Regenten Weeshuis (1788-1830)

 

Regenten Weeshuis Leiden
Berkelbach van de Sprenkel

 

Berkelbach van de Sprenkel:Personalia
<bron
1>
             
1   Berkelbach van de Sprenkel, Pieter (regent van 1807-1809)  
2   ged. Woerden 9-12-1744,
overl. L. 8-5-1809
klerk ter griffie van de Staten generaal
later eigenaar Deken- en Kalmoekenfabriek In het Vriesche Wapen op het Steenschuur
zoon van Pieter van der Sprenkel en Theodora Maria Berkelbach
woonde ...
 
3   x Den Haag 20-8-1775
Wilhelmina van Haar
ged. Den Haag 10-3-1752
overl. 1810
dochter van Johan Willem en Maria du Cost
 
4   Uit dit huwelijk:  
5   1. Elisabeth Maria Theodora
ged. Den Haag 22-12-1776
overl. Rotterdan 4-3-1813
 
6   2. Johanna Maria Wilhelmina
ged. Den Haag 2-9-1778
overl. L. 9-2-1821
 
7   3. Petronella Fransina
ged. Den Haag 27-2-1780
overl. Den Haag 21-11-1796
 
8   4. Jan Willem
ged. Den Haag 13-2-1782,
overl. Samsbeek 11-7-1849
 
9   5. Wilhelmina Petronella
ged. Den Haag 14-9-1788
overl. Utrecht 31-8-1848
 
10   6. Odilia Wilhelmina
ged. Den Haag 8-5-1791
overl. Rotterdam 17-3-1853
 
11   drie kinderen jong overleden  
             
 

 

Berkelbach van de Sprenkel: Bronnen
             
1   Nederlands Patriciaat 46 (1960) 368.
2   J.F. Van West de Veer, Parenteelstaat Smidt-Hillebrant's - [CB].
3   Berensteyn, nr. 475.
             
 

 

Publicatie Auteur Home
Leiden Weeshuis Regenten Antoinette Frijns 2008 www.oudleiden.nl

 

 

 

Regenten Weeshuis Leiden
Bergen

 

Bergen:Personalia
<bron
1>
             
1   Bergen, Thomas van, regent van 1796-1797  
2   geb. Breda 5.9.1762  
3   overl. L. 2.2.1842 (79 jaar), woonde op het Noordeinde  
4   procureur 1788-1810, tevens procureur voor de Vierschaar van rector en rechteren van de universiteit 1788-1810  
5   tweede luitenant 1795  
6   secretaris van de Hoge Heerlijkheden van Oegstgeest en Poelgeest 1795-1810  
7   notaris 1801-1837  
8   schout van Oegstgeest en Poelgeest 1804-1810  
9   baljuw van Oegstgeest en Poelgeest 1806-1810  
10   regent van het Barend van Namens Hof in de Kijfhoekstraat 1816-1829  
11   op 30-9-1830 staat zijn naam op de naamlijst der H.H. leden van 't Kiescollege dezer stad, ingesteld ingevolge art. 21 en 22 van het reglement voor het bestuur derzelve stad, gearresteerd bij Z.M. besluit van 4-1-1824, no. 108, in de orde van derzelver aftreding  
12   medelid van het Tael- en Dichtlievend genootschap, onder de Spreuk: Kunst wordt door Arbeid Verkreegen, 24-4-1785  
13   1 jaar lid van het leesgezelschap 'Miscens Utile Dulci', particulier 1842  
14   zoon van Johannes Anthonius van Bergen en Anna Maria Hambeuck  
15   x ot. L. 3.4.1799 (schepen), hervormd, aang. 4.4.1799, 1e klasse, (2 x 30 gulden), procureur, Johanna Eleonora Copper geb. L. 18.1.1778, ged. L. PK. 21.1.1778, overl. L. 11.2.1841 (63 jaar), dochter van Abraham Hercules Copper en Margaretha Catharina Verheik  
16   a. Abraham Johannes Antonij
geb. L. 20.1.1800
ged. L. HK. 30.1.1800
begr. L. PK., 12/19-12-1801; aang. 17.12.1801, 1e klasse (30 gulden)
 
17   b. Maria Catharina
geb. L. 11-2-1801
ged. L. HK. 26-2-1801
 
18   c. Adriana Maria Helena
geb. L. 16.4.1803
ged. L. HK. 28.4.1803
 
19   d. Johannes Anthonius
geb. L. 7.7.1805
ged. L. PK. 17.7.1805
begr. L. PK. 28/31-12-1805; aang. 30.12.1805 1e klasse, (30 gulden)
 
20   e. Geen voornaam
geb. L. 14.1.1807
overl. L. 4.2.1807
begr. L. 7.2.1807
 
21   f. Helena Gerardina
geb. L. 22.7.1808
ged. L. PK. 4.8.1808
 
             
 

 

Bergen: Notitie 1
<pers
2>
             
1   Thomas van Bergen, klerk bij de heer Koolhuysmeester geb. van Breda is op de getuigenis van Willem Hendrik Dozy en Albertus Kleinenberg Jansz., klerken ter secretarie dezer stad op 21 november 1788 tot poorter dezer stad aangenomen.  
             
   
ELO, Poorterboek 1718-1789, nr. 97, f. 258
 
 

 

Bergen: Notitie 2
<1
3>
             
1   In begraafboek is vermeld: Overleden kind van Thomas van Bergen, Noordeinde 3 weken, overl. 4.2.1807; begr. 7.2.1807.  
2   Thomas van Bergen huurde van juni 1794 tot januari 1796 een huis op het Noordeinde dat hij samen met zijn moeder bewoonde.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1762-1796, SA inv.nr. 1713, nr. 6
 
 

 

Bergen: Notitie 3
<2
4>
             
1   Lijst van personen welke in de maand mei 1798 in de gebuurte nr. 4 woonachtig waren: Thomas van Bergen, nr. 5.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 4010-4014
 
 

 

Bergen: Notitie 4
<3
5>
             
1   Thomas van Bergen huurde tot 1 mei 1800 een huis op het Noordeinde dat hij met zijn vrouw, een dienstbode en zijn moeder (die in dit huis is overleden) bewoonde.  
2   Eigenaar: wed. Markelbach.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, SA inv.nr. 1895, buurt 4, nr. 5
 
 

 

Bergen: Notitie 5
<4
6>
             
1   Thomas van Bergen was in 1801 eigenaar [en bewoner] van een huis en erf aan de Noordzijde van het Noordeinde omtrent het Kort Rapenburg en grenzend aan de vestwal.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 115-117
 
 

 

Bergen: Notitie 6
<5
7>
             
1   Testament van Thomas van Bergen, procureur en mej. Johanna Eleonora Copper, echtelieden, wonende in het Noordeinde dd. 26-9-1799 volgens standaard formulering.  
2   De comparanten verklaarden tesamen niet boven de 80.000 gulden gegoed te zijn, nog in het ambtgeld niet bekend te staan en is deze dispositie geen fides commis inhoudende.  
             
   
ELO, Notarieel archief, notaris P. Benezet, inv.nr. 2679-2696, 1799, acte nr. 112, f. 491, fiche nr. 176, lade 80
 
 

 

Bergen: Notitie 7
<6
8>
             
1   Aan de municipaliteit van Leiden.  
2   Geeft te kennen Thomas van Bergen wonende binnen deze stad, dat hij suppliant [iemand die bij een autoriteit een verzoekschrift indient] eigenaar zijnde van een huis en erve staande ende gelegen binnen deze stad aan de Noordzijde van het Noordeinde omtrent het Kort Rapenburg en uitkomende op de nedergelegde vestwalle in het cohier der verponding onder het bon Noord-Rapenburg nr. 556 en aldaar belast met een recognitie van een gulden 's jaars, die bij de ordinaire verponding betaald wordt, ter zake van over stadsgrond openslaande koetshuisdeuren.  
3   En naardien de gen. koetshuisdeuren in het voorleden jaar geheel zijn weggenomen zo meent hij suppliant de vrijheid te verzoeken dat gijlieden den secretaris der rekenkamer alhier, geliefd te autoriseren en kwalificeren om de gen. recognitie op het kohier der verponding voor dit jaar en in het vervolg af te schrijven en te royeren.  
4   Dit verzoek is ingewilligd. Actum den 17 juli 1801.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 115-117
 
 

 

Bergen: Notitie 8
<7
9>
             
1   De municipaliteit van Leiden heeft bij deze Thomas van Bergen aangenomen en gesteld, gelijk hij aangenomen en gesteld wordt bij deze tot notaris in plaatse van Gerard Verheik, die overleden is, om hetzelfde ambt alhier te mogen uitoefenen, mits hem gedragende naar de ordonnantie daarop al rede gemaakt of als nog te maken en ter secretarie ten behoeve van de armen betalende een somma van acht en zeventig gulden, twee stuivers en acht penningen en voor een recognitie [belastingheffing, meestal indirect] ten behoeve van deze stad een som van vier honderd acht en zestig guldens en vijftien stuivers en zal de voorn. Thomas van Bergen alvorens enige instrumenten te passeren, deze zijne aanstelling aan den proto-notaris [proto = eerste] alhier moeten vertonen op verbeurde van twee honderd guldens volgens instructie van de voormalige Staten van Holland ende West-Friesland aan denzelven proto-notaris verleend en mits ook zorg dragende deszelfs minuten jaarlijks wanneer maar een bekwaam foliant uitmaken, te doen inbinden en daarvan aan den proto-notaris visie te geven.  
2   Actum den 7 augustus 1801.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 83
 
 

 

Bergen: Notitie 9
<8
10>
             
1   Voor wethouderen is verschenen Thomas van Bergen te kennen gevende door het Departementaal bestuur van Holland te zijn aangesteld tot schout [openbaar aanklager] van Oegstgeest en Poelgeest. En hebben wethouderen goedgevonden om hiervan aan de Raad rapport te doen en te proponeren om deze zaak te stellen in handen van de kamers van wethouderen en financien en de rekenkamer om consideratie en advies.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 639, notulen H. Hren. Wethouderen der stad Leyden, d.d. 25-2-1804
 
 

 

Bergen: Notitie 10
<9
11>
             
1   Verzoek van Van Bergen aan de Raad van Leiden.  
2   Geeft reverentelijk te kennen Thomas van Bergen dat hij suppliant door koop en opgevolgd transport eigenaar geworden is van een huis en erf staande ende gelegen op het Galgenwater op de Nedergelegde Walle schuins over de Stadstimmerwerf alhier, belendend aan de ene zijde Pieter Buys en aan den andere zijde de suppliant in deze, onder het bon Noord-rapenburg nr.584. Dat hij suppliant het voorn. huis gaarne zou amoveren [slopen] en de ledige grond aan het erf van zijn suppliants huis staande en de gelegen in het Noordeinde binnen deze stad verhelen.  
3   De Raad geeft toestemming het huis op het Galgewater te slopen en het verhelen van de grond van hetzelve aan het erf van het woonhuis van den suppliant staand en gelegen in het Noordeinde. Actum 15-8-1805.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 605, f. 134-135
 
 

 

Bergen: Notitie 11
<10
12>
             
1   Thomas van Bergen bewoonde tot zijn overlijden in 1842 een huis op het Noordeinde. Volgens de Volkstelling van 1829 met 8 personen en volgens de Volkstelling van 1839, (zonder beroep) met 5 personen.  
             
   
ELO, Volkstelling 1829, inv.nr. 1092, wijk 1, nr. 35 en Volkstelling 1839, inv.nr. 1124, wijk 1, nr. 35
 
 

 

Bergen: Notitie 12
<11
13>
             
1   Comparerende voor wethouderen Thomas van Bergen aan dezelve als ambachtsheren van Oegstgeest en Poelgeest te kennen gevende, dat hij was aangesteld tot baljuw [ambtenaar door de landsheer of de heer van een heerlijkheid met de rechtspraak in een zekere landstreek belast] van dat ambacht met dankzegging voor de gunstige voordracht van zijn persoon tot dien post door de raad dezer stad, waarvan hij zeide zijdelings geinformeerd te zijn. En hebben wethouders hem met de voorschreven post geluk gewenst en te kennen gegeven dat over de recognitie [bedrag dat men op gezette tijden ter erkenning van een recht betaalt] door hem in gemelde kwaliteit aan de stad te betalen of hetgeen daaromtrent verder mocht vereist worden, hij zich nader zal hebben te sisteren of daartoe zal worden geadverteerd.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 640, notulen H. Hren. Wethouderen der stad Leyden, d.d. 21-7-1806
 
 

 

Bergen: Notitie 13
<12
14>
             
1   De minister van zijne majesteit den koning van Holland tot de Binnenlandsche Zaken,  
2   In overweging nemende den zwakke staat der gezondheid van den notaris Van Bergen te Leiden en zijner daaruitvloeiende bezwaren om zich als lid der commissie van classificatie te doen employeren, autoriseert de burgemeester der stad Leiden om in zijn plaats als lid van voorn. commissie te benoemen de notaris Booij en denzelven de eed van geheimhouding te doen afleggen. Utrecht d.d. 27-5-1808.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 646, bijlage 184
 
 

 

Bergen: Notitie 14
<13
15>
             
1   Thomas van Bergen, notaris te Leiden kocht op 6 december 1808 voor 1800 gulden een stuk weiland, groot 4 morgen 327 roeden, gelegen nabij de grond van het afgebroken huis Ter Does, tussen de laan en de Does.  
2   Belendingen:
N.O. grond en landen van het huis Ter Does
Z.O. de laan van het huis Ter Does
Z.W. de vaarsloot en de 4 aalmoeshuisjes
N.W. de Does
 
             
   
ELO, boekje 1, Transporten Leiderdorp 1-250, nr. 049. Rechterlijk archief Leiderdorp, transporten, d.d. 6-12-1808, f. 34
 
 

 

Bergen: Notitie 15
<14
bron>
             
1   Op 6-4-1815 koopt Thomas van Bergen een partij weiland gelegen in de Pesthuispolder aan de Poelbrugge onder Oegstgeest voor 5000 gulden.  
             
   
ELO, Notarieel archief, notaris P. Benezet, inv.nr. 42, 1815, acte nr. 48, f. 85, fiche nr. 728, lade 81
 
 

 

Bergen: Bronnen
             
1   ELO, Doop-, trouw- en begraafregisters.
2   ELO, Recht. Arch., imv.nr. 211, Impost op het trouwen 1e klasse, 1695-1805, nr. 25.
3   ELO, Recht. Arch., imv.nr. 213, Impost op het begraven 1e klasse, 1790-1802, nr. 57.
4   ELO, Recht. Arch., imv.nr. 213, Impost op het begraven 1e klasse, 1803-1805, nr. 63.
5   ELO, Poorterboek 1718-1789, nr. 97, f. 258.
6   ELO, Herenboekjes.
7   ELO, Liste Civique de la commune de Leide 1811, nr. 99.
8   ELO, bibli. Leiden en omg. 76131 pf., Naemlijst der tegenwoordige leden van het Tael- en Dichtlievend Genootschap, onder de Spreuk: Kunst wordt door Arbeid Verkreegen, 1790.
9   ELO, Archief Nobis et Aliis, inv.nr. 4, lijst van nieuw aangekomene leden.
10   ELO, Bevolkingsregister 1762-1796, inv.nr. 1713, nr. 6.
11   ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1895, nr. 5.
12   ELO, Volkstelling 1829, inv.nr. 1092, wijk 1, nr. 35 en Volkstelling 1839, inv.nr. 1124, wijk 1, nr. 35.
13   ELO, SA II, inv.nr. 603, f. 83, 115-117.
14   ELO, SA II, inv.nr. 605, f. 134-135.
15   ELO, SA II, inv.nr. 639, d.d. 25-2-1804.
16   ELO, SA II. inv.nr. 640, d.d. 21-7-1806.
17   ELO, SA II, inv.nr. 646, bijlage 184.
18   ELO, boekje 1, Transporten Leiderdorp 1-250, nr. 049. Rechterlijk archief Leiderdorp, transporten, d.d. 6-12-1808, f. 34.
19   ELO, Notarieel archief, notaris P. Benezet, inv.nr. 2679-2696, 1799, acte nr. 112, f. 491, fiche nr. 176, lade 80.
20   ELO, Notarieel archief, notaris P. Benezet, inv.nr. 42, 1815, acte nr. 48, f. 85, fiche nr. 728, lade 81.
21   Haan, S.W.M.A. den en P.M. Kann, Zucht om zich te oefenen in de lieflijke zangkunst (Alphen aan den Rijn 1996) 54.
             
 

 

Publicatie Auteur Home
Leiden Weeshuis Regenten Antoinette Frijns 2008 www.oudleiden.nl

 

 

 

Regenten Weeshuis Leiden
Bake
 
bake

 

Bake: Personalia
<bron
1>
             
1   Bake, dr. Hermanus Adrianus, echtgenoot van Margaretha Mitchell, regentes van 1796-1804  
2   ged. Rotterd. 3.12.1754  
3   overl. 's Gravenhage 1.7.1805  
4   begr. 's Gravenhage St. Jacobskerk, woonde op de Haarlemmerstraat en op de Hooglandsekerkgracht  
5   ingeschreven als student 17 jaar, L. 16.6.1772  
6   gepromoveerd Leiden 4.3.1779  
7   stadsgeneesheer Woerden 1780  
8   ingeschreven als m.dr. 34 jaar, chir. et. obstet. 6.5.1788, in febr. 1789 samen met zijn huisvrouw met attestatie [bewijs van lidmaatschap (en goed gedrag) in de Hervormde Kerk bij verhuizing door de kerkeraad afgegeven]  
9   uitgeschreven uit het lidmatenregister van de Hervormde Gemeente te Woerden  
10   praktiserend arts te Leiden 1789-1804  
11   praelector voor de vroedvrouwen en stads-vroedmeester 1795-1804  
12   scholarch der Latijnse school 1795-1804  
13   lid van de Tweede Provisionele Raad 19-2-1795/19-5-1796  
14   voorzitter van de commissie tot waarneming van de zaken in het comité van algemene veiligheid 1795  
15   lid van de commissie tot onderzoek der gedragingen van ambtenaren 1795  
16   lid van de Derde Provisionele Raad 19-5-1796/10-11-1797  
17   lid van het comité van civile en criminele justitie 1796-1797  
18   commissaris van de gemene-landsmiddelen over Leiden en Rijnland als gecommitteerde van het comité van civiele en criminele justitie 1796-1797  
19   lid van het college van rechteren van de universiteit als gedeputeerde uit het comité van justitie 1796-1797  
20   lid van het stadsbestuur 10-11-1797/10-11-1798  
21   lid van de raad der gemeente Leiden 1798-1802  
22   curator universiteit 1798-1804  
23   lid van het comitvan algemeen belang 1798-1803  
24   lid van het geneeskundig leesgezelschap Nobis et aliis 1800  
25   vertrekt naar Den Haag juli/augustus 1804  
26   zoon van Kasparus Bake en ?  
27   x ot. L. 14.12.1780; aang. 14.12.1780, Margaretha Mitchell, wonende alhier zullende trouwen met Hermanus Adrianus Bake wonende te Woerden, 1e klasse, (30 gulden), tr. L. Engelse kerk 31.12.1780 Margaretha Mitchell, wonende alhier, ged. L. Engelse kerk 28.5.1758, overl. Warmond 23.7.1835, dochter van ds. William Mitchell en Janet Michiels  
28   a. Johanna Casparina
geb. [Woerden]
 
29   b. Margaretha
ged. Woerden 19.6.1782
overl. ?
 
30   c. William Archiebalt
geb. Woerden 9.9.1783
ged. Woerden 14.9.1783
overl. ?
 
31   d. John
ged. L. Engelse kerk 23.9.1787
 
32   e. Alexandre Jaques Josias
ged. L. Engelse kerk 13.3.1791
 
             
 

 

Bake: Notitie 1
<pers
2>
             
1   Hermannus Adrianus Bake en Margaretha Mitchell vertrekken met attestatie [bewijs van lidmaatschap en goed gedrag bij verhuizing door de kerkeraad afgegeven] in februari 1789 naar Leiden.  
             
   
Streekarchief Rijnstreek, Hervormde gemeente Woerden, inv.nr. 116, lidmatenregister.
 
 

 

Bake: Notitie 2
<1
3>
             
1   Hermannus Adrianus Bake huurde van 1-5-1791 tot 4-5-1795 een huis op de Nieuwe Rijn, gebuurte Burgstreng dat hij met zijn vrouw, vier kinderen en twee dienstboden bewoonde.  
2   Eigenaar: Frederik Degenhart.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1762-1796, inv.nr. 1741, nr. 1.
 
 

 

Bake: Notitie 3
<2
4>
             
1   Hermannus Adrianus Bake huurde een huis op de Hooglandsekerkgracht dat hij met zijn vrouw, drie kinderen, t.w. Johanna, John en Alexandre en twee dienstboden bewoonde.  
2   Eigenaar: Willemers.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1948, buurt 58, nr. 10.
 
 

 

Bake: Notitie 4
<3
5>
             
1   Vier leden van de Prov. Raad waaronder H.A. Bake worden provisioneel in commissie tot waarneming van de zaken in het Committee van Algemene Veiligheid voorvallende benoemd. Bake wordt tot voorzitter van de commissie benoemd, 1795.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 633, f. 1-2.
 
 

 

Bake: Notitie 5
<4
6>
             
1   7-5-1788 is doctor Hermannus Adrianus Bake, Rotterdam, Batav zijn diploma den haemorrhodibus vertoond hebbende wordt als practiserend doctor alhier geadmitteerd.  
             
   
ELO, Gildenarchieven, inv.nr. 349, p. 17.
 
 

 

Bake: Notitie 6
<5
7>
             
1   Dr. Bake was bij het nieuwe landsbewind (1798) volgens Blok een zeer geziene burger.  
             
   
Blok, P.J., Geschiedenis eener Hollandsche stad. Eene Hollandsche stad in den nieuweren tijd. ('s-Gravenhage 1918) 61.
 
 

 

Bake: Notitie 7
<6
8>
             
1   Op 22 januari 1798 vond in Den Haag de lang verwachte staatsgreep van de democraten plaats. Op 16 maart 1798 kwam het bericht uit Den Haag dat besloten was tot reorganisatie van de Raad. Op 22 maart verschenen twee afgevaardigden uit Den Haag dat zij gekomen waren om de besturen van alle "nuttelooze, onwaardige en het gemelde principe niet volkomen toegedaane personen" te "zuiveren". Onmiddellijk daarna werden 12 raadsleden door de commissarissen opnieuw benoemd, onvervalste democraten of, zoals men toen zeide, Jacobijnen. Onder hen ook dr. Bake.  
2   Het nieuwe stadsbestuur kreeg ook opdracht uit Den Haag om geen ambtenaren te benoemen of te continueren die lid waren geweest van de ontbonden sociëteiten, zo werd de gematigde katholieke zeepzieder, het gewezen raadslid Van Bommel als stedelijk curator der hogeschool aanstonds vervangen door de democratische dr. Bake.  
             
   
Blok, P.J., Geschiedenis eener Hollandsche stad. Eene Hollandsche stad in den nieuweren tijd. ('s-Gravenhage 1918) 60-63.
 
 

 

Bake: Notitie 8
<7
9>
             
1   De Municipaliteit van Leiden aan curatoren van 's Lands Hogeschool alhier, dat zij heeft aangesteld Hermanus Adrianus Bake tot curator van 's Lands Hogeschool inplaats van Gerardus Andreas Martinus van Bommel thans mis schende de radicale qualiteit van stedelijke curator van 's Lands Hogeschool alhier. Actum 30-3-1798.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 610, f. 153v.
 
 

 

Bake: Notitie 9
<8
10>
             
1   Wethouderen hebben ontvangen een besluit van het Departementaal Bestuur van Holland d.d. 16-5-1804 inhoudende, dat het college van curatoren van 's lands universiteit alhier voortaan zal bestaan uit vijf personen, waaronder twee wethouders van deze stad, daartoe telkens voor de tijd van een jaar door de kamer van wethouderen bij gelegenheid der jaarlijkse verandering van deze kamer te benoemen en te commiteren en dat dezelve vijf curatoren egalijk en hoofd voor hoofd in de vergadering van hetzelfde collegie stem zullen uitbrengen. Voorts dat de personen van Pieter van Lelyveld en H.A. Bake als tegenwoordig in hetzelfde college in plaats van de voorheen geweest zijnde burgemeesteren sessie hebbende en welke door de voorschreven twee wethouderen zullen worden vervangen en uit gemelde hunne posten honorabel zullen worden ontslagen met dankzegging voor de in deze bewezen diensten.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 639, notulen H.Hren. wethouderen der stad Leyden, d.d. 19-5-1804; bijlage 20.
 
 

 

Bake: Notitie 10
<9
11>
             
1   Bake verzoekt ontslag als stadsvroedmeester, prolector der verloskunde en scholarch der Latijnse school en Margaretha Mitchell als regentes van het weeshuis wegens vertrek naar Den Haag, juli/augustus 1804.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 604, f. 418-420.
 
 

 

Bake: Notitie 11
<10
12>
             
1   Elisabeth Chaudron die met mei 1798 uit het huis zou gaan, verzocht regentessen in januari 1798 haar ontslag per februari 1798. Zij was verhuurd bij mevrouw Bake en bovendien verzocht zij of zij per februari burgerkleding mocht gaan dragen. Dit werd haar toegestaan, zijnde dit een voorrecht dat alleen vergund werd aan kinderen die gaan dienen bij regerende regenten/regentessen. Haar uitzet zou zijn pas per mei a.s. ontvangen.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 197, verg. 22-1-1798, art. 7.
 
 

 

Bake: Notitie 12
<11
bron>
             
1   Mevrouw Bake met der woon naar 's-Gravenhage vertrekkende en haar ontslag als regentes van dit godshuis verzocht en bekomen hebbende, heeft heden ten dien opzichte plechtig haar afscheid komen nemen.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 198, verg. 30-7-1804, art. 3.
 
 

 

Bake: Bronnen
             
1   ELO, Doop-, trouw- en begraafregisters.
2   ELO, Recht. Arch., inv.nr. 211, Impost op het trouwen 1e klasse, 1695-1805, nr. 16.
3   ELO, Album Studiosorum, f. 1108, 1160.
4   Molhuysen, P.C., Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, zesde deel. 10 Febr. 1765 - 21 Febr. 1795. ('s-Gravenhage 1923) 105*.
5   Molhuysen, P.C., Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, zevende deel. 23 Febr. 1795 - 30 Dec. 1811. ('s-Gravenhage 1924) 98, 255.
6   ELO, Herenboekjes.
7   ELO, Nederland's Patriciaat 8 (1917) 26.
8   ELO, Achief Nobis et Aliis, inv.nr. 4.
9   Streekarchief Rijnstreek, Hervormde gemeente Woerden, inv.nr. 116, lidmatenregister.
10   ELO, Bevolkingsregister 1762-1796, inv.nr. 1741, nr. 1.
11   ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1948, buurt 58, nr. 10.
12   ELO, SA II, inv.nr. 604, f. 418-420.
13   ELO, SA II, inv.nr. 610, f. 153v.
14   ELO, SA II, inv.nr. 633, f. 1-2.
15   ELO, SA II, inv.nr. 639, bijlage 20.
16   ELO, HGW, inv.nr. 198, verg. 30-7-1804, art. 3.
17   ELO, HGW, inv.nr. 197, verg. 22-1-1798, art. 7.
18   Blok, P.J., Geschiedenis eener Hollandsche stad. Eene Hollandsche stad in den nieuweren tijd. ('s-Gravenhage 1918) 60-63.
19   Coebergh van den Braak, Meer dan zes eeuwen Leids Gymnasium. Herziene, tot 1997 bijgewerkte uitgave, 2e editie (Leiden 1997) 205.
             
 

Publicatie Auteur Home
Leiden Weeshuis Regenten Antoinette Frijns 2008 www.oudleiden.nl

 

 

 

Regenten Weeshuis Leiden
Ameijden

 

Ameijden: Personalia
<bron
1>
             
1   Ameijden, Pieter van, regent van 1796-1804  
2   geb. L., ged. L.MK. 12.7.1744, hervormd  
3   overl. L. 20.1.1823, woonde bij overlijden op het Utrechtse Veer  
4   boekhouder van het middel op het gemaal op het kantoor van de gaarder [belastingontvanger] 1795-1810  
5   hoofdgaarder van de collecte aan de N. Rijn aan het Utrechtse Veer 1795-1810  
6   adjunkt stads-klokkenist 1795-1810  
7   secretaris van het comité des fourages et vivres 1795  
8   gecommitteerde tot het concipiëren van een concept stedelijk regerings-reglement dec. 1795  
9   geadsumeerde [toegevoegd] van den rentmeester Hoog-Heenraden 1796  
10   lid van de gemeenteraad 1820-1822  
11   ontvanger van 's rijksbelastingen 1822  
12   honorair lid vanaf 1784 en secretaris in 1787 van de Sociëteit van Wapenhandel, onder de spreuk: 'Voor Vrijheid en Vaderland, binnen Leyden', staande op de naamlijst der officieren, onderofficieren, schutters van de schutterij welke ter remplassering op den 13 oktober 1786 naar Utrecht vertrokken: als scriba en commanderend officier van de schutterij aan de Hogewoerds Poorts op 26 september 1787  
13   begunstigd lid van de Maatschappij der Wis-, Bouw-, Natuur- en Tekenkunde onder de spreuk 'De Wiskunde is de moeder der Weetenschappen' 1794  
14   zoon van Arie van Ameijden en Elisabeth de Gauwer  
15   x ot. L. 13.2.1766, aang. 13.2.1766, 3e klasse, (2 x 6 gulden), Maria Hoogenstraten, wed. van Anthonij Tijken, ged. L. Luthers 2.2.1743 priv overl. L. 26.4.1831 (88 jaar), dochter van Gerrit Hoogenstraten en Elisabeth Wonderlijk  
16   a. Maria Elisabeth
ged. L. MK. 17.5.1767
 
17   b. Pieter
ged. L. HK. 4.4.1769
beg. L. HK. 11.18/4.1772
aang. 16.4.1772, kind van Pieter van Ameyden, boekhouder op het comptoir van de beschreven middelen, genoemd Pieter, 3e klasse (6 gulden)
 
18   c. Johannes
ged. L. LK. 30.12.1770
beg. L. HK. 19/26.6.1773; aang. 24.6.1773, kind van Pieter van Ameyden, boekhouder op het comptoir van de beschreven middelen, genoemd Johannes, 3e klasse (6 gulden), nader aangegeven in de [2e klasse] (15 gulden)
 
19   d. Arij
ged. L. HK. 30.5.1773
 
20   e. Pieter
ged. L. HK. 16.2.1775
 
21   f. Nicolaas
ged. L. PK. 7.5.1777
 
22   g. Johanna
ged. L. HK. 3.6.1779
 
             
 

 

Ameijden: Notitie 1
<pers
2>
             
1   Anthonij Tijken, vleeshouwer, jongem. van Leiden, wonende op de Nieuwe Rijn omtrent het Utrechtse Veer, vergez. van Grietje de Groot zijn moeder wonende alsvoren.  
2   x ot. L. 8.4.1763, hervormd, Maria Hoogenstraten, jonged. van Leiden, dochter van Gerrit Hoogenstraten en Elisabeth Wonderlijk.  
             
   
ELO, Trouwregisters.
 
 

 

Ameijden: Notitie 2
<1
3>
             
1   Pieter van Ameyden afkomstig uit Breda en overleden voor 1831.  
             
   
Haan, S.W.M.A. den en P.M. Kann, Zucht om zich te oefenen in de lieflijke zangkunst. (Alphen aan den Rijn, 1996) 54.
 
 

 

Ameijden: Notitie 3
<2
4>
             
1   Pieter van Ameyden kocht in 1771 een huis in het bon 't Wanthuis, dat hij met zijn vrouw en kinderen bewoonde.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1762-1796, inv.nr. 1680, nr. 10.
 
 

 

Ameijden: Notitie 4
<3
5>
             
1   Pieter van Ameyden kocht op 1-7-1794 een huis in gebuurte Hartenburg (Rijnstraat, Binnenvestgracht, Nieuwe Rijn en Nieuwe Hogewoerd) dat hij met zijn vrouw en drie kinderen bewoonde.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1762-1796, inv.nr. 1839, nr. 10.
 
 

 

Ameijden: Notitie 5
<4
6>
             
1   Pieter van Ameyden, stemgerechtigde was eigenaar van een huis op de Nieuwe Rijn. Dit huis bewoonde hij met zijn vrouw en drie kinderen, te weten Arie en Pieter (beiden stemgerechtigd) en zijn dochter Johanna. Geen dienstboden. Datum inkomst: 1-12-1796.  
             
   
ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1926, buurt 36, nr. 4.
 
 

 

Ameijden: Notitie 6
<5
7>
             
1   In 1818 woonde Pieter van Ameyden met zijn vrouw en dochter op het Utrechtse Veer.  
             
   
ELO, Volkstelling 1818, wijk 3, nr. 17.
 
 

 

Ameijden: Notitie 7
<6
8>
             
1   Op 27-5-1796 werd door Huibert van Eek, als gemachtigde van juffrouw Elisabeth van der Spek, weduwe en enige erfgenaam van Pieter Looij uit de hand verkocht en in volle eigendom op te dragen en over te geven bij dezen en ten behoeve van Pieter van Ameyden voor 600 gulden, een speeltuin met desselfs tuinhuis, poting en planting daarinne, staande en zijnde gelegen buiten de Hogewoerdsepoort der stad Leiden aan de Hoge Rijndijk, in het ambacht Zoeterwoude, groot 57 roeden. Belend ten noorden door de Rijn, ten westen door Over Raam, ten zuiden door de Heereweg en ten oosten door de Kolfbaan, zijnde dit perceel belast met een recognitie [bedrag dat men op gezette tijden ter erkenning van een recht betaalt] van tien stuivers per jaar, aankomende het Catharina Gasthuis binnen de stad Leiden.  
             
   
ELO, archief Zoeterwoude, schout en schepenen 1578-1811, nr.103, f. 17-17a.
 
 

 

Ameijden: Notitie 8
<7
9>
             
1   Aan het committee van Algemeen Welzijn.  
2   Medeburgers!  
3   De zeer verdienstelijke medeburger Pieter van Ameyden is alhier bij het Comité van Fourages et Vivres en Noodwendigheden voor onze Franse medebroeders als amanuensis [secretaris] geplaatst - in welke post hij voor als nog onmisbaar is. Deze mede-burger is tevens boekhouder van het middel op het gemaal ten comptoire van de gaarder [ontvanger van accijnzen] Van der Moer. De opziender Van der Stengh [sn.] heeft begeert dat daar hij in het Comité geemploieerd wordende en niet op het comptoir van het gemaal kon verschijnen, dat hij Van Ameyden uit het Committee zoude vertrekken. Wij hebben ons uit hoofde van zijn bekwaamheden voor dit committee geinformeerd en bevonden dat hij vooral nu de vrijdoms zijn afgeschaft nog gemakkelijk voor enige weken op het comptoir van het gemaal alwaar behalve de gaarder nog 5 bedienden zijn, kan worden gemist. Doch nadien wij beducht zijn dat Van der Stengh [sn.], de opziender, misschien nader zoude aandringen dat Van Ameyden buiten het Committee moest, zo hebben wij op uiterlijk verzoek van het voorn. Committee geoordeeld U te verzoeken den voorn. opziender Van der Stengh [sn.] te doen injurieeren de voorn. Van Ameyden ter hulpe en diensten van het voorn. Committee voor nog enige tijd te laten blijven.  
4   Leiden 24-2-1795.  
5   De Provisionele Raad der gemeente van Leiden.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 616.
 
 

 

Ameijden: Notitie 9
<8
10>
             
1   De burger Van der Stengh [sn.] hier geweest zijnde voor het comité [van fourages en vivres] heeft gedeclareerd, dat hij reeds met de burger Van der Moer geconvenieerd was, dat de burger P. van Ameyden hier aan het comité zou kunnen blijven tot in het begin van juni, als zijnde arrangementen genomen dat zijn werk op zijn comptoir zou waargenomen worden.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr.2782, verg. comité des Fourages et Vivres d.d. 25-3-1795.
 
 

 

Ameijden: Notitie 10
<9
11>
             
1   Request van P. van Ameyden aan de representanten der gemeente van Leiden.  
2   Mede-burgers.  
3   Daar de omstandigheid waarin ik met betrekking tot de waarneming van 's lands dienst mij thans bevinden van dien aard is, dat ik binnen weinige dagen de door U aan mij opgedragen post wederom in den schoot van ulieden zal moeten nederleggen, zo heb ik mij verplicht geacht U daarvan te moeten kennis geven ten einde met den eersten naar een geschikt voorwerp ter vervulling van die moeilijke post om te zien. Ik bied mij intussen aan om zoveel mijn tijd mij overlaat, mij ten diensten van de belangen van mijn stad en mede-burgers te laten gebruiken.  
4   Eindelijk verzoek ik dat de Raad mij nadat ik aan de leden van het comité van vivres en fourages zal hebben gedaan rekening van mijn gehouden administratie wegens de gehad hebbende ontvangsten en uitgave wel zal gelieven te geven zodanig een acte van aquit als gijlieden tot mijn dechargie zult nodig oordelen te behoren.  
5   Leiden 7-5-1795. P. van Ameyden, uw mede-burger.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 2782.
 
 

 

Ameijden: Notitie 11
<10
12>
             
1   Aan den Provisionele Raad der stad Leiden.  
2   Het request van de burger P. van Ameyden waarbij dezelve zijn ontslag verzoekt als secretaris van het comité van vivres en fourages in onze handen gesteld zijnde om te dienen van pre-advies, zo heeft het comité de eer daaraan bij dezen te voldoen. Zij betuigt hoe gaarne zij gewenst hadden dat de burger Van Ameyden langer in dien moeilijke post had kunnen continueren, zij echter van oordeel is, dat aan het billijk verzoek van de burger Van Ameyden behoort te worden voldaan, te meerder daar denzelve heeft aangenomen om zoveel zijn tijd en omstandigheden het toelaten zijn diensten ten behoeve van deze stad en burgerij te zullen presenteren. Nadat ook de burger Ten Brink deze post afwees, zo neemt het comité de vrijheid den Raad voor te dragen of dezelve zou kunnen goedvinden dat de burger W. Pottum tot de waarneming van die post te engageren. Eindelijk zou het comité van oordeel zijn, dat aan het laatste verzoek bij de memorie van den burger Van Ameyden gedaan, namelijk dat aan hem na gedane verantwoording van zijn gehouden administratie tot zijn decharge vanwege deze Raad behoorde te worden gegeven behoorlijke acte van aquit en hiermede vertrouwt het comitaan hunnen last voldaan te hebben.  
3   Leiden 8-5-1795. Uw mede-burgers, de leden van het comité van vivres.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 2782.
 
 

 

Ameijden: Notitie 12
<11
13>
             
1   De leden door dit comité tot Asumptie aan den Raad voorgesteld en goedgekeurd zijn de burgers P. van Ameyden e.a. De burger Van Ameyden heeft deze post aangenomen onder reserve. Dat zo niet zijn werkzaamheden bij het Gemeneland worden geroyeerd hij van deze post zal ontslagen zijn.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr.2782, verg. comité des Fourages et Vivres d.d. 4-6-1795.
 
 

 

Ameijden: Notitie 13
<12
14>
             
1   Op 11 december 1795 besloot de Raad een commissie van 17 personen, 5 raadsleden en 12 uit de burgerij (o.a. Van Ameyden) samen te stellen om een concept voor een nieuw stedelijk regerings-reglement op te stellen, nadat het vorige reglement was verworpen. De leden uit de burgerij waren bijna allen homines novi uit de kring der burgervergadering en de gildebesturen.  
             
   
Blok, P.J., Geschiedenis eener Hollandsche stad. Eene Hollandsche stad in den nieuweren tijd. ('s-Gravenhage 1918) dl. IV, 45.
 
 

 

Ameijden: Notitie 14
<13
15>
             
1   En heeft de vergadering na deliberatien goedgevonden en verstaan te horen een der leden van de atillerie-commissie  
2   van het gewezen Genootschap voor vrijheid en Vaderland P. van Ameyden teneinde ook hieromtrent de nodige informatie te krijgen.  
             
   
ELO, SA II, inv.nr. 635, verg. comitvan algem. belang, d.d. 18-11-1796.
 
 

 

Ameijden: Notitie 15
<14
16>
             
1   Het Genootschap voor Vrijheid en Vaderland was een fusie van het burgervrijcorps, opgericht in 1783 en het vrijcorps van schutters. De beide vrijcorpsen gingen op 16 maart 1784 een fusie aan. Voortaan was sprake van Sociëteit van Wapenhandel onder de zinspreuk 'Voor Vrijheid en Vaderland'. Op 24 juli 1784 erkende de stadsregering dit exercitiegenootschap officieel.  
             
   
Maanen, R.C.J. van, 'Leidse Patriotten 1787-1795' in: Holland, regionaal historisch tijdschrift 19 (1987) 246-258.
 
 

 

Ameijden: Notitie 16
<15
17>
             
1   Brief van P. van Ameyden aan de Raad der gemeente Leiden, d.d. 14-11-1797.  
2   Het was niet dan met het levendigste gevoel van aandoening en leedwezen dat wij ontwaar werden, dat onze waardige mede-regent de burger Waltherus Knollaardt door de stemgerechtige burgers tot een hunner vertegenwoordigers in de Raad dezer gemeente was verkoren. Een verlies dat wij betreuren en waarom? Omdat wij deze wardige burger door zijn belangeloze ijver en het helpen bevorderen der wezenlijke belangens van de aan onze vaderlijke zorg toevertrouwde wezen zich in ons midden had verdienstelijk gemaakt. Dan burgers raden het is ter voldoening van ulieder decreet en onze instructie dat wij de eer hebben aan ulieden ter vervullng van de daardoor vacerende post van regent aan te bieden de navolgende nominatie van drie burgers te weten,  
3   Adriaan Isaac Burgittus Drabbe,  
4   Albrecht van der Burgh  
5   Jan van Lelyveld Pauluszoon.  
6   Verzoekende de raad om hieruit te doen een keuze en daarvan zonder resumptie te verlenen extract resolutie.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 286.
 
 

 

Ameijden: Notitie 17
<16
18>
             
1   De heer regent Ameyden op zijn verzoek ontslagen als regent van dit godshuis komt ten dien opzichte bij regentessen op een vriendelijke wijze afscheid nemen, hetgeen regentessen op gelijke wijze beantwoorden.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 198, verg. 4-6-1804, art.4.
 
 

 

Ameijden: Notitie 18
<17
bron>
             
1   Brief van P. van Ameyden.  
2   Beste vrienden,  
3   Gode zij dank mijn warde echtvriendinne bevindt zich wenselijker wijs buiten gevaar en hij die haar aan mijn wensen en gebeden heeft wederschonken, zal ook haar zo ik hoop van haar dodelijke zwakte herstellen. Ontvang mijne waarde vrienden bij de aanvang van dit jaar mijn oprechte wens, godsdierbaarste zegen rustte bij vernieuwing op u, geniet bij voortduring en onafgebroken al datgene wat u dit leven kan veraangenamen, wat uw eeuwige geluksstaat kan volmaken, blijf nog lange de toevlucht der wezen, de troost der ouderlozen en smaakt aanhoudend dat genoegen die overtuiging van aan dezelve te hebben welgedaan en hoe zalig zal uwlieden deze overtuiging niet zijn in de dag der toekomst onzer heer. Ik beveel mij in de voortduring van uwe mij dierbare vriendschap en noem mij met de meeste achting, U liedenoprechte vriend, Pieter van Ameyden.  
4   d.d. 1 jan. 1805.  
             
   
ELO, HGW, inv.nr. 318.
 
 

 

Ameijden: Bronnen
             
1   ELO, Doop-, trouw- en begraafregisters.
2   ELO, Recht. Arch., inv.nr. 211, Impost op het trouwen, 3e klasse, 1759-1795, nr. 18.
3   ELO, Recht. Arch., inv.nr. 213, Impost op het begraven 3e klasse, 1765-1780, nr. 44.
4   ELO, Liste Civique de la commune de Leide 1811, nr. 2000.
5   ELO, Herenboekjes.
6   ELO, Archief Leidse Schutterij, inv.nr. 189, 191.
7   ELO, Bibli. Leiden en omg., inv.nr. 64204 pf. Naamlijst van de honoraire leden van de Sociëteit van Wapenhandel, onder de spreuk: Voor Vrijheid en Vaderland, binnen Leyden. Opgericht den 16. maart 1784.
8   ELO, Archief MSG, inv.nr. 4b.
9   ELO, Bevolkingsregister 1762-1796, inv.nr. 1680, nr. 10.
10   ELO, Bevolkingsregister 1762-1796, inv.nr. 1839, nr. 10.
11   ELO, Bevolkingsregister 1796-1804, inv.nr. 1926, buurt 36,
12   nr. 4.
13   ELO, Volkstelling 1818, wijk 3, nr. 17.
14   ELO, Archief Zoeterwoude, schout en schepenen 1578-1811, nr. 103, f. 17-17a.
15   ELO, SA II, inv.nr. 616.
16   ELO, SA II, inv.nr. 2782.
17   ELO, SA II, inv.nr. 635.
18   ELO, HGW, inv.nr. 198, verg. 4-6-1804, art.4.
19   ELO, HGW, inv.nr. 286.
20   ELO, HGW, inv.nr. 318.
21   ELO, HGW, inv.nr. 4521, f. 324.
22   Blok, P.J., Geschiedenis eener Hollandsche stad. Eene Hollandsche stad in den nieuweren tijd. ('s-Gravenhage 1918) dl. IV, 45.
23   Haan, S.W.M.A. den en P.M. Kann, Zucht om zich te oefenen in de lieflijke zangkunst. (Alphen aan den Rijn 1996) 54.
24   Maanen, R.C.J. van, 'Leidse Patriotten 1787-1795' in: Holland, regionaal historisch tijdschrift 19 (1987) 246-258.
             
 

Publicatie Auteur Home

Leiden Weeshuis Regenten

Antoinette Frijns 2008 www.oudleiden.nl

 

 

 

 "Het zoet van de macht"
frn_intro
         
De regenten en regentessen van het Weeshuis in Leiden
in de periode 1788-1830

"Nooit is een revolutie zo snel verlopen. Zes dagen waren voldoende om de vijand alle provincies in handen te spelen." De vijand in dit uit 1795 stammende citaat zijn de Franse troepen gevolgd door de patriotten.

Deze laatste groep eiste het aftreden van de vroedschap of veertigraad, het hoogste bestuurscollege van de stad, en de overdracht van het gezag aan een nieuw, voorlopig bestuur. De patriotten kregen hun zin: een volksvergadering in de Marekerk koos een provisionele raad die meteen op 19 januari 1795 in functie trad. Uit de personele samenstelling van de provisionele raad blijkt dat er een breuk met het verleden was omdat aan de monopoliepositie van het gereformeerde patriciaat, waaruit de veertigraad was samengesteld, een einde kwam.
Anderzijds was voorlopig sprake van een zekere continuïteit want personen, die een ambt in de 'smalle diensten' zoals het regentenschap van het weeshuis bekleedden, bleven in functie tot een herziening van het reglement op de begeving van ambten gereed was. Dit regentschap behoorde niet tot de topambten, zoals dat van lid van de veertigraad: het was in het gunstigste geval een opstap naar deze functies. Voor de meeste mannen die in de achttiende eeuw tot regent van het weeshuis werden benoemd, was dat ambt echter een eindfunctie. Voor regentessen bestond uiteraard nadat zij in het bestuur van het weeshuis hadden gezeten geen belangrijker functie want vrouwen bezaten geen kiesrecht, ook niet in de Bataafs-Franse Tijd en het Koninkrijk.
         
Conclusie
         
De politieke omwenteling in Leiden op 18 januari 1795 had niet direct gevolg voor het regentencollege van het weeshuis als bestuursinstelling. Het college bleef, anders dan de veertigraad, bestaan. Wel werden voor de bestuursfuncties nieuwe benoemingscriteria vastgesteld. Eerst na een jaar, in februari 1796, toen het politieke klimaat steeds democratischer werd, werden de regenten ontslagen en vervangen door nieuw benoemden. Deze hadden de juiste politieke overtuiging; de meerderheid van hen was al in de patriottentijd (1780-1787) politiek actief. Maar de groep miste veelal bestuurservaring en was niet afkomstig uit het oude regentenpatriciaat.
In het nieuwe stedelijk reglement van 1803 werd het ambt van regent van het weeshuis tot de ereambten gerekend. Vanaf die tijd werden, bij het ontstaan van vacatures, weer ervaren bestuurders in het college benoemd. Na 1806 kwamen enkele leden van oude Leidse regentengeslachten weer in het bestuur. De meeste na 1806 benoemde regenten hadden echter geen familierelatie met oude Leidse regentengeslachten.
In de privésfeer conformeerden de regenten uit de periode 1788-1830 zich aan de heersende moraal. Zij vonden hun partner in de eigen welstandsgroep en trouwden volgens het gangbare huwelijkspatroon: de man was meestal ouder dan zijn bruid en het eerste kind werd ruim een jaar na de huwelijksdatum geboren. Bij enkelen is bewijsbaar dat ze een huwelijk uit liefde sloten. Bij anderen ontbreken aanwijzingen hiervoor. Hun vrije tijd brachten zij door met lezen, musiceren en het spelen van een partijtje schaken of dammen. De ontspanningsliteratuur werd geleend van het leesgezelschap waarvan de regent lid was. De heren gingen naar hun sociëteit. In de zomer trok men naar buiten om te tuinieren of om in zijn 'speeltuin' te genieten van de frisse lucht en de rust. Ook in de begrafenisgebruiken volgden de regenten en hun partners de mode van hun tijd. In plaats van rouwbrieven te sturen, maakten ze het overlijden van hun dierbaren bekend via rouwadvertenties in de kranten en als vertegenwoordiger van de elite kregen ze een deftige begrafenis.
De genootschappen en sociëteiten, waarvan de regenten/echtgenoten van regentessen lid waren, vormden netwerken van informele contacten en vervingen in zekere zin het familienetwerk.
De verschillen tussen de oude oranjegezinde en de nieuwe patriotse regenten waren niet groot. Het lidmaatschap van gezelligheidsverenigingen verving het familienetwerk en er kwam meer spreiding in de verschillende beroepssectoren. Daarmee valt ook de wat geringere welstand van de nieuwe regenten en de mannen van de regentessen te verklaren. Bij vergelijking tussen de oude oranjegezinde en de nieuwe patriotse regenten gelden voor de monarchale regenten kenmerken die men ook vóór 1796 aantreft. De meerderheid van hen was weer Leidenaar, welgestelder dan hun patriotse voorgangers en in het bestuur nam men ook weer leden van oude Leidse regentenfamilies op. Maar het overheersende beeld tussen de drie groepen weeshuisregenten en de mannen van de regentessen tussen 1788 en 1830 is er een van continuïteit: de elite bleef aan de macht ook al wisselde zij van personele samenstelling.
 
Antoinette Frijns   Publicatie
Leids Jaarboekje 2004
 
frn_intro
 

 

Publicatie Auteur
Leiden Weeshuis Regenten Antoinette Frijns
2008