Dit jaar wordt voor de twintigste maal de P.J. Bloklezing gehouden, traditiegetrouw in het Academiegebouw. De lezing dankt zijn naam aan P.J. Blok, die in kringen van de HVOL vooral bekend is vanwege zijn rol, samen met Jhr. Van Overvoorde, in de oprichting van de Historische Vereniging Oud Leiden. Hij had wel meer geleerde banden met Leiden: hij was leraar geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium, en volgde later Robert Fruin op als hoogleraar Vaderlandse Geschiedenis.
Wat veel minder bekend is, is dat Blok in 1904, als hoogleraar vaderlandse Geschiedenis, het initiatief nam voor de oprichting van een Nederlands Instituut in Rome. Hij wilde de rijke Vaticaanse archieven bestuderen, die paus Leo XIII (1810-1903) in 1883 openbaar had gemaakt. Blok dacht dat daarin veel informatie te vinden zou zijn die belangrijk kon zijn voor de Nederlandse (kunst)geschiedenis. Het initiatief van Blok bleek succesvol: sinds de oprichting ontvangt het KNIR (in 2004 ontving het het predicaat ‘Koninklijk’) een constante stroom historici, kunsthistorici, taal- en cultuuronderzoekers, filosofen, economen en godsdienstonderzoekers. Het KNIR speelt ook een belangrijke rol om de contacten tussen Italiaanse en Nederlandse onderzoekers te bevorderen. Het is het oudste en grootste van de Nederlandse wetenschappelijke instituten in het buitenland.
Vanwege Bloks directe betrokkenheid bij de oprichting van het Nederlands Instituut in Rome wilde de commissie die jaarlijks de P.J. Bloklezing organiseert, graag ook eens díe kant van hem belichten, en vroeg een van de bestuurders daarvan van binnenuit te vertellen over het belang en de dagelijkse gang van zaken.
Leids hoogleraar Joanita Vroom is lid van de Wetenschappelijke Adviesraad van het KNIR. Zij werkte er dit jaar drie maanden als ‘visiting professor’. Zij had in het Instituut bij het park van de Villa Borghese een eigen appartement en een eigen hoekje in de bibliotheek. Haar onderzoeksterrein is onder meer het Byzantijnse Rijk, dat tot aan 1453 heeft bestaan. In haar lezing zal die wereld dan ook aan de orde komen – naast dat beloofde inkijkje in het dagelijks reilen en zeilen van het KNIR. Van dat Byzantijnse Rome is nog verrassend veel bewaard gebleven, zegt Vroom, vooral in kerken. Daar is nog veel Byzantijnse kerkelijke kunst te vinden. Als voorbeeld noemt ze de Santa Maria in Cosmedin, nabij de Tempel van Vesta. Die kerk heeft zelfs nog Grieks-Byzantijnse rites.