Charter Kleermakersgilde Leiden
Gildenarchief 694 B, 19 Oktober 1519

charter 1519
 

Schout, burgemeesters en schepenen van Leiden oorkonden dat de broederschap en zusterschap ter

ere van St. Franciscus confessor, volgens de brief uit 1436 met het dagelijkse stadszegel bezegeld,

"principaliken angevat is geweest" door de snijders, tot hun grote kosten en dat deze niet langer in

staat zijn tot verder onderhoud om de volgende redenen.

In de brief van 1436 ontbrak een specificatie van ordonnanties en boeten en hoe breuken te innen.

Bovendien zijn er veel snijders die geen lid willen zijn, terwijl enige wel dagelijks vooral op de

weekmarkt van buiten op de Leidse markt gemaakte kleren verkopen, zonder een bijdrage te leveren

in de kosten van de broederschap. Ook brengen kooplieden en maersenyers" [marskramers] uit de

stad, geen lid zijnde, dagelijks gemaakte wambuizen, kaproenen en andere kleding of habijten van

buiten binnen de stad. Tenslotte zijn er veel knechten en vrouwen die dagelijks op de vloeren der

luiden werken, maar geen lid zijn.

Mede gezien hun "sobre neringe" verlenen schout c.s. de volgende ordonnanties:

Alleen poorters mogen een meesterij beginnen of tafel houden, op een boete van 18 schellingen en

voor de stad duizend stenen of 24 plakken. Wie als geboren poorter een meesterij begint en houdt

zal 20 schellingen geven aan het altaar om de dienst Gods. Niet geboren poorters geven 32

schellingen. Overtreders verbeuren 18 schellingen, alsmede de gift. Wie een meesterij houdt geeft

jaarlijks 4 groten voor onderhoud van het altaar en de dienst Gods, op een boete van 18 schellingen.

Men mag echter uit "gracie" meer geven.

Wie het ambacht wil leren en geboren poorter is betaalt een pond was aan het altaar. Niet geboren

poorters betalen twee pond was, alles op een boete van 18 schellingen en de te betalen was. Een

meestersnijder die poorter is en tafel houdt mag zijn kinderen leren zonder was te geven.

Geen koopman of marskramer mag nog "vrouwenkoerssen, steeckmouwen, koussen, wambussen,

caproenen ofte collieren [halskragen]" in de stad te koop aanbieden, tenzij zij lid zijn en jaarlijks 2

stuivers tot onderhoud van het altaar betalen. En bij overlijden zullen zij hun doodsschulden betalen,

op een boete van 18 schellingen, een derde deel voor de heer, een derde deel voor de

schepenmeesters en een derde deel voor de broederschap. Bij vrijwillige beëindiging zullen zij niet

langer gehouden zijn tot betalen, tenzij uit gracie.

Alle vrouwen die zelf met de hand nieuw werk maken zullen lid zijn en het altaar voldoen gelijk de

snijders.

Niemand buiten de broederschap zal op de markt vrijer zijn met kousen etc. dan onze poorters zijn

in de plaatsen waar die kooplieden vandaan komen, uitgezonderd op de twee vrije jaarmarkten.

Alleen leden mogen op de vloeren der luiden gaan werken en nieuw werk maken, "manskoussen,

wamboessen, tabberden, mantelen ofte ander nyewerck", op een boete van 18 schellingen, te

verdelen als voren. Wel zal men zonder verbeuren aldaar mogen maken "nyeu laken, vrouwekoussen

en jonge kinderkousen ende oudt werck vermaecken."

De homans zullen gehouden zijn de overtreders te bekeuren als zij daarvan in kennis gesteld zijn en

hen overleveren aan de heer en de schepenmeesters, op een boete van 3 pond.

Broeders en zusters zullen jaarlijks op het altaar feest houden op St. Franciscusdag en allen naar de

kerk komen en mis horen. Op zondag en maandag na St. Franciscusdag zal men hoogtijd houden

[feest vieren] van de kerkmiswijding op het altaar en de broeders en zusters zullen samen eten, voor

zover de homans behoorlijk achten. Zij zullen de mis horen voor hun dode broeders en zusters zoals

zij voor zichzelf zouden wensen en 's morgens en 's avonds memorie houden met vier eerlijke

stalkaarsen "ende lesen miserere, mei deus ende de profundis mitten collecten" [slotgebeden]. Als

zij samen eten zullen de homans ieder laten uitnodigen. Wie zegt te zullen komen zal daartoe 4

comans groten geven, of hij komt of niet. Wie niet kan komen geeft 2 comans groten.

De homans zullen altijd op de genoemde zondag vergaderen, of zij eten of niet, en vier nieuwe

homans kiezen. De oude homans zullen dan hun rekening doen voor de nieuwe van hun ontvangsten

en uitgaven. Alles ieder jaar. De nieuwe homans zullen gehouden zijn binnen veertien dagen na

verkiezing voor schout en twee schepenen de eed te doen aangaande de breuken.

Alle genoemde punten zullen gelden tot wederzeggen van het gerecht.

 

Ondertekend door: H. Florijsz.

Het aanhangend dagelijks stadszegel ontbreekt.

 

 

Transcriptie

Hans Endhoven

Publicatie

Kleermakersgilde Leiden 1436 - 1578