Jan van Hout

VAN BLEYSWIC

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN BLEYSWIC

I. JACOB CLAASZ. VAN BLEYSWIC

ovl. tussen 9 jan. 1342 en 22 sep. 1343 (Ke. 493 f. 61), begr. St. Pancraskerkhof (Ke. 415 f. 48v.).

huis- en rentebezit: 9 jan. 1342 10 s.g.g. op een half huis en erf op de hoek van de Oude Rijn, de andere helft behoorde aan Jacob zelf toe (Ke. 493 f. 61; overdracht van deze rente door zijn zoon Claas 7 dec. 1358, zie ald.).

familie:

tr. Wendelmoed, wrsch. ovl. voor 7 dec. 1358 (overdracht van een rente die aan haar toebehoorde door haar zoon Claas); begr. St. Pancraskerkhof (Ke. 415 f. 48v.). Zij bezat 10 s.g.g. rente op een huis en erf op het Hogeland (22 sep. 1343, Ke. 493 f. 61); deze werd 7 dec. 1358 door haar zoon Claas overgedragen (zie ald.).

kinderen:

1. Heer Claas Jacobsz., volgt II.

2. Pieter Jacobsz. van Bleyswic

ovl. tussen 14 nov. 1367 en (wrsch.) 18 sep. 1380 (Ke. 415 f. 91v. en 493 f. 30).

functies:

klerk ter kanselarij te 's-Gravenhage (Ke. 493 f. 61v.); verm. als clericus uxoratus 24 aug. 1366 (Ke. 982 en 991). Ontving van de graaf 3 feb. 1356 een kapelanie in de kerk te Dordrecht, deed daarvan voor 17 jan. 1359 afstand (Van Riemsdijk, Tresorie, 79).

landbezit:

is hij de Pieter van Bleyswijk die 4 dec. 1362 6 morgen land van de graaf in leen ontving? (GvH. 226 f. 79).

borgstelling:

? 5 juni 1365 Claas Jansz., van Zoetermeer (Secr. 19 f. 3).

varia:

bracht heer Adam van Catwic in de klerkenkamer te 's-Gravenhage een oogkwetsing toe; in deze kwestie werd 17 dec. 1357 een scheidsrechterlijke uitspraak gedaan, waarbij o.m. werd bepaald dat Pieter 50 s.g.g. aan renten diende te betalen, voor een memorie in de St. Pieterskerk voor heer Adam (Ke. 493 f. 61v.). Ingevolge dit zeggen droeg zijn broer heer Claas renten over (zie ald.).

familie:

dochter:

Wendelmoed, verm. 18 sep. 1380 (Ke. 493 f. 30).

3. Aleidis

verm. 14 nov. 1367, ovl. voor 20 apr. 1377 (Ke. 415 f. 91v. en 493 f. 30).

woonhuis:

het woonhuis van een van de zusters van heer Claas van Bleyswic was 28 juni 1376 gelegen aan Hogelandskerkgracht (W. 428 f. 38).

familie:

tr. Herman. Zoon:

a. Heer Nanno Hermansz.

jong ovl. 17 okt. 1399, begr. in het graf van zijn oom heer Claas (Ke. 416 f. 29v.).

functie:

kanunnik op St. Gregoriusprebende in St. Pancraskerk, daartoe bij testament door zijn oom aangewezen - na diens dood - (Ke. 416 f. 29v., 418 f. 109 en 493 f. 30).

schenking:

het jaar van gratie van zijn prebende (Ke. 416 f. 29v.).

4. Geertruud Jacobsdr.

ovl. na 27 jan. 1415 (RA. 50 f. 141).

rentebezit:

43 s.g.g. met houde op een erf te Leiden, verm. 27 jan. 1415 (RA. 50 f. 141).

familie:

tr. Gerrit Jansz. (Ke. 7 f. 70); Aagte Jacobs Malen' echtgenote was wrsch. haar verwante (ibidem). Zoon:

a. Heer Jan Gerritsz.

ovl. 14 dec. 1433, plotseling, begr. St. Pancraskerk in het graf van zijn oom heer Claas (Ke. 416 f. 90).

functie:

kanunnik van St. Pancraskapittel (Ke. 416 f. 90); verm. 23 dec. 1401 als rentmeester van het kapittel; trad o.m. 4 okt. 1421 en 7 mrt. 1429 namens het kapittel op (Ke. 416 f. 41, 493 f. 102 en 99v.).

5. Elisabeth

verm. 14 nov. 1367 en 18 sep. 1380 (Ke. 415 f. 91v., 493 f. 30).

II. HEER CLAAS JACOBSZ. VAN BLEYSWIC

ovl. 14 okt. 1380 te Leiden, begr. St. Pancraskerk (Ke. 415 f. 68v. en 73).

functies:

priester (verm. sinds 15 sep. 1356, Ke. 493 f. 29v.), pastoor en kanunnik van St. Pancras 1366-74 (Leverland, 'Pastoors van St. Pancras', 68, dezelfde, 'Inquisitio conexuum', 88); notaris, verm. voor 7 juni 1376 (Ke. 415 f. 50); pastoor van Warmond sinds 1378 (Leverland, 'Inquisitio conexuum', 88).

woonhuis:

aan Hogelandskerkstraat, 'apud castrorum'; woonde daar reeds bij de stichting van het kapittel (Ke. 493 f. 30). Dit huis was missch. afkomstig van zijn vader (zie ald.); 20 apr. 1377 beschikte hij bij testament over dit huis t.g.v. zijn verwanten (Ke. 493 f. 91v.). Zijn huis belendde 17 dec. 1381 aan een schuur aan de Oude Rijn (W. 428 f. 42v.).

huisbezit:

een huis en 2 hofsteden aan de Middelwech, op het Hogeland, 2 mei 1364 verkocht tegen een rente van 10 s. 5 p.g.g. (Ke. 493 f. 29v.). Wrsch. vestigde hij op dit huis 7 dec. 1358 een rente van 17 p. t.b.v. de priesters van St. Pieterskerk (Ke. 493 f. 61v.).

landbezit:

* 7 nov. 1368 3 morgen land te Benthuizen, gekocht t.b.v. zijn prebende (Ke. 493 f. 28v.).

* 20 nov. 1369 4 morgen land te Maasland, gekocht t.b.v. zijn prebende (Ke. 493 f. 28v.).

* 1 mei 1373 1½ morgen land aan de Rijn te Oegstgeest; hierop behield Hendrik van Alkemade 30 s.g.g. rente; dit land kocht hij t.b.v. zijn prebende (Ke. 493 f. 29).

* 3 morgen land te Wassenaar, onder Santhorst, gemeen gelegen met land van Jan Hugenz., voor 5 okt. 1369 gekocht (bij testament van 20 apr. 1377 bestemd voor de vicarieën van mr. Andries; Ke. 415 f. 27 en 493 f. 30).

rentebezit:

* 15 sep. 1356 12 s.g.g. met houde op een huis en erf te Marendorp, 17 juli 1374 overgedragen aan zijn prebende (Ke. 493 f. 29v.).

* 10 apr. 1358 een pandrente van 5 s. 7 p.g.g. op een huis en erf te Leiden (Ke. 493 f. 61).

* 1 juni 1358 3 s.g.g. op een huis en erf aan de Vollersgracht (Ke. 493 f. 61).

* 7 juni 1358 1 £ g.g. op het huis en erf van Jacob Rembrand Vinkenz.z. aan de Vollersgracht, gekocht van deze (Ke. 493 f. 61).

Laatstgenoemde 3 renten, alsmede 2 renten bij zijn ouders vermeld, droeg hij 7 dec. 1358 over aan heer Pieter den Hoesche, t.b.v. een verdeling onder de priesters (zie bij zijn broer Pieter; Ke. 493 f. 61).

* 2 mei 1364 10 s. 5 p.g.g. spruitend uit de verkoop van een huis (zie boven), 17 juli 1374 overgedragen aan zijn prebende (Ke. 493 f. 29v.).

* 18 feb. 1374 40 s.pay. op 4 morgen land te Nieuwkoop (Ke. 493 f. 29v.).

* ½ van 5 £ pay. rente, geschonken aan de huiszitten van St. Pancrasparochie (1378, Ke. 415 f. 61v.).

schenkingen:

* 1375 10 pay. aan St. Pancraskapittel voor het houden van de memorie van zijn ouders, broer en zusters (Ke. 415 f. 48v.).

* 7 nov. 1376 10 £ pay. aan St. Pancraskapittel; uit de opbrengst diende op de feesten van Translatio Martini en St. Bernardus 10 s.pay. te worden besteed aan uitdelingen onder de kanunniken (Ke. 415 f. 50v.).

* 1377 10 £ pay. aan het kapittel, t.b.v. de viering van de feesten van St. Alexis en Johannes Onthoofding (Ke. 415 f. 52).

* 1378 10 £ pay. aan het kapittel t.b.v. de viering van de feesten van Divisio Apostolorum en het Octaaf van Maria Geboorte (Ke. 415 f. 58v.).

stichtingen:

1366 de kanunniksprebende van St. Gregorius (Leverland, 'Inquisitio conexuum', 88). Regelde 15 nov. 1367 de collatie; eerste collator zou zijn broer Pieter zijn, gevolgd door zijn zusters Aleidis, Gertrudis en Elisabeth en tenslotte de oudste wettige zoon of dochter van zijn broer Pieter (Ke. 415 f. 91v.).

varia:

testeerde 20 apr. 1377 (met bepalingen betreffende zijn huis, zijn land te Wassenaar en zijn prebende, zie hoger) en 18 sep. 1380 (liet daarbij voor zijn memorie het gratiejaar van zijn prebende na, d.i. 10 £ pay., waaruit 6 £ pay. bestemd was voor O.L.V.kerk om er een rente van 10 s. mee te kopen - ook deze kerk deed zijn memorie (Ke. 415 f. 73, NH. Kerkvoogdij 2032 f. 45v.) -; vermaakte het gratiejaar van zijn cure te Warmond aan het kapittel voor zijn memorie (1 £ pay., Ke. 415 f. 68v.), zijn dienstmaagd Katrine o.m. 1 £ pay. rente, heer Simon Jansz. 10 s.pay. rente, Gijsbrecht van Leiderdorp 10 s.pay. rente, het Agnietenbegijnhof 10 s. rente en voor de viering St. Maartensfeest door het kapittel 5 s.pay. rente (Ke. 493 f. 30).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

HENDRIK BOKEL

 

Previous PageHome PageNext Page


HENDRIK BOKEL

ovl. 1412-13 (Ke. 323 (9) f. 10).

functie:

schepen 1385-86, waardijn van de draperie, verm. 26 mei 1401 (RA. 2 f. 108).

beroep:

drapenier (vgl. zijn optreden als waardijn en zijn bezit van een raamstede, zie hierna). Handelde op Engeland (20 mrt. 1379 gearresteerd op de Theems wegens ongeoorloofd vervoer van gelden; Smit, Bronnen handel met Engeland, I 333 noot 1).

woonhuis:

op zijn huis, dat Morsiel had toebehoord, rustte 1380 een rente van 4½ s.g.g. t.b.v. de H. Geest (W. 1765 f. 8); woonde 1407-08 in het Kerkhofbon (Ke. 323 (7) f. 49).

huisbezit:

5 mei 1398 een huis aan de straat van Marendorp; hierop bezat hij reeds een pandrente (zie rentebezit).

landbezit:

* 3 morgen land aan de Papenweg te Voorschoten, grfl. leen; beleend 1390 met ledige hand (GvH. 708 f. 7); door hem 22 okt. 1410 opgedragen t.b.v. een ander (GvH. 229 f. 63v.).

* 5 hond land te Zoeterwoude, bij Leiden, m.i.v. 22 feb. 1378 gehuurd van de H. Geest voor 5 jaar (W. 1765 f. 15).

* 5 feb. 1374 een erf aan de Vollersgracht, bij de koop door hem belast met 1 £ g.g. rente (Ke. 80).

* 16 aug. 1388 een erf in de Herencamp, gekocht van de Duitse Orde (DuO. 2092).

* 4 erven tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, waarop een rente t.b.v. St. Pieterskerk, verm. 1398-99 en later (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek.). Hiervan verkocht hij 1407-08 een erf; inmiddels stond daar een kamer op (Ke. 323 (7) f. 10 en (8) f. 15).

rentebezit:

* 22 mrt. 1373 18 s. 4 p.pay. op een huis en erf aan de Breestraat, 27 mrt. 1375 overgedragen (W. 428 f. 58v.-59).

* 29 sep. 1396 een schuldbrief van 10 £ pay., na panding 17 mrt. 1397 een pandbrief van 31 s. 6 p.pay. op een huis aan de straat van Marendorp, dat hij 5 mei 1398 kocht (zie boven; RA. 50 f. 19).

schenking:

1410 30 £ pay. voor zijn memorie aan St. Pieterskerk (Ke. 323 (8) f. 13v., vgl. Ke. 7 f. 23).

borgstelling:

* 18 dec. 1372 Jan van den Broic (Secr. 19 f. 35v.).

* 28 sep. 1386 Coenraad Costijnsz. (Secr. 19 f. 75).

* 5 juli 1394 Claas Claasz. (Secr. 19 f. 101).

varia:

zegel: een leeuw, hartschild de Leidse sleutels (Ke. 699, 26 jan. 1386). Pachtte van de graaf van Blois 1368 een tiende bij de Leidse stadspoort en 1371 het zgn. middelblok, beide te Zoeterwoude (Gr.v.Blois 96 f. 9 en 99 f. 10); pachtte 1382 de Leidse gruit en hop (GvH. 1462 f. 8v.); 31 juli 1392 pachter van de wollenellemaat samen met Bertelmeeus IJmmenz., voor 1 jaar, van de molenaccijns 19 feb.-16 apr. 1399 en van de wol- en velleaccijns 16 apr.-10 juni 1399 (Rek. Lei., I 5 en 57).

familie:

was zeker verwant met de zusters Agatha en Bartraad Bokelsdrs., verm. 9 dec. 1339, toen de laatste in het bezit was van 40 s. Holl. rente p.j., grfl. leen, gevestigd op land aan de Papenweg te Voorschoten, dat bij haar kinderloos ovl. mocht vererven op haar zr. Agatha (GvH. 218 f. 25v., zie Hendriks landbezit). Tr. Aagt (Ke. 7 f. 23), verm. als weduwe 1412-13 (Ke. 323 (9) f. 10) en 1417-18 (Ke. 323 (11) f. 14v.), huurde toen een erf van St. Pieterskerk zoals haar man tevoren.

kinderen:

1. Pieter

verm. 1417-18 als huurder van een erf van St. Pieterskerk, zoals zijn vader tevoren; zijn huis stond daarop (Ke. 323 (11) f. 14v.).

2. Traveis

verm. 1417-18 als huurder van een erf van St. Pieterskerk, zoals zijn vader tevoren (Ke. 323 (11) f. 14v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

JAN JACOBSZ. BLIJFHIER

 

Previous PageHome PageNext Page


JAN JACOBSZ. BLIJFHIER

ovl. 29 aug. 1397 (Weesk. 608 f. 1v.).

functie:

homan van het Wolhuisvierendeel na 1392 (Secr. 84 f. 271).

beroep:

drapenier; voer van Vlaanderen op Schonen, kocht ald. haring als retourvracht (Weesk. 608 f. 3v., 4 en 8v.); tevens wijnkoper? Westerman, Landsheerlijke riviertollen, 57, noemt Jan Jacobsz., afkomstig van Leiden.

woonhuis:

aan St. Nicolaasgracht (Secr. 19 f. 69, 23 juli 1385); 14 nov. 1392 verm. als 'op Gansoerde' (Secr. 19 f. 95).

huisbezit:

* een huis en erf - met goede kamer achter op het erf - aan de Breestraat. Hierop had St. Pieterskerk 2 s.g.g. met houde en 16 s.pay.; verder rustte er 70 groten rente op. Van het huis hingen de volgende renten af: 6 s.g.g. rente met de houde, op een huis en erf van Louwe Jan Bettenz.z. 9 s. 8 p.pay. met houde, verder 10 s.pay. en 9 s. 8 p.pay. renten met houde (Weesk. 608 f. 1v.).

* een huis en erf aan de Mare; hierop had Frank IJsac 20 s.pay. met houde; wrsch. uitgegeven tegen 40 s.pay. rente (Weesk. 608 f. 1v. en 3v.).

* een huis en erf in Grisoord; hierop had Jan Costijnsz. van der Bregghe 42 s.pay.; van dit huis hingen de volgende renten af: 20 s., 20 s. en 12 s., alles pay. met houde (Weesk. 608 f. 2).

landbezit:

een leeg erf van ca. 93 gaarden, aangenomen van St. Pieterskerk tegen een rente met de houde (Weesk. 608 f. 2; verm. van zijn kinderen; uitgegeven, vgl. Ke. 323 (1) f. 8v. en volgende rek.; 1407-08 niet meer in hun handen, Ke. 323 (7) f. 11v.).

* een gedeelte van 4 akkers land te Zegwaard (Ga. 455 f. 85v.).

rentebezit:

* zie huisbezit.

* een schuldbrief van 16 £ pay. op een huis en erf te Leiden, dat 1397 werd verkocht; de brief werd uit de inboedel vereffend (RA. 50 f. 17v.).

borgstelling:

* 23 juli 1385 Willem Jacobsz. (Secr. 19 f. 69).

* 20 jan. 1391 Jan Dirk Pieter Willemsz.z. (Secr. 19 f. 69).

* 14 juli 1392 Meinaard Pietersz. (Secr. 19 f. 91).

* 14 nov. 1392 Claas Dirksz. (Secr. 19 f. 95).

* 2 jan. 1393 Albrecht Jansz. (Secr. 19 f. 52).

varia:

Leids poorter 17 mrt. 1381 (Secr. 19 f. 52). Was 2 feb. 1390 110 £ schuldig, samen met Bertelmeeus IJmmenz. en Simon Philipsz. (Secr. 84 f. 19v.). In het schot te Leiden werd hij voor 70 £ aangeslagen (Weesk. 608 f. 9v.).

familie:

zoon van Jacob Blijfhier en Katrine (Weesk. 608 f. 1v., 2v. en 11). Tr. Margriet, dr. van Huge Claasz. van der Burch (Weesk. 608 f. 1v., zie ald.). Kinderen (Weesk. 608):

1. Ermtruud

tr. Jacob Louweris Claasz.z. (zie ald.); zij ovl. voor 17 mei 1419 (Ke. 1035).

2. Katrine

tr. Jacob Willemsz. Na haar dood deelde haar man met Jacob Louwerisz. voornoemd 17 mei 1419 de nalatenschap van beide zusters; Jacob Willemsz. ontving daarbij 3½ morgen land te Gelderswoude en versch. renten op huizen en erven te Leiden, te weten: 20 s.pay. met houde op het huis en erf van Jan van Zijl, 20 s.pay. met de houde, 20 s. 4 p.pay. te Marendorp, 20 s.pay. met houde, 20 s.pay. met houde bij de Mare aan O.L.V.kerkhof, 10 s.pay., 13 s. 4 p.pay., 20 s.pay., 34 s., 12 s. 4 p., 10 s., 36 s. 6 p.g.g., 23 s. 4 p., 23 s. 4 p., 20 s. en 20 s. E.e.a. verkocht hij 13 nov. 1419 (Ke. 1035). Renten te Zevenhuizen (Grisoord, Leiden, 9, 15 en 15 s.g.g. met houde) verkochten beide zwagers reeds 25 sep. 1417 (zie Jacob Louweris Claasz.z. en vgl. het huisbezit van Jan Jacobsz. Blijfhier).

3. Lisebet.

N.B. Na de dood van hun vader traden vanaf 1397 als voogden voor hen op Huge Claasz. van der Burch (vanaf 1408 diens zoon Hendrik) en Jan Blijfhier Claasz., zoon van hun oudoom (Weesk. 608 f. 1v. en 32); aan de voogdij kwam in 1411 een einde (Weesk. 608 f. 32). De voogden kochten t.b.v. hen (Weesk. 608 f. 2v.): 2 morgen land te Alphen (1399), opbrengend 8 £ pay. p.j.; 3½ morgen land te Gelderswoude, gemeen gelegen met land van hun vaders moeder, opbrengend 3 £ 15 s.pay. p.j., 1399 gekocht voor 16 £ pay. per morgen (Weesk. 608 f. 10-11); 2 morgen land te Leiderdorp, gemeen gelegen met land van de Duitse Orde en Aarnd Jacobsz.'s erfgenamen, gekocht van Willem Vos; 40 s.pay. met houde op huizen en erven te Leiden; 20 s.pay. met houde, 20 s.pay. met houde, 23 s.pay. met houde, 23 s.pay. met houde en 20 s.pay. renten ald. T.b.v. zijn kinderen liet Jan Blijfhier een buidel met 100 oude schilden aan goud en zilver na (133 £ 6 s. 8 p.) bij zijn schoonvader (Weesk. 608 f. 3v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

HERMAN BITTER

 

Previous PageHome PageNext Page


HERMAN BITTER

ovl. voor 11 okt 1333 (Ke. 493 f. 38v.).

functie:

schepen 1321-22.

woonhuis:

zijn huis en erf was 11 okt. 1333 in handen van zijn weduwe (Ke. 493 f. 38v.).

familie:

tr. Katrine, ovl. na 11 okt. 1333 (Ibidem). Zij hertr. mogelijk Wouter van den Veen (zie ald.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

JAN BETTENZ. C.S.

 

Previous PageHome PageNext Page


JAN BETTENZ. C.S.

I. JAN BETTENZ.

ovl. na 29 juni 1370 (Secr. 19 f. 23v.)

woonhuis:

op Gansoorde; op dit huis schonk Trude, weduwe van Boudijn van Zwieten, haar kapelanieën 1 apr. 1359 10 s.g.g. rente (Ke. 1038).

borgstelling:

29 juni 1370 Engelbrecht Lambrechtsz. (Secr. 19 f. 23v.).

familie:

tr. Fye? (Ke. 415 f. 14).

Kinderen:

1. Willem Jan Bettenz.z., volgt IIa.

2. Gerrit Jan Bettenz.z., volgt IIb.

3. Louwe Jan Bettenz.z.

ovl. na 1407-08 (Ke. 323 (7) f. 13v.).

functies:

kerkmr. van St. Pieter 1402-03, homan van het Wolhuisvierendeel 1392 (Secr. 84 f. 271).

woonhuis:

aan de Breestraat; op zijn aangrenzend erf, waar hij ca. 1397 een huis op bouwde, had Jan Jacobsz. Blijfhier toen 9 s. 8 p.pay. rente met houde. Op zijn woonhuis bespraken Wildijc en Alijd, zijn vrouw, 30 s.g.g. rente t.b.v. de H. Geest, verm. 1380 (W. 428 f. 20v. en I 31 f. 6v.).

landbezit:

een erf tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, verm. 1398-99 en later, 1401-02 in andere handen, opnieuw 1403-04 van hem (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek.; (4) f. 10v. en (6) f. 10).

schenking:

26 nov. 1406 een som gelds aan de H. Geest (W. 428 f. 102v.).

varia:

1398 toeschatting aan hem van 32 s.pay. uit een verkochte boedel (RA. 50 f. 22); 1407-08 aankoop van een graf in St. Pieterskerk door hem (Ke. 323 (7) f. 13v.).

familie:

dochter:

a. Machteld

tr. Zeger Willemsz. (zie Willem Scickersz. c.s. en Kam, 'Memorieboek', 166).

4. Katrine

27 sep. 1414 verm. als weduwe van Floris Coenenz. (Ke. 415 f. 14).

IIa. WILLEM JAN BETTENZ.Z.

functie:

homan van het Wolhuisvierendeel 1392 (Secr. 84 f. 271).

beroep:

drapenier (Weesk. 608 f. 8v.).

woonhuis:

in de Breestraat, verm. 14 juli 1399 (W. 428 f. 86v.)

landbezit:

* een erf tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, verm. sinds 1398-99, 1402-03 in handen van zijn zoon Gerrit; gepacht van St. Pieterskerk (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek.; (5) f. 14).

* een erf ald., verm. sinds 1398-99; 1407-08 in andere handen; gepacht van St. Pieterskerk (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek., (7) f. 10).

familie:

tr. Machteld Gerrit Pietersz.dr. Zij had met zoon Jan 1412-13 een lijfrente van 2½ nobel 1½ groot op de stad Leiden (Secr. 513 f. 20).

Hertr. Huge Andriesz. (Ke. 7 f. 33, zie Gerrit Zeveritsz. c.s.).

Kinderen:

1. Gerrit Willem Jan Bettenz.z.

functies:

H. Geestmr. 1401-02, 02-03, 03-04, 04-05, 05-06, 06-07, 07-08, 08-09, homan van het Wolhuisvierendeel 1410 (Secr. 84 f. 237).

beroep:

ijzerkoper (1412-13, Ke. 323 (9) f. 23); drapenier (vgl. zijn bezit van een raamstede).

landbezit:

* 1402-03 een erf tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, belast met een rente met de houde t.b.v. St. Pieterskerk, afkomstig van zijn vader (Ke. 323 (5) f. 14 en volgende rek.).

* ½ raamstede in St. Pietershoeve, gehuurd van St. Pieterskerk, verm. 1409-10 (Ke. 323 (8) f. 7v. en volgende rek.).

rentebezit:

* 13 sep. 1404 1 £ pay. op een huis en erf aan de Oude Rijn (Ke. 203 f. 20).

* 1 £ pay. met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 6 apr. 1410 (RA. 50 f. 92v.).

2. Heer Jan Willemsz.

(Ke. 7 f. 33v.).

3. Kind

ovl. ca. 1390-1400 (Ga. 444 f. 2v.).

IIb. GERRIT JAN BETTENZ.Z.

ovl. na 1396-97 (Ga. 334 (3) f. 10).

beroep:

turfkoper (1396-97, Ga. 334 (3) f. 10).

woonhuis:

op het Hogeland, belendend aan een huis aan de Oostgracht (d.i. de Middelstegracht; 8 jan. 1376, W. 428 f. 35).

borgstelling:

25 jan. 1385 Kerstijn Claas Willemsz.dr., van Zoetermeer (Secr. 19 f. 66v.).

familie:

zoon:

1. Willem

tr. Heil; zij bezat m.i.v. 1412-13 een lijfrente van 11 nobel t.l.v. de stad, samen met haar dochter (Secr. 513 f. 20).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

BETGEN (BETKIIN)

 

Previous PageHome PageNext Page


BETGEN (BETKIIN)

Missch. verwant met het vorige geslacht.

CLAAS BETGEN (BETKIIN)

beroep:

voller (1393, GvH. 228 f. 86v., d.i. Secr. 80 f. 52); vleeshouwer (1399-1400, Rek. Lei., I 90); drapenier (1420, Posthumus, Bronnen, 122).

woonhuis:

aan het Rapenburg, verm. 1417-18 (Ke. 323 (11) f. 43v.).

huisbezit:

een huis en erf belast met huur aan St. Pieterskerk, 1409-10 verkocht (Ke. 323 (8) f 15).

landbezit:

* ½ raamstede in St. Pietershoeve, waarop een rente met de houde t.g.v. St. Pieterskerk, 1398-99 verkocht (Ke. 323 (1) f. 5 en 9, 323 (2) f. 7).

* een erf in St. Pietershoeve, tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, verm. 1398-99, 1402-03 in andere handen (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek.; (5) f. 14v.).

rentebezit:

een rente op een huis en erf aan de Oude Rijn; 17 mei 1424 verkocht (Ga. 1003).

borgstelling:

22 juli 1403 Claas Frankenz. (Secr. 20 f. 14).

varia:

zegel: 3 hoorns (Ke. 509, 6 nov. 1421).

familie:

tr. Lijsbeth, dr. van Jacob van Endegheest en Katrijn (die later Walich Hagen huwde en ovl. voor 6 nov. 1410, Ga. 94). Claas' ouders waren Gijsbrecht Goussen en Alijd. Zijn moeder was 29 mei 1406 weduwe (Ga. 334 (6) f. 10v. en W. 428 f. 101). Zijn vader was 1397 belender van een huis aan de Breestraat (Weesk. 608 f. 1v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

BETG(G)EN (BETKIAEN) I

 

Previous PageHome PageNext Page


BETG(G)EN (BETKIAEN) I

I. GERRIT BETGENSZ.

ovl. voor 27 feb. 1375 (Ke. 876).

woonhuis:

aan St. Pieterskerkstraat, er rustte 50 s.g.g. rente op (Ke. 555a) en 3 s.g.g. rente t.g.v. de H. Geest (W. 1765 f. 9). Of de rente van 10 s. pay., die Willem van Alkemade 5 juni 1376 aan de prebende van mr. Jan Philipsz. schonk en die op dit huis was gevestigd, in de rente van 50 s. was inbegrepen, is onduidelijk (Ke. 493 f. 49v.).

borgstelling:

5 juli 1373 Claas Betken heren Roelofsz. (Secr. 19 f. 34).

familie:

tr. Zwiaart, ovl. na 27 feb. 1375, toen zij met haar zoons Pieter, Claas en Jan een overeenkomst sloot betreffende haar mans nalatenschap (Ke. 876).

Kinderen:

1. Heer Pieter (Gerrit) Betgensz.

ovl. na 1394 (GvH. 1471 f. 12 en 13v.).

functies:

vicaris te Schiedam, verm. 24 aug 1366 (Ke. 982); deken van Rijnland, verm. 20 nov. 1372, 28 mrt. 1373 en 24 apr. 1373 (Ke. 493 f. 31v. en 41v., Ke. 881).

huisbezit:

* 1/6 van een huis en erf aan St. Pieterskerkstraat, afkomstig van zijn vader, 8 mei 1376 aan zijn broer Claas verkocht (Ke. 555a).

* 17 aug. 1387 3/4 huis en erf aan de Vollersgracht, gekocht van zijn broer Jan Zoetinc (Ke. 1058).

landbezit:

* 22 juni 1386 land te Zoeter- en Gelderswoude, gekocht van Gerrit van den Bosch, man van de weduwe van zijn broer Claas (Ke. 837).

* 17 aug. 1387 land ald., gekocht van zijn broer Jan (ibidem).

rentebezit:

renten op een huis en erf te Leiden, 8 mei 1376 aan zijn broer Claas verkocht (Ke. 555a).

varia:

pachtte 1394 de tiende te Vriezekoop, Burggravenveen en Leimuiden (GvH. 1471 f. 12 en 13v.).

familie:

zoons:

a. IJsbrand heren Pieter Betgensz.

werd 15 jan. 1393 poorter met 24 £, borg stond Dirk Jan Godenz. (Secr. 19 f. 95v.).

b. Dirk heren Pieter Betgensz.

stond 4 nov. 1394 borg voor Jan Woutersz. (Secr. 19 f. 95v.).

2. Claas Gerrit Betgensz. (Betkiaen)

ovl. tussen 20 sep. 1384 en 22 juni 1386 (W. 428 f. 59, Ke. 837).

beroep:

viskoper? (vgl. zijn pacht van de visserij in het Vroen en mogelijk een bevestiging in RAGeld. 742 f. 4v. en 743 f. 4, indien hij dezelfde is als de daar verm. Claas van Leyden in 1348-49).

woonhuis:

in St. Pieterskerkstraat; 7 mrt. 1372 vermaakte heer Philips van Leyden wrsch. op dit huis 3 s. 4 p. aan zijn prebenda nobilis (Ke. 894). 1/6 van dit huis kocht hij van zijn broer Pieter 8 mei 1376 (Ke. 555a). 8 mei 1377 en 13 feb. 1383 kocht hij 1 £ g.g. erop gevestigde rente af (Ke. 556 en 557). Zijn huis was later wrsch. in handen van Claas van der Burch (Secr. 84 f. 36, omstr. 1391).

landbezit:

land te Zoeter- en Gelderswoude (Ke. 837), na zijn dood door zijn weduwes 2e echtgenoot 22 juni 1386 verkocht (Ke. 837).

rentebezit:

* 8 mei 1376 renten op een huis en erf te Leiden, gekocht van zijn broer Pieter (Ke. 555a).

* 20 sep. 1384: een pandrente van 18 s. 4 p.pay. op een huis en erf aan de Breestraat en 8 s.g.g. op een huis en erf aan de Weversteeg (W. 428 f. 59).

Beide renten werden 2 feb. 1387 door zijn broer Pieter overgedragen aan de H. Geest voor het doen van Claas' memorie (W. 428 f. 59v.).

borgstelling:

11 juli 1374 Hendrik van Zalem (Secr. 19 f. 41v.).

varia:

1360 pachter van de visserij in het Vroen met Hein Mande (GvH. 1447 f. 7).

familie:

tr. Machteld; zij hertr. Gerrit van den Bosch Jacobsz., die 22 juni 1386 land dat zijn vrouw van haar 1e man was aanbestorven verkocht (zie hoger).

3. Jan Zoetinc

ovl. na 17 aug. 1387 (Ke. 837).

woonhuis:

in St. Pieterskerkstraat, verm. 4 sep. 1384 (Ga. 455 f. 62), wrsch. was op dit huis een rente gevestigd van 3 s.g.g., die hij 3 feb. 1386 afkocht van Simon Frederik (Ke. 631).

huisbezit:

3/4 huis en erf aan de Vollersgracht, 17 aug. 1387 verkocht door hem met zijn vrouw aan broer Pieter, zoals nagelaten door zijn broer Claas (Ke. 837).

varia:

is hij dezelfde als Jan Soetinc die Scrienmaker, die met zijn jongste borer Willem 1393 werd verbannen door de graaf? (GvH. 228 f. 86v., d.i. Secr. 80 f. 52).

familie:

tr. Heilwicte, verm. 17 aug. 1387 (Ke. 837).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

BETERWILLEN

 

Previous PageHome PageNext Page


BETERWILLEN

I. HEER JAN BETERWILLENZ

(PETER WILLEMSZ.)

ovl. op 30 nov. 1388, begr. St. Pieterskerk (Ke. 415 f. 29v.).

functie:

vicaris van Hoogmade; verm. als zodanig vanaf 29 dec. 1367 (Ke. 415 f. 29v.); vanaf 7 jan. 1376 tevens verm. als kapelaan van Monster (Ke. 493 f. 65v.).

landbezit:

zijn erfgenamen zijn belenders te Esselikerwoude (16 sep. 1389; Ga. 455 f. 25).

rentebezit:

* 23 dec. 1336 1 £ g.g. op een huis en erf te Leiden, 5 okt. overdracht door hem (Ga. 455 f. 67v.).

* 8 feb. 1337 5 s.g.g. op een huis en erf te Leiden (W. 428 f. 64).

* 11 jan. 1341 1 £ g.g. op een huis en erf te Leiden (ibidem).

Beide laatstgenoemde renten 10 nov. 1388 door heer Jan overgedragen aan de H. Geest (W. 428 f. 64).

* 29 dec. 1367 10 s.g.g. op een huis en erf aan het Hogeland; overdracht 30 okt. 1369 aan St. Pancraskapittel (Ke. 415 f. 29v.).

schenking:

liet 10 s. na aan St. Pancraskapittel (Ke. 415 f. 29v.).

varia:

20 nov. 1372 getuige bij het testeren door heer Pieter die Hoesche (Ke. 493 f. 31v.), hetzelfde 20 apr. 1377 bij Claas van Bleyswic (Ke. 493 f. 30).

familie:

zoon van Jan Beterwillen, ovl. voor 23 dec. 1336 (Ga. 455 f. 67v.) en van Katrijn, ovl. na 11 jan. 1341 (W. 428 f. 64). Jans weduwe woonde te Leiden (Ga. 455 f. 67v. en W. 428 f. 64). Jan Beterwillen is vermoedelijk identiek met de Hanne Beterwillen die 1317 10 s. kamphuur voor land te Noordwijk betaalde aan de grafelijkheid en 1334 borg stond toen Lambrecht Jacobsz. de nedertiende van Aarlanderveen kocht (Hamaker, Rek. Holl., I 21 en 165). Broer van heer Jan: Jacob Jan Beterwillenz.; trad 23 dec. 1336 op als getuige van zijn broer heer Jan (Ga. 455 f. 67v.). Zoon (bij een dr. van Jan Zwaluwairt, zie ald. en vgl. o.m. Ke. 418 f. 97v.):

II. AARND HEREN JANSZ.

ovl. voor 5 dec. 1414 (Ke. 416 f. 53v.).

functie:

kerkmr. van St. Pancras 1402-03, 1406-07.

beroep:

bakker (1406-09, Secr. 1381 f. 22v.), deed aan turfwinning (zie landbezit).

huisbezit:

een huis en erf tussen Molengracht (thans Doezastraat?) en Nieuwe Vollersgracht (thans St. Jacobsgracht?), gehuurd van St. Pieterskerk, verm. sinds 1398-99, 1403-04 verkocht (Ke. 323 (1) f. 7 en volgende, Ke. 323 (6) f. 17 en 9v.).

landbezit:

* 19 aug. 1375: een stuk land te Zoeterwoude nabij Rodenburgerlaan aan de Rijn, leen van Poelgeest. Tochtte daaraan zijn vrouw Geertruud (Hoek, 'Rept. Poelgeest', 197, vgl. DuO. 1978 f. 18 en v.).

* 16 aug. 1389 2½ morgen te Esselikerwoude na overdracht door zijn oom heer Aarnd Zwaluwairt (Ga. 455 f. 25, vgl. ook Ke. 418 p. 38).

* 2 morgen 5 hond 36 roeden veenland, samen met Willem Borts erfgenamen bezeten, belast met grafelijke erfpacht en lastgeld, verm. 16 juli 1394 (GvH. 228 f. 133).

rentebezit:

* 6 mrt. 1399 1 £ pay. op een huis en erf aan de Hooigracht, gekocht van de grootmoeder van zijn 2e echtgenote en door zijn weduwe en dochter 5 dec. 1414 aan St. Pancraskapittel overgedragen (Ke. 416 f. 53v.).

* 18 p.g.g. met houde en 1 £ pay. op een huis en erf te Leiden (verm. 21 sep. 1404, RA. 50 f. 47v.).

* 9 sep. 1407 een pandbrief van 15 s.pay. op een huis en erf ald. (RA. 50 f. 98).

* 24 juli 1408 30 Eng. nobel op een huis en erf ald., 6 apr. 1410 afgeschat (RA. 50 f. 47v.).

* 3 s.g.g. met houde op een huis en erf ald., 13 dec. 1411 afgeschat, m.u.v. de inbegrepen rente met houde (RA. 50 f. 119).

borgstelling:

* 16 okt. 1367 Jan Claas Gerrit Doedenz.z. (Secr. 19 f. 12).

* 10 juni 1370 IJsbrand Willemsz. (Secr. 19 f. 22).

* 10 nov. 1382 Gerrit Jansz., van Zwammerdam (Secr. 19 f. 59).

* 8 okt. 1383 Jan Everardsz. (Secr. 19 f. 61).

* 1 feb. 1399 Jacob Gerrit Jansz.z. (Secr. 19 f. 111).

familie:

tr. 1e Fye; tr. 2e Geertruud Everardsdr., ovl. 26 okt. 1427 (Ke. 418 f. 97v.; 416 f. 77v.). Grootmoeder van de laatste was Alijd Jan Philipsz., verm. 6 mrt. 1399 (Ke. 416 f. 53v. en 77v.). Geertruud bezat met Aagte Pieter Willem Tedenz.z.'s vrouw 1412-13 een lijfrente van 2 nobel en 43 groten t.l.v. de stad (Secr. 513 f. 20v.). Dochter:

1. Geertruud

verm. 5 dec. 1414 en 17 mei 1424 (Ke. 416 f. 53v. en Ga. 1003).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

HUGE BATSELEER

 

Previous PageHome PageNext Page


HUGE BATSELEER

ovl. tussen 17 sep. 1361 en 17 jan. 1368 (Ke. 415 f. 12 en 493 f. 65), begr. St. Pieterskerk (Kam, 'Memorieboek', 190).

functies:

schepen 1341-42, 42-43; burgemr. 1344-45.

opleiding:

bacchalaureus in het kanoniek recht (bacheleer, batseleer).

landbezit:

* wrsch.: 12 morgen, 72 gaard land ten noorden van Rodenburger wetering, samen met Dirk van der Dobbe bezeten, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

* 11 morgen, 1 hond land onder Zoeterwoude, bij de Leidse vaart, verm. 1326-30, samen met Wouter Willemsz. en anderen bezeten (Ke. 493 f. 87). Mogelijk houdt de vermelding van Huge als belender te Zoeterwoude aan de Paerdencamp hiermee verband (15 feb. 1353) (GvH. 244 f. 30), evenals die van zijn erfgenamen als belenders te Zoeterwoude (Ke. 493 f. 37; 31 nov. 1368).

* 4 morgen, 5 gaard 8 voet land ten zuiden van Rodenburger wetering onder Zoeterwoude, verm. 1326-30, samen bezeten met Andries Hansoetenz. (Ke. 493 f. 88).

* een erf tussen Zijl en Mare te Leiderdorp, verm. 16 feb. 1358 (Ke. 493 f. 65).

rentebezit:

17 sep. 1361 pandrente van 43 s. 10 p.pay. op een huis en erf van Coppe Dirksz.; deze rente droeg zijn zoon Jacob over aan het kapittel van St. Pancras (Ke. 415 f. 12).

varia:

1355 pachter van het Leidse gruit- en hopgeld (GvH. 1443 f. 18v.); 1357 pachter van het Leidse hopgeld (GvH. 1444 f. 5); 1359 en 1360 idem, samen met zijn zoon Dirk (GvH. 1446 f. 11v. en 1447 f. 7v.).

familie:

tr. Alijd Dobben, dr. van Dirk van der Dobbe (zie ald.).

kinderen:

1. Jacob Hugenz.

(Kam, 'Memorieboek', 190).

functie:

schepen 1371-72.

2. Jan Hugenz.

(in memorieboek van de H. Geest is van Jan van Leyden sprake (Kam, 'Memorieboek', 190).

functie:

16 sep. 1358 aangesteld tot bewaarder van de grafelijke huizen te Nijeborch en Middelburch (GvH. 225 f. 5).

3. Willem (Hugenz.)(van der Dobbe)

ovl. na 23 feb. 1369 (Ke. 415 f. 12).

functies:

schepen 1355-56, 56-57, 61-62; stadsklerk 25 juli 1365 en later (Secr. 19 f. 4, Ke. 415 f. 12).

rentebezit:

43 s. 10 p.pay. vermaakt aan St. Pancraskerk (Ke. 415 f. 12).

varia:

zegel: gevierendeeld, 1 en 4 een adelaar, 2 en 3 geruit (Ke. 671, 22 mei 1357). Pachtte 1354 het Leids hopgeld (GvH. 1442 f. 25v.).

4. mr. Dirk van der Dobbe (Hugensz.)

ovl. 3 nov. 1367, begr. St. Pancraskerk (Ke. 415 f 5v.).

opleiding:

magister (GvH. 222 f. 17v.)

functies:

schepen 1364-65 en 65-66; stadsklerk, verm. 3 okt. 1357 (GvH. 222 f. 17v.). Ontving 3 okt. 1357 de kosterij van Enkhuizen Gommerskerspel met de renten daarbij en bovendien het school- en klerkambt aldaar (GvH. 222 f. 17v en 29v.). Verkreeg 1 jan. 1358 de kapelanie in het hospitaal van de parochie van Gommerskerspel (GvH. 225 f. 21). Vermoedelijk is hij de 1343-44 voorkomende bode van Gerrit Heinenz. Rottier, rentmr. van Noord-Holland (Hamaker, Rek. Holl., II 66, 167).

woonhuis:

aan de Hogewoerd, verm. 1 mei 1367 (Ga. 455 f. 42v.); schonk wrsch. op dit huis aan St. Pancraskapittel een rente van 1 gouden lam (Ke. 415 f. 5v.).

borgstelling:

* 27 juli 1365 Jan Albarenz. (Secr. 19 f. 4).

* 30 juni 1365 voor Pieter Gerritsz. (Secr. 19 f. 7v.).

varia:

pachtte de tiende van Zoeterwoude 1356 (GvH. 1444 f. 5), 1358 van de graaf van Blois een tiende aan Doedijnslaan bij Leiden en 1361 van deze het zgn. middelste blok onder Zoeterwoude (Gr.v.Blois 87 f. 10 en 90 f. 11v.). Pachter van de Leidse gruit 1363 (GvH. 1450 f. 8), van de Leidse hop 1359-63, aanvankelijk met zijn vader (zie hoger en GvH. 1446 f. 11v., 1447 f. 7v., 1448 f. 7v., 1449 f. 6 en 1450 f. 8). Vermoedelijk is hij de pachter van de visserij in de Rijn bij Alphen van 1354, samen met Gerrit Gonter (GvH. 1442 f. 25v.). Zegel: een adelaar (Ke. 710, 8 juni 1365).

familie:

tr. waarsch. Machtelt, althans, 7 jan. 1368 is sprake van Machtelt, weduwe van Dirk van der Dobbe, die vrijwaring beloofde voor Katrijn Mouwerijn Gerrit Rampenz.'s weduwe bij de verkoop van land te Leiderdorp door deze (voor beiden trad Jan uten Waerde als voogd op; RANBrab., Arch. v.h. Hollandse Huis bij Geertruidenberg 1 f. 177v-178). Dit kan de vrouw van Dirk van der Dobbe, zoon van Dirk van den Bosch niet betreffen; die was reeds overleden.

?5. Duve

tr. Willem IJsac (Kam, 'Memorieboek', 190, zie IJsac).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl