Leidse Patriciaat (tot 1420)

VAN DER HANT II

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN DER HANT II

Deze familie vormde met Van der Hant I één geslacht, blijkend uit zegel en familienaam, alsmede uit de namen Jan en Huge, in beide families gedragen.

I. N.N

gedurende lange tijd schout van Leiderdorp (voor 22 aug. 1365; vgl. Ke. 400, Amb. hrlh. Oegstgeest 752).

kinderen:

1. Huge van der Hant, volgt II.

2. Alijd

ovl. 1414-15 (RA. 50 f. 137, W. 428 f. 124).

huisbezit:

* 7 dec. 1386 een huis en erf aan St. Pieterskerkstraat (eigenaar Jan Dirks Brunen Tsceriaersz., Ga. 455 f. 62, 16 mrt. 1387 verm., W. 429 f. 243v.).

* een huis en erf aan de Vollersgracht, 10 mrt. 1400 aan Claas Jansz. Vos verkocht met behoud van een daarop gevestigde rente (vgl. rentebezit, 1399) (Ga. 456 p. 38).

* 28 okt. 1396 een huis en erf aan St. Pieterskerkstraat; hierop rustte 43 comans groten rente (Ke. 631).

* 2 juni 1409 een huis en erf aan de Nieuwe Kerksteeg, hierop rustte 30 s.pay. rente met houde, 3 aug. 1410 voor haar weer overgedragen (Secr. 1475).

rentebezit:

* 18 apr. 1386 32 s.pay. op een huis en erf aan de Hogewoerd, met consent van zoon Herman aan St. Catharinagasthuis overgedragen voor memoriediensten (29 mrt. 1390; Ga. 455 f. 41v.).

* 3 mrt. 1387 20 comans groten op een huis en erf in Coppenhincsteeg; in opdracht van haar 9 dec. 1409 aan St. Catharinagasthuis overgedragen (Ga. 455 f. 73).

* 12 dec. 1392 22 s.g.g. op het huis en erf van Baarnd Jansz. van Leyden, door haar zoon op haar overgedragen; 5 dec. 1415 verkocht aan de H. Geest voor haar (W. 428 f. 124).

* 18 sep. 1399 6 s.g.g. met de houde op een huis en erf (van Claas Jansz. Vos sinds 10 mrt. 1400) aan de Vollersgracht (RA. 50 f. 137; Ga. 456 p. 38).

* 10 mrt. 1400 32 s. 8 p.pay. op een huis en erf aan de Diefsteeg; 20 apr. 1411 voor haar aan de H. Geest verkocht (W. 428 f. 110v.).

* 10 s.pay. op een huis en erf aan de Crepelsteeg, verm. 20 juni 1402, toen zij zich dit huis en erf liet toeëigenen i.v.m. betalingsachterstand (Ga. 1355 f. 4v.).

familie:

tr. Jan heren Hermansz., ovl. voor 18 apr. 1386 (Ga. 455 f. 41v.). Zoon:

Herman Jansz. (Ga. 440 f. 9; W. 428 f. 124); hij is missch. dezelfde als Herman Jansz. van Zwieten, schepen en burgemeester, zie ald.

II. HUGE VAN DER HANT

functies:

schout 1364, 67, 75-78; schepen 70-71, 71-72, 73-74, 78-79, 83-84, 84-85, 85-86, 89-90; burgemr. 68-69, 69-70, 72-73, 76-77, 81-82, 86-87, 87-88, 90-91, 91-92, 94-95.

woonhuis:

belender te Leiden 14 sep. 1357 (DuO. 1978 f. 50v.).

borgstelling:

* 3 mrt. 1382 Claas Willem Gibenz. (Secr. 19 f. 56).

* 21 jan. 1383 Simon Reinersz. en stiefkinderen (Secr. 19 f. 59v.).

* 3 nov. 1384 Simon van der Eme (Secr. 19 f. 65v.).

* 27 okt. 1389 Jan Alewijnsz. (Secr. 19 f. 81v.).

* 31 okt. 1389 Hendrik Hendriksz. (Secr. 19 f. 81v.).

* 20 okt. 1394 Jan van Zijl (Secr. 19 f. 102).

* 21 sep. 1412 Simon Jansz. (Secr. 20 f. 44).

* 6 nov. 1417 Jacob Woutersz. die Ketelboeter (Secr. 20 f. 56v.).

varia:

zegel: gevierendeeld, 1e kwartier een hand, 2e en 3e fijn geruit, 4e kwartier blank (Ke. 631, 3 feb. 1386); bemiddelde 8 feb. 1388 bij de boedelscheiding van Michiel van der Heydes nalatenschap (Secr. 84 f. 37).

familie:

tr. Haasken, ovl. ca. 1400 (Ga. 444 f. 5v.).

kinderen:

1. Jan Hugenz. van der Hant, volgt III.

2. Zoete

ovl. 1407-08, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (7) f. 13v.).

III. JAN HUGENZ. VAN DER HANT

functie:

schepen 1398-99, 99-1400, 01-02, 05-06.

huisbezit:

1406 een huis en erf te Leiden, voor 56 Eng. nobel gekocht (RA. 50 f. 55v.).

rentebezit:

* 1414-15 43 s. 4 p.pay. op het huis van zijn dr. Zoete, van St. Catharinagasthuis gekocht voor 37 £ 6 s. 8 p. pay. (Ga. 334 (21) f. 19).

* 29 juni 1416 30 plakken licht geld op de inboedel van Bertelmeeus Claasz. (RA. 50 f. 200v.).

borgstelling:

* 17 sep. 1392 Dammas Jan Deurschijnsz. (Secr. 19 f. 91v.).

* 16 nov. 1401 Jacob Jansz. (Secr. 20 f. 9).

* 12 juni 1404 Alewijn Engelbrechtsz. (Secr. 20 f. 17v.).

* 5 jan. 1406 Jacob Doedenz. (Secr. 20 f. 22).

* 27 apr. 1406 Huge Huge Jan Willemsz.z. (Secr. 20 f. 22v.).

varia:

pachter van de tiende van Kerkwerve en Oegstgeest 1399 (GvH. 1477 f. 11v.); trad herhaaldelijk op t.b.v. zijn tante Alijd bij overdrachten door haar.

familie:

tr. Baarte; zij droeg 2 mrt. 1434 een rente van 6 s.g.g. op een huis en erf aan de Vollersgracht over, afkomstig van Alijd Jan heren Hermansz., tante van haar man (Ga. 456 p. 38). Dochter:

1. Zoete

op haar huis bezat haar vader een rente, zie hoger.

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VAN DER HANT I

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN DER HANT I

I. HUGE VAN DER HANT

zoons:

1. Jan Grietenz., volgt IIa.

2. Heer Jacob van der Hant

ovl. wrsch. voor 7 juni 1354, toen zijn neef Huge kapelaan was van een van de vicarieën gesticht door heer Pieter van Leyden, die hij voordien bekleedde, begr. St. Pancraskerk (GvH. 244 f. 48, Ke. 415 f. 78v.).

functies:

priester, grfl. klerk 1317-32 (zie hfdst. 6); kapelaan van een der vicarieën van heer Pieter van Leyden, verm. 13 dec. 1333 (NH. Kerkvoogdij 2032 f. 7). Vice-cureit van St. Pancraskerk (Ke. 415 f. 11v., vgl. ook zijn graf in het oude koor van St. Pancraskerk 418 f. 77), missch. reeds voor 13 dec. 1333, toen hij bij die kerk woonde (NH. Kerkvoogdij 2032 f. 7).

woonhuis:

aan St. Pancraskerkhof; hierop was een rente van 16 s.g.g. gevestigd t.b.v. heer Pieter van Leydens vicarieën; verm. 13 dec. 1333 (ibidem).

IIa. JAN GRIETENZ. of HUGENZ

(VAN DER HANT, Ke. 415 f. 66).

ovl. na 20 aug. 1357 (W. 428 f. 15v.).

functies:

gasthuismr. 1345-46; schepen 1350-51, 52-53, 53-54, 54-55, 57-58.

woonhuis:

aan de Breestraat, verm. 13 dec. 1333 (NH. Kerkvoogdij 2031 f. 7v.; Ke. 510, vgl. verder Ke. 1038 en bij Daniel, zijn zoon).

huisbezit:

* een huis en erf aan de Breestraat, voor 19 mrt. 1349 gekocht van Reiner Gobburgenz.; deze had hierop 5 s. rente (Ke. 322 f. 3).

* belender met Matthijs Jan Mildenz. aan de Hooigracht 23 dec. 1349 (W. 429 f. 23v. en tafel).

varia:

zegel: de Leidse sleutels met in het schildhoofd een hand en links een reptiel(?) (Ke. 669, 14 feb. 1355).

familie:

tr. Aleidis (Ke. 415 f. 66), dr. van Hein Honger (zie ald.).

kinderen:

1. Daniel Jansz. (van der Hant).

ovl. 21 feb. 1369 (Ke. 415 f. 11v.).

functies:

schepen 1357-58, 58-59, 59-60, 60-61, 61-62, 62-63, 65-66, 67-68, 68-69; burgemr. 1363-64, 64-65, 66-67.

woonhuis:

aan de Breestraat, naast het Wolhuis, in leen gehouden van de burggraaf, 2 feb. 1369 ten vrij eigen ontvangen in ruil voor opdracht van 10 morgen land te Zoeterwoude (zie hierna; Hoek, 'Wassenaar', 537 en 632).

huisbezit:

een huis en erf bij de molen aan de stadsvest, verm. 28 sep. 1368 (zie rentebezit).

molen:

aan de stadsvest onder Zoeterwoude, verm. 28 sep. 1368 (zie rentebezit).

landbezit:

10 morgen land in Claas Godevaardsz.' weer te Zoeterwoude, met instemming van zijn vrouw opgedragen aan de burggraaf 2 feb. 1369 (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 50v.; Hoek, 'Wassenaar', 632).

rentebezit:

* 10 s.pay. op een huis en erf aan de Hogewoerd, afkomstig van zijn schoonvader, aan St. Pancraskerk geschonken voor memoriediensten (Ke. 415 f. 11v. en f. 66).

* 10 s.pay. op een huis en erf bij de molen aan de stadsvest van Leiden onder Zoeterwoude, daarop gevestigd bij verkoop van dit huis door Daniel aan Coppe Dirksz.; 28 sep. 1368 overgedragen aan heer Philips Jansz., priester, t.b.v. zijn kanunniksprebende (Ke. 493 f. 44v.).

borgstelling:

3 feb. 1365 Godetkiaan Jansz. (Secr. 19 f. 1v.).

varia:

trad 6 feb. 1365 op als voogd voor de kinderen van zijn verwant Dirk van der Dobbe (Ga. 455 f. 10)

familie:

tr. Katrine, dr. van Hubertus die verwer (zie ald.), ovl. 1385-86 (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 50v.)

2. Jacob van der Hant, volgt IIa.

3. Reiner

ovl. 13 juli 1369 (Ke. 415 f. 18v.).

functie:

was hij de clericus Reinaard Jansz. die 1 sep. 1364 St. Andriesvicarie bekleedde die heer Huge van der Hant in het leven had geroepen? (zie ald.).

rentebezit:

10 s.pay. op een huis en erf te Leiden, voor memoriediensten aan St. Pancraskerk geschonken (Ke. 415 f. 18v.).

4. Heer Huge van der Hant, volgt IIIb.

5. Margaretha

tr. N.N, zie voor haar nageslacht Jan Grietenz. c.s.

6. Clare

ovl. 7 dec. 1378, begr. St. Pieterskerk (Ke. 415 f. 58); tr. Gerrit Zeveritsz. (Ke. 415 f. 58, zie Gerrit Zeveritsz. c.s.).

7. Cille

(Ke. 415 f. 66).

IIIa. HEER JACOB VAN DER HANT

(Ke. 415 f. 32)

functie:

priester.

kinderen:

1. Floris heren Jacobsz., volgt IV.

2. Heer Jacob van der Hant

(Ke. 420 f. 16).

ovl. sep. 1398 (Ke. 416 f. 29v.).

functie:

kanunnik van St. Pancras (Ke. 416 f. 29v.).

3. Alijd

verm. 24 juni 1382, tr. Michiel (Ke. 420 f. 16).

4. Catharina

ovl. tussen 24 juni 1382 en 14 apr. 1384 (Ke. 420 f. 16; W. 428 f. 52); op haar woonhuis te Marendorp vermaakte zij de H. Geest 10 s.g.g. rente; tr. Willem van der Goude, ovl. in of na 1421 (W. 428 f. 52, 2 f. 51 en tafel, Kam, 'Memorieboek', 211).

IV. FLORIS HEREN JACOBSZ.

functie:

schepen 1370-71, 72-73, 73-74, 86-87.

woonhuis:

op de hoek van St. Pieterskerkstraat en St. Pieterskerkhof, verm. 1380; hierop bezat de H. Geest sinds 12 feb. 1356 10 s.g.g. rente (W. 429 f. 10 en tafel; I 31 f. 9; in 1421 behoorde het huis toe aan St. Pieterskerk). Dit huis belendde aan het huis dat Meyne uten Waerde 25 juli 1368 vermaakte aan St. Pieterskerk ter verzorging van arme maagden en weduwen (De Geer, DuO., 606, Klo. 974, zie IJsac).

rentebezit:

5 dec. 1375 34 s.pay. op een huis en erf te Marendorp in Jan Vossensteeg, door zijn weduwe en zoons 7 juli 1390 aan de H. Geest vermaakt voor memoriediensten (W. 428 f. 67v.).

borgstelling:

7 nov. 1365 Geertruud Vastraatszr., van Zoeterwoude (Secr. 19 f. 5).

schenking:

1371 5 £ pay. aan St. Pancraskapittel t.b.v. memoriediensten (Ke. 415 f. 32v.).

varia:

zegel: een kruis, rechtsboven een hand, linksbeneden wrsch. een vogel, hartschild een wassenaar (Ke. 80, 5 feb. 1374).

familie:

zijn neef was mr. Jan van Haerlem, verm. 2 feb. 1380 (W. 428 f. 36v.); tr. 1e Wendelmoed; tr. 2e Erkenraad, dr. van Jan Vos en Jutte, ovl. na 7 juli 1390 (W. 428 f. 67v.). Zoons:

1. Jacob Florisz.

beroep:

glaszetter (Rek. I 267, Ke. 323 (4) f. 19, Ga. 334 (24) f. 26).

borgstelling:

* 6 feb. 1394 Claas IJsbrandsz. (Secr. 19 f. 99v.).

* 26 mrt. 1399 Joost Willemsz. (Secr. 19 f. 111v.).

2. Jan Vos Florisz.

verm. 7 juli 1390 (W. 428 f. 67v.).

3. Philips Florisz.

ovl. apr. 1426, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 75v.).

functie:

schepen 1402-03, 03-04.

beroep:

drapenier (vgl. bezit raamstede).

landbezit:

1402-03 ½ raamstede gehuurd van St. Pieterskerk voor 14 s. pay. rente (Ke. 323 (5) f. 11 en volgende rek.).

borgstelling:

20 feb. 1415 Engelbrecht Gijsbrecht Celienz.z. (Secr. 20 f. 50).

varia:

zegel: een kruis, rechtsboven wrsch. een vogel, linksonder een hand, hartschild een wassenaar (Klo. 1540, 21 mrt. 1404).

schenking:

6 Rijnse gld. aan St. Pancraskapittel voor memoriediensten (Ke. 416 f. 75v.).

familie:

tr. Katharina Hendriksdr. (Ke. 416 f. 75v.); zij bezat met haar dr. Geertruid 4 nobel lijfrente t.l.v. de stad Leiden, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 20).

4. Elsbeen

(Kam, 'Memorieboek', 185).

IIIb. HEER HUGE VAN DER HANT

ovl. 5 sep. 1382, begr. St. Pancraskerk (Ke. 415 f. 78v.).

functies:

verm. 7 juni 1354 als kapelaan van een der vicarieën van heer Pieter van Leyden (GvH. 244 f. 48); 1 apr. 1359 aangesteld tot vicaris gedurende zijn leven van St. Andrieskapelanie, gesticht door Trude, weduwe Boudijn van Zwieten; missch. stelde hij aanvankelijk in zijn plaats aan Reinaard Jansz., clericus, die 1 sep. 1364 als vicaris voorkomt (Ke. 1038, Agn.bhf. 7); pastoor van Nieuwkoop, verm. 20 juli 1354 - 2 feb. 1368, 18 feb. 1374 bekleedde een ander dit pastoraat (Ke. 636, 415 f. 5 en Ke. 902, Leverland, 'Inquisitio conexuum', 87); kanunnik en scholasticus van St. Pancraskapittel sinds 1366-67; deken van St. Pancraskapittel sinds 1371 (Leverland, 'Kapittel van St. Pancras', 84).

huisbezit:

½ huis en erf, achter St. Pieterskerk bij het begijnhof, afkomstig van Trude, weduwe van Boudijn van Zwieten, 2 feb. 1368 verkocht aan Hendrik Rottier en Alijd diens vrouw (die de andere ½ al bezaten), tegen een rente van 40 s.pay. (zie rentebezit; Ke. 902).

landbezit:

4 morgen pachtland te Bodegraven, 17 apr. 1372 aan zijn prebende vermaakt voor grafgang. Hij behield het vruchtgebruik tot zijn dood; verkocht het echter voor 1 okt. 1381 met consent van het kapittel (Ke. 415 f. 36).

rentebezit:

* 20 s.g.g. op een huis en erf bij het Steenschuur, 20 juli 1354 verkocht (Ke. 636).

* 9 s.g.g. op een huis en erf te Marendorp, door Huge met zijn broers en zusters gekocht; hij droeg de rente voor memoriediensten over aan St. Pancraskapittel (Ke. 415 f. 66 en v.).

* 2 feb. 1368 40 s.pay. op een huis en erf aan St. Pieterskerkhof bij het begijnhof (zie huisbezit), na zijn dood te komen aan de vicarieën van mr. Andries Hein Honghersz. (Ke. 902).

* 27 feb. 1375 4 £ pay. op 2/3 van een weer land te Nieuwkoop, t.b.v. memoriediensten 20 dec. 1381 aan St. Pancraskapittel vermaakt, met behoud van vruchtgebruik tot zijn dood (Ke. 415 f. 77, 78 en v.).

* 31 jan. 1377 10 s.pay. op een huis en land te Nieuwkoop, losbaar met 5 £; met 5 £ pay. gelds geschonken aan St. Pancraskapittel ter viering van het feest van St. Antonius Abt (Ke. 415 f. 65v.).

* 11 okt. 1381 4 £ g.g. op 12½ morgen land onder Zoeterwoude, gekocht van zijn neef Jan Gerrit Dirksz.z., direct overgedragen aan St. Pancraskapittel voor memoriediensten, met vruchtgebruik tot zijn dood (Ke. 415 f. 77 en v.).

schenking:

schonk 1 £ pay. aan de huiszitten (Ke. 415 f. 61) en het jaar van gratie van zijn dekenaat en prebende voor memoriediensten ter aanvulling op wat hij reeds voor zijn mensurnaal schonk (het benodigde bedrag van 12 £ pay. was nog niet gehaald; Ke. 416 f. 177v.).

stichting:

de kanunniksprebende van St. Antonius Abt (1366-67) (Leverland, 'Kapittel van St. Pancras', 83). Regelde 24 juni 1382 de collatie en de aanstelling van een prebendaris. De bedienaar moest komen uit zijn nageslacht, dat van zijn drs., dan wel dat van zijn ouders (Ke. 420 f. 16 en v.).

varia:

1365 pachter van de tiende van Nieuwveen (GvH. 1451 f. 5v.); droeg, mede als executeur en beheerder voor zijn broers en zusters, t.b.v. memoriediensten 3 £ 2 s.pay. rente aan het kapittel over, waarin opgenomen 10 s. door broer Daniel vermaakt en 30 en 10 s. door zijn zrs. en hemzelf. (Ke. 415 f. 66); 28 nov. 1367 verm. als executeur-test. van heer Bertelmeeus Philipsz. (Ke. 415 f. 5); 18 aug. 1382 aangesteld tot executeur-test. van Philips van Leyden (bezegelde 7 mrt. 1372 diens testament; Ke. 493 f. 21 en Ke. 894).

familie:

noemde Jan Gerrit Dirksz.z. neef (Ke. 415 f. 77 en v.), evenals heer Gerrit Pieter Gobburgenz.z. (Ke. 636) en heer Dirk van den Rine, pastoor van St. Pieterskerk (Ke. 420 f. 16v.).

Dochters:

1. Alide

ovl. 1388, begr. St. Pancraskerk (Ke. 418 f. 132), tr. Jan Eversz. (Ke. 420 f. 16), ovl. 6 dec. 1384 aan de pest, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 5, 418 f. 132).

2. Margriet

(Ke. 420 f. 16).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

HAMER

 

Previous PageHome PageNext Page


HAMER

Het geslacht Hamer zal verwant zijn geweest met het geslacht van Pieter Gobburgenz., gezien de aanstelling van heer Jan Hamer tot vicaris van de St. Andriesvicarie gesticht door Philips van Leyden, het zegelen door heer Gerrit Hoogstraat, diens broer, voor Hendrik Hamer en het voorkomen van de naam Dirk Poes in beide families. Ook met het geslacht Rijswijc bestonden vermoedelijk familiebanden; vlg. de vrijwaring door leden van dat geslacht bij een verkoop door Dirk Poes Hamer (zie hierna).

I. JAN HAMER

tr. Katrijn (Kam, 'Memorieboek', 187). Een Jan Hamer verm. 24 sep. 1321 als belender aan de Rijn op het Hogeland (Ke. 821). Missch. dezelfde als de Jan Hamer te Leiden, die 1343 achterstallig was met rentebetaling aan de graaf (Hamaker, Rek. Holl., II 38). Zonen (zeer wrsch., vlg. Kam, 'Memorieboek', 187, W. 428 f. 93):

1. Hendrik, volgt II.

2. Kerstant Jan Hamersz.

ovl. voor 9 sep. 1369 (W. 428 f. 14).

woonhuis:

verm. als belender te Leiden 14 okt. 1345 (W. 428 f. 38v.). Op zijn huis vermaakte Philips van Leyden aan zijn prebenda nobilis 18 p.g.g. rente (7 mrt. 1372, Ke. 894); dit huis bevond zich mogelijk aan de Breestraat, waar zijn erfgenamen als belenders voorkomen (26 apr. 1372 W. 428 f. 58v.), evenals aan de Weversteeg, op 9 sep. 1369 (W. 428 f. 14).

rentebezit:

26 jan. 1343 1 £ g.g. op een huis en erf te Leiden, 27 okt. 1357 overgedragen op Hendrik Hamer (W. 428 f. 93).

familie:

tr. Alijd (tr. eerder Simon Jansz., uit welk huwelijk een zoon, heer Jan Simonsz.; NH. Kerkvoogdij 2032 f. 16).

HENDRIK HAMER

ovl. tussen 4 feb. 1368 en 12 mrt. 1381 (Ke. 322 f. 37v. en 493 f. 61v.).

functies:

grfl. klerk sinds 1339; 1355-57 klerk van de kost van Machteld van Lancaster en Willem V, 1359-62 rentmr. van Henegouwen (zie hfdst. 6).

woonhuis:

aan de Breestraat, verm. 4 feb. 1368 (Ke. 322 f. 37v.).

landbezit:

land en tienden, gekocht van gravin Margaretha; betaalde naast het reeds betaalde aan Willem (V) 8 feb. 1347 100 gouden schilden (GvH. 220 f. 11). Verbeurde zijn goederen daar hij zich tegen Willem V had gekeerd; kreeg deze op verzoek van gravin Margaretha, Jan van Beaumont en Walraven van Luxemburg 4 jan. 1355 weer terug (GvH. 222 f. 32v., vgl. ook f. 49v.).

rentebezit:

27 okt. 1357 1 £ g.g. op een huis en erf te Leiden, overgedragen door Kerstant Jan Hamersz. (W. 428 f. 93).

varia:

hield de visserij in de Devel onder Zwijndrecht in leen van de graaf, verm. 6 jan. 1355 (GvH. 222 f. 33); was 17 dec. 1357 scheidsman in een kwestie tussen heer Adam Hobbenz. en Pieter Jacobsz. van Bleyswic; voor hem zegelde toen heer Gerrit Pieter Gobburgenz.z. (Ke. 493 f. 61v.).

familie:

tr. Beatrise van Ham, die hij 6 jan. 1355 tochtte aan de mindere helft van de visserij in de Devel (GvH. 222 f. 33, zie ook Kam, 'Memorieboek', 187). Hun zoon was wrsch. (ibidem):

III. DIRK POES HAMER.

ovl. na 6 mrt. 1373 (Secr. 1735).

woonhuis:

aan de Breestraat, verm. 3 jan. 1358 (W. 429 f. 11 en tafel, zie ook huisbezit); verm. als belender aan de Nieuwe Rijn 8 jan. 1367 en 3 nov. 1368 (W. 428 f. 78 en 24v.).

huisbezit:

kocht 3/4 van wijlen Gerrit Screvels huis en erf aan de Nieuwe Rijn, ¼ behoorde aan diens weduwe toe; dit grensde aan zijn woonhuis en vormde aan de voorzijde een geheel met het huis van Dirk Poes' weduwe. Hij verklaarde 3 jan. 1358 de H. Geest de 7 s.pay. rente schuldig te zijn die Gerrit Screvel de H. Geest hierop besprak (W. 428 f. 15v.). Verm. als belender ald. 8 jan. 1367 en 3 nov. 1368 (W. 428 f. 78 en 24v.).

landbezit:

½ van 5 morgen land, het Sijlweer en de Grote Weyde, tussen Rijn en Vroonmade te Zoeterwoude; verkocht 6 mrt. 1373 aan Philips Andriesz. met vrijwaring door Frank Frankenz. en Simon Gerritsz. Rijswijc (Secr. 1735; overdracht voor schout en buren van Zoeterwoude 8 mrt. 1373, Amb.hrlh. Zoeterwoude 565).

borgstelling:

* 3 jan. 1365 Rembrand Goelenz., van Rijnsaterwoude (Secr. 19 f. 2v.).

* 3 aug. 1367 Dirk Jacobsz. van Stienhusen, van Wassenaar (Secr. 19 f. 11).

* 11 sep. 1367 Pieter Dirksz., zijn schoonzoon (Secr. 19 f. 11v.).

familie:

kinderen:

1. Heer Jan Hamer

functies:

clericus, verm. 14 juli 1374 en 4 apr. 1383 (Ke. 522 en 322 f. 10v.); notaris te Leiden 4 apr. 1383 (Ke. 322 f. 10v.); diaken 3 juni 1383 (Ke. 903); priester verm. 30 sep. 1389 (Ke. 322 f. 12); 1382/98-99 verm. als bedienaar van St. Andriesvicarie gesticht door heer Philips van Leyden (Ke. 493 f. 21 en 323 (1) f. 15). Deken van Nijvel (Ke. 418 f. 106). Ingeschreven aan de universiteit te Keulen 1394, wrsch. als docent (Keussen, Matrikel Köln, I 21, 1).

woonhuis:

aan St. Pieterskerkhof; dit behoorde tot St. Andriesvicarie (vgl. Philips van Leyden, zoon van Pieter Gobburgenz.). Het huis was 1382 in zijn handen gekomen; betaalde de voorhuur van 8 groten die verscheen na mr. Philips dood 3 juni 1383 aan Sophie, echtgenote van Simon Frederik (Ke. 903). Bewoonde dit huis 21 feb. 1416 nog (DuO. 1978 f. 36v.).

landbezit:

* 8½ morgen land op de Baerle te Zoeterwoude, verhuurd 12 mei 1383 voor 11 £ pay. p.j. (Ke. 835).

* 11 mei 1389 een uiterdijk aan de Mare te Leiderdorp; dit land werd wrsch. 9 mei 1393 in een belending genoemd (Ke. 1012, W. 428 f. 79v.).

rentebezit:

* 34½ groot met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 9 mrt. 1410 (RA. 50 f. 91v.).

* 3 groten op Jan Poesz.'s huis en erf te Leiden, en

* een pandrente van 10 s. 1 p.g.g. op ditzelfde huis en erf, beide verm. 25 feb. 1403 (RA. 50 f. 40v.).

* 3 groten oude pacht op een huis en erf te Leiden, verm. 1405 (RA. 50 f. 53).

varia:

was 14 juli 1374 getuige toen heer Gerrit Jacobsz. testeerde (Ke. 522); hetzelfde 23 feb. 1382 voor Philips van Leyden (Ke. 896).

familie:

bemiddelde 8 feb. 1388 bij de boedelscheiding van Michiel van der Heydes nalatenschap (Secr. 84 f. 37, zie Van den Hove); behoorde tot het nageslacht van Philips van Leydens ouders (Ke. 895); zegelde 30 sep. 1389 t.b.v. zijn nicht en neefzegster Alijd Simonsdr. en haar man Willem Jan Willemsz.z. (zie ald. en Ke. 322 f. 12).

2. Steven Poes Hamer, volgt IV.

3. Beatrijs (zie ook Van Poelgeest II).

ovl. 5 okt. 1425, begr. St. Pieterskerk (Ke. 416 f. 75).

landbezit:

een leeg erf in Bouwen Louwensteeg, Marendorp (Secr. 1400).

rentebezit:

* 23 feb. 1387 1 £ pay. op een huis en erf te Leiden;

* 27 feb. 1397 3 s. 4 p.pay. pandrente op ditzelfde huis en erf; alles afgeschat 13 mei 1397 (RA. 50 f. 15).

* 6 nov. 1406 6 Eng. nobel op een huis en erf (RA. 50 f. 60v.).

* 10 s.g.g. op een huis en erf, verm. 14 dec. 1410 (RA. 50 f. 105).

* 10 s.g.g. op een huis en erf, verm. 14 dec. 1410 (ibidem).

* 1 £ g.g. op een huis en erf, 25 okt. 1411 afgeschat (RA. 50 f. 118v.).

* 2½ s.g.g. met houde en 1 £ pay. op een huis en erf, verm. 23 jan. 1418 (RA. 50 f. 183v.).

familie:

tr. Pieter Dirksz. (zie Van Poelgeest II).

IV. STEVEN POES HAMER

ovl. na 1412-13 (Ke. 323 (9) f. 12).

woonhuis:

mogelijk belendend aan een huis en erf in de boomgaard (21 sep. 1404) (Ke. 499); verkocht 20 feb. 1412, vrijwaring ½ door de stad, ½ door hemzelf; er rustte een schuldbrief van 28 nobel op (van 17 mrt. 1411; RA. 50 f. 125).

huisbezit:

* een huis en erf aan de Hogewoerd, verm. ca. 28 okt. 1391, dit behoorde voorheen aan Daniel Hubrechtsz. Hierop hadden Pieter Michielsz.'s kinderen en Floris die Meyer 2 s.g.g. rente met de houde (Secr. 84 f. 35v.).

* een huis en erf gemeen met zijn zoon Dirk Poes (diens ½ werd 1412 verkocht, RA. 50 f. 124).

varia:

hij was Daniel Hubrechtsz. een rente van 3 £ pay. verschuldigd, verm. 1388 (Secr. 84 f. 7). Werd 4 juni 1393 verbannen (Secr. 80 f. 52v.).

familie:

tr. 1e N.N., ovl. voor 21 dec. 1380 (RA. 2 f. 51); tr. 2e voor 21 dec. 1380 (RA. 2 f. 51) Stefanie, dr. van Willem Alewijnsz. en Geyl Jacob Vijfscellinxdr. (Secr. 1917); verm. als erfgename van haar moeder 15 okt. 1372, van haar vader 23 en 27 mrt. 1394 (Secr. 1917 en 1755-1756). Voor haar traden 23 feb. 1394 Claas en Willem Wermboudsz. op (Secr. 1755; tr. eerder Daniel Hubrechtsz., Secr. 84 f. 7 en 1839).

kinderen:

1. Willem Steven Poesz.

ovl. na 6 mrt. 1381 (Secr. 1736).

landbezit:

land te Zoeterwoude, gemene voor gelegen met Jan Hamer, Claas van Bakenese en Philips Andriesz. erfgenamen, hem aanbestorven van zijn moeder, 6 mrt. 1381 verkocht aan zijn broer Jan Hamer (Secr. 1736).

2. Jan Hamer

ovl. voor 14 feb. 1391 (Ke. 322 f. 14).

landbezit:

6 mrt. 1381 land te Zoeterwoude (zie bij zijn broer Willem).

familie:

tr. Clara (Ke. 416 f. 77v.), verm. 14 feb. 1391 als belendster te Marendorp (Ke. 322 f. 14); tr. 2e Kerstine? (ovl. na 1413-14, Ke. 323 (10) f. 13v.). Zoon:

a. Hendrik Hamer

vermaakte 21 sept. 1427 St. Pancraskerk 5 kronen (W. 429 f. 21 en tafel).

beroep:

1401-02 betaling aan hem voor metselwerk (Ga. 334 (6) f. 18).

familie:

tr. Ermgard, zij woonde 1421 met haar broer Jan aan de straat van Marendorp, daarop had de H. Geest 22 s.pay. rente (W. 429 f. 21 en tafel); ovl. 21 sep. 1427, liet St. Pancraskerk 5 kronen na voor memoriediensten (Ke. 416 f. 77v.). Dochter:

A. Ermgard (Ke. 418 f. 98v.).

3. Dirk Poes Stevensz.

woonhuis:

aan de Breestraat, 1412 verkocht voor 48½ nobel 16½ bot (incl. de inboedel); hierop waren gevestigd:

- 27½ nobel (schuldbrief van 3 juli 1411),

- 18 nobel (schuldbrief van 7 mrt. 1411), betaald tot 1½ nobel,

- 28 Eng. nobel (schuldbrief van 18 juni 1411), tot 20 gouden nobel betaald,

- een brief waaraan nog 17½ nobel ontbrak, nu tot 5 nobel betaald (27 okt. 1410),

- 21 nobel (schuldbrief van 19 feb. 1411) t.b.v. Jan Taey,

- 3 s.g.g. rente t.b.v. de H. Geest (met 3 jaar achterstal; RA. 50 f. 124).

huisbezit:

* een ½ huis en erf, gemeen met zijn vader, 1412 verkocht voor 19½ nobel (RA. 50 f. 124).

* een huis en erf, 15 feb. 1412 verkocht, hierop rustte 2 s.pay. met houde t.g.v. Beatrijs Pieter Dirksz. (RA. 50 f. 124v.).

landbezit:

1409-10 ½ raamstede, gehuurd v. St. Pieterskerk (Ke. 323 (8) f. 15v.).

4. Beatrise

ovl. in of na 1419 (Secr. 84 f. 246). Tr. Wermbout Willemsz. (zie ald. en Kam, 'Memorieboek', 187).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VAN HAERLEM

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN HAERLEM

I. OUDE DIRK VAN HAERLEM

beroep:

koopman (in onbekend goed, 1304-05, Niermeyer, Bronnen Beneden Maasgebied, nr. 187).

landbezit:

* 8 jan. 1317 land te Zoeterwoude, bij de Rijndijk (GvH. 243 f. 2v.).

* 12 morgen land te Koudekerk, hierop was door zijn vader een rente gevestigd t.b.v. het klooster Leeuwenhorst, die Dirk met zijn echtgenote 13 mei 1328 aan dit klooster schonk t.b.v. o.m. memoriediensten. Wanneer hun zoon Gerrit priester werd zouden alle renten voor hem zijn t.b.v. een vicarie, m.u.v. 30 s. rente die aan Leeuwenhorst zou komen (Lhorst. 1 f. 137v.-138).

* 29 aug. 1323 ½ morgen land in de Cruysmade te Boshuysen onder Zoeterwoude (GvH. 243 f. 36v., zie Dirk van Haerlem Pietersz.).

varia:

Leids poorter, verm. 13 mei 1328 (zie hoger).

familie:

was Dammas Dirksz. van Haerlem, die in 1281 bewoner was van een hofstad te Leiden die Daniel uten Waerde in leen hield van de graaf, een broer van Dirk? (Muller, 'Het Oude Register', 221 d.i. De Fremery, Supplement, 187). tr. Machteld, verm. 13 mei 1328 (zie hoger).

kinderen:

1. Dirk Dirksz. van Haerlem, volgt IIa.

2. Pieter van Haerlem, volgt IIb.

3. Gerrit Dirksz. van Haerlem

verm. 13 mei 1328 (zie hoger); is hij identiek met de Gerrit die 17 feb. 1338 vrijwaring beloofde t.b.v. Claas Hendriksz. en diens moeder Winnen? (Ga. 455 f. 83).

IIa. DIRK DIRKSZ. VAN HAERLEM

ovl. wrsch. voor 7 nov. 1355 (Hoek, 'Wassenaar', 127).

functies:

schepen 35-36, 43-44, 44-45, 49-50, 52-53; trad 1344-45 op t.b.v. de abdij van Egmond (Egmond 763 f. 60v. en 67).

huisbezit:

een kamer met erf aan de Vollersgracht, verm. na zijn dood 19 mei 1370 (W. 428 f. 24).

landbezit:

* 24 mrt. 1323 3½ morgen land tussen Zijl en Mare onder Leiderdorp, gekocht van de graaf (GvH. 243 f. 35).

* 1 okt. 1324 1½ morgen land in het dichtst bij de stad liggende vierendeel van heer Dammas' hoeve onder Zoeterwoude, gekocht van de graaf (GvH. 243 f. 47v.; zie de hierna genoemde vermeldingen van 1326-30 van land in die omgeving).

* 1 morgen 1 gaard 10 voet bij de Leidse vaart verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

* 9 morgen 16½ gaard bij de Leidse vaart onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

* 4 morgen 8 gaard land bij de Rijn en de Heerweg naar Voorschoten onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

* 2 morgen 4 gaard land in de ontginning Boschuysen onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

* 13 hond 13 gaard land ten noorden van Rodenburger wetering onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

* 13½ hond 3 gaard land 4½ voet land ten zuiden van Leiden onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

* 2 morgen 1 hond 3 gaard 3 vierendeel land ten zuiden van de stad, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 88).

De 1326-30 vermelde percelen betroffen mogelijk landerijen van zijn vader.

* 30 sep. 1327 een kamp land te Kerkwerve, afkomstig van Gerrit uter Delle, in leen gehouden van de burggraaf (Hoek, 'Wassenaar', 127).

* een kamp land te Oegstgeest, afkomstig van Gerrit uter Delle, in leen gehouden van de burggraaf (ibidem, 119).

* 1 nov. 1330 ½ viertel land bij Boschuysen onder Zoeterwoude, voor 1 £ in erfpacht gehouden van de abdij van Egmond, zoals Aarnd Hamer tevoren (Egmond 1 f. 62v., en inv.nrs. 598 en 599). Was het dit land dat belendde aan land in die omgeving dat Gerrit Alewijnsz. aan zijn vicarie schonk? (19 mrt. 1349, Ke. 322 f. 3).

* 7 morgen land te Groenendijk onder Hazerswoude, grafelijk leen, ontvangen van graaf Willem III, verm. 1346 (Muller, 'Het Oude Register', 233).

rentebezit:

* 28 s.g.g. met de houde op een hoekhuis aan de Breestraat bij de Blauwe Steen, vermaakt aan de Duitse Orde (7 feb. 1376 verklaarde zijn zoon Dirk voor de rente te zijn betaald, DuO. 1978 f. 36).

* 5 s.g.g. op een huis en erf aan de Breestraat, naast het vorige; door zijn kinderen aan de Duitse Orde vermaakt voor zijn memorie (2 feb. 1366, DuO. 1978 f. 50).

varia:

trad 1325, of kort daarvoor, in 1324, op t.b.v. de stad (Ke. 325, of betrof dit zijn vader?).

familie:

tr. jvr. Lizebeth, dr. van Hendrik van Linscoten (Hoek, 'Een leen van heer Ruijsch', 493, zie voor dit geslacht ook Plomp, 'Middeleeuwse toestand', 1-5). Zij beloofde met o.m. haar vader 7 juni 1357 vrijwaring t.b.v. haar zoon Dirk (Ke. 658). ovl. na 16 okt. 1385, toen zij met haar zoon Dirk de leenhoogheid over een tiende te Maasland overdroeg aan de proost van Oudmunster te Utrecht (Hoek, 'Een leen van heer Ruijsch', 493).

kinderen:

1. Dirk van Haerlem Dirksz.

ovl. tussen 1385 en ca. 1393 (ibidem, 493, Secr. 553).

woonhuis:

aan de Breestraat, verm. 1 feb. 1367 (Ke. 415 f. 11).

ambacht: een gerecht binnen Woerden, heer Ruyschengerecht, (waarin de kerk was gelegen), afkomstig van het geslacht van Linscoten, Oudmunsters leen; 1374 opgedragen t.b.v. de Hollandse graaf (Hoek, 'Een leen van heer Ruijsch', 493, dezelfde, Lenen Oud Munster, 588; Plomp, 'Middeleeuwse toestand', 1-5).

landbezit:

8 morgen 4½ hond land te Zoeterwoude, hem aanbestorven van zijn schoonmoeder Reinsent, 23 juni 1358 verkocht aan Trude, weduwe van Boudijn van Zwieten (Ke. 826).

rentebezit:

* 40 s.pay. met houde en 2 kapoenen pay. (ofwel 3 s. 4 p. pay. voor de 2 kapoenen) op een huis en erf aan de Weversteeg, te vervoorhuren met 3 s. 9 p.pay.; 7 juni 1357 verkocht aan Andries Hein Honghersz., met vrijwaring door Hendrik van Linscoten, Pieter van Haerlem en Dirk zelf. Hij en zijn moeder beloofden Andries schadeloos te stellen voor alles voortvloeiend uit oude brieven (Ke. 658).

* 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Hogewoerd, voor 10 apr. 1359 verkocht aan Trude, weduwe van Boudijn van Zwieten voor 21 schild (24 groten Vlaams het schild), met vrijwaring door Dirk van den Bosch en Huge van den Bosch Dirksz. van der Dobbe (Ke. 637 en 535).

varia:

met zijn moeder droeg hij 16 okt. 1385 de leenhoogheid over een tiende te Maasland over aan de proost van Oudmunster te Utrecht; zelf hielden zij de tiende in leen van de graaf van Holland (Hoek, 'Een leen van heer Ruijsch', 493).

familie:

tr. Katrine, dr. van Bertelmeeus van der Bregghe (zie Simon Gorisz. van der Bregghe c.s.).

2. Willem Dirksz. van Haerlem

droeg 2 feb. 1366 een rente over met zijn broer en zuster t.b.v. zijn vaders memorie (DuO. 1978 f. 50).

3. Lizebeth

ovl. na 25 juli 1368 (DuO. 606).

huisbezit:

12 mei 1354 de woning, hofsteden en kameren te Den Haag, die vroeger aan heer Philips Engelbrechtsz. toebehoorden, leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 192).

landbezit:

7 nov. 1355 1 kamp land te Kerkwerve onder Rijnsburg, leen van de burcht, afkomstig van haar vader (Hoek, 'Wassenaar', 127).

varia:

woonde 25 juli 1368, toen Meyne uten Waerde in haar huis testeerde, wrsch. te Leiden (De Geer, DuO., 606 d.i. Ligtenberg, Armezorg, 342-343). Droeg 2 feb. 1366 met haar broers een rente over t.b.v. haar vaders memorie (DuO. 1978 f. 50).

familie:

tr. Simon van Santhorst, zoon van Philips en Lizebette; zij werd door haar man 25 sep. 1347 getocht en was in 1354 zijn weduwe (Obreen, Gesch. Wassenaer, 64). Heer Philips Engelbrechtsz., ovl. voor 12 mei 1354, was haar oom (zie huisbezit); het exacte familieverband blijft evenwel onduidelijk.

IIb. PIETER VAN HAERLEM

ovl. na 14 mrt. 1373 (Ke. 415 f. 36v.).

functies:

schepen 1337-38, 1339-40, 1345-46, 1350-51, 1357-58. Trad 1344-45, 16 feb. 1352 en 25 nov. 1359 op t.b.v. de abdij van Egmond (Egmond 763 f. 60v. en 67, 781 f. 116, 1 f. 67).

woonhuis:

aan de Breestraat te Leiden, verm. 6 mrt. 1332 en - eveneens ald. - 14 okt. 1345 (W. 2. f. 5 en tafel en 1 38v.).

landbezit:

5 morgen 7½ gaard land ten zuiden van de stad, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

rentebezit:

* 28 okt. 1332 23 s.g.g. op land bij de steenbrug onder Oegstgeest; beleend door de burggraaf, bij kinderloos overlijden te versterven op zijn broer (Hoek, 'Wassenaar', 125).

* de houde van enige huizen te Leiden, hem aanbestorven van zijn 2e echtgenote, verm. 14 mrt. 1373 (Ke. 415 f. 36v.).

* renten op huizen aan de Weversteeg (zie zijn zonen).

varia:

beloofde 7 juni 1357 vrijwaring bij een renteverkoop door zijn neef Dirk van Haerlem (Ke. 658).

familie:

tr. 1e Ermgard Pieter Scildsdr., wrsch. ovl. voor 1 aug. 1348 (Secr. 84 f. 31v.); tr. 2e Machteld, ovl. voor 1 feb. 1367, zr. van heer Floris van Alkemade, priester (zie Van Alkemade en Ke. 415 f. 11). Kinderen (uit het 1e huwelijk):

1. Dirk van Haerlem Pietersz.

landbezit:

* 4 tot 5 morgen land te Zoeterwoude aan Waddinger Vliet bij Boschuysen (de Cruysmade, vlg. zijn grootvader Dirk), in leen gehouden van Jan Gerrit Heinenz.z., later van Pieter van Leyden en diens zoon Jan, verkocht 3 mei 1370 aan Dirk van de Werve en IJsbrand van Leyden (Ke. 827).

rentebezit:

23 s.g.g. rente op land te Oegstgeest, in leen gehouden van de burggraaf, afkomstig van zijn vader (Hoek, 'Wassenaar', 125).

familie:

noemde 3 mei 1370 de zonen van Pieter van Leyden neven (Ke. 827).

2. Jan en

3. Willem

hun vader schonk hen 1 aug. 1348 al zijn renten op huizen en erven aan de Weversteeg. Zodra zij volwassen waren of huwden, mocht deze de renten van hen afkopen met 50 £ pay. (Secr. 84 f. 31v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

JAN GRIETENZ. (JR.) C.S.

 

Previous PageHome PageNext Page


JAN GRIETENZ. (JR.) C.S.

I. N.N

tr. Margaretha, dr. van Jan Grietenz. (zie Van der Hant I); haar man was wellicht Gerrit Dirksz. (Ke. 415 f. 66, Jan Gerrit Dirksz.z., neef van heer Huge van der Hant zou dan dezelfde als haar zoon Jan Grietenz. zijn, zie Van der Hant I).

kinderen:

1. Jan Grietenz., volgt II.

2. IJsbrand

ovl. na 24 juni 1382 (Ke. 420 f. 16).

?3. Alijd

nicht van heer Huge van der Hant, en afkomstig uit het nageslacht van diens ouders (Ke. 420 f. 16); ovl. na 1403-04 (Ke. 323 (6) f. 14). tr. Pieter Buytewech Gerritsz. (zie Die Bruun II).

II. JAN GRIETENZ.

functies:

schout 1388 en 1405-'06; schepen 1383-84, 84-85, 85-86, 90-91, 91-92, 07-08; burgemr. 1402-03, 03-04, 09-10, 10-11, 13-14, 16-17, 17-18.

beroep:

wijnkoper (1398-1405, Ga. 334 (5) f. 15v., GvH. 1255 f. 27v., 202 f. 38v.-39).

woonhuis:

aan de Hooigracht, naast het nieuwe O.L.V.Gasthuis verm. ca. 1390-23 juni 1402 (Blok, Hollandsche stad, I 324, Ga. 1019 en Ke. 416 f. 35).

huisbezit:

24 juli 1392 kreeg hij van de stad het poorthuis aan de Zijl in gebruik, met het huis dat hij zou bouwen aan de zuidzijde, Rijnwaarts. Hij zou e.e.a. op eigen kosten onderhouden en op vordering van de stad weer afstaan tegen vergoeding van de bouwkosten (Secr. 84 f. 276).

landbezit:

10 morgen land te Zoeterwoude in Claas Godevaardsz.' weer, in leen gehouden van de burggraaf, afkomstig van zijn oom Daniel Jansz. (Hoek, 'Wassenaar', 632).

borgstelling:

* 31 okt. 1384 Aarnd Jacob Willemsz.z. (Secr. 19 f. 65).

* 20 mei 1386 Mouwerijn Claasz., van Oudewetering (Secr. 19 f. 74).

* 12 jan. 1387 Adam Willemsz. (Secr. 19 f. 75v.).

* 27 jan. 1389 Floris Jan Dirksz., van Aarlanderveen (Secr. 19 f. 79v.).

* 30 juni 1406 Willem van Scoten (Secr. 20 f. 23v.).

* 8 dec. 1408 Gijsbrecht Pietersz. (Secr. 20 f. 32).

* 7 nov. 1414 Claas Harync (Secr. 20 f. 49v.).

varia:

zegel: een paard (?), rechtsboven een hand, linksboven een blank schild (W. A IV 25, 20 sep. 1384); verbannen 4 juni 1393, vervolgens verzoend met de graaf 16 juni 1401 (Secr. 80 f. 52v., GvH. 228 f. 425). Mogelijk was hij de Jan Grietenz. die in 1405 onder de welgeborenen van Voorschoten werd vermeld (GvH. 1313 f. 8). Ter aflossing van schulden kende de graaf hem het 24 dec. 1405 te innen morgengeld van Waterland toe alsmede 300 Holl. schilden, te ontvangen uit breuken en forfaits te Leiden (10 okt. 1405; GvH. 202 f. 38v.-39). Verstrekte de graaf 25 apr. 1407 een lening i.v.m. de Arkelse oorlog (GvH. 203 f. 23v.).

familie:

tr. 1e Margaretha, ovl. 10 dec. 1396, liet voor memoriediensten 6 £ pay. na aan St. Pancraskerk, ald. begr. (Ke. 416 f. 22v., 418 f. 134v.); 2e Alijd, dr. van Simon Philips (Rembrandsz.)z., zij bezat sinds 1405 samen met haar zoon Gerrit een lijfrente ten laste van de stad (Secr. 80 f. 68v.); ovl. ca. 1413, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 85, 418 f. 54). Zoon uit het 1e huwelijk:

1. Jan (Jan Grietenz.z.) van der Mersche

functies:

schepen 1408-09, homan van Marendorp 1404 (Secr. 84 f. 272).

beroep:

drapenier (vgl. raamstedebezit).

landbezit:

1409-10 ½ raamstede, gehuurd van St. Pieterskerk tegen 10 s.pay. (Ke. 323 (8) f. 7v. en volgende rek.).

rentebezit:

* 26 mei 1402 een lijfrente van 22½ nobel samen met zijn vrouw, losbaar met 150 Eng. nobel, gekocht van de stad (Secr. 80 f. 65v., 513 f. 18).

* 23 Franse kronen op een huis en erf te Leiden, verm. 1410 (RA. 50 f. 96).

* 13 juli 1412 25 Eng. nobel op een huis en erf te Leiden, 6 jan. 1413 afgeschat (RA. 50 f. 127).

borgstelling:

29 jan. 1415 Albout, uit Friesland (Secr. 20 f. 50v.).

varia:

zegel: doorsneden door een uitgetande lijn, een zespuntige ster in het schildhoofd (Secr. 1475, 2 juni 1409); beloofde 12 feb. 1412 vrijwaring t.b.v. Philips Andriesz. (Ke. 493 f. 91v.).

familie:

tr. na 26 mei 1402 Geertruid heer Jacob Goedsotsdr. (Secr. 80 f. 65v.).

Uit het 2e huwelijk:

2. Gerrit (Jan Grietenz.z.) van der Mersche

rentebezit:

* 1405 13 Eng. nobel, lijfrente, samen met moeder Alijd, gekocht van de stad, losbaar met 100 nobel (Secr. 80 f. 68v.).

* 6 nobel lijfrente, samen met zijn grootvader Simon Philipsz., verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 19v.).

varia:

15 apr. 1420 als knape genoemd (Secr. 316).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

GERRIT DIE GRIEMER ERMBOUTSZ.

 

Previous PageHome PageNext Page


GERRIT DIE GRIEMER ERMBOUTSZ.

ovl. 21 jan. 1420, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 62v. en 418 p. 10, vgl. ook Klo. 518 f. 5v. en GvH. 1272 f. 50).

functies:

schepen 1407-08, 08-09, 14-15, 15-16, 16 en 1419-20; burgemr. 1416-17.

woonhuis:

aan St. Pancraskerkhof verm. 4 jan. 1408 (Klo. 525).

huisbezit:

* 24 mei 1410 een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 92).

* 1418 een huis en erf te Leiden, waarop gevestigd 13 s.g.g. met houde t.g.v. Jacob van Rijsoirde (RA. 50 f. 193).

landbezit:

* 7 morgen, 1½ hond land te Zoeterwoude aan de Vliet, door de burggraaf 15 feb. 1406 beleend na opdracht uit eigen (Hoek, 'Wassenaar', 631).

* 21 juli 1408 ½ van 7 hond land te Katwijk, hofland, geheten de Oude Ghers; hierop had Gerrit het hofgeld reeds in bezit (Ke. 493 f. 101v.).

* 8 aug. 1409 de andere ½ van voornoemd land (Ke. 493 f. 102).

rentebezit:

* 19 nobel lijfrente t.n.v. hem en echtgenote, t.l.v. de stad, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 19).

* 18 £ 13 s. 4 p.pay. en 20 £ 16 s. goed pay. lijfrenten, t.n.v. hem en zijn vrouw, t.l.v. St. Pieterskerk, verm. 1408-09 (Ke. 323 (8) f. 18).

* 4 s.g.g. met houde op de helft van een weide te Valkenburg en Katwijk, 23 juni 1411 kwijtgescholden (Klo. 1469 f. 23).

* 14 nov. 1407 5 £ pay. op een huis en erf bij de Nieuwe Rijn (Klo. 612).

* 30 aug. 1413 26 nobel op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 135v.). 20 jan. 1414 een schuldbrief op voornoemd huis en erf, hiervan resteerde op moment van afschatting (1414) 7 Eng. nobel (RA. 50 f. 135v.).

* 2 juni 1415 28 gouden nobel op een huis en erf te Leiden, 3 nov. 1416 omgezet in pandbrief van 12 £ 10 s. 2 p. 1 halling pay., afgeschat 3 feb. 1417 (RA. 50 f. 179v.).

* 16 aug. 1415 56 gouden Eng. nobel op voornoemd huis en erf, 3 nov. 1416 omgezet in een pandbrief van 25 £ 9 s. 7 p.pay., afgeschat 3 feb. 1417 (ibidem).

* 3 dec. 1415 27½ nobel, op voornoemd huis en erf, 3 nov. 1416 omgezet in een pandbrief van 12 £ 10 s. 2 p. 1 halling pay., afgeschat 3 feb. 1417 (ibidem).

* 18 juni 1418 19 s.g.g. op een huis en erf, belend door Vollersgracht, Breestraat en Oude Rijn, 26 mei 1421 door zijn weduwe aan St. Pancrasbegijnhof overgedragen voor memoriediensten (Klo. 542 en Klo. 518 f. 3 en 5v.).

borgstelling:

* 26 feb. 1410 Willem Claasz. (Secr. 20 f. 40).

* 13 feb. 1414 Claas Eversz. (Secr. 20 f. 47v.).

varia:

zegel: drie palen; vrijkwartier een viool (Ga. 770, 17 feb. 1417); 16 sep. 1376 getuige toen Jacob die Ledighe testeerde (Ke. 415 f. 45v.); beloofde 31 mei 1412 vrijwaring t.b.v. Claas Roelofsz. (Secr. 1506).

familie:

de palen in zijn zegel wijzen op familiebanden met het geslacht van Zeverit Zeveritsz. (zie ald.), de viool op verwantschap met de Van Zwietens. Zoon van Ermbout die Griemer, Leids poorter, verm. ca. 1369-27 dec. 1378 (GvH. 676 f. 44v.; Secr. 19 f. 39 en 47; RA. 2 f. 2v.) en Ermgard, ovl. 13 sep. 1388, begr. St. Pancraskerk, die zij 5 £ pay. gelds naliet (Ke. 418 f. 10, 416 f. 11v.). Tr. Hillegond Willem IJsbrandsz.dr. (zie Willem IJsbrandsz. c.s.), zij liet als weduwe van Gerrit 3 £ g.g. renten aan St. Pancraskerk na voor memoriediensten (Ke. 416 f. 62v., 418 f. 10); het klooster Mariënhaven te Warmond ontving 22 £ pay. voor memoriediensten (Klo. 1243 f. 28v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VAN DER GRAFT

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN DER GRAFT

I. BERTELMEEUS VAN DER GRAFT

functies:

schepen 1337-38, 42-43, 56-57; schout 1348.

woonhuis:

31 jan. 1348 een hofstad op het grafelijk hof, strekkend van de 'stoep die men ten hove gaat', oostwaarts langs de kerkhofmuur; grafelijk leen (GvH. 226 f. 38v.).

landbezit:

* 4 morgen, 4 hond land te Rijswijc in Rijswijkerbroek, gemeenliggend met land van St. Catharinagasthuis; beleend 31 jan. 1348 door de graaf na opdracht uit eigen (GvH. 220 f. 38v.).

* 3 morgen, 1½ hond land te Zoeterwoude, gemeen liggend met land van zijn schoonvader Jan van den Bosch; beleend door de graaf 31 jan. 1348 na opdracht uit eigen (GvH. 220 f. 38v.).

* 1346 2 morgen land te Zoeterwoude, grfl. leen, verm. 1346 (Muller, 'Het Oude Register', 236; GvH. 708 f. 6).

varia:

kreeg 20 apr. 1355 amnestie van de graaf (Brokken, Hoekse en Kabeljauwse twisten, 431).

familie:

tr. Alijd Dobben, dr. van Jan van den Bosch (zie ald.) (tr. eerder Jan van den Rine, zie ald.). Hij tochtte haar 10 mrt. 1348 aan de mindere helft van zijn landgoed te Rijswijk en 3 morgen, 1½ hond te Zoeterwoude (GvH. 226 f. 52v.). Zoons:

1. Gerrit van der Graft Bertelmeeusz.

functie:

schepen 1371-72, 72-73, 73-74, 75-76.

woonhuis:

een hofstede op het grafelijk hof te Leiden, 25 jan. 1376 opgedragen t.b.v. een ander (GvH. 709 f. 1).

landbezit:

* 2 morgen land te Zoeterwoude, afkomstig van zijn vader, 1390 beleend door de graaf met ledige hand (GvH. 708 f. 6).

* 4 morgen, 4 hond land te Rijswijk in Rijswijkerbroek, grfl. leen en:

* 3 morgen, 1½ hond land te Zoeterwoude, grfl. leen, gemeen gelegen met land van Floris van Brabant; beide lenen 25 jan. 1376 opgedragen t.b.v. een ander (GvH. 709 f. 1).

rentebezit:

* 2½ £ Holl. p.j. uit de tienden van Zoetermeer, in leen gehouden van de heer van Wassenaar (Hoek, 'Wassenaar', 629 en Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 30v.).

* 50 s. uit de korentiende van Veur, in leen gehouden van de heer van Wassenaer (Hoek, 'Wassenaar', 111 en Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 6v.).

borgstelling:

25 juli 1370 Jan van den Bosch (Secr. 19 f. 24).

varia:

zegel: een boot met roeispanen, geflankeerd door 2 wallekanten, kennelijk de voorstelling van een gracht (Ke. 555a, 8 mei 1376). Trad 6 feb. 1365 op als voogd over de kinderen van Dirk van der Dobbe (Ga. 455 f. 10).

2. Dirk van der Graft.

landbezit:

* ½ morgen land te Zoeterwoude, samen met Jan van den Bosch Hoflantsz. verkocht (12 mrt. 1377; W. 428 f. 41v.).

* 3 morgen land te Boschuysen onder Zoeterwoude (zie bij zijn dochter).

rentebezit:

3 £ 11 s. 6 p.g.g. op huizen en erven, samen bezeten met Jan van Meerburch (voor specificatie zie Die Bruun) en samen met deze 18 nov. 1371 aan Philips Andriesz. verkocht (Ke. 417 f. 151v.).

familie:

tr. wrsch. een dr. van Philips Andriesz. (vgl. Secr. 84 f. 3, zie hierna en vergl. Ke. 417 f. 151v.; zie ook Philips Andriesz. c.s.).

dochter:

a. Alijd.

Wrsch. na ovl. van haar vader werd ca. 1386 een staat van haar goederen opgemaakt (Secr. 84 f. 3):

landbezit:

3 morgen land te Boschuysen onder Zoeterwoude.

rentebezit:

* 20 s.pay. op een huis en erf te Leiden.

* 36 s.g.g. op heer Heinrics camp (3½ hond, 25 gaard).

* 1/6 van 3 £ g.g. (10 s.) op een huis en erf te Leiden.

* 1/6 van 4 £ g.g. (15 s.) op een huis en erf te Leiden.

* 1/6 van 1 £ g.g. (3 s. 4 p.) op een huis en erf aan de Vollersgracht.

* 13 s. 4 p.g.g. op een huis en erf te Leiden.

varia:

zij diende van Jan van Meerburch over het jaar 1383, toen haar grootmoeder stierf, nog 4 £ 7 s. 4 p.g.g. te ontvangen, alsmede van huishuur 13 s. 4 p.g.g. Verder was Dirk die Blote haar 1/6 van 108 £ schuldig, Gerrit van der Planc 1/6 van 14 oude schilden en 14 groten; Dammas Potter Jansz. 1/6 van 42½ groot. Zelf was Alijd een zekere Foyken 4 £ 11 s. schuldig; na aftrek van door deze verschuldigde renten resteerde t.g.v. Alijd 9 £ 9 s.g.g. Verder diende zij van verschillende lieden te ontvangen: 45 s.g.g., 20 s.g.g., 15 £ g.g. en 46 s.g.g. en 50 s.g.g.

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

GONTER

 

Previous PageHome PageNext Page


GONTER

I. A(A)RST GONTER(SZ.)

ovl. voor 7 mei 1364 (Ke. 493 f. 19v.).

functies:

schepen 1332-33, 42-43, 43-44; gasthuismr. 1335-36.

woonhuis:

aan de Breestraat, leen van Polanen, reeds voor 26 sep. 1342 door Jan (I) van Polanen beleend; opnieuw 4 aug. 1344 (Obreen, Gesch. Wassenaar, 183); Nass. Dom. 44 (6461) f. 332v.). Vestigde hierop 6 jan. 1350 40 s.g.g. rente t.b.v. zijn vicarie (W. 428 f. 80). Dit huis is de voorloper van het huidige Rijnlands Huis (G. 't Hart, Rijnland's huis, 9).

landbezit:

* de Groete weyden en het Smalle weer te Zoeterwoude, gekocht voor 10 feb. 1345, samen met Jan van der Bregghe van Jan van Egmond en Daniel Coppenz. (Ga. 784); zijn weduwe verm. met land ter plaatse 6 mrt. 1373 (Secr. 1735).

* 5 morgen, 9 gaard, 2 voet te Zoeterwoude (Vroonmade), ten westen van de Leidse vaart bij de Naakte Sluis verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87); geschonken aan zijn vicarie 6 jan. 1350 (W. 428 f. 80).

* 3 morgen, 18 gaard land langs Rodenburger wetering te Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87). Missch. identiek met het volgende:

* 3 morgen, 4½ gaard ten zuiden van de stad, ten noorden van Rodenburger wetering, onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

rentebezit:

40 s.g.g. op 10 morgen land onder Alkemade, 6 jan. 1350 geschonken aan zijn kapelanie (W. 428 f. 80).

stichting:

samen met zijn echtgenote: een kapelanie in St. Pieterskerk (6 jan. 1350).

schenkingen:

zie land- en rentebezit en woonhuis. Tot bedienaar stelden zij de priester Aarnd Hodden Frankenz. aan (misschien wijst dit op een relatie met het geslacht Rijswijc, zie ald.). De collatie zou zijn voor hun zoon Gerrit Gonter of diens nageslacht om uiteindelijk te komen aan de H. Geest (dit laatste geschiedde voor 3 mrt. 1433) (W. 428 f. 80).

familie:

tr. Machteld, dr. van Costijn van der Bregghe (zie ald.). Zij werd 3 apr. 1355 door haar echtgenoot getocht aan diens woonhuis te Leiden (GvH. 244 f. 48). Hield dit huis na haar mans dood in leen van de heer van Polanen (Nass. Dom. 44 (6461) f. 333). Zoon:

II. GERRIT GONTER

functies:

schepen 1329-30, 33-34, 34-35, 35-36, 41-42, 44-45, 45-46, 47-48, 48-49, 49-50; burgemr. 1350-51.

varia:

zegel: de Leidse sleutels met een ster in het schildhoofd (22 apr. 1342, Ke. 1084). Pachter van de visserij in de Rijn bij Alphen 1343 en (samen met Dirk van der Dobbe) 1354 (Hamaker, Rek. Holl., II 123, GvH. 1442 f. 25v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

MR. JACOB PIETERSZ. VAN LEYDEN alias GOEDSOT

 

Previous PageHome PageNext Page


MR. JACOB PIETERSZ. VAN LEYDEN ALIAS GOEDSOT

Zijn afkomst is onduidelijk; blijkens zijn positie aan het hof stond hij in aanzien; we troffen hem alleen als notaris te Leiden aan. Zijn dochter huwde binnen het patriciaat.

functies:

notaris, verm. sinds 28 sep. 1370 (Ke. 402, 403, Egmond 1 f. 71v. en Egmond 383); 21 nov. 1378 verm. als vicaris van St. Pieterskerk te Middelburg en in de parochiekerk van Mariakerke op Walcheren (Van Riemsdijk, Tresorie, 189); 1389-90 verm. als kanunnik van de Hofkapel en grafelijk kapelaan (ibidem, 192), eveneens als bezitter van de prebenda dormitorii in de Utrechtse Dom en bezitter van de ½ kerk van Poortvliet (ibidem, 189); klerk van het register 1391-1402 (zie hfdst. 6).

varia:

21 nov. 1378 verzocht hertog Albrecht de paus om een beneficie voor hem; 1389-90 opnieuw, te Luik (Van Riemsdijk, Tresorie, 410 en 414).

familie:

missch. was hij een zoon van Pieter Goedsot, die een huis te Leiden aan de Steenschuur bezat (18 nov. 1371; Ke. 417 f. 151v.). Ook komt in Leiden een Willem Pieter Goedsotsz. voor (16 okt. 1386; Ke. 608).

dochter:

1. Pieternelle

zij tr. Jan van der Mersche Jan Grietenz.z. (zie ald.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl