

* wrsch.: 3 £ pay. op een molen te Gansoorde, in bezit van zijn vader en later in handen van zijn zoon (Ke. 1031).

borgstelling:

* 24 nov. 1371 Aarnd Minnekiaen, van Katwijk (Secr. 19 f. 29).

* 8 apr. 1373 Herbaren van der Woert (Secr. 19 f. 35v.).

* 19 jan. 1380 Jan Willemsz. die Moelnair (Secr. 19 f. 50).

* 12 mrt. 1385 Dirk die Wedighe (Secr. 19 f. 67).

* 23 juli 1385 Jacob van Camen (Secr. 19 f. 69).

varia:

zegel: vair, hartschild een ankerkruis (Ke. 919, 8 sep. 1385); 2 nov. 1374 samen met zijn broer Herman Willemsz. beleend met een tiende in de Lage Waard, Koudekerk (GvH. 226 f. 136); pachtte 1385 de Rijntiende van de graaf (GvH. 1464 f. 7v.); wrsch. hield hij evenals zijn zoon van Hadewi van Raephorst, vrouwe van Bloemensteyn, een tiende tussen Vliet en Maredijk te Leiderdorp in leen en een tiende tussen Nieuwe en Oude Rijn (30 aug. 1391: in de nieuwe poorte; Klo. 1527).

stichting:

St. Antoniuskapelanie op het door hem gestichte St. Antoniusaltaar in St. Pieterskerk; de collatie zou na zijn dood zijn voor zijn oudste zoon en verder nageslacht. De stichting werd 14 dec. 1390 bevestigd door zijn vrouw en kinderen (Ke. 322 f. 12v.); voor zijn schenkingen hieraan zie hoger.

familie:

werd 19 aug. 1378 neef genoemd door Jan van Egmond (van Merestein) en diens zoon Albrecht (Klo. 1577), opnieuw door de eerste 2 apr. 1381 (Klo. 1578). tr. 1e Katharine, dr. van Jan Smeder, ovl. na 6 dec. 1362 (GvH. 226 f. 79); tr. 2e Sophie, dr. van Willem Wilden en Machteld Voppendr. (Groesbeek, 'De Wilde', 70-71; zie ook Brom, Bullarium, 229); Simon Frederik tochtte haar 14 okt. 1372 aan zijn huizen te Leiden (GvH. 226 f. 129v.); zij schonk St. Catharinagasthuis 1404-05 8 £ 14 s. 8 p.pay. (Ga. 334 (12) f. 11); met haar zoon Willem woonde zij 1407-08 in het Wolhuisbon (Ke. 323 (7) f. 49); zij ovl. 1408-09, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (7) f. 12v.). Kinderen (zij verkochten gezamenlijk 19 dec. 1391 van 32 morgen land en een ven alsmede van morgen in Hein Mandenveen aan hun zwager Pieraart van Assche (Secr. 84 f. 31v.-32):

1. Willem Simonsz., volgt IVa.

2. Bartrade

landbezit:

een erf in St. Pietershoeve, tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, St. Pieterskerk bezat hierop een rente; verm. sinds 1398-99 in bezit van haar en haar echtgenoot: 1407-08 in andere handen (Ke. 323 (1) f. 7v en volgende rek.; (7) f. 10).

familie:

tr. 1e voor 14 dec. 1390 Pieraart van Assche (Ke. 322 f. 12v., zie ald.). tr. 2e 1394 Jorgel Artwinsz., clericus, grfl. kamerling. Bij hun huwelijk ontvingen zij 21 sep. 1394 van de graaf het voorrecht dat Bartrade na Jorgels dood levenslang bezitster zou blijven van het huis Sonnevelt onder Valkenburg en van 40 morgen land te Noordwijk met de woning daarop (GvH. 228 f. 139v.; vgl. voor zijn behoren tot de clerus Van Riemsdijk, Tresorie, 423). Hun zoon Pieter tr. Bartraad van den Bossche (zie ald.).

3. Katrine

ovl. na 1412-13 (Secr. 513 f. 21); tr. voor 14 dec. 1390 (Ke. 322 f. 12v.) Jacob Franken IJsacsz.z., die haar 20 aug. 1393 lijftocht gaf (zie ald.).

4. Simon Simonsz.

woonhuis:

4 juni 1393 een huis en erf in de Krepelsteeg, het Lombardenhuis, grfl. leen, beleend na opdracht door IJde Floris Gijsbrechtsz. (GvH. 228 f. 85); opnieuw dec. 1404 beleend (GvH. 741 I f. 18), er rustte een rente van 8 s.g.g. op voor de graaf (Van Oerle, Leiden, I 75, zie Wouter van der Bregghe). 21 dec. 1407 kreeg hij dit leen ten vrij eigen (GvH. 230 f. 41). Dit huis was in 1416 in handen van Engelbrecht van der Marck (Van Oerle, Leiden, I 75).

familie:

tr. Kerstine, hij tochtte haar 6 mrt. 1402 aan hoger genoemd leen (GvH. 229 f. 1). Zoon:

a. Simon Simon Frederiksz.

verm. 1419 onder Kabeljauwen te Leiden (zie hfdst. 5).

5. mr. Jacob Simonsz.

functies:

priester, vicaris van zijn vaders kapelanie ca. 1389-90, kanunnik van St. Waudru te Bergen 21 jan. 1393 na afstand door zijn oudoom Dirk Voppenz.; 16 feb. d.a.v. ontvangst van zijn procurator ald. (GvH. 228 f. 60; Denifle, Cartularium, II 530-531); provisor van de provincie Alemannia van de universiteit te Parijs (Denifle, Auctarium, I 798, 18-20); rector van het altaar van St. Maria Magdalena te Wateringen, ruilde dit ambt 1408-09 voor dat van St. Johannes Evangelist in St. Pieterskerk te Leiden (Heeringa, Rek. Bisdom Utrecht, 18; Ke. 323 (8) f. 17v.); kanunnik van St. Pancraskapittel te Leiden en van de Hofkapel te Den Haag (verm. 1419, Ke. 416 f. 61v.; wrsch. op het Hof reeds 1 mrt. 1416; RAZH, Mar. Magd. 5 f. 77v.).

opleiding:

studeerde te Parijs (artes), voltooide zijn studie 1398, licentiaat en eerste college 1399 (Denifle, Auctarium, II 764, 3-4, 798, 1-3).

huisbezit:

een huis en erf aan St. Pieterskerksteeg, samen met IJsbrand Hoflantsz., verm. 1421; de H. Geest had hierop 40 s.g.g. rente (W. 429 f. 5 en tafel).

landbezit:

* 10 feb. 1383 4½ morgen land te Leiderdorp, grfl. leen, opgedragen door zijn vader; 1390 beleend met ledige hand, ontving dit leen 16 okt. 1404 ten eigen (GvH. 226 f. 201, 708 f. 7v., 229 f. 63).

* 1 morgen land tussen Doeswatering en Rijn te Leiderdorp, 9 sep. 1407 verkocht (Ke. 493 f. 86).

* land te 's-Gravenzande in het Nieuwland, door hem ingedijkt, liggend in land van het Hofkapittel; 1 mrt. 1416 verkocht (Mar. Magd. 5 f. 77v.).

rentebezit:

* 3 £ pay. op een molen te Gansoorde, afkomstig van zijn vader; 11 jan. 1437 overgedragen (Ke. 1031).

* 3 s.g.g. met houde op een huis en erf aan St. Pancraskerkgracht;

* het recht van de houde op 5 huizen en erven aan de Middelweg;

* 3 s.g.g. met houde op een huis en erf aan de Hooigracht; deze renten en de houde verkocht hij 9 aug. 1418 aan heer Rutger Walichsz. (Ke. 1024).

* renten met houde, allen g.g., op huizen en erven in het gebied tussen Nieuwe en Oude Rijn, aan St. Pancraskerkgracht en Hooigracht: 31 aug. 1418 aan St. Pancraskerk verkocht (Ke. 493 f. 93-94).

* 5 s.g.g. met houde op een huis en erf aan de Middelweg en

* het recht van de houde op 3 huizen ald., 25 juli 1422 aan St. Pancraskerk geschonken (Ke. 493 f. 94).

* 5 s.g.g. met houde op het huis en erf van Willem die Bruun Screvelsz., 17 aug. 1418 aan deze verkocht (Secr. 1450).

* 3 s.g.g. met houde op 2 huizen en erven aan de Hooigracht, 19 aug. 1418 verkocht (Secr. 1451).

schenking:

60 gouden Wilh. schilden, aan St. Pancraskapittel (Ke. 416 f. 61v.).

varia:

trad 13 apr. 1418 op als rentmeester voor zijn broer Willem Simon Frederiksz., met Willem Bort als voogd (Ke. 493 f. 93); bezat 18 nov. 1430 de collatie van St. Michielsprebende, gesticht door Dirk Tierloot (Ke. 960), wat wijst op een relatie met Dirk Simonsz., die deze 21 sep. 1369 van Dirk Tierloet ontving (zie ald.).

6. Dirk Simonsz.

woonhuis:

was aanvankelijk wrsch. woonachtig te Alkmaar, vluchtte i.v.m. betrokkenheid bij woelingen ald. voor 26 apr. 1406 (Groesbeek, 'Claas Corf', 93) en werd 9 nov. 1406 Leids poorter met 40 £, met de vermelding dat van hem niets werd ontvangen aangezien hij een poorterskind was (Secr. 20 f. 24).

landbezit:

1 apr. 1412 hofstad bij Arkelsteyn onder Poeldijk, leen van Egmond, na overlijden van Ludekijn die Wilde, zijn oom (Hoek, 'Rept. Egmond', 100).

borgstelling:

9 mei 1407 Gerrit Bartoudsz., van Alkmaar (Secr. 20 f. 26).

varia:

beloofde 30 aug. 1408 met de zijnen graaf Willem VI 100 Eng. nobel te betalen (Groesbeek, 'Claas Corf', 93).

familie:

tr. Alijd, dr. van Pieter Roest, schepen van Alkmaar (Groesbeek, 'Claas Corf', 96).

?7. Gerrit

verm. 4 juni 1393 (GvH. 228 f. 85).

IVa. WILLEM SIMON FREDERIKSZ.

ovl. voor 22 mei 1421 (Hoek, 'Wassenaar', 117).

functies:

schepen 1394-95; schout 1399-1400; wrsch. de dec. 1408 verm. rentmeester van Voorne Willem Simonsz. (GvH. 1262 f. 133v.).

beroep:

korenkoper 1398-99; bierbrouwer 1397-98/1401-02 (Ga. 334 (5) f. 12, (4) f. 10, (6) f. 12v.).

woonhuis:

aan de Breestraat (2 huizen), grfl. leen, afkomstig van zijn vader, 1390 beleend (GvH. 708 f. 7v.); verm. 5 juli 1413 als belender aan de achterzijde van een huis aan de St. Pieterskerkstraat (Ke. 203 f. 22v.). Woonde 1417-18 aan het Rapenburg (Ke. 323 (11) f. 43).

molenwerf: aan het Rapenburg naast de leprozerie aan de Rijn, afkomstig van zijn vader (bij deze was nog van een molen sprake), 25 juni 1424 door zijn weduwe samen met zijn zoon Simon Frederik verkocht (Ke. 203 f. 74v.).

huisbezit:

26 dec. 1398 een huis en erf aan de St. Pieterskerkstraat, de graaf had hierop 18 p.g.g. met houde; de gift zou voor Willem Simonsz. zijn, die er de graaf 40 s.pay. voor betaalde. Verder was hierop gevestigd: 5 s.g.g. rente t.b.v. St. Pieterskerk, 9 s. 2 p.g.g. t.b.v. Sophie Gerrit Hoogstraat en 7 s.pay. t.b.v. Gerrit Jansz. van Hillegom (Ke. 50 f. 20v.).

ambacht: 11 mei 1399 Nijemirdum, Friesland c.a. (GvH. 355 f. 33 d.i. Verwijs, De oorlogen van hertog Albrecht, 521-522).

landbezit:

* 1390 een woning te Leiderdorp met 18½ morgen land, grfl. leen, afkomstig van zijn vader, 20 dec. 1407 ten eigen vrij ontvangen; 18 juni 1411 verkocht aan Bartoud van Assendelft Gerritsz. (GvH. 708 f. 7v., 230 f. 44) evenals:

* land dat Andries Jan Bacsz. van hem in leen hield (Klo. 1529).

* 1390 7 morgen land te Rodenburg, Zoeterwoude, grfl. leen, afkomstig van zijn vader (GvH. 708 f. 7v.).

* 16 aug. 1414 7 morgen land daarbij gelegen, door de graaf beleend na opdracht door Floris die Meyer (Klo. 1582; GvH. 230 f. 120v.).

* 11 hond land te Oegstgeest, afkomstig van zijn vader, leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 556).

* 1 morgen land te Lopsen, afkomstig van zijn vader, leen van de burcht (ibidem, 115).

* wrsch. 3½ morgen land te Oegstgeest, leen van de burcht (ibidem, 117).

* 4 morgen 1 hond 80 gaard land, de Noordmade, te Leiderdorp, 18 apr. 1396, met belofte van vrijwaring door zijn broers, verkocht aan Nanne van Lis (Ke. 106).

* 6 sep. 1398 14 gemeten land te Oostvoorne, 7 gemeten, 1 lijn land in Ruigendijk, grfl. leen, na opdracht door zijn oom Ludekijn die Wilde (GvH. 228 f. 293v.).

* de van de Oocken te Leiderdorp, 24 feb. 1405 verkocht aan Willem Foytgen (Bort) (Klo. 674).

* 1410-11 pachter van het Berchswerk te Noord-Scharwoude (Geus, 'Het vroonland Berchswerc', 105).

N.B. Op land van Wilem Simonsz. had Alijd Hendrik Tiersweduwe 10 £ rente, verm. 29 apr. 1401 (Ga. 456 p. 182).

rentebezit:

* 1 gouden Eng. nobel met houde op 2 kameren en erven aan St. Pieterskerksteeg, de achterste kamer was de oude Hal, afkomstig van zijn vader; 13 apr. 1418 verkocht aan St. Pancraskapittel (Ke. 493 f. 93; Rek. Lei., I 39).

* 10 s. 8 p.g.g. op de oude Vleeshal, afkomstig van zijn vader, verm. 1413-14 (Rek. Lei., I 39, 260; RA. 50 f. 131).

* 16 p.pay. op Groters hofstede (in bezit van de stad), verm. 1412-13, 1419, 1426 (Rek. Lei., I 39, 260, 350, II 90).

* 18 p.g.g. met houde op een huis en erf, 1417 in handen van Jacob Simon Frederiksz. (RA. 50 f. 181).

* 9 s. 9 p. 1 mijt pay. op erven (1398-99 en 1399-1400 in handen van St. Pieterskerk, voordien van Floris heren Jacobsz. van der Hant; Ke. 323 (1) f. 14v., 323 (2) f. 17).

* een rente met houde op Gerrit Heermans huis en erf aan St. Pieterskerkhof, dat i.v.m. de kerkhofuitbreiding aan St. Pieterskerk kwam. Hij behield op een deel van het erf zijn recht van de houde; verm. ca. 1400 (Secr. 84 f. 1).

* 6 s. 4 p.g.g. op het begijnhof aan St. Pancraskerkgracht, 18 feb. 1402 daaraan verkocht (Klo. 524).

* 7 p. hallinc pay. op een huis en erf verm. 9 mrt. 1399 (Secr. 1573).

* 3 s.pay. met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 1400, wrsch. afkomstig van zijn moeder (RA. 50 f. 32 en f. 2-3v.).

* 37½ groot met houde op een huis en erf, verm. 2 nov. 1404 (RA. 50 f. 48v.).

* 20½ p.g.g. met houde (RA. 50 f. 51).

* 68 groten pay. met houde, verm. 12 aug. 1408, die Willem Bort van hem won (RA. 50 f. 64).

* 3 s.g.g. met houde, verm. 1409 (RA. 50 f. 84v.).

* 11 groten met houde op 2 huizen en erven, verm. 22 mrt. 1411 (RA. 50 f. 108).

borgstelling:

23 mrt. 1412 Engelbrecht bast. van der Marck, zijn schoonzoon (Secr. 20 f. 43).

varia:

1390 beleend met koren- en smaltiende in de Lage Waard, Koudekerk, door de graaf; afkomstig van zijn vader (GvH. 708 f. 7v.); 30 aug. 1391 door Hadewi Gerritsdr. van Raephorst, vrouwe van Bloemensteyn, beleend met een tiende tussen Vliet en Maredijk onder Leiderdorp en tussen Nieuwe en Oude Rijn in de nieuwe poorte, wrsch. afkomstig van zijn vader (Klo. 1527); pachter van de tiende van Kerkwerve en Oegstgeest en een tiende afkomstig van Gerrit van Oegstgeest 1395-96 (GvH. 1472 f. 12, 1474 f. 7v.); hij huurde 1399-1400 de Vismarkt (Rek. Lei., I 89); verklaarde 17 feb. 1413 zijn schoonzoon Engelbrecht van der Marck 400 gouden Eng. nobel schuldig te zijn vanwege de huwelijksgift, daarom gaf hij hem tot de schuld vereffend zou zijn 100 £ p.j. uit zijn renten tot Rodenburg (Klo. 1581); 13 apr. 1418 trad zijn broer Jacob voor hem op als rentmeester (Ke. 493 f. 93); 20 nov. 1419 bepaalde Jacoba van Beieren dat aangezien hij door ziekte bij tijd en wijle niet bij zijn volle verstand was, hij noch zijn erfgenamen iets zouden verbeuren als Willem Simonsz. iets misdeed (GvH. 208 f. 24v.).

familie:

vermoedelijk behoorde tot zijn naaste familie Jacob, bastaard van Egmond, verm. 18 juni 1411 (Klo. 1529). tr. Zoete, ovl. na 25 juni 1424 (Ke. 203 f. 74v.), zij vermaakte het klooster Marienpoel 100 schild (Klo. 889 f. 8v.).

kinderen:

1. Simon Frederik Simonsz.

tr. Maria Gillis Dirksz.dr., tochtte haar 5 feb. 1430 aan zijn grfl. leengoederen (GvH. 712 f. 115).

2. Machteld Willem Simonsz. dr.

tr., huw. voorw. 10 jan. 1409, Engelbrecht, bastaard van der Marck, die haar toen tochtte aan het ambacht Alkemade, de tiende te Warmond en een korentiende op Leidermersch (GvH. 230 f. 55). Hij werd 23 mrt. 1412 Leids poorter met 100 £; borg stond zijn schoonvader (Secr. 20 f. 43). Het Lombardenhuis in de Crepelsteeg was in 1416 in zijn handen (tevoren behoorde dit aan Simon Simon Frederiksz. (zie hiervoor). Hij woonde 1417-18 aan het Rapenburg (Ke. 323 (11) f. 42v.). Zijn schoonvader verklaarde hem 17 feb. 1413 400 gouden Eng. nobel schuldig te zijn (zie ald.).

IIIb. HERMAN WILLEMSZ

(Ga. 440 f. 34v.).

ovl. 1413-14, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (10) f. 13v.).

functies:

schepen 1370-71, 71-72, 73-74; burgemr. 1376-77, 78-79, 92-93; schout 1384, kerkmr. van St. Pieter 1387-88; baljuw van Rijnland en Woerden 1386-90; meesterknaap van de grfl. herberg 1394-1400, 1401-02 verbonden aan de grfl. paneterie (zie hfdst. 6); vermoedelijk schout van Hazerswoude (voor 1407, ontving in dat jaar van de graaf gelden die hij tegoed had van dit schoutambt, GvH. 1483 f. 36v.).

beroep:

veekoper 1411-12 (Ga. 334 (16) f. 22); exploiteerde een kalkoven (vgl. kalkleveranties, GvH. 1470 f. 50v. en 71) en een steenoven (1398-1410; Ke. 323 (1) f. 17, GvH. 228 f. 406 en 1484 f. 45v.); deed aan turfwinning (zie landbezit).

ambacht: 18 apr. 1399 Hemelum c.a. in Friesland (GvH. 355 f. 27 d.i. Verwijs, De oorlogen van hertog Albrecht, 519).

woonhuis:

ten noorden van St. Pieterskerkhof (Hamaker, Keurboeken, 98). Hij droeg 1 okt. 1389 de abdij van Rijnsburg 3 £ 18 p.g.g. rente over op een huis in 's-gravenboomgaard, t.b.v. de memorie van heer Jan Aelman e.a.; betrof dit zijn woonhuis en was dit oorspronkelijk van heer Jan Aelman geweest? (Rijnsburg 130 f. 71v.).

huisbezit:

* kameren aan (Kort) Rapenburg en daaraan belendend een huis en erf; hierop rustte 10 s. 20 p.pay. rente. Het huis gaf hij 24 mrt. 1368 te poortrecht uit tegen 40 s.pay.; deze rente vermaakte zijn vrouw Lijsbeth voor 1384 aan de H. Geest voor memoriediensten (W. 428 f. 53 en v.). 10 jan. 1413 vond aan het Rapenburg erfafscheiding plaats waar Herman Willemsz. bij betrokken was (Rek. Lei., I 247). Zijn erfgenamen belendden 1415-16 aan de achterzijde van huizen aan het Rapenburg (Secr. 1575 en 1576).

* een huis en erf, met voorhuur voor St. Pieterskerk van 5 s., verkocht 1403-04 (Ke. 323 (6) f. 17).

landbezit:

* 16 mei 1369 een weer land te Boschuysen, grfl. leen. Gijsbrecht Florisz. van Boschuysen, die het land overdroeg, hield ald. 7 morgen in leen; bij de belening met ledige hand in 1390 is echter van ca. 20 morgen sprake (Holl. Leenk. 398 f. 261 en 708 f. 7v.; Gousset verwijst in zijn repertorium naar het Register Albertus Item Beyeren, Inventaris cas B, achterin en naar de kopie daarvan, f. 244, nu beiden opgenomen in GvH. 740; deze belening heb ik daar niet aangetroffen). Kreeg 22 aug. 1391 grfl. toestemming tot vererving van dit leen, Boschuysen, op de oudste zoon van zijn zoon Willem Hermansz., indien deze voor zijn vader overleed dan wel op de oudst levende zoon van Herman (GvH. 228 f. 16v.); 31 dec. 1400 ontving hij Boschuysen als onversterflijk erfleen (GvH. 228 f. 406); met al zijn leengoederen werd hij 7 mrt. 1406 beleend (GvH. 230 f. 23v.). Boschuysen droeg hij 7 apr. 1410 op t.b.v. zijn kleinzoon Willem (GvH. 230 NH f. 64).

* 4 morgen land te Boschuysen, aan St. Catharinagasthuis vermaakt (Ga. 456 p. 191).

* De Vroonmade te Zoeterwoude, 2 feb. 1386 verkocht (Ke. 1370).

* 15 gemeten land te Nieuwenhoorn, 11 mrt. 1388 opgedragen aan de burggraaf (Hoek, 'Wassenaar', 178).

* 23 aug. 1389 2 morgen land, in erfpacht genomen van de Duitse Orde, deels binnen de Leidse nieuwe vrijheid, gemene voor gelegen met St. Pancraskerk (DuO. 2086).

* 8 morgen veenland gekocht van Floris Gijsbrechtsz., aan wie hij lastgeld verschuldigd bleef dat hem 4 juni 1394 werd kwijtgescholden (GvH. 228 f. 126 en v.).

* 4 juni 1394 14 morgen land achter Boschuysen, de Kerfmade, van de graaf gekocht na verbeuring door Floris Gijsbrechtsz. (GvH. 228 f. 126).

* 16 juli 1394 39 morgen 4 hond 16 roeden veenland te Bleiswijk en Zevenhuizen, (d.w.z. het lastgeld daarop) verbeurd door Floris Gijsbrechtsz., gekocht van de graaf voor 797 £ 19 s. 3 p.pay. (GvH. 228 f. 132v.-133 en 1249 f. 13), verkreeg ald. 27 jan. 1395 bovendien 2 morgen veenland in erfpacht van de graaf (GvH. 228 f. 153v.).

* 2 aug. 1408 de Tien hont te Zoeterwoude, gekocht, 2 nov. 1411 verkocht aan St. Catharinagasthuis, voor 85 £ 16 s.pay. (Ga. 456 f. 178, 455 f. 80, 334 (16) f. 26v.).

* 16 morgen land tussen Rijn en Versmade te Zoeterwoude, door hem met Jan Heerman 15 juni 1412 aan hun vicarie geschonken (Ke. 72).

* een erf in St. Pietershoeve tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, belast met een rente t.b.v. St. Pieterskerk, verm. vanaf 1398-99; 1407-08 verkocht (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek.; 323 (7) f. 15v.).

* een tweede erf ald. in St. Pietershoeve, als boven (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek., 323 (7) f. 10v.).

* een derde erf ald., als boven (Ke. 323 (1) f. 8 en volgende; 323 (7) f. 10v.).

* een aantal erven ald., door hem weer uitgegeven voor 1409-10 (Ke. 323 (1) f. 8 en volgende rek., 323 (8) f. 11).

* 10 en 6 gemeten land (Zoetendale en de Hoge en Lage Meet, in de Roeden, Poortugaal, Puttens leen, verm. 1394, 17 aug. 1409 beleend met ledige hand (Hoek, 'Rept. Putten', 146).

* 17 apr. een woning, hofstad en boomgaard met 4 morgen land te Leiderdorp, grfl. leen (GvH. 229 f. 50v.).

rentebezit:

* 24 mrt. 1368 40 s.pay. op een huis en erf aan het Rapenburg, door zijn vrouw Lijsbeth aan H. Geest vermaakt voor memoriediensten (W. 428 f. 53 en v.).

* 25 Eng. nobel op heer Philips van Wassenaer en zijn broer Dirk,

* een schuldbrief van 326 £ 6 s. 2 p.pay. (oorspr. van Jan Vockenz., hiervan was 200 £ reeds afbetaald) op heer Philips van Wassenaer,

* 30 oude schilden, nog te goed van Philips van Wassenaer en:

* 50 Eng. nobel op Floris Gijsbrechtsz.

De voornoemde schuldbrieven, ter waarde van 750 £ pay., droeg hij 1394 over aan de graaf ter betaling van goederen, afkomstig van Floris Gijsbrechtsz. (GvH. 1249 f. 13).

* 4 juni 1394 44 £ 19 s. 6 p.pay. op Gerrit Heinenz.'s boomgaard te Marendorp, westwaarts van de straat gelegen, gekocht van de graaf na verbeuring door Floris Gijsbrechtsz.; 31 dec. 1400 aan de graaf opgedragen en in leen ontvangen (GvH. 228 f. 126 en 406).

* 4 juni 1394 40 s.pay. op een hofstad te Marendorp (GvH. 228 f. 126).

borgstelling:

* 24 juli 1372 Dirk Willemsz. die Cuper, Jan Balenz. en Dirk die Gheester (Secr. 19 f. 31v.).

* 9 sep. 1372 Jan van Waterland (Secr. 19 f. 34v.).

* 23 jan. 1392 Pieter van Asch (Secr. f. 89v.).

stichting:

samen met Jan Heerman, zijn neef: 15 juni 1412 St. Jacobus de Meerderekapelanie in St. Pieterskerk op St. Jacobusaltaar (Ke. 72); eerste vicaris werd heer Gerrit Hoogstraat Dirksz. van de Werve; om beurten hadden zij het begeefrecht, eerst Jan of zijn zoon, dan Herman Willemsz. of zijn zoon Willem Hermansz. ofwel beider nageslacht (Ke. 72, 169).

varia:

zegel: rechts vair, linksboven een ankerkruis, onder een zespuntige ster (W. 981, 25 aug. 1371); pachtte van de graaf van Blois 1368 een tiende aan Doedijnslaan onder Zoeterwoude en 1371 ald. een bij de Leidse stadspoort en het zgn. middelblok (Gr.v.Blois 96 f. 9 en 100 f. 10v.); 2 nov. 1374 beleend met een koren- en smaltiende te Overendam, Koudekerk, samen met zijn broer Simon Frederik: 1390 beleend met ledige hand (GvH. 226 f. 136, 708 f. 7v.); zegelde 9 juni 1376 t.b.v. mr. Jan Philipsz. (Ke. 493 f. 49v.); pachter van de grfl. tol te Geervliet 1380-81 (GvH. 1236 f. 6, 1237 I f. 29, van die te Geervliet, Strienemonde, Strijen, Nieuwvaart, Almsvoet, Goedereede, Brielle, Rotterdam en Schiedam vanaf 1 aug. 1394 (GvH. 892 f. 22 d.i. Scheffer, Beveelboeken, I 15); pachtte 1396 voor vijf jaar het Leidse gerecht met Claas van Zwieten (zie hfdst. 5); na opdracht door zijn neef Jan Heerman 17 aug. 1400 beleend door de graaf met een blok tienden te Zoeterwoude strekkend van Verwijvenlaan van Boschuysen tot Leiden en de Leidse vaart (GvH. 400 f. 79v.); 12 okt. 1407 opgeroepen de graaf te dienen bij Woudrichem met 2 man (Van Mieris, Groot Charterboek, IV 84).

familie:

tr. 1e Lijsbeth (Ga. 440 f. 34v.; Kam, 'Memorieboek', 168; W. 428 f. 53 en v.); tr. 2e Beatrijs van Haesbroeck, nicht van de burggraaf (Putten en Strijen 144 f. 225; Hoek, 'Wassenaar', 178); zij werd 14 sep. 1386 Leids poorteres, met Jan Bartout als borg (Secr. 19 f. 74v.). Hij tochtte haar 1 juli 1394 aan de ½ van zijn tiende en smaltiende (GvH. 228 f. 128). Beatrijs is vermoedelijk een Van Catwijck (zie ald.), de naam Van Haesbroeck zou dan die van haar 1e echtgenoot zijn.

kinderen:

1. Willem Hermansz., volgt IVb.

2. IJsbrand van der Laen, volgt IVc.

3. Hendrik Hermansz. (de Oude)

ovl. tussen 21 aug. 1420 en 16 sep. 1420 (GvH. 209 f. 12v., 895 f. 94, 1704 f. 1).

functies:

schepen 1399-1400; kastelein en rentmeester van Woerden 1415-20 (zie hfdst. 6); schout van Bodegraven sinds 1417; stadsklerk van Leiden 21 aug. 1420 (GvH. 209 f. 12v.; volgens een andere bron werd op 23 april 1421 Jan Henric Hermansz.z. door Jan van Beyeren tot clerc van Leiden benoemd en bleef dat wellicht tot 25 oktober 1425, zie P.J.M. de Baar, 'Pensionaris en clerc van Leiden', Genealogische Bijdragen Leiden en omgeving 1 (april 1986) AL 17).

landbezit:

* 27 jan. 1395 5 morgen veenland tussn Zegwaard en Zevenhuizen, gekocht van de graaf (GvH. 228 f. 153 en v.).

* (hij of Jonge Hendrik Hermansz.) een erf in St. Pietershoeve tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, grotendeels uitgegeven, afkomstig van zijn vader; verm. 1417-18 (Ke. 323 (11) f. 15).

varia:

wrsch. huurde hij 1399-1400 de singel van de stad (Rek. Lei., I 89); trad nov.-dec. 1419 met Gerrit Emmenz. op t.b.v. Huge van Diemen (GvH. 208 f. 26v.).

familie:

tr. Margriet, ovl. na 4 apr. 1429 (Hof van Holl. 1, Mem. 2 f. 31); tr. wrsch. eerder: N.N., begr. 1400-01 in St. Pieterskerk (Ke. 323 (3) f. 12v., missch. de echtgenote van Hendrik Hermansz., afkomstig van Oudewater, voor wie St. Pieterskerk memoriediensten hield (DuO. 2033 f. 7).

kinderen:

a. Willem Hendriksz

(GvH. 712 f. 176v.).

b. Bartraad Hendriksdr.

(GvH. 716 Arckel f. 19v.).

c. Jan?

Zie boven. [Of zou dat de onder 4.a genoemde Jan zijn?]

4. Hendrik Hermansz. de Jonge

functies:

voogd voor Den Briel en Voorne te Schonen m.i.v. 24 jul. 1406 (Van Mieris, Groot Charterboek, IV 39); schepen 1409-10.

woonhuis:

aan het Rapenburg 1417-18 (Ke. 323 (11) f. 42).

huisbezit:

* 15 juni 1410 een huis en erf aan de Breestraat, Rijnzijde, voor 275 nobel gekocht van de stad; dit was afkomstig van Dirk van der Speck, die er 10 s.g.g. rente met houde op behield (RA. 50 f. 92; Ke. 420 f. 3).

landbezit:

* 2 mei 1414 een woning met 16 morgen land (die Bilt) te Valkenburg in de ban van Katwijk, in leen van de burggraaf gehouden (Hoek, 'Wassenaar', 526).

* 4 mrt. 1415 10 en 6 gemeten land (Zoetendale en de Hoge en Lage Meet) in de Roeden, Poortugaal, Puttens leen, afkomstig van zijn vader (Hoek, 'Rept. Putten', 146).

varia:

zegel: vair, hartschild een wassenaar (Secr. 1623, 14 mrt. 1410).

familie:

tr. Clemense Albrecht Bannendr., verm. 12 mei 1422 (Hoek, 'Wassenaar', 178).

kinderen:

a. Jan Hendrik Hermansz.
b. Machteld Hendrik Hermansdr.
c. Griet Hendrik Hermansdr.

(allen verm. 30 apr. 1431 Huisarch. Warmond 479 f. 21).

5. Bartrade

ovl. voor 19 apr. 1398 (Hoek, 'Wassenaar', 140).

landbezit:

9 juni 1393 1½ manning land in de Geer in Zweersdijk te Poortugaal, Puttens leen, na overdracht door IJde Floris Gijsbrechtsz. (Hoek, 'Rept. Putten', 140).

familie:

tr. voor 11 dec. 1383 Dirk van den Bosche, die haar 14 feb. 1395 tochtte (zie ald.).

6. Agniese

(GvH. 174 f. 1, GvH. 199 f. 14v., Hof van Holl. 462 f. 38), ovl. tussen 25 juli 1433 en 9 aug. 1435 (Ke. 416 f. 89, 493 f. 57v.).

familie:

tr. Gerrit Emmen Jacobsz. (Ke. 407 f. 3d.; W. 428 f. 105v.; zie Gerrit Emmenz. c.s.).

7. Lijsbeth Herman Willemsz.dr.

ovl. na 10 nov. 1428, tr. Jan van Langhen (Secr. 730).

8. Adriaan Herman Willems.dr.

ovl. 1413-14, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (10) f. 13v.; Kam, 'Memorieboek', 168).

9. IJde Herman Willemsz.dr.

landbezit:

19 apr. 1398 1½ manninghe land in de Gheer in Zweersdijck te Poortugaal, Puttens leen, afkomstig van haar zuster Bartraad en verkregen ingevolge bepaling van 9 jan. 1393 (Hoek, 'Rept. Putten', 140; Arch. Putten 144 f. 225).

familie:

tr. voor 19 apr. 1398 IJsbrand van de Werve, die zij 1409 tochtte aan haar Puttens leen (Hoek, 'Rept. Putten', 140, zie Van de Werve).

IVb. WILLEM HERMANSZ.

ovl. voor 26 mrt. 1415 (GvH. 199 f. 14v.).

functies:

schepen 1393-94, 95-96; schout van Beverwijk en Wijk op Zee 3 jan.-3 juli 1398 (GvH. 892 f. 53v. en 62 d.i. Scheffer, Beveelboeken, I 38 en 44).

beroep:

wijnkoper (vgl. verm. van zijn echtgenote als zodanig).

woonhuis:

in het Wolhuisvierendeel, verm. ca. 1390 (Blok, Hollandsche stad, I 324); zijn weduwe woonde 1417-18 aan het Rapenburg met haar zoon Willem van Boschuysen (Ke. 323 (11) f. 41v.).

landbezit:

* 3 juni 1393 (belening 9 juni, als Puttens leen) te Pernis: 9 gemeten 2 lijn land in de IJssel, 7 gemeten 1 lijn 4 roeden in de hoek van de IJssel, langs 's-Gravenambacht; 9 gemeten westelijk daarvan; 3½ gemeten land in Roeden, 10 lijn 20 roeden land in Rhugesant, 9½ lijn land te Poortugaal en 3 gemeten land aan de Nieuwe Weg, alles samen met zijn broer IJsbrand van der Laen, beleend met ledige hand 17 aug. 1409 (Hoek, 'Rept. Putten', 136).

rentebezit:

3 juni 1393 (belening als Puttens leen 9 juni) samen met zijn broer IJsbrand: 3 £ 6 s. op het huis bij de tol te Geervliet (zie hoger).

varia:

was betrokken bij de moord op Floris van Rijsoirde (zie Alewijnsz. c.s., ald. ook een opsomming van zijn magen).

familie:

tr. Beatrix, dr. van Pieter Hugenz. (GvH. 228 f. 16v., zie Pieter Gobburgenz. c.s.), verm. als wijnkoopster 1403-04 (GvH. 1257 f. 35); zij bezat 4 hond land in de Waard te Leiderdorp, gezien de belendingen afkomstig van haar vader, verkocht 7 mrt. 1424 (Huisarch. Warmond 479 f. 26 en v.) en eveneens ald. ½ van 8½ hond land, opbrengend 8 £ (Rijnsburg 130 f. 71 en v.); bovendien ald. 3/4 van een rente van 17 groot, 12 okt. 1424 verkocht (Ke. 724).

kinderen:

1. Willem van Boschuysen

ovl. voor 5 mei 1431 (GvH. 712 f. 145v.-146).

functie:

rentmr. van Noord-Holland; verm. 16 nov. 1420 (GvH. 210 f. 7); beveling 4 feb. 1421 (GvH. 893 f. 108).

beroep:

exploiteerde een steenplaats (1416-18; Ga. 334 (24) f. 26, (25) f. 29).

woonhuis:

aan het Rapenburg 1417-18 (zie bij zijn vader).

landbezit:

* 7 apr. 1410 Boschuysen met ca. 21 morgen land, afkomstig van zijn grootvader; vermaakte te Boschuysen 4 morgen land aan St. Catharinagasthuis, 11 feb. 1416 kwam hij overeen hiervan 2 morgen te behouden (waar de klei voor het steenbakken uit werd gewonnen) in ruil voor de overbrenging van 4 £ rente t.b.v. de abdij van Egmond van dit land naar ander (Ga. 456 p. 191).

* 16 hond land in de Waard te Leiderdorp bij de Rijn, verkocht tegen 20 £ rente 29 aug. 1413 (te vervoorhuren met de ½ rente; Ga. 456 p. 338).

* 16 hond land, de Duyfhuyscamp in de Waard te Leiderdorp, 12 mrt. 1414 verkocht tegen 20 £ rente (Ga. 456 p. 338-339).

* 29 juli 1415 te Pernis, de helft van: 9 gemeten 2 lijn land in de IJssel, 7 gemeten 1 lijn 4 roeden in de hoek van de IJssel, langs 's-Gravenambacht; 9 gemeten westelijk daarvan; 3½ gemeten land in Roeden, 10 lijn 20 roeden land in Rhugesant, 9½ lijn te Poortugaal en 3 gemeten land aan de Nieuwe Weg; Puttens leen (Hoek, 'Rept. Putten', 136).

* 10 sep. 1419 Albrecht Mandehofstede en 5 gemeten land te Voorne, grafelijk leen, ten eigen ontvangen 10 sep. 1419 om 70 £ pay. (GvH. 231 f 21v., 1e ged.).

* land te Voorne, gekocht van de graaf, afkomstig van zijn schoonvader (GvH. 1272 f. 11v.).

rentebezit:

29 juli 1415 de ½ van 3 £ 6 s. op het huis bij de tol te Geervliet, Puttens leen (Hoek, 'Rept. Putten', 136).

familie:

tr. voor 10 sep. 1419 Machteld van de Maelstede, dr. van Willem Rengersz. (GvH. 231 (1e ged.) f. 21v., Bijleveld, 'Van Boschuysen', 12; tr. 2e Jan van der Woude, Klo. 481).

2. Willem Cuser van Boschuysen

tr. Adriana van de Maelstede, dr. van Willem Rengersz. (Arch. Putten 65 f. 5, 66 f. 2; Bijleveld, 'Van Boschuysen', 12).

3. Claas van Boschuysen

bezat 4 morgen land in de Waard te Leiderdorp, tussen beide Rijnoevers, samen met Willem van Zwieten Hugenz. bezeten en wrsch. afkomstig van beider grootvader; 7 nov. 1422 door hen verkocht (Huisarch. Warmond 479 f. 27).

4. Floris van Boschuysen

(Bijleveld, 'Van Boschuysen', 12), bezat een hofstad in de Waard bij de toren Oesthollant (Secr. 80 f. 105v.-106); tr. Hildegonde, dr. van Brunink Spruit van Abcoude (Van Kan, 'Boudijn van Zwieten', 295).

5. Heer Jan van Boschuysen Willem Hermansz.

priester, bekleedde een prebende in St. Pancraskapittel, ruilde deze voor een vicarie in St. Pieterskerk, gesticht door Aarst Gontersz. (W. 2, 2e pag. voor f. 1); kapelaan in St. Catharinagasthuis 1422 (Ligtenberg, Armezorg, 49; zie voor de relatie tussen Van Leyden-Van Steenvoorde en het oude geslacht Van Boschuysen onder beide).

Bastaard:

6. Hendrik Willem Hermansz.

verm. 1434, als borgen traden toen voor hem Willem Cuser, Claas en Floris van Boschuysen op (Van Kan, 'Boudijn van Zwieten', 295).

IVc. IJSBRAND VAN DER LAEN

functies:

schepen 1390-91, 1413-14; schout 1397; burgemr. 1397-98, 98-99, 1403-04, 04-05; schout van Waddinxveen, verm. 1394, voor 15 apr. (GvH. 1248 f. 8v.), van Valkenburg, Katwijk aan de Rijn en aan Zee sinds 20 juni 1394; 20 mei 1395 werd een opvolger benoemd (GvH. 892 f. 18v. en 31v. d.i. Scheffer, Beveelboeken, I 11, 21-22); baljuw van Woerden, verm. 15 mrt. 1415 (GvH. 205 f. 165); van Kennemerland aug. 1420 (GvH. 1274 f. 2).

beroep:

wijnkoper (1403-04, GvH. 1257 f. 34 en 36); deed aan turfwinning (1406, GvH. 1483 f. 7).

woonhuis:

aan St. Pieterskerkgracht, vestigde hierop t.b.v. de H. Geest 16 nov. 1411 [volgens de inventaris 16 nov. 1414] 2 s.pay. met voorhuur (W. 965).

ambacht: 19 feb. 1415 Hemelum c.a. in Friesland (GvH. 230 f. 125).

huisbezit:

* een huis en erf aan de Vollersgracht; de H. Geest bezat hierop 7 s.pay. met houde en 1 £ (te vervoorhuren met de ½ rente), verm. 31 mei 1410 (W. 428 f. 108v.); 22 mrt. 1400 was dit nog in handen van IJsbrand van Boschuysen Florisz. (W. 428 f. 90v.).

* 1397-98 een huis en erf aan het Rapenburg, met voorhuur voor St. Catharinagasthuis van 2 s. 8 p.pay. (Ga. 334 (4) f. 7v.).

* een huis en erf aan het Rapenburg, hieraan belendde hijzelf, voor 10 jan. 1413 verkocht tegen 10 s.pay. p.j., te vervoorhuren met de ½ rente; erop rustte pacht met houde t.b.v. de Van Rijsoirdes; ter plaatse verrees later de kapel van de Witte Nonnen (W. 428 f. 119; Heniger, 'De Krijthoeve', 93).

* een molenhuis en -werf, verkocht 1407-08; St. Pieterskerk had hierop voorhuur (Ke. 323 (7) f. 14v.).

* een molenhuis en -werf in St. Pietershoeve aan Levendaalsgracht, gehuurd van St. Pieterkerk, verm. 1402-03; verkocht 1403-04 aan de poortmeesters (Ke. 323 (5) f. 13, (6) f. 9 en 17v.).

* een huis en erf aan de Papengracht bij de Vollersgracht verm. 5 juni 1413 (Ke. 203 f. 22v.).

* een huis en erf aan de Vollersgracht, de H. Geest had hierop 5 s. 3 p.g.g. rente; verm. 1421 (W. 429 f. 127 en tafel).

landbezit:

* 9 juni 1393 land te Pernis aan de IJssel, enz., samen bezeten met zijn broer Willem Hermansz., Puttens leen, 17 aug. 1409 beleend met ledige hand (zie Willem Hermansz.).

* 16 juni 1395 9 morgen 2 hond land te Lisse, verbeurd door Floris Gijsbrechtsz., samen met Herman Jansz. gekocht (GvH. 228 f. 174v.).

* 4½ morgen land tussen Broecmade en Dwerswetering te Leiderdorp, 9 juni 1410 verkocht aan het Regulierenklooster ald. (Klo. 679).

* 14 morgen land te Leiderdorp, leen van de Lek (Polanen; Nass. Dom. 44 (6461) f. 322v.).

* 3½ morgen land te Zoeterwoude, 14 sep. 1411 aan St. Catharinagasthuis verkocht voor 53 £ 14 s. 8 p.pay. (Ga. 455 f. 79v., 334 (16) f. 26v.).

* 4 morgen land tussen Meerburger wetering en Hovenweer te Zoeterwoude; 7 apr. 1405 verkocht aan St. Catharinagasthuis (Ga. 456 p. 187).

* 19 feb. 1415 een hofstad met boomgaard en 4 morgen land te Leiderdorp, afkomstig van zijn vader, grfl. leen (GvH. 230 f. 125).

rentebezit:

* 3 juni 1393 (belening als Puttens leen 9 juni) samen met zijn broer Willem Hermansz.: 3 £ 6 s. op het huis bij de tol te Geervliet (Hoek, 'Rept. Putten', 136).

* kort voor 10 jan. 1413 10 s.pay. op een huis en erf aan het Rapenburg, 13 feb. 1414 aan de H. Geest overgedragen (W. 428 f. 119).

* 1 £ pay. op een huis en erf te Marendorp aan de straat (achter: de Vestsloot, 12 jan. 1407 overgedragen op de H. Geest voor memoriediensten (W. 428 f. 103v.).

* 10 s. 8 p.pay. op het huis en erf van Huge Screvel, verm. 1407 (RA. 50 f. 57).

* 12 gouden nobel op een huis en erf, verm. 29 nov. 1411 (RA. 50 f. 123).

* 20 nobel lijfrente t.l.v. de stad, verm. 1412-13, samen met zijn echtgenote bezeten (Secr. 513 f. 19).

borgstelling:

* 21 okt. 1391 Pieter Wille, uit Boskoop (Secr. 19 f. 88v.).

* 31 dec. 1398 Maarten Pietersz. (Secr. 19 f. 110).

* 3 feb. 1399 Pieter Moelnaer (Secr. 19 f. 111).

* 5 aug. 1401 Pieter van Waveren (Secr. f. 6).

* 5 jan. 1406 Claas Willem Gijs Jansz.z. (Secr. 20 f. 22).

* 6 jan. 1406 Gise Jansz. (Secr. 20 f. 22).

* 10 juli 1406 Aarst Jansz. (Secr. 20 f. 24).

* 30 sep. 1406 Jacob Jan Kodden (Secr. 20 f. 23).

* 7 nov. 1406 Jacob Haghen (Secr. 20 f. 23).

* 8 juni 1410 Aarst Jansz. (Secr. 20 f. 37).

* 15 juni 1410 Hendrik Hermansz. (bij een koop) (RA. 50 f. 93).

* 8 mrt. 1414 Willem Jansz. die Snider (Secr. 20 f. 47v.).

varia:

zegel: vair, hartschild een ankerkruis (Ga. 557, 30 apr. 1391); werd 16 juni 1395 beleend door de graaf met een smaltiende te Leiden, verbeurd door Floris Gijsbrechtsz., samen met Herman Jansz. gekocht (GvH. 228 f. 174v.); leende 1407 een bedrag aan de graaf, i.v.m. de Arkelse oorlog (GvH. 203 f. 23v.); ontving 19 feb. 1415 een tiende in de Lage Waard te Koudekerk van de graaf in leen, afkomstig van zijn vader (GvH. 230 f. 125); een blok renten te Zoeterwoude, eveneens van deze afkomstig, droeg hij 20 feb. 1415 op t.b.v. Jan Heerman (GvH. 230 f. 125); pachter van de tol te Woerden 1416-17 (GvH. 120 f. 1v.).

familie:

stond in familierelatie tot Aarnd IJsbrandz. van der Laen; droeg ingevolge diens testament rentebrieven afkomstig van deze over aan St. Catharinagasthuis (31 aug. 1408, Ga. 455 f. 83, zie Strevelant). Zijn neef en neefzegger was Huge Jacobsz., poorter van Deventer (en broer van Pieter Jacobsz.), verm. 15 apr. 1423 (Klo. 1469 f. 25v.); tr. 1e Alijd Jacob Kerstantsz.dr., hij tochtte haar 19 feb. 1415 aan zijn grfl. lenen (GvH. 230 f. 125); tr. 2e Fye Andriesdr. (Weeskamer 113 f. 24). Kinderen uit het 1e huwelijk:

1. Simon Frederik IJsbrandsz. van der Laen

(Nass. Dom. 44 (6461) f. 322v.; Secr. 84 f. 84v.).

2. Jacob IJsbrandsz. van der Laen

(Ga. 455 f. 79v.)

homan van het Vleeshuisvierendeel 1410 (Secr. 84 f. 237v.); pachter van de Leidse hop 1415 (GvH. 1491 f. 15).

3. Lijsbeth IJsbrandsdr. van der Laen

bezat 12½ nobel lijfrente t.l.v. de stad, verm. 1412-13, samen met Wouter Gerritsz. (haar man? Secr. 513 f. 19).

4. Herman van Ghijsen (of Guynes) geheten van der Laen

(Ga. 442 f. 10

RAZH, Nass. Dom. 6462 f. 63v.).

Uit het 2e huwelijk:

5. Joost van der Laen

(Weeskamer 113 f. 24).

Bastaarden:

6. Simon

(Ga. 442 f. 10).

7. Alijd

(Ga. 442 f. 10).

IIIc. GERRIT HEERMAN

ovl. tussen 23 aug. 1406 en 31 dec. 1420 (Ke. 493 f. 11v. en GvH. 712 f. 4v.).

functies:

schepen 1355-56, 57-58, 60-61, 65-66, 66-67, 67-68, 69-70; 96-97; burgemr. 1375-76, 77-78, 81-82, 82-83, 83-84; schout 1378. Is hij de 1399-1400 vermelde procurator van Leiden bij het bisdom Utrecht? (Rek. Lei., I 126).

woonhuis:

aan de Breestraat, verm. 2 feb. 1369 (Hoek, 'Wassenaar', 537); aan St. Pieterskerkhof, verm. 1398-99, 1399-1400; afgestaan voor de uitbreiding van St. Pieterskerkhof; betalingen van 666 £ 13 s. 4 p.pay. (1401-02) en 155 £ pay. (1403-04) door St. Pieterskerk zullen hiermee in verband staan (Ke. 323 (4) f. 15v., (6) f. 21, (1) f. 14v, (2) f. 17; GvH. 228 f. 389; Van Oerle, Leiden, 102-103).

huisbezit:

1/3 van een huis tussen Schiedam en Vlaardingen, 2/3 deel kocht hij er 17 juni 1395 bij na verbeuring door Floris Gijsbrechtsz. (Matthijs Coppenz. bezat hier reeds een kindsdeel van; GvH. 228 f. 174v.).

landbezit:

* 31 mrt. 1353 4½ morgen land onder Overschie (het Langheweer, grfl. leen; GvH. 707 f. 7v.).

* land te Stompwijk leen van de hofstad Zwieten, missch. reeds 8 mrt. 1356 in zijn bezit toen hij ter plaatse 25 s. landhuur overdroeg (Ga. 455 f. 40); het leen droeg hij 21 sep. 1404 op t.b.v. zijn kleinzoon Pieter van Leyden Dirksz. (Hoek, 'Rept. Zwieten', 102-103).

* vermeld als belender te Corte Rietvelt 24 jan. 1375 (Ke. 493 f. 51).

* 2 en ½ morgen land te Kethel; was hiervoor ca. 1396 tijnsplichtig aan de heer van Wassenaar (Hoek, 'Acten Kethel en Spaland', 593-594).

* 10 apr. 1393 een woning met 8 morgen land te Kethel en Spaland, te versterven op IJve, dr. van zijn zoon Willem Bort, dan wel op Pieter Heermans nageslacht, na overdracht door IJde, tr. met Floris Gijsbrechtsz. (GvH. 228 f. 85v.).

* land te Naaldwijk, samen bezeten met zijn zoon Jan, verm. 31 jan. 1402 (Ga. 455 f. 56).

* 3½ morgen 28 gaard land op onbekende plaats, gehuurd van de H. Geest (W. 1765 f. 16v.).

* 12 morgen land in de Waard te Leiderdorp, verm. 23 aug. 1406 (Ke. 493 f. 11v.).

rentebezit:

* 25 s.g.g. landhuur op een weer land te Stompwijk, 8 mrt. 1356 verkocht (Ga. 455 f. 40).

* 17 nov. 1375 40 s.pay. op 3½ morgen land te Zoeterwoude aan Meerburger wetering (Ke. 203 f. 72).

* 7 nov. 1376 30 s.pay. op een huis en erf op het Hogeland, 18 dec. 1376 overgedragen aan St. Pancraskapittel (Ke. 415 f. 50v.).

* 23 mrt. 1394 1 £ pay. op 3 huizen en een boomgaard te Leiden (RA. 50 f. 29v.).

* 5 dec. 1396 1 gouden schild op een huis en erf te Marendorp, 28 mrt. 1403 overgedragen aan de H. Geest, ingevolge testament van IJde tr. met Floris Gijsbrechtsz. en Willem Bort (W. 428 f. 96v.).

* 17 mei 1399 1 £ pay. op een huis en erf bij Lopsen poorthuis, naast de stadsvest, 28 mrt. 1403 overgedragen aan St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 59-60).

borgstelling:

* 13 mei 1365 Jan Jacob Jansz.z. (Secr. 19 f. 1v.).

* 1 mei 1367 Dirk Jacobsz., van Veur (Secr. 1 f. 9v.).

* 3 sep. 1367 Jan Gijsbrechtsz., van Bleiswijk (Secr. 19 f. 11v.).

* 6 okt. 1368 Huge die Lombairder (Secr. 19 f. 16v.).

* 4 juli 1378 Dirk van der Speck (Secr. 19 f. 45).

* 27 nov. 1378 Everaard Broedersz., van Medemblik (Secr. 19 f. 46).

* 6 jan. 1379 Dirk Katrinenz. (Secr. 19 f. 47).

* 27 juli 1381 Floris Claasz. (Secr. 19 f. 55).

* 30 aug. 1384 Haaskiaan Ludolfsz. (Secr. 19 f. 65).

varia:

1357 een der pachters van de vroonvisserij tussen Leiden en Haarlem (GvH. 1444 f. 5 en 1445 f. 3v.); kreeg 30 apr. 1353 het voorrecht dat hij bij overlijden van zijn broer Willem Heerman het schroodambt en de zoutmaat te Dordrecht zou ontvangen (GvH. 244 f. 36v.).

familie:

tr. Ermgard, dr. van Jan die Wit ver Lizebettenz. en Catharina van Zwieten (Van Zijl, 'Neef van de leenheer', 197-198, Ga. 440 f. 9v.), ovl. na 1407-08 (Ke. 323 (7) f. 18). Kinderen (volgorde: Van Zijl, 'Neef van de leenheer', 197, Willem Bort daar niet verm.):

1. Jan Heerman, volgt IVd.

2. Pieter Heerman, volgt IVe.

3. Willem Bort Gerritsz.

ovl. tussen 25 sep. 1393 en 16 juli 1394 (Secr. 1839 en GvH. 228 f. 133).

functie:

schepen 1392-93, 93-94.

beroep:

deed aan turfwinning (zie landbezit).

woonhuis:

(of Willem Bort Dirk Poesz.?) in het Wolhuisvierendeel verm. ca. 1390 (Blok, Hollandsche stad, I 324); verm. van zijn huis en erf aan de Nieuwe Rijn, 16 feb. 1389 (Secr. 84 f. 14).

landbezit:

2 morgen 5 hond 36 roeden veenland tussen Zegwaard en Zevenhuizen, samen met Aarnd heren Jansz.; erop rustte grfl. erfpacht en lastgeld (GvH. 228 f. 133).

varia:

zegel: een ankerkruis (Secr. 1839, 25 sep. 1393); hij erkende 7 juni 1384 St. Pancraskapittel 5 £ g.g. rente schuldig te zijn op al zijn goederen, t.b.v. heer Frank Gerritsz. Rijswijcs prebende (Ke. 493 f. 38); was Pieraart van Asch 20 Mechelse schilden schuldig, die zijn vader na zijn dood terugbetaalde (1394, Secr. 84 f. 50v.).

familie:

tr. missch. Lijsbeth, dr. van Simon Gerritsz. (zie Rijswijc).

dochter:

a. IJve

31 dec. 1420 beleend met een woning en 8 morgen land te Kethel en Spaland, afkomstig van haar grootvader, grfl. leen, ingevolge bepaling d.d. 4 juni 1393 (GvH. 228 f. 85v, 712 f. 4v.); tr. Jan Vos Hoogstraatsz. (zie ald.).

4. Lutgard

ovl. 1409-10, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (8) f. 13v.); tr. Dirk van de Werve (zie Van Leyden).

5. Lijsbeth

tr. IJsbrand Gerritsz. (zie ald. en Van Zijl, 'Neef van de leenheer', 197, Ga. 440 f. 1; Secr. 513 f. 20).

6. Baartraad

ovl. 17 juni 1441 (Ke. 416 f. 46); tr. Dirk Nuweveen (Van Zijl, 'Neef van de leenheer', 197; De Man, 'Judith Heerman van Oegstgeest', 157-158, zie Nuweveen).

IVd. JAN HEERMAN

ovl. 1418 (Hoek, 'Heerman', 308).

functies:

schout 1385; klerk van de kost van Willem van Oostervant verm. 1386-90; diens meesterknaap 1396-99; grfl. tresorier 1404-05 en 1411; grfl. raad sinds 1405 (zie hfdst. 6).

beroep:

verkocht 1399-1400 houten balken (Ke. 323 (2) f. 14, voerde 1384 fustein in via Dordrecht (Smit, Bronnen, 567, noot 7).

woonhuis:

in het Wolhuisvierendeel, verm. ca. 1390; later verm. van zijn (woon)huis aan St. Pieterskerkhof, 1400 afgestaan voor de uitbreiding van het kerkhof (GvH. 228 f. 389, Van Oerle, Leiden, 102-103).

ambacht: 25 jan. 1415 1/18 van Vosmeer met tienden, zoals bedijkt door hem, grfl. leen, na hem te komen op zijn dochter Lijsbeth, echtgenote van Reiner van den Abeele (GvH. 230 2e foliëring f. 28v.). Kocht e.e.a. 3 nov. 1410 ter bedijking, kocht 9 feb. 1415 de aangrenzende gorzen en slikken ter bedijking (Van Mieris, Groot Charterboek, IV 310).

landbezit (zie ook hiervoor):

* 29 nov. 1411 13 hond land te Naaldwijk en Monster aan de Gantel (Klo. 911 f. 71).

* 31 mei 1409 ½ van 20 morgen land in De Lier, gekocht ten eigen voor 40 Eng. nobel (GvH. 230 f. 56v.).

* 2 morgen land in Vlielant, 4½ morgen in de Kerchove, een dijk op de Hoghenweer, in het ambacht van Hendrik van de Lek; 21 sep. 1410 geschonken aan zijn vicarie (Ke. 322 f. 23v.-24).

* 9 mrt. 1396 16 morgen land onder Altena te Sleeuwijk, na opdracht uit eigen in leen ontvangen van de graaf, droeg dit leen voor 18 juni 1412 op t.b.v. zijn zoon Willem (akte achterin GvH. 68 geplakt; 230 f. 88v.).

* 25 nov. 1399 10 morgen veenland te Hillegom, gekocht ten vrij eigen van de graaf (GvH. 67 f. 19).

* land te Naaldwijk, samen met zijn vader bezeten, verm. 31 jan. 1402 (Ga. 455 f. 56).

* ½ van 6 morgen land op de Harnas, gemeen gelegen met dat van Willem Robbrechtsz.; 13 dec. 1428 verkocht (Hoek, 'Acten betreffende 't Woud', 389).

rentebezit:

* 4 £ g.g. op een huis en erf te Katwijk en

* 53 s. 4 p.g.g. op een huis en erf ald., beide renten 21 sep. 1410 geschonken aan zijn vicarie (Ke. 322 f. 23v.-24).

* 22 £ pay. t.l.v. St. Pieterskerk, verm. 1398-99 en 99-1400, i.v.m. zijn vaders huis en erf dat aan het kerkhof werd toegevoegd (Ke. 323 (1) f. 14v. en 323 (2) f. 17).

schenking:

liet 70 £ pay. na aan St. Catharinagasthuis voor memoriediensten (Ga. 334 (27) f. 18v.).

borgstelling:

* 28 dec. 1400 Hendrik Cortrijc Jansz. (Secr. 19 f. 5).

* 9 apr. 1414 Lem Hugenz. (Secr. 20 f. 48).

stichting:

21 sep. 1410 St. Johannes Baptist- en Maria Magdalenavicarie, samen met zijn oom Herman Willemsz. (schenkingen zie hoger; Ke. 322 f. 23v.-24); 17 sep. 1410 verkreeg hij voor stichting en dotatie grfl. consent (GvH. 237 f. 82).

varia:

pachter van de grfl. tol te Strienemonde 1379-82 (GvH. 1236 f. 7, 1237 I f. 10); 9 mrt. 1396 beleend door de graaf met 2 hoet tarwe uit het rentmeesterschap van Altena (GvH. 68, achterin geplakt); hield sinds 13 sep. 1399 3 blokken korentienden en een smaltiende tussen Doedijnslaan en Leiden in leen van de graaf, alsmede een blok tienden te Zoeterwoude, strekkend van Verwijvenlaan van Boschuysen tot Leiden en de Leidse vaart; het laatste droeg hij 7 aug. 1400 op t.b.v. Herman Willemsz. (GvH. 400 f. 60v. en f. 79v.); opnieuw 12 feb. 1405 beleend (GvH. 230 f. 2v.); nogmaals hiermee beleend 20 feb. 1415 en, na opdracht door IJsbrand van der Laen opnieuw met het blok tienden te Zoeterwoude (GvH. 230 f. 125); 12 okt. 1407 opgeroepen om de graaf met 2 man te dienen bij Woudrichem (Van Mieris, Groot Charterboek, IV 84); 3 apr. 1415 knape genoemd (ibidem, IV 333).

familie:

tr. Katrijn, ovl. 1446 (ibidem), begr. St. Pancraskerk (Ga. 442 p. 127).

Kinderen (een kind van hem werd 5 nov. 1386 door de graaf van Oostervant ten doop gehouden, GvH. 1241 f. 95v.):

1. Willem Heerman

ovl. tussen 29 dec. 1420 en 14 apr. 1422, begr. St. Pieterskerk (GvH. 712 f. 8 en 33v.; DuO. 2033 f. 8).

functies:

schepen 1406-07; burgemr. 1409-10.

landbezit:

* 29 nov. 1399 7 morgen land op de Made bij Delft, onder Vrijenban, grfl. leen (GvH. 230 f. 358).

* 18 juni 1412 37 morgen land te Altena, d.w.z. 16 morgen te Sleeuwijk, overgedragen door zijn vader en 21 morgen ald. en te Almkerk, ten vrij eigen ontvangen van de graaf bij zijn huwelijk (GvH. 230 f. 88v.).

* 17 juni 1413 aankoop met andere erfgenamen van de landen, pacht van tienden, schulden, goederen enz. te Altena van Foyken Foykensz. (GvH. 205 f. 100v.).

* 3 juli 1415 13 morgen land te Wateringen, naast de hofstad van Dirk die Bloote, leen van de hofstad van de Wateringe (Hoek, 'Rept. van der Wateringe', 483).

rentebezit:

* 26 mei 1402 15 Eng. nobel lijfrente t.l.v. de stad, samen met zijn vrouw bezeten (Secr. 80 f. 65, 513 f. 18).

* (wrsch.) 10 kronen op een huis en erf te Leiden, geschonken voor memoriediensten aan St. Pieterskerk (DuO. 2033 f. 8).

varia:

zou volgens grfl. uitspraak van 3 nov. 1408 50 Eng. nobel ontvangen uit het Leidse morgengeld (24 dec. 1408; GvH. 204 f. 25); kreeg 4 apr. 1419 uitstel van leenverheffing na overlijden van zijn vader (GvH. 208 f. 3).

familie:

tr. voor 26 mei 1402 (Secr. 80 f. 65) Bartraad Foykensdr., dochter van Foyken Foykensz.; tochtte haar 29 dec. 1420 (GvH. 711 f. 17); ovl. na 24 mrt. 1439 (W. 429 f. 175v.); was 1439 meesterse van het Agnietenbegijnhof (Koorn, Begijnhoven, 57 en noot 132, Agn.bhf. 60).

2. Floris Heerman

ovl. tussen 14 apr. 1422 en 2 juli 1423 (GvH. 712 f. 33v. en 40v.).

functies:

schepen 1410-11; burgemr. 1413-14; kerkmr. van St. Pieter 11 nov. 1412-13, 1413 (tot 11 nov.).

woonhuis:

aan de Papengracht oostzijde 21 feb. 1416 (DuO. 1978 f. 37).

rentebezit:

2½ nobel 8 groten en 3½ nobel lijfrente t.l.v. de stad, samen met zijn dr. Ermgard bezeten, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 21 en 22).

borgstelling:

* 20 apr. 1411 Alewijn Baarndsz. (Secr. 20 f. 41).

* 13 mrt. 1414 Jan Boomgen (Secr. 20 f. 47v.).

varia:

pachter van de grfl. tol te Geervliet 1406-07 (GvH. 1213 f. 22 en 28v.).

familie:

tr. Wive (Hoek, 'Wassenaar', 474). Onder zijn

kinderen:

a. Aleid

tr. voor 26 jan. 1423 Jacob Rijswijc, zoon van Gerrit (Hoek, 'Acten betreffende Maasland', OV 24 (1969), 134; zie Aarnd Jacobsz. c.s.).

3. Beukel Jan Heermansz.

ovl. 1399-1400, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (2) f. 14).

4. Jacob Heerman Jan Heermansz.

rentebezit:

13 nobel lijfrente t.l.v. de stad, verm. 1412-13, samen met zijn vrouw bezeten (Secr. 513 f. 22).

familie:

tr. Clemens Pietersdr. (Secr. 513 f. 22).

5. Heer Gijsbrecht Heerman

(Ke. 407 f. 179v.); ontving als domkanunnik en priester 18 apr. 1411 grfl. vrijgeleide (GvH. 205 f. 47).

6. Lijsbeth Jan Heermansdr.

tr. 1e Reiner van den Abeele, die haar 7 aug. 1411 tochtte (GvH. 237 Zeel. f. 14); tr. 2e Jan van Cralingen, ovl. voor 4 mei 1434 (Ke. 407 f. 179v., Egmond 507); tr. 3e Willem van Alkemade, die haar 14 okt. 1437 tochtte (GvH. 713 f. 65v.). Zie ook G. 't Hart, Rijnland's huis 1578-1978 (Leiden 1979) 10: Willem Florisz. van Alkemade, overl. 1473, tr. 1. Janne Jacob Heermansdr.; tr. 2. Lijsbeth Jan Heermansdr., overl. 11 nov. 1476, wed. van Jan van Cralingen.

7. Margriet Jan Heermansdr.

(Hoek, 'Rept. Putten', 309); begr. St. Pieterskerk (Kam, 'Memorieboek', 206), tr. Pieter Hollant, samen bezaten zij 1412-13 20 nobel lijfrente t.l.v. de stad (Secr. 513 f. 19v.).

8. Floris Jan Heermansdr.

ovl. 1413-14, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (9) f. 14).

9. Machteld Jan Heermansdr.

ovl. na 1 apr. 1422 (W. 429 f. 194v.).

IVe. PIETER HEERMAN

functies:

hij was missch. clericus en bedienaar van St. Laurentiusprebende, gesticht door zijn oom heer Willem Heerman, verm. 18 nov. 1371 en 24 jan. 1375 (Ke. 493 f. 51 en v.; of betrof dit een gelijknamige broer?); schepen 1406-07; burgemr. 1394-95; rentmeester van Noord-Holland 1395-1400 (zie hfdst. 6).

beroep:

drapenier (1398-99/1401-02, GvH. 1253 f. 50 en 1256 f. 12). 1398 grfl. wijnkoper tijdens de Friese krijgstocht (GvH. 350 f. 11v. d.i. Van Mieris, Groot Charterboek, III 682)); kocht 1403-04 wijn voor de graaf (GvH. 1257 f. 34-35).

woonhuis:

aan St. Pieterskerkhof verm. 20 juni 1389 (Ga. 455 f. 28), stond dit huis af t.b.v. de uitbreiding van het kerkhof, ontving daarvoor 1398-99 de som van 153 £ 16 p.pay. (d.i. 164 Dordr. gld.), die hij daarvan nog tegoed had (Ke. 323 (1) f. 12).

landbezit:

* 18 okt. 1389 9 gaarden land op het Rietveld, onder Woerden, grfl. leen; beleend met ledige hand 1390 (GvH. 226 f. 302, 708 f. 9v.).

* 28 apr. 1397 21 hond en 18 hond veenland, resp. in het veen van Jan van de Bouchorst en achter dat van Floris van Alkemade (GvH. 228 f. 239).

* land te Zwammerdam, verm. 24 aug. 1416 (Secr. 1748).

rentebezit:

* 10 Eng. nobel lijfrente samen met zijn vrouw, t.l.v. St. Pieterskerk, verm. 1398-99 en later (Ke. 323 (1) f. 14v. en volgende rek.).

* 4 nov. 1406 3½ Gentse nobel pandrente op een huis en erf te Leiden; de oorspronkelijke schuldbrief van 27 juli 1405 bedroeg 25 Eng. nobel; afgeschat 15 juni 1410 (Re. 50 f. 93).

* 3 feb. 1408 1 £ g.g. met houde op een huis en erf te Leiden, 26 mei 1426 overgedragen aan St. Catharinagasthuis t.b.v. memoriediensten (Ga. 456 p. 42-43).

* 26 mrt. 1411 8 £ 2 s.pay. pandrente op Claas Jansz. Vos; de oorspronkelijke schuldbrief van 26 aug. 1409 bedroeg 27 Eng. nobel (RA. 50 f. 138v.); bezat hierop bovendien

* 4 apr. 1413 24 s. 3 p.pay. pandrente (ibidem).

* 29 s. 3 p.g.g. met houde op het huis en erf van IJsbrand Strevelant Willem Dukersz., naast het Dinghuis;

* 12 s.g.g. met houde op een huis en erf aan St. Pieterskerkgracht;

* 6 s.g.g. met houde op een huis en erf aan de Papengracht oostzijde;

voornoemde 3 renten verkocht hij 21 feb. 1416 aan de Duitse Orde (DuO. 1978 f. 36v.-37).

* 22 s.g.g. met houde op heer Aarnd Bertelmeeus die Brouwersz.'s huis en erf aan de Hofstraat, 22 feb. 1416 aan de H. Geest verkocht (W. 428 f. 124v.).

varia:

pachtte de grfl. tol te Gouda 1387-89 (GvH. 1389 f. 17 en 1243 I f. 37).

familie:

tr. 1e Lijsbeth (Ga. 440 f. 229v.), tr. 2e Geertruud; zij kocht 1403-04 een kerkstoel in St. Pieterskerk (Ke. 323 (5) f. 14v.); zij bezat t.l.v. de stad 25 Eng. nobel lijfrente met haar zoon Jan, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 18v.).

kinderen:

1. Jan Heerman

zijn vader werd 2 feb. 1396 t.b.v. van hem beleend met 5½ morgen land te Oegstgeest, door deze voor hem gekocht (GvH. 228 f. 196v.; GvH. 711 f. 32); bezat sedert 26 mei 1402 25 Eng. nobel lijfrente, gekocht van de stad, samen met zijn moeder, losbaar met 200 Eng. nobel (Secr. 80 f. 65 en 513 f. 18v.). Tr. Agniese van Scoten (Hoek, 'Heerman', 309, Ga. 489).

2. Willem (Heerman) van Beest

woonhuis:

aan het Noordeinde, verm. 1421; de H. Geest had hierop 30 s. pay. rente (W. 429 f. 80 en tafel).

beroep:

wijnkoper (1412-13, Ke. 323 (9) f. 21).

familie:

tr. 1e Margriet (Ga. 442 p. 169), tr. 2e Aagte, wrsch. ovl. voor 26 mei 1426, begr. St. Pieterskerk (Ga. 456 p. 43, 442 p. 169);

Uit het 1e huwelijk:

a. Pieter Heerman

(Ga. 440 f. 29v.).

Uit het 2e huwelijk:

b. Geertruud Heerman

(Ga. 440 f. 92v.).

c. Alijd Heerman

(Ga. 440 f. 29v.).

IIId. JAN DIE BROUWER

ovl. 12 jan. 1402, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 34v.).

beroep:

brouwer (vgl. zijn naam en het beroep van zijn zoon).

landbezit:

25 juli 13.. 1 morgen land te Oegstgeest, leen van de burcht, afkomstig van zijn vader (Hoek, 'Wassenaar', 115).

varia:

collator van de door zijn vader gestichte St. Benedictusprebende, verm. 5 dec. 1382 (Ke. 420 f. 45); hij betaalde met zijn schoonzoon Daniel uten Waerde en met Jan Claas Heinenz.z. 2 feb. 1390 89 £ 4 s.pay. aan Dirk Coenen' kinderen (Secr. 84 f. 19v.); betaalde 1388-89 114 £ 4 s.pay. aan Mattheus Pieterloets kinderen (Secr. 84 f. 9).

familie:

tr. Ermgard, zr. van Dammas Zegersz. (zie ald.); zij vermaakte St. Pieterskerk 1399-1400 10 s.pay. (Ke. 323 (2) f. 14).

kinderen:

1. Bertelmeeus Jansz. die Brouwer, volgt IVf.

2. Elisabeth

ovl. 3 okt. 1426, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 67v.); tr. Daniel uten Waerde (zie ald.).

IVf. BERTELMEEUS JANSZ. DIE BROUWER

functies:

kerkmr. van St. Pancras 1390-91, homan te Marendorp 1392 (Secr. 84 f. 271); schepen 1396-97; waardijn van de draperie voor 25 mrt. 1395 (RA. 4 f. 8v.).

beroep:

wijnkoper, handelde op Engeland (1387, Smit, Bronnen, I p. 394 nr. 671 noot 2); bierkoper (brouwer wrsch.; 1407-08, Rek. Lei., I 173); veekoper (1407-08, GvH. 1261 f. 59v.); deed aan turfwinning (zie landbezit).

woonhuis:

aan de straat van Marendorp, in de boomgaard te Overmare, verm. 24 okt. 1389 (Ga. 455 f. 14 en Blok, Hollandsche stad, I 325).

huisbezit:

31 dec. 1396 een huis en erf te Leiden, gekocht voor 37 £ 10 s.pay. (RA. 50 f. 13).

landbezit:

7 hond 26 roeden veenland tussen Zegwaard en Zevenhuizen, erop rustte grfl. erfpacht en lastgeld; verm. 16 juli 1394 (GvH. 228 f. 133).

rentebezit:

14 aug. 1399 3 £ g.g. op 3 huizen en een boomgaard te Marendorp, 1400 gelost (RA. 50 f. 29v.).

borgstelling:

* 24 jan. 1385 Willem Claasz., van Akersloot (Secr. 19 f. 66v.).

* 18 aug. 1386 Claas Dirksz., van Alkmaar (Secr. 19 f. 74v.).

* 22 juni 1394 Jan van Tiemen (Secr. 19 f. 101).

* 10 juli 1402 Claas Jan Jacobsz.z. (Secr. 20 f. 10v.).

varia:

zegel: een ankerkruis (Ke. 631, 28 okt. 1396); pachter van de koren- en zoutaccijns vanaf 25 dec. 1398 gedurende 8 weken en opnieuw 9 apr.-13 aug. 1413 (Rek. Lei., 56 en 218).

familie:

tr. Ave, ovl. na 31 aug. 1423 toen zij St. Pancraskapittel 2½ gouden nobel voor memoriediensten schonk; begr. St. Pieterskerk (Ke. 416 f. 69). Zij tr. eerder N.N., waaruit een dr. Elisabeth tr. Willem Dirksz. (Ke. 416 f. 17).

kinderen:

1. Simon Frederik Bertelmeeusz.

verm. 8 mei 1407 als stedelijk schutter (Secr. 84 f. 242v.).

2. Heer Aarnd die Brouwer.

ovl. 17 aug. 1459 (Leverland, 'Kapittel van St. Pancras', 84).

functies:

priester, kanunnik van St. Pancraskapittel op St. Laurentiusprebende sinds 1402 (ibidem, Ke. 449), toen nog clericus; rentmeester van het kapittel verm. 1414 en 22 jan. 1416 (ibidem; Ke. 695).

opleiding:

ingeschreven als student kanoniek recht 1407 (Keussen, Matrikel Köln, I nr. 74, 10-12).

woonhuis:

aan de Hofstraat, achter strekkend tot Jan die Wit Jan Hermansz.; hierop verkocht Pieter Heerman 22 feb. 1416 de H. Geest 22 s.g.g. met houde (W. 428 f. 124v.).

3. Ermgard

werd 7 aug. 1414 Leids poorteres met haar broer Simon Frederik als borg (Secr. 20 f. 49).

IIb. SIMON WILLEM LUUTGARDENZ.Z.

ovl. voor of in 1386 (RA. 2 Aanhangsel f. 18v.).

functies:

schepen 1361-62, 62-63; H. Geestmr. 1363-64, 66-67, 1370 (na 4 mrt., voor 19 mei)-71, 71-72.

landbezit:

zie bij zijn broer Willem Willemsz.

familie:

tr. 1e Trude (Ga. 442 p. 174); tr. 2e Femeynse; zij droeg 1 dec. 1389 de gift van een huis en erf over (Secr. 1503). Het gerecht deed 1386 uitspraak tussen haar en Simon Simonsz., betreffende de boedelscheiding van de nagelaten goederen van haar man (RA. 2 Aanhangsel f. 18v.).

kinderen:

1. Simon Simonsz., volgt IIIe.

2. Heer Willem Simonsz.

functie:

priester, kanunnik van St. Pancraskapittel, bedienaar van St. Jan Evangelistprebende, gesticht door Diedewi Everaardsz. (wrsch. met haar verwant), verm. 18 okt. 1370-22 juli 74 (Ke. 493 f. 47, 47v. en 45).

woonhuis:

25 juli 1368 nabij St. Pieterskerkhof, belendend aan een huis en hofstad door Meyne uten Waerde aan St. Pieterskerk vermaakt t.b.v. arme maagden en weduwen (DuO. 606, zie Floris heren Jacobsz. van der Hant).

landbezit:

22 juli 1374 7 hond land te Voorschoten, voor 27 nov. 1374 aan heer Philips Jansz. (Ke. 493 f. 45).

familie:

door heer Philips Jansz. neef genoemd (27 nov. 1374, Ke. 493 f. 45).

IIIe. SIMON SIMONSZ.

ovl. 1398-99, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (1) f. 10).

functies:

schepen 1375-76, 76-77, 79-80, 84-85, 85-86, 94-95, 95-96 en 1398; gasthuismr. 1391-92, 92-93, 93-94, 1394 (t/m 25 juli), 96-97, 98-99; kerkmr. van St. Pieter 1397-98.

beroep:

brouwer (1394-97, Ga. 334 (2) f. 11, (3) f. 9v.).

woonhuis:

aan de Breestraat, naast het Klokhuis, verm. 25 juli 1386-ca. 1390 (Ga. 455 f. 12; Blok, Hollandsche stad, I 324); verm. in belending aan de Vollersgracht, 9 feb. 1386 (Ga. 455 f. 8v.).

landbezit:

* 3 morgen 1 hond veenland, alsmede een tweede perceel, tussen Zegwaard en Zevenhuizen, met daarop grfl. erfpacht; het lastgeld kocht hij 24 okt. 1394 af van de graaf (GvH. 288 f. 142v.).

* 27 jan. 1395 5 morgen veenland tussen Zegwaard en Zevenhuizen, 27 jan. 1395 gekocht van de graaf (GvH. 228 f. 153 en v.).

* een erf in St. Pietershoeve, tussen Hoeflaan en Vliet, waarop een rente voor St. Pieterskerk, verm. 1398-99 (Ke. 323 (1) f. 8v.).

rentebezit:

* 3 nov. 1368 19 s. 19 p.pay. pandrente op Philips heren Dirk Gravekijnsz.'s huis en erf aan de Nieuwe Rijn; 19 mei 1370 overgedragen op de H. Geest (W. 428 f. 24v.).

* 1 £ pay. op 2 huizen en erven aan de Mare, 20 jan. 1398 verkocht (Ga. 557).

borgstelling:

* 31 jan. 1377 Huge die viscoper (Secr. 19 f. 43).

* 7 juni 1383 Gerrit Dirksz. (Secr. 19 f. 60v.).

* 23 apr. 1390 Jacob Hugenz., van Rijnsburg (Secr. 19 f. 83).

* 30 mei 1391 Pieter Willem Wildenz.z. (Secr. 19 f. 87).

varia:

zegel: vair, 2 gekruiste sleutels en een zespuntige ster (W. 982, 29 juni 1376); 1388 en 1391 pachter van de Leidse gruit (GvH. 1467 f. 5 en 1469 f. 5v.); pachter van de singelvest, tussen Naakte Sluis en Rijndijk 2 feb. 1392-93 (Rek. Lei., I 5).

familie:

tr. 1e of 2e Aagte, ovl. voor 8 apr. 1389; tr. 2e of 1e Ermgaard (Ga. 442 p. 174); tr. 3e Alide (tr. 2e Pieter Wit, zie ald.). Kinderen uit het huwelijk met Aagte (Simon Simonsz. verklaarde hen 8 apr. 1389 600 £ pay. schuldig te zijn als moederlijk erfdeel, te voorzien op huizen en erven, uitkering bij volwassenheid; verder zou hij voor hun opvoeding zorg dragen; Secr. 84 f. 17):

1. Diedwaar

(ibidem).

2. Willem

(ibidem).

woonhuis:

in het Gasthuisbon 1407-08 (Ke. 323 (7) f. 49v.).

3. Coen(raad) Simonsz.

(ibidem).

functie:

schepen 1410-11, 11-12, 12-13, 13-14.

woonhuis:

in St. Pietersparochie (o.m. Ke. 323 (3) f. 13).

landbezit:

½ morgen land aan de Banwatering bij Ter Wadding onder Voorschoten; 15 mrt. 1411 voor 19 £ 6 s. 8 p. pay. verkocht aan St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 79; Ga. 334 (16) f. 26v.).

borgstelling:

* 17 juni 1400 Jan Jacobsz., van Haarlem (Secr. 20 f. 47).

* 2 dec. 1413 Claas Rijn Dirksz. (Secr. 20 f. 47).

varia:

zegel: vair (Ga. 95, 28 juni 1413); verklaarde 13 juli 1413 Gerrit Willem IJsbrandsz.z. 11 Eng. nobel schuldig te zijn en 10 juli 1414 aan dezelfde 11 gouden nobel (Secr. 1925 en 1930).

familie:

tr. N.N., ovl. 1413-14, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (10) f. 13v.). Dochter:

a. Katrine

tr. Willem Albrechtsz. (tr. 2e Geertruud; Ga. 440 f. 23 en 36v.).

4. Lijsbet

(Secr. 84 f. 17).

5. Simon

(ibidem)

Uit de andere huwelijken (Ga. 442 p. 174):

6. Katrine

7. Trude

8. Wermboud

9. N.B.

Een schoonzoon van Simon was waarsch:

Gerrit Smeer Willemsz. (Ga. 442 p. 174)

ovl. na 2 apr. 1396 (RA. 2b p. 81).

beroep:

wrsch. bij hem 1394-95 kalkaankoop (Ga. 334 (2) f. 13v.).

landbezit:

een erf belast met voorhuur t.b.v. St. Pieterskerk, 1401-02 verkocht (Ke. 323 (4) f. 12v.).

N.B. 2 apr. 1396 wordt Foytgen als schoonzoon van Simon Simonsz. vermeld (RA. 2b p. 81).

IIc. PHILIPS WILLEM(SZ.) (LUUTGARDENZ.Z.)

landbezit:

zie zijn broer Willem Willemsz.

familie:

tr. Sophie (Ke. 416 f. 34).

kinderen:

1. mr. Jan Philipsz., volgt IIIf.

2. Willem Philipsz.

(Ke. 416 f. 34). Is hij identiek met de H. Geestmeester van die naam? (zie Willem Philipsz.).

3. en 4. dochters

(Ke. 416 f. 34).

IIIf. MR. JAN PHILIPSZ.

ovl. 31 dec. 1417, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 57).

functies:

priester, kanunnik van St. Pancras, bekleedde St. Benedictus prebende, gesticht door Willem Willem Luutgardenz.z. (zie ald.), verm. 9 juni 1376 (Ke. 493 f. 49v.; Ke. 919); kanunnik van St. Janskapittel te Utrecht, verm. sinds 1389-90 (Van Riemsdijk, Tresorie, 422, Ke. 416 f. 57), deken van St. Pancraskapittel sinds 1382 (Leverland, 'Kapittel St. Pancras', 84).

opleiding:

studeerde te Parijs in de artes, voltooide 1369 zijn studie, 1371 licentiatus, doceerde 1371 voor het eerst ald. (Denifle, Auctarium, I 327, 35-37, 399, 19-21; 405, 6-8); was bovendien baccalaureus in medicina, verm. 1389-90 (Van Riemsdijk, Tresorie, 422.

woonhuis:

in het bon Over 't Hof, verm. 5 nov. 1400 (W. 428 f. 92v.).

landbezit:

* 23 juni 1375 4 hond land in Kupersvenne, ½ morgen land gen. Borchven, 5½ hond broekland, 2 2/3 hond land, 2¼ hond en 4 gaard land en ½ stuk en de ½ van 4 akkers geestland, alles te Voorhout, totaal 5 morgen land (Ke. 493 f. 49v.).

* 13 sep. 1376 1 morgen land, de Cleyputte, te Vorenbroek onder Wassenaar, 2 jan. 1378 overgedragen aan St. Pancraskapittel f. 67v.).

rentebezit:

* 3 £ pay. op 3 morgen land te 's-Gravenzande, 7 jan. 1405 overgedragen aan St. Pancraskapittel (Ke. 493 f. 85v.-86).

* 4 £ pay. op een huis en erf aan de Hooigracht op Hogeland, 13 juli 1397 aan St. Pancraskapittel verkocht (Ke. 493 f. 80).

schenkingen:

ca. 11 nov. 1400 5 £ pay. aan St. Pancraskapittel voor de viering van St. Elisabethsfeest (Ke. 416 f. 33); 16 juli 1401 10 £ pay. aan kapittel t.b.v. memoriediensten (Ke. 416 f. 34); hij liet het gratiejaar van zijn prebende en van zijn dekenaat na aan St. Pancraskapittel voor zijn memorie (Ke. 416 f. 57).

varia:

hertog Albrecht verzocht de paus 1389-90 een kanunnikaat voor hem te reserveren (Van Riemsdijk, Tresorie, 422); 28 okt. 1391 stemde hij in met de overeenkomst tussen Femeynse mr. Pieter Michielsz.'s weduwe en de burgemeesters betreffende de bewijzing aan haar kinderen (Secr. 84 f. 35).

familie:

bastaard:

1. Jan

bezat 1402 5½ Eng. nobel lijfrente, losbaar met 50 Eng. nobel, t.l.v. de stad, verm. 1412-13 en 1420 (toen slechts 3 nobel voor hem alleen (Secr. 80 f. 65, 513 f. 18, 515 f. 7).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl