Leids museum nodig

Op 26 februari jl. publiceerde het Leidsch Dagblad een artikel over een door HVOL gewenst Leids Museum. Het artikel is gebaseerd op een ingezonden brief van en een gesprek met de voorzitter van HVOL, Rens Heruer. De ingezonden brief luidde als volgt:

 

Een nieuw Leids Museum?!

Het bericht over het inrichtingsbeleid van ons binnenkort te heropenen museum De Lakenhal roept vragen en commentaar op. Dat gebeurde jl. zaterdag in het ingezonden bericht van Ton Kohlbeck c.s. en ook in het commentaar van kunstredacteur Jan Rijsdam. De vragen die zij opwerpen zijn alleszins op hun plaats en waar het stedelijk museum De Lakenhal verankerd is in de Leidse ziel kan met recht worden gewezen op de merkwaardige gevolgen van het beleid: het werk van alom en ook door De Lakenhal gerespecteerde Leidse kunstenaars van de laatste decennia wordt verbannen naar de voorraadkelder, waaruit het bij gelegenheid wordt bovengehaald voor een luchtbeurt.

Het is de taak en verantwoordelijkheid van de museumdeskundigen om dit type beslissingen te nemen, maar het Leidse hart veert natuurlijk niet op bij dit soort keuzes, en dat is netjes uitgedrukt. De ‘eeuwige’ worsteling die De Lakenhal heeft met de door Rijsdam geactualiseerde centrale vraag wat voor museum De Lakenhal wil zijn, lijkt door dit beleid een antwoord te krijgen. De Lakenhal wil en gaat kennelijk op weg naar een status die minder gekleurd wordt door het begrip stedelijk dan eertijds. Ik wil graag wijzen op een ander aspect van de rol die De Lakenhal ooit had en steeds minder zal kunnen/willen hebben.

De Lakenhal heeft vanuit museale overwegingen al langer geen plaats (meer of genoeg) voor wat slechts lokaal van belang is. Nu dat zelfs ook vertaling krijgt in de kwalijke verbanning van Leidse Kunstenaars als Hakkaart en De Wit, wordt de kans groot dat een Leidenaar die een kleinood bewaard en verzorgd en getoond wil zien - ook als hij het bijbehorende verhaal zelf niet meer kan vertellen - nul op het rekest krijgt bij De Lakenhal en vervolgens langs de deur moet om zijn vaak alleszins bewarenswaardige bezit verantwoord kwijt te raken. De Historische Vereniging Oud Leiden (HVOL) bezit nu al en ontvangt regelmatig dergelijk erfgoed en heeft moeite met het vinden van methode en plaats om het aan het publiek te tonen (en deze ervaring wordt gedeeld met andere Leidse verenigingen). Het behoud van roerend erfgoed (en overigens ook immaterieel erfgoed) behoort tot de statutaire doelstellingen van de HVOL. Dat leidt ons tot de conclusie, dat Leiden een Leids Museum behoeft, dat onderdak biedt aan wat ‘Leiden’ (lees: de Leidenaar) wil bewaren en tonen, voorzien van het verhaal dat getuigt van het belang van het object vanuit Leids (historisch) oogpunt. De gedachte is niet nieuw, denk ik, maar komt in het licht van de Lakenhaldiscussie opnieuw op. Een dergelijk Leids Museum zal de aangeboden objecten willen tonen en niet opslaan in de kelder, het zal niet concurreren met De Lakenhal want het heeft geen hoger doel dan het aanleggen van een Leidse collectie die ook niet-museaal getuigt van wat de stad kenmerkt en onderscheidt.

Als de politiek zich dan toch gaat bemoeien met deze kwestie, zou ik dit idee graag meegeven. Wie weet wat in de kelders van De Lakenhal staat of gaat, kan voorspellen dat een nieuw Leids Museum kan rekenen op een fikse startcollectie. En jawel, de plek is voorhanden: wacht niet het Pesthuis op een nieuwe bestemming?

Rens Heruer
Historische Vereniging Oud Leiden