Leidse Patriciaat (tot 1420)

VAN DER BREGGHE (COSTIJN C.S.)

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN DER BREGGHE (COSTIJN C.S.)

I. COSTIJN VAN DER BREGGHE.

kinderen:

1. Heine, volgt IIa.

2. Jan, volgt IIb.

3. Machteld

tr. Arst Gontersz. (zie ald.). Als weduwe verkocht zij 7 mei 1364 land (zie IV., Jan Costijnsz.).

4. Fie Janszr. van der Bregghe (d.i. Fie Willem Bulen Moyen)

ovl. na 14 juli 1386 (Ga. 455 f. 45).

landbezit:

* een stuk land te Leiderdorp en Leiden, gemeen liggend met dat van Geertruud Costijnsdr. van der Bregghe, Jan van der Gheest, Willem Buul en Pieter Simonsz.; verm. 8 feb. 1363 en 25 apr. 1371 (Ke. 493 f. 19 en f. 17).

* 4 hond, 5 morgen land (de Doesvenne) te Leiderdorp; hierin bezat Pieter Boudijnsz. 1 morgen. 14 juli 1386 verkocht. Vrijwaring beloofden Gerrit en Dirk Jansz. van der Geest en Jan Costijnsz. van der Bregghe (Ga. 455 f. 45).

IIa. HEINE (HANNE) (VAN DER) BREGGHE.

functie:

schepen 1320-30, 30-31, 34-35, 35-36, 36-37, 37-38.

landbezit:

* 29 apr. 1321 6½ morgen land ten zuiden van Rodenburgerwetering, langs de Rijn, onder Zoeterwoude, samen met Pieter Cokenaedse van Dirk van Zwieten gekocht en van de graaf ten vrij eigen ontvangen (GvH. 242 f. 17v.). Dit land droeg hij op aan de Heer van Polanen (Nass. Dom. 44 f. 339v.).

* 1323 5 morgen land (de Hairt) en 10 hond land (de Tien hond) te Boschuysen onder Zoeterwoude, samen met zijn broer Jan ten vrij eigen gekocht (grfl. consent 29 aug. 1323, GvH. 243 f. 36v.). De 5 morgen droeg hij op aan de heer van Polanen (Nass. Dom. 44 (6461) f. 339v.); zijn broer deed hetzelfde (nadat het goed in zijn geheel in zijn handen was gekomen? zie ald.)

rentebezit:

21 okt. 1330 40 s.pay. op een huis aan de Kerksteeg (W. 428 f. 6v.).

varia:

zegel: de Leidse sleutels (Ke. 662, 16 mei 1337).

familie:

tr. Trude, ovl. na 1351 (GvH. 1441 f. 7).

IIb. JAN VAN DER BREGGHE

functie:

schepen 1324-25.

beroep:

handelde in huiden 1343 (Hamaker, Rek. Holl., II 4).

landbezit:

* 3½ morgen 1 hond land te Zoeterwoude aan de Rijndijk, opgedragen aan de Heer van Polanen 2 mei 1331 (Nass. Dom. 44 (6461) f. 333v.); wrsch. de 3 morgen 4 gaard 3 voet land, 1326-30 verm., ten zuiden van Rodenburger wetering (Ke. 493 f. 88).

* 1323 5 morgen land (de Hairt) en 10 hond land (de Tien hond), te Boschuysen onder Zoeterwoude, samen met zijn broer Heine ten vrij eigen gekocht (zie hoger). De 5 morgen droeg hij op aan de heer van Polanen die er 2 mei 1331 Jans zoon Costijn mee beleende (Nass. Dom. 44 (6461) f. 334).

* 3 morgen 4 gaard land ten zuiden van Leiden in Zoeterwoude, samen met Dirk IJdenz. bezeten, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.). Mogelijk behoorden de 1½ morgen 9 gaard land die Jan hier ten noorden van Rodenburger wetering bezat, hiertoe (verm. 1326-30, Ke. 493 f. 87).

* 1342 de Brigghenmade (4 morgen 3 hond land) te Leiderdorp, samen met Gerrit Emmenz. gekocht (Ke. 493 f. 32v.).

* De Groete Weyden en het Smalle Weer te Zoeterwoude, gekocht samen met Arst Gontersz.; zij stonden Jan van Egmond en Daniel Coppenz. 10 feb. 1345 het recht van overpad toe naar de Niedel (Ga. 784).

familie:

kinderen:

1. Costijn, volgt II.

2. Willem Buul

ovl. tussen 16 okt. 1374 en 16 mei 1375 (Ke. 678 en 50).

(woon)huis: huurde 16 okt. 1374 van Bertelmeeus Simon Gorisz. (van der Bregghe) een huis aan de Maarsmanstraat, achter diens grote huis aan de Breestraat, tegen 19 s.pay. rente (Ke. 678, W. 1765 f. 10). Op dit huis (dan van Dirk die Bloet en Willem Buuls kinderen) had de H. Geest 1380 een rente (W. 428 31 f. 10). Zijn weduwe wordt 16 mei 1375 verm. als belendster aan de Maarsmansteeg aan Jan Costijnsz. van der Bregghe (Ke. 50).

landbezit:

* land te Leiderdorp en Leiden, gemene voor met dat van Geertruud Costijnsdr. van der Bregghe, Jan van der Gheest, Fie van der Bregghe en Pieter Simonsz.; verm. 8 feb. 1363 en 25 apr. 1371 (Ke. 493 f. 19 en 17).

* 1/6 van het Bredevelt onder Leiderdorp, verm. 7 mei 1364 (Ke. 493 f. 19v.).

* ½ van de Brigmade te Leiderdorp, samen met de kinderen van Jan van der Gheest bezeten, verm. 20 nov. 1372 (Ke. 493 f. 30v.).

familie:

tr. Glorie, ovl. na 16 mei 1375 (Ke. 50).

3. Dochter

tr. zeer wrsch. Jan van der Gheest, vgl. o.m. het bezit van de ½ van de Brigmade door zijn kinderen samen met Willem Buul, zie Van der Geest).

III. COSTIJN VAN DER BREGGHE JANSZ.

functie:

H. Geestmr. 1339-40, 44-45, 45-46, 46-47, 48-49, 45-55, 56-57, 57-58, 58-59.

beroep:

lakenhandelaar 1356-57 (GvH. 1377 f. 24v.).

woonhuis:

aan de Maarsmanstraat, bij de Rijn, verm. 13 mrt. 1359 (W. 428 f. 18; W. 1765 f. 10; Ke. 50).

landbezit:

* 2 mei 1331 5 morgen land (de Hairt) te Zoeterwoude, beleend door Jan van Polanen na opdracht uit eigen door zijn vader (Nass. Dom. 44 (6461) f. 334). 3½ morgen 1 hond land aan de Rijndijk te Zoeterwoude (wrsch. in zijn bezit, vgl. Nass. Dom. 44 (6461) f. 333v.).

varia:

zegel: boven: 2 sleutels naast elkaar; onder: een brug met 3 pijlers (Ga. 604, 4 apr. 1358).

familie:

tr. N.N., zij bracht Grisoord (de kern van het bon Zevenhuysen) mee ten huwelijk (DuO. 2064x). Kinderen:

1. Jan Costijnsz., volgt IV.

2. Geertruud Costijnsdr.

tr. Bertelmeeus van Zwieten. Zij verkocht met haar man 8 feb. 1363 2 morgen 2 hond land te Leiderdorp en Leiden met de daarvoor gedolven vest (Ke. 493 f. 19, vgl. ook f. 17, zie van Zwieten).

3. Machteld Costijnsdr.

zij werd 24 juni 1367 poorteres van Leiden met 100 £, borg stond haar broer Jan (Secr. 19 f. 10). Beleend 12 sep. 1379 met 3 £ rente g.g. p.j. binnen Leiden, leen van de Lek en Polanen (Nass. Dom. 44 (6461) f. 331). Haar broer Jan bewees haar 29 nov. 1380 als moederlijk erfdeel 21 s.pay. op het huis en erf van Willem van der Gheest (d.w.z. 1/3 van Grisoord). Zij droeg deze rente 7 feb. 1381 over aan de Duitse Orde te Leiden (DuO. 2064x).

IV. JAN COSTIJNSZ. VAN DER BREGGHE

ovl. in of na 1399 (Rek. Lei., I 66); begr. St. Pieterskerk (Ke. 7 f. 81).

functies:

schepen 1360-61, 66-67, 68-69, 69-70, 86-87, 89-90; kerkmr. van St. Pieter 1381; burgemr. 1393-94.

beroep:

indien dezelfde: bierkoper (1398-99, Ga. 334 (5) f. 12v.).

woonhuis:

aan de Maarsmansteeg bij de Rijn, naast Willem Buuls weduwe, verm. 16 mei 1375, toen Sophie weduwe van Gerrit Hoogstraat werd bevestigd in het bezit van 4 s. 2 p. 1 halling g.g. rente met houde op zijn huis en erf (Ke. 50).

landbezit:

* ½ van 5/6 van 4 morgen 1½ hond 7 roeden 1 voet land te Leiderdorp (het Bredevelt), gemeen gelegen met land van Jan van der Gheest en kinderen en zijn oom Willem Buul, die van het geheel resp. ½ x 5/6 en 1/6 bezaten. Verkocht dit 7 mei 1364 samen met zijn zwager Bertelmeeus van Zwieten en Machteld Costijnsdr., weduwe van Arst Gontersz., met wie hij de eigendom deelde (Ke. 493 f. 19v.). 1/6 van het Bredevelt verkocht hij 13 juli 1392 (was dit het land dat 7 mei 1364 in handen van zijn oom Willem Buul was? Ke. 415 f. 34).

* 2 hond land in Doesvenne, Leiderdorp, gemene voor gelegen met land van Pieter Boudijnsz. en Pieter Simonsz.; 22 mei 1388 verkocht aan Pieter Simonsz. (Ga. 641, 455 f. 45v.).

* 5 morgen (de Hairt) en 3½ morgen 1 hond land te Zoeterwoude; leen van de Lek-Polanen; het laatste met toestemming van de heer van de Lek ten vrij eigen verkocht (Nass. Dom. 44 (6461) f. 334). Komt een van deze goederen 9 okt. 1385 voor als belendend aan land van heer Gerrit Hoogstraat Pietersz. en Jacob Ghijsen te Zoeterwoude? (Ke. 836).

rentebezit:

42 s.pay. op het huis c.a. van Jan Jacobsz. Blijfhier te Grisoord; zeker spruitend uit erfuitgifte door Jan of zijn moeder, van wie hij 1/3 van Grisoord zal hebben geërfd (Weeskamer 608 f. 1v.; vgl. DuO. 2064x).

borgstelling:

* 13 juli 1367 Voppe Dirksz. (Secr. 19 f. 9v.).

* 24 juni1367 Machteld Costijnsdr. van der Bregghe (Secr. 19 f. 10v.).

* 31 dec. 1367 Claas Hugenz. van Kersken (Secr. 19 f. 12v.).

* 16 jan. 1370 Philips Adelisenz. (Secr. 19 f. 21).

* 5 okt. 1375 Bertelmeeus van Zwieten (Secr. 19 f. 42).

* 25 apr. 1381 Floris Gerritsz., van Wassenaar en vrouw (Secr. 19 f. 52).

* 26 mrt. 1392 Willem IJsbrandsz. (Secr. 19 f. 90v.).

varia:

zegel: boven: een halve maan; onder: een brug met 3 pijlers (Ke. 983, 17 jan. 1368). Beloofde 14 juli 1386 vrijwaring bij een verkoop door Fie Janszr. van der Bregghe (Ga. 640). Stond 18 apr. 1392 borg voor Wolbrand Keysersz. na Jan Hellebrekers dood (Blok, Rechtsbronnen, 35).

familie:

tr. 1e Geertruud; tr. 2e Belij (Ke. 7 f. 81). Tot dit geslacht behoorde vermoedelijk ook IJde van der Bregghe, verm. als belendster aan St. Pieterskerkgracht 16 nov. 1414 (W. A V 47).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VAN DER BREGGHE (WOUTER C.S.)

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN DER BREGGHE (WOUTER C.S.)

Deze familie zal zeker verwant zijn met het voorgaande geslacht aangezien Wouter van der Bregghe (generatie III) in 1365 optrad als maag van moederszijde van de kinderen van een dochter van Bertelmeeus van der Bregghe (hiervoor, IIIb.).

I. WOUTER VAN DER BREGGHE

woonhuis:

wrsch. is hij de Wouter van der Bregghe die 5 jan. 1337 belender was van Simon van Endegeests huis te Leiden (Ke. 493 f. 39v).

landbezit:

15 juli 1314 9 tot 10 morgen land (Hannekijnsland) onder Boschuysen te Zoeterwoude, grfl. leen (GvH. 709 f. 9v.).

familie:

Willem van der Bregghe, die 24 mrt. 1323 met grfl. toestemming land ten vrij eigen verkocht, was missch. een verwant van hem (het betrof 3½ morgen land tussen Zijl en Mare onder Leiderdorp) (GvH. f. 35). Zoon:

II. HUGE VAN DER BREGGHE

ovl. voor 29 juni 1353 (GvH. 244 f. 39v.).

functies:

burgemr. 1324-25, schepen 1336-37, 40-41, 45-46.

woonhuis:

aan het Noordeinde (van de Breestraat), leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 101). Verm. 21 mrt. 1331 als belender met zijn zoon Andries, aan de gracht aan een huis strekkend tot de Middelweg (Ga. 455 f. 4).

landbezit:

* 9 tot 10 morgen land te Boschuysen (Hannekijnsland) onder Zoeterwoude (vgl. belening van zijn vader en zoon; van hem geen belening bekend, wel ter plaatse als belender in Jannekijnsland verm. 19 mrt. 1349) (Ke. 322 f. 3).

* land te Slancwijc, onder Nieuwenbroek, gehuurd van de graaf tegen 8 s. p.j.; was in 1316 achterstallig met de betaling (Hamaker, Rek. Holl., I 95).

* 3 morgen, 6 gaard land te Zoeterwoude, ten zuiden van Leiden, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

* 5 morgen, 8 gaard, 4 voet land ten zuiden van de Zwiet in Zoeterwoude verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 88).

* 4 morgen, 24 gaard land ten noorden van Rodenburger wetering (betreft dit land reeds hoger verm. ten zuiden van Leiden?), verm. 1320-30 (Ke. 493 f. 87).

* 18 morgen, 36 gaard land bij de Naakte Sluis te Zoeterwoude (hieronder Hannekijnsland begrepen?) verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

* 5 morgen land op de Hoelmaarne te Leiderdorp, leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 130).

* 2 akkers land te Hazerswoude, grfl. leen, verkocht ten vrij eigen 25 okt. 1323 (GvH. 243 f. 38 (II)).

* land te Leiderdorp, verm. 30 juni 1325 en 30 dec. 1351 als belender aan Huge Costijnsz. van der Does' woning en land (Nass. Dom. 44 (6461) f. 323v. en GvH. 707 f. 2v.; betreft dit de Broekmade? vgl. hierna).

* 18 mrt. 1326 ½ woning te Warmond (Oud-E(i)ndepoel, zie Machen, 'Teylingen', 14) en:

* 18 mrt. 1326 8 morgen land te Leiderdorp (de Broekmade), beleend door de graaf na opdracht door zijn schoonvader i.v.m. een schuld aan Huge (GvH. 242 f. 43v.).

rentebezit:

11 mrt. 1312 20 s.g.g. op Coppe van Alfens huis, gekocht van deze. Verkocht aan het St. Catharinagasthuis 7 juni 1328 (Ga. 455 f. 7).

varia:

stond 12 okt. 1323 borg voor zijn schoonvader Claas Magnus in een conflict tussen deze en heer Jacob van der Woude en werd gedwongen 258 £ die Claas aan de laatste schuldig was, te betalen. Daarvoor zou Claas goederen op hem overdragen (vgl. landbezit) (GvH. 243 f. 38 (I)v.). 17 mrt. 1334 aangesteld tot executeur-test. door Hendrik Strevelant (W. 429 f. 41v.).

familie:

tr. Sophie, begr. St. Pieterskerk (W. 428 f. 53v-54), dr. van Claas Magnus (GvH. 242 f. 43v.) en zuster van Katrine, die tr. met Floris van Alkemade (GvH. 242 f. 43v en 243 f. 50v.). Zoons:

1. Wouter, volgt III.

2. Andries

verm. 2 mrt. 1331 als belender samen met zijn vader (zie hoger).

III. WOUTER VAN DER BREGGHE

ovl. tussen 29 dec. 1399 en 21 feb. 1400, begr. St. Pieterskerk (GvH. 228 f. 254v.; Ke. 323 (2) f. 13v.).

functies:

schepen 1356-57, 58-59; schout 1360.

woonhuis:

huurde 2 hofsteden te Leiden van de graaf voor resp. 8 s. en 18 p.p.j., verm. 1358 en 1363 (GvH. 19 f. 67v. en 11v.). De eerste hofstad moet het latere Lombardenhuis aan de Krepelstraat zijn, dat de Lombarden van hem kochten en dat door dezen aan IJde Floris Gijsbrechtsz. werd verkocht; tot in 1416 had de graaf hierop 8 s. rente (GvH. 228 f. 85, Van Oerle, Leiden, I 75). Hij vermaakte de H. Geest bij testament op zijn huizen en/of erven in de Krepelsteeg ald. 17 sep. 1384 verschillende renten: 18 p., 6 s., 4 s., 4 s., 6 s., 6 s., 6 s., 6 s. en 3 s. alsmede 'In den sac' op zijn 12 huizen en erven 40 s. (alles g.g.; W. 428 f. 53v.-54). Beleend met een huis aan het Noordeinde en de daarvan afgesplitste hofsteden 14 juni 1367 door de burggraaf (Hoek, 'Wassenaar', 101); was de 16 feb. 1378 vermelde Wouterssteeg van der Bregghe hier gelegen? (Ga. 455 f. 82, zie ook rentebezit).

landbezit:

* 29 juni 1353 8 morgen land te Leiderdorp (de Broekmade), afkomstig van zijn vader (GvH. 244 f. 39v.); beleend met ledige hand 1390 (GvH. 708 f. 5). Het leen werd door de graaf 29 dec. 1399 aan de kinderen van zijn zoon Simon verkocht, terwijl Wouter het land mocht blijven gebruiken (GvH. 228 f. 364v.).

* 9 tot 10 morgen land te Boschuysen onder Zoeterwoude, afkomstig van zijn vader; grfl. leen, verm. 5 nov. 1353 (GvH. 244 f. 45). Beleend met ledige hand 1390 (GvH. 708 f. 5); door de graaf 29 dec. 1399 verkocht als boven.

* de noordzijde van Claas Magnus' woning te Warmond (Oud-E(i)ndepoel, zie Machen, 'Teylingen', 14), grfl. leen, verkocht aan Hendrik van Alkemade die er 29 juni 1353 mee werd beleend (GvH. 244 f. 39v.).

* 5 morgen land te Warmond op de Hoelmaarne, belening door de burggraaf 5 mei 1377 (Hoek, 'Wassenaar', 130).

* 24 feb. 1352 9 morgen land te Esselikerwoude, ten vrij eigen gekocht van de graaf voor 3 £ 10 s. per morgen (GvH. 244 f. 30).

* 24 feb. 1352 2½ morgen land te Alphen aan de Rijn, gekocht voor 5 £ 10 s. per morgen (GvH. 244 f. 30).

* 3 morgen land aan Rodenburgerlaan te Zoeterwoude, hem aanbestorven van Lisebet, zr. van zijn vrouw; 29 sep. 1381 verkocht (Ga. 455 f. 44v.).

* land te Zoeterwoude, verm. 9 okt. 1385 in een belending (identiek met het land te Boschuysen? Ke. 836).

* land te Zoeterwoude, 3 mei 1370 belendend aan de Cruysmade (identiek met hoger genoemd land aldaar? Ke. 827).

rentebezit:

* renten in de Crepelsteeg, wrsch. verkregen ten gevolge van erfuitgifte (zie huisbezit) en 17 sep. 1384 bij testament vermaakt aan de H. Geest (W. 428 f. 53v.-54): 3 s. g.g. en 18 p.g.g.

* schuldbrief van 3½ £ pay., verm. 13 dec. 1399 (RA. 50 f. 26v.).

schenking:

rente van 31 s.g.g., gevestigd door hem t.b.v. St. Catharinagasthuis op al zijn goederen (16 aug. 1361, Ga. 455 f. 6).

varia:

1360 pachter van de Leidse gruit met Willem Bort (GvH. 1447 f. 7); van een tiende bij de stadspoort, van de graaf van Blois, 1377 (Gr.v.Blois, 105 f. 18) en van een tiendblok onder Zoeterwoude van dezelfde, 1385 (Gr.v.Blois 112 f. 14).

Zegel: boven: een halve leeuw; midden: een geblokte dwarsbalk; onder: effen (Ke. 658, 7 juni 1357). Trad 6 feb. 1365 op als een der voogden van Dirk van der Dobbes kinderen (Ga. 455 f. 10). Testeerde met zijn vrouw 17 sep. 1384 en schonk de H. Geest renten (zie rentebezit). De H. Geest diende hiervoor memoriediensten te houden en uitkeringen te doen aan St. Pieterskerk, St. Catharinagasthuis en O.L.V.kerk, eveneens voor memoriediensten (W. 428 f. 53v.-54; Ga. 440 f. 40, Ke. 7 f. 76, NH. Kerkvoogdij 2032 f. 2v., Kam, 'Memorieboek', 193). Aangesteld tot executeur-test. van Philips Gerrit Doedenz. 14 feb. 1391 (Ke. 322 f. 14v.).

familie:

tr. Alide Frankendr., zeer wrsch. dr. van Frank Pieter Gobburgenz.z. (Ke. 895; zie Pieter Gobburgenz. c.s.). Hij tochtte haar 5 nov. 1353 aan de helft van zijn leengoed (GvH. 244 f. 45). Kinderen:

1. Simon, volgt IV.

2. Frank

verm. als verwant van mr. Philips van Leyden 7 mrt. 1372 (Ke. 895).

3. Dochter

begr. 1399-1400 in St. Pieterskerk (Ke. 323 (2) f. 13).

IV. SIMON VAN DER BREGGHE

ovl. tussen 21 feb. en 29 dec. 1399, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (2) f. 13v., GvH. 228 f. 254v.).

borgstelling:

21 nov. 1397 Huge van Noord (Secr. 19 f. 109).

familie:

kinderen:

1. Huge van der Bregghe.

functie:

schepen 1415-16; stedelijk schut, wrsch. na 8 mei 1407 (Secr. 84 f. 242v.).

landbezit:

* 5 morgen land te Zoeterwoude, buiten Leiden, leen van de Binckhorst (Hoek, 'Rept. Binckhorst', 249, Ke. 695, 22 jan. 1416).

* 29 dec. 1399 8 morgen land te Leiderdorp (de Broekmade), samen met zijn broer en zuster ten vrij eigen gekocht van de graaf (GvH. 228 f. 254v.), afkomstig van hun grootvader.

varia:

zegel: een hoekige dwarsbalk (Ke. 695 22 jan. 1416, als Van Foreest; zie Van Foreest, Het oude geslacht, afb. naast 16).

2. Dirk

verm. 29 dec. 1399, zie hoger.

3. Sophie

verm. 29 dec. 1399, zie hoger. ovl. na 1442. tr. Pieter Jorgelsz. Zij hield na ovl. van haar broer Huge 5 morgen land in leen van de Binckhorst (Hoek, 'Rept. Binckhorst', 249).

4. Kind

ovl. ca. 1400 (Ga. 444 f. 4).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VAN DER BREGGHE (SIMON GORIS C.S.)

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN DER BREGGHE (SIMON GORIS C.S.)

I. N.N.

Zoons:

1. Simon Goris van der Bregghe, volgt II.

2. Heer Bertelmeeus van der Bregghe

functie:

grfl. klerk, verm. 18 aug. 1299 (GvH. 707 f. 9, Kruisheer, Oorkonden en Kanselarij, II 495).

varia:

diende er op toe te zien dat zijn neef Gerrit Simon Gorisz. diens broer(s) en/of zuster(s) liet meedelen in de opbrengst van zijn leengoed onder Leiderdorp (GvH. 707 f. 9).

3. Heer Huge van der Bregghe

ovl. na 16 dec. 1312 (GvH. 1108).

functies:

pastoor van Noordwijk, 15 juni 1295-7 mei 1304 verm. (Lhorst. reg. 23, Rijnsburg 155); grfl. klerk 18 aug. 1299-16 dec. 1312 verm.; kapelaan van Elisabeth van Engeland verm. 28 nov. 1299 (zie hfdst. 6); kanunnik van St. Jan te Utrecht verm. sinds 7 mei 1304 (Rijnsburg 155).

stichting:

mogelijk stichter van heer Huges kapelanie in St. Pieterskerk (Ke. 325).

varia:

diende er op toe te zien dat zijn neef Gerrit Simon Gorisz. zijn broer(s) en/of zuster(s) liet meedelen in de opbrengst van zijn leengoed onder Leiderdorp (GvH. 707 f. 9).

II. SIMON GORIS VAN DER BREGGHE

ovl. voor 18 aug. 1299 (GvH. 707 f. 9).

landbezit:

* 2 morgen land te Leiderdorp, beleend door Floris V, na ca. 1281 (in Muller, 'Oude Register' niet verm.), na opdracht uit eigen (GvH. 707 f. 9, 243 f. 17).

familie:

tr. Margriet (GvH. 707 f. 9). Kinderen:

1. Gerrit Gorisz. van der Bregghe, volgt IIIa.

?2. Bertelmeeus van der Bregghe, volgt IIIb.

IIIa. GERRIT (SIMON) GORISZ. VAN DER BREGGHE

functie:

schepen 1331-32, 33-34, 34-35, 36-37, 37-38.

woonhuis:

Breestraat, nabij de Blauwe Steen (Rijnzijde), grfl. leen, verm. 20 dec. 1323 en 18 okt. 1333 (GvH. 243 f. 38IIv., 242 f. 83, 707 f. 9). Is dit het huis van hem dat 11 mrt. 1312 voorkomt als belendend aan dat van Coppe van Alfen? (Ga. 455 f. 7).

landbezit:

* 18 aug. 1299 2 morgen land te Leiderdorp, grfl. leen. Hij diende in de opbrengst zijn broer(s) en/of zuster(s) mee te laten delen. Droeg het leen 6 aug. 1336 op t.b.v. zijn zoon Bertelmeeus (GvH. 707 f. 9 en v.).

* 1299? 10 morgen land te Alphen, verkocht met grfl. permissie van 21 jan. 1300 voor hem door zijn oom Huge (GvH. 243 f. 17).

* land te Waddinge onder Voorschoten en Zoeterwoude, voor 16 mrt. 1306 verkocht aan heer Huge, zijn oom, handelend in opdracht van Elisabeth van Engeland. Dit land had hij door zijn huwelijk verkregen (Egmond 928).

varia:

zegel: 3 leeuwen, in schildhoofd een brug met 3 pijlers (Ke. 657, 25 feb. 1335).

familie:

tr. 1e Ermgard, verm. 16 mrt. 1306 (Egmond 928); tr. 2e Clare, ovl. voor 21 nov. 1357 toen haar erfgenamen een rente van 5 s.pay. kochten en overdroegen aan St. Pieterskerk (DuO. 1978 f. 54v.). Dochter van Hendrik Hongher (zie ald.). Door haar man werd zij 18 okt. 1333 getocht aan zijn huis aan de Breestraat (GvH. 242 f. 83, 707 f. 9). Zij leverde varkens (1344-45) (Hamaker, Rek. Holl., II 165) en verkocht Jacob Vlaminc 5½ morgen land te Oegstgeest, de Muylcamp (Ke. 493 f. 22v.). Kinderen (uit 1e of 2e huwelijk):

1. Bertelmeeus (Gerrit) Gorisz. (van der Bregghe).

woonhuis:

Breestraat, huis en erf, bij de Blauwe Steen, grfl. leen, afkomstig van zijn vader. Droeg dit huis 27 jan. 1355 op t.b.v. zijn neef Simon Gorisz. (GvH. 244 f. 51).

landbezit:

* 6 aug. 1336 2 morgen land te Leiderdorp, grfl. leen, beleend na opdracht door zijn vader (GvH. 707 f. 9v.), droeg dit 9 juli 1354 op t.b.v. Willem Bort (GvH. 707 f. 9).

Uit het 2e huwelijk:

2. Lijsbeth

tr. Jan van Ammersoyen (Ke. 7 f. 79v. en Ke. 1083; zie Van Ammersoyen).

3. Heer Simon Goris

(Ke. 7 f. 79v.).

IIIb. BERTELMEEUS VAN DER BREGGHE

ovl. voor 16 nov. 1343 (Ga. 455 f. 6v.).

landbezit:

* 8½ morgen land te Zoeterwoude aan Meerburgerwatering, (Ke. 1038); via zijn echtgenote vererfd op zijn schoonzoon Dirk van Haerlem (Ke. 826, daar is van 8 morgen 4½ hond land sprake).

* 3½ morgen land onder Alkemade, grfl. leen. Kreeg van graaf Willem III of IV het voorrecht van vererving van dit leen bij gebrek aan zonen op zijn dochters zoon Huge van den Bosch (deze werd 26 feb. 1361 beleend, GvH. 226 f. 67v.).

familie:

tr. Reinsent, dr. van Hendrik Hongher (zie ald.). Verm. als weduwe 16 nov. 1343 samen met Dirk van der Dobbe, als belendster aan een zijde, met erven, zeer wrsch. aan de Breestraat (Ga. 455 f. 6v.; Ke. 493 f. 40v.); ovl. voor 23 juni 1358 (Ke. 826).

Kinderen:

1. Dochter

tr. Dirk van der Dobbe (zie Van den Bosch en Ga. 455 f. 6v., GvH. 226 f. 67v., Ke. 535).

2. Katrine

tr. Dirk van Hairlem (zie ald. en zie Ke. 826: land afkomstig van Dirk van Hairlem's schoonmoeder Reinsent, dat identiek moet zijn met land dat vroeger van Bertelmeeus van der Bregghe was (Ke. 1038) en vgl. het feit dat Katrine Trude, de zr. van Reinsent, tante noemt (Ke. 637 en 535).

Neef van Bertelmeeus (Gerrit) Gorisz.:

I. SIMON GORISZ.

ovl. voor 21 mrt. 1370 (GvH. 226 f. 124).

functies:

kerkmr. van O.L.V.kerk 1344-45.

woonhuis:

Breestraat, huis en erf, bij de Blauwe Steen (Rijnzijde), belenders Pieter van Leyden en Frank Jansz. (vgl. GvH. 226 f. 18); 27 jan. 1355 grfl. belening na opdracht door Bertelmeeus (Gerrit) Gorisz.z. (GvH. 244 f. 51).

familie:

zoon:

II. BERTELMEEUS SIMON GORISZ.Z.

ovl. na 22 juni 1392 (W. 428 f. 124).

woonhuis:

aan de Breestraat, grfl. leen, 21 mrt. 1370 beleend, aanbestorven van vader (GvH. 226 f. 124). Kreeg dit huis 14 dec. 1380 ten vrij eigen (GvH. 226 f. 18) en verkocht het, vermoedelijk aan Willem Foytgen (zie Bort). Droeg in ruil land en een rente van 4 £ 10 s. op (vgl. hierna). 16 okt. 1374 verhuurde hij achter zijn grote huis aan Willem Buul een huis voor een rente van 19 s.pay. p.j. Deze rente droeg hij 23 okt. 1374 over aan heer Philips Jansz., priester. Bij de verhuur behield hij het recht van overpad door de steeg naar de Rijn (Ke. 678 en 493 f. 45v.).

landbezit:

* 14 dec. 1380 2½ morgen land onder Woubrugge, opgedragen aan de graaf i.v.m. de verkoop ten vrij eigen van zijn huis te Leiden (GvH. 709 f. 1). Kreeg 6 feb. 1391 toestemming tot verkoop ten vrij eigen (GvH. 228 f. 3v.).

rentebezit:

zie woonhuis.

* 4 £ 10 s.pay. op een huis en erf achter Willem Foytgens huis, uit eigen 14 dec. 1380 aan de graaf opgedragen (GvH. 709 f. 1). Kreeg 6 feb. 1391 toestemming tot verkoop ten vrij eigen (GvH. 244 f. 51).

* 32 s.g.g. met houde op het huis en erf van Baarnd Jansz. van Leyden, 22 juni 1392 verkocht (W. 428 f. 124).

* 4 s.g.g. op een huis bij het grfl. hof, van Dirk Poes Jansz. van Leyden (Ke. 493 f. 44v.), alsmede:

* 5 s.g.g. op huis aan de gracht bij de Diefsteeg. Beide renten 1 juli 1368 overgedragen aan heer Philips Jansz. (Ke. 493 f. 44v.).

borgstelling:

* 1 sep. 1385 Herman van Zwieten (Secr. 19 f. 69v.).

* 9 nov. 1385 Pieter Willemsz. van der Tolle, zilversmid (Secr. 19 f. 70).

* 28 juni 1388 Pieter Jansz. (Secr. 19 f. 78).

varia:

moest bij gerechtelijke uitspraak van 16 apr. 1389 Dirk Poes Frankenz. om vergeving vragen (RA. 2 f. 108).

familie:

kinderen

(RA. 41a f. 58):

1. Simon Goris

ovl. voor 1437-38 zonder wettig nageslacht (Ibidem).

2. Kerstijn

tr. Pieter Willemsz. (van der) Tol(le) (Ibidem); Leids poorter sinds 9 nov. 1385, zijn schoonvader stond borg; zilversmid (Secr. 19 f. 70 en Ga. 1357 f. 42 en v.); was wellicht afkomstig uit Den Haag, waar hij renten bezat op land bij de Dennenweg en de Oude Dennenweg te Haagambacht (Ga. 1357 f. 42 en v.); ovl. na 30 apr. 1423 (Ga. 1357 f. 41).

3. Haastgen

tr. Matheus (RA. 41a f. 58). Aan hun kleindochter Haas werd 1437-38 een kerkstoel toegewezen, afkomstig van Haastgen voornoemd en ooit geweest van Haastgens vader (RA. 41a f. 58). Ovl. als weduwe na 29 dec. 1453 (Ke. 229). Tr. Dielof Hugensz. (RA. 41a f. 58).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VAN BRABANT

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN BRABANT

De families Van Brabant en Van Catwijck behoren hoogstwaarschijnlijk tot hetzelfde geslacht; daarop wijzen de overeenkomende zegels, de opvolging door Hendrik Diddeboey van Catwijck in een leen dat aan Dirk Florisz. van Brabant had toebehoord en het feit dat Jan Bartout borg stond voor Beatrise van Haesbroeck (wrsch. de weduwe van Bartout van Haesbroeck en stammend uit het geslacht Van Catwijck). Wellicht was Dirk Diddeboey Florisz. van Catwijck een broer van Jan van Brabant (zie Van Catwijck).

I. JAN VAN BRABANT

ovl. na 18 nov. 1371 (Ke. 417 f. 151v.).

functies:

schepen 1324-25, 30-31, 40-41, 46-47, 52-53, 54-55, 58-59, 59-60; burgemr. 1344-45, 57-58; gasthuismr. 1327-28, 29-30, 36-37, 56-57.

woonhuis:

Breestraat, achter: de Middelgracht (23 apr. 1340, W. 428 f. 4v.). (=een huis belend aan het huidige Gemenelandshuis van Rijnland, 6 jan. 1350, Ke. 322 f. 6, in druk: G. 't Hart, Rijnland's Huis 1578-1978 (Leiden 1979) 115).

Belender van een huis aan de gracht bij de Diefsteeg 1 juli 1368 (Ke. 493 f. 44v.).

landbezit:

* 3 morgen land te Valkenburg (Heykewere), uit eigen 23 juli 1327 aan de graaf opgedragen. Droeg dit leen 15 juli 1348 op t.b.v. zijn zoon Jan Bartout (GvH. 242 f. 54 en 220 f. 53v.)

* 4 morgen land te Wateringen, leen van de burcht, vroeger in handen van zijn vader, later in die van zijn zoon, zelf niet als bezitter aangetroffen, of zijn vermelding als leenman van Wassenaer op 6 dec. 1364 zou dit leen moeten betreffen (Hoek, 'Wassenaar', 87; Kam, 'Van Zijl', 221; als belender te Wateringen 30 juni 1370 verm. (Kon. Bibl., Codex 73 E 38 f. 25v.).

rentebezit:

* 2 mrt. 1331 1 £ g.g. op een huis aan de gracht uitkomend aan de Middelweg. Executeurs-test. van heer Nicolaas van Reynsburch, priester, o.w. Jan van Brabant, stelden deze rente voor het doen van Nicolaas' memorie beschikbaar aan het St. Catharinagasthuis; dientengevolge droeg Jan de rente 19 feb. 1335 over (Ga. 455 f. 3-4v.).

varia:

Een der executeurs-test. van heer Nicolaas van Reynsburch Jans Moilnaersz. 12 jan. 1335; was hij diens verwant? (Ga. 455 f. 3). Trad 6 mei 1368 op als getuige inzake een geschil betr. het collatierecht van de gasthuiskapel (Van Mieris, Beschryving, I 165, d.i. G.A. Leiden, Bibl. 28635/1 pf. - afschrift van ca. 1530 -). Was 16 sep. 1370 getuige bij het opmaken van de akte waarin Floris van Alkemade en Philips Jansz. weigerden St. Pieterskerk over te geven aan de Duitse Orde (De Geer, DuO. nr. 607).

familie:

zoon van Floris van Brabant. Deze kreeg 4 aug. 1304 van de burggraaf het voorrecht van erfopvolging voor zijn kinderen in een leen van 4 morgen land te Wateringen, dat zijn moeder Alijd in leen had gehouden. Hij werd daarbij door de burggraaf neef genoemd (Hoek, 'Wassenaar', 87).

kinderen:

1. Jan Bartout, volgt II.

2. Hendrik van Brabant

(Hoek, 'Wassenaar', 87)

zoon:

Floris van Brabant Hendriksz., verm. 13 aug. 1378 als leenvolger voor het Wassenaarse leen van zijn oom Jan Bartout wanneer deze kinderloos zou overlijden; waarsch. reeds ovl. voor 6 dec. 1392, toen memoriediensten voor hem werden besproken, zeker voor 24 aug. 1393, toen een ander Jan Bartout in diens grafelijk leen volgde (het Wassenaars leen blijkt later ook in diens handen te zijn (Hoek, 'Wassenaar', 87, Ga. 455 f. 13v-14 en 440 f. 8).

3. Floris van Brabant

landbezit:

* hij is wrsch. de Floris van Brabant die 13 nov. 1407 land bezat onder 's-Gravenzande (RAZH, Mar. Magd. 19).

* land te Valkenburg, gemene voor gelegen met dat van Beatrijs, dr. van Hendrik Diddeboey van Catwijck; verm. voor 30 sep. 1389 (Ke. 322 f. 11v.-12).

rentebezit:

* rente van 1 £ g.g. 9 okt. 1376 (?) door Willem Heinenz. aangedaan t.b.v. Alijd Hendrik Rottiers. Floris droeg de rente 2 juli 1380 over aan de H. Geest (W. 428 f. 4v.).

borgstelling:

* 4 juli 1369 Jacob Jansz. (Secr. 19 f. 19).

* 20 aug. 1381 Pouwels Pouwelsz. (Secr. 19 f. 25).

varia:

werd 5 feb. 1377 Leids poorter met 20 £, borg: Steven, Huge van der Hants knecht (Secr. 19 f. 43).

familie:

tr. Katrijn (W. 428 f. 51). Kinderen:

a. Dirk Florisz. van Brabant

functie:

schepen 1368-69.

landbezit:

* 15 mrt. 1366 3 morgen land te Maasland (Anneboeysweer), in leen gehouden van de burggraaf; later was dit leen in handen van Diddeboey van Catwijck (Hoek, 'Wassenaar', 231).

b. Haaskiaan.

De H. Geest deed haar memorie en die van haar ouders (W. 428 f. 51). Zij werd 13 aug. 1378 benoemd tot evt. erfgenaam van Jan Bartout, haar oom, voor 4 morgen leenland te Wateringen (Hoek, 'Wassenaar', 87). Ovl. waarsch. voor 24 aug. 1393 toen Huge Andriesz. Jan Bartout in diens grafelijk leen volgde (het Wassenaars leen blijkt later ook in diens handen te zijn) (Hoek, 'Wassenaar', 87). Tr. waarsch. (vermoedelijk voor 27 aug. 1385, W. 428 f. 57) Andries Gerrit Zeveritsz.z. (zie Gerrit Zeveritsz.).

4. Alijd

(Ga. 440 f. 8).

II. JAN BARTOUT (JANSZ. VAN BRABANT)

ovl. voor 24 aug. 1393 (GvH. 228 f. 94).

functie:

schepen 1350-51, 87-88.

woonhuis:

zijn weduwe verm. als belendster in de Diefsteeg 10 mrt. 1400 (W. 954) en 1402-03 en later als inwoonster van het Kerkhofbon (Ke. 323 (5) f. 17, 323 (7) f. 49).

huisbezit:

een huis aan de Nieuwe Rijn, gekocht van Zoete Jan Vlaminx en zoon Pieter tegen een rente van 10 s.pay. p.j. (Ke. 416 f. 86).

landbezit:

* 15 juli 1348 3 morgen land te Valkenburg (Heykenwere), grfl.leen. Beleend na opdracht door zijn vader; beleend met ledige hand 1390 (GvH. 220 f. 53v., 708 f. 5).

* 4 morgen land te Wateringen, leen van de burcht; kreeg 13 aug. 1378 toestemming voor opvolging in dit leen door zijn neef Floris van Brabant Hendriksz., dan wel zijn nicht Haaskiaan van Brabant, ofwel de nakomelingen van zijn grootvader Floris van Brabant (Hoek, 'Wassenaar', 87).

* 12 morgen land te Wateringen, verm. 13 aug. 1378, belendend aan hoger genoemd leen; in leen gehouden van de heer van Naaldwijk (Hoek, 'Wassenaar', 87).

* land te Zoeterwoude nabij de Hofweg, verm. 27 sep. 1384 en 25 mrt. 1388 (Ga. 456 p. 183, Ke. 416 f. 10).

rentebezit:

* 2 sep. 1388 1 £ pay. op een huis en erf aan de Middelgracht bij St. Pieterskerk en:

* 24 okt. 1389 1 £ pay. op een huis en erf te Marendorp, in de boomgaard; beide renten 6 dec. 1392 overgedragen aan het St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 13v.-14).

borgstelling:

* 2 sep. 1364 Pieter Hendriksz. (Secr. 19 f. 1).

* 20 dec. 1382 Floris Andriesz. (Secr. 19 f. 59).

* 14 sep. 1386 Beatrise van Haesbroeck (Secr. 19 f. 74v.).

varia:

zegel: 3 handen, met in het midden een balk (Ke. 837, 17 aug. 1387).

familie:

Zijn neef en oomzegger was Huge Andriesz. (zie Gerrit Zeveritsz. c.s.). Tr. 1e Alide Hugendr. van den Bosch, die hij 15 juli 1348 tochtte aan 3 morgen land onder Valkenburg (GvH. 220 f. 53v.; Ga. 440 f. 8; zie Van den Bosch); tr. 2e Remburch. Zij vermaakte de Duitse Orde 11 dec. 1399 1 £ pay. die zij onder Zoeterwoude bezat, gemeen gelegen met land van Simon Galen, Jan Oemenz. en Claas Hovenz.'s erfgenamen (DuO. 1978 f. 68). Tezelfdertijd ontving het St. Catharinagasthuis eenzelfde rente, ook op dit land gevestigd, alsmede 3 £ pay. rente ald., voor de memorie van haar en haar man. Na haar dood zou het gasthuis 8 £ pay. en haar inboedel ontvangen voor de bouwwerkzaamheden (Ga. 456 p. 185; Ga. 440 f. 24v.). Zij ovl. 1412-13, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (9) f. 13). Kinderen (gezien de opvolging in zijn lenen zeer waarsch. bastaarden):

1. Dochter

werd 22 feb. 1407 poorter met 40 £; borg Willem Claasz. van der Horst (Secr. 20 f. 25).

?2. Jan Bort Bartoutsz

Hij verkocht 7 apr. 1384 7 morgen land te 's-Gravenzande aan St. Pancraskapittel (Ke. 416 f. 2v.). tr. Katrijn heer Jan Simonsz.dr. (verm. 7 apr. 1384 toen zij afstand deed van haar lijftocht aan voornoemd land; Ke. 416 f. 3).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

HERMAN BOUDIJNSZ.

 

Previous PageHome PageNext Page


HERMAN BOUDIJNSZ.

ovl. tussen 8 mei 1381 en 16 sep. 1382 (Hoek, Wassenaar, 538 en W. 428 f. 47).

functies:

gasthuismr. 1377-78, H. Geestmr. 1380-81.

beroep:

wrsch. smid (Kam, 'Memorieboek', 210).

landbezit:

* 12 morgen land te Hazerswoude, in leen gehouden van Dirk van Zwieten, verm. 8 mei 1381 (Hoek, 'Rept. Zwieten', 101).

* ½ morgen land te Leiderdorp, gemeen liggend met land van mr. Pieter Michielsz. en Floris die Meyer, in een kamp van 4½ morgen land; beleend door de burggraaf 8 mei 1381 na opdracht uit eigen, evt. te ruilen voor ander land ter waarde van 12 oude Fr. schilden (Hoek, 'Wassenaar', 538).

familie:

tr. Machteld, dr. van Jan Hendriksz., ovl. na 16 sep. 1382 (W. 428 f. 47 zie Hendrik veren Bartradenz. c.s.; zij tr. wrsch. 2e Andries Hugenz. van der Burch, zie Milde). Zoon:

BOUDIJN HERMANSZ.

functie:

rentmr. van St. Pancraskapittel, verm. 4 apr. en 30 okt. 1419 (Ke. 416 f. 58v. en 59v.).

landbezit:

* 12 morgen land te Hazerswoude langs de Rijn, in leen gehouden van Dirk van Zwieten; als diens leenman 21 sep. 1404 verm. (Hoek, 'Rept. Zwieten', 101, ten onrechte daar Herman Boudijnsz., vgl. Bibl. GA. Leiden, 3214 f. 176). Verkreeg dit leen 17 jan. 1413 van de graaf ten vrij eigen (GvH. 230 f. 90v.).

* land te Boschuysen in Katriin Ghisenweer, verm. 20 juni 1407 (Ga. 455 f. 69v.).

varia:

28 dec. 1381 Leids poorter, borg: Dirk Ramp Hobbenz. van Hazerswoude (Secr. 19 f. 56).

familie:

tr. Heyl, dr. van Jan van den Rijn en Ermtruid. Haar moeder ovl. 29 sep. 1411 (Ke. 416 f. 50v., 418 f. 102). Zij tr. waarsch. eerder een Van Leeuwen, waaruit haar kinderen Jan van den Rijn, Willem van Leeuwen en Jacob van Leeuwen (RA. 41a f. 167, med. W. van Duijn te Sassenheim). Heyl hield van de Heer van Poelgeest 6 morgen 1 hond land te Alphen in leen, strekkend uit de Rijn, afkomstig van haar vader. Na haar dood werd haar zoon (bij Boudijn?) Jan van den Rijn 23 okt. 1443 hiermee beleend (Hoek, 'Rept. Poelgeest', 154).

zoon:

1. Herman Boudijnsz.

(RA. 41a f. 167)

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

ALBRECHT VAN DEN BOSCH

 

Previous PageHome PageNext Page


ALBRECHT VAN DEN BOSCH

Mogelijk een zoon van Jan van den Bosch (zie hoger), vgl. Albrechts zegel, dat identiek is met dat van IJsbrand Strevelant Jansz. Vos - die optrad voor de kinderen van Jan van den Bosch - en een vierpuntige ster bevat, zoals ook voorkomt in het zegel van Hendrik Strevelant, grootvader van Jan van den Bosch' moeder en zeer wrsch. voorvader van IJsbrand Strevelant.

Bovendien behoorde Albrecht evenals IJsbrand tot de magen van Willem Hermansz., ovl. voor 13 okt. 1432 (Ke. 203 f. 24).

functie:

schepen 1404-05.

woonhuis:

in St. Pietersparochie 1407-08 (Ke. 323 (7) f. 17); aan het Rapenburg 1417-18 (Ke. 323 (11) f. 42v.).

huisbezit:

* 21 sep. 1404 een huis en erf te Leiden, direct doorverkocht (RA. 50 f. 47v.).

* 5 juni 1413: ½ huizen en erven in resp. St. Pieterskerkstraat, aan de Papengracht en in de Sacsteeg en ½ huis en tuin in het Noordeinde buiten de stadspoort (Ke. 203 f. 22v.).

rentebezit:

5 juni 1413:

* 22 s.pay. op een huis en erf in het Noordeinde,

* 10 s.pay. op een huis en erf ald.,

* 6½ s.pay. op een huis en erf ald.,

* 17 comans groten op een huis en erf op de hoek van St. Pieterskerksteeg,

* 9 comans groten op een huis en erf in de Lombardensteeg en

* 3 comans groten op een huis en erf ald. (Ke. 203 f. 22v.).

borgstelling:

beloofde 7 nov. 1406 vrijwaring bij een verkoop (NH. Diakonie A 1 f. 1v.).

varia:

zegel: gevierendeeld, een schuinbalk over het geheel, in het eerste kwartier een vierpuntige ster (Klo. 147, 29 okt. 1404).

familie:

behoorde 26 mrt. 1415 tot de magen van Willem Heinenz. (GvH. 199 f. 14v.; zie Gerrit Alewijnsz. c.s.).

Tot dit geslacht behoorde waarschijnlijk ook:

HUGE VAN DEN BOSCH WILLEMSZ.

huisbezit:

een huis aan de Breestraat, uitkomend aan de Crepelsteeg, 27 okt. 1355 verkocht tegen een rente van 30 s.pay. Deze rente verkocht hij 29 okt. 1355 om hem 11 mrt. 1369 weer aan te kopen en 19 aug. 1371 over te dragen op zijn vrouw (Ga. 455 f. 9).

rentebezit:

* 27 okt. 1355 zie hierboven.

* 8 sep. 1364 20 s. (g.g.?) op Hendrik Hongher Dirksz. van der Dobbes deel van een huis; overgedragen op de H. Geest 19 dec. 1370 (W. 428 f. 23 en 23v.).

* 1 apr. 1385 10 s.pay. op een huis en erf te 's-Gravenhage;

* idem 1 £ pay. op een huis en erf ald.; beide renten 3 jan. 1390 overgedragen aan St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 22).

familie:

tr. Margriet, verm. 19 aug. 1371 (zie huisbezit en Ga. 440 f. 26).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VAN DEN BOSCH

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN DEN BOSCH

I. JAN VAN DEN BOSCH

ovl. na 31 jan. 1348 (GvH. 220 f. 38v.). tr. een dr. van Dirk van der Dobbe (vgl. ald. en GvH. 220 f. 38v., 226 f. 168v. en 707 f. 24). Kinderen:

1. Dirk van den Bosch, volgt IIa.

2. Dirk van der Dobbe, volgt IIb.

3. Gerrit uten Hoflande, volgt IIc.

4. Hendrik; zoon:

a. Floris

zou de helft van het huis van zijn oom Dirk van den Bosch aan de Breestraat erven (verm. 9 jan. 1369, zie ald.)

5. Alijd Dobben

(GvH. 220 f. 38v.)

tr. 1e Jan van den Rine die haar 31 mei 1338 lijftocht gaf (zie ald.); tr. 2e Bertelmeeus van der Graft, die haar 10 mrt. 1348 tochtte (zie ald.). De graaf schonk haar 22 mei 1345 i.p.v. 3 £ rente die haar eerste man haar als lijftocht gaf aan zijn huis en hofstad te Leiden, een nieuwe lijfrente van 4½ morgen land te Koudekerk (GvH. 218 f. 39v.).

IIa. DIRK VAN DEN BOSCH.

ovl. tussen 9 jan. 1369 en 27 jan. 1371 (Nass. Dom. 44 (6461) f. 329v. en W. 428 f. 25v.).

functies:

gasthuismr. 1336-37, schepen 1339-40, 42-43, 43-44, 45-46, 52-53, 54-55, 55-56, 59-60, burgemr. 1358-59, 63-64, 67-68.

beroep:

leverde 1344-45 2 varkens aan de grfl. vleeshouwer (Hamaker, Rek. Holl., II 165).

woonhuis:

een huis en erf aan de Breestraat, strekkend tot de Middelgracht. Uit eigen 9 jan. 1336 opgedragen aan Jan van Polanen (GvH. 707 f. 7). Opnieuw beleend 9 jan 1369, te vererven op Floris, zoon van zijn broer Hendrik en op de bastaardzoon van zijn broer Gerrit uten Hoflande, ieder voor de helft (Nass. Dom. 6461 (44) f. 329v.).

huisbezit:

een huis en erf aan de Diefsteeg verm. 3 okt. 1367 (Ga. 456 p. 90, zie ook bij zijn echtgenote).

landbezit:

* 6 morgen land bij de Naakte sluis, Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

* voor 15 aug. 1337 6½ morgen land te Wassenaar (Het Oudeland, grfl. leen) (GvH. 218 f. 22).

* 1344 het huis Adegeest onder Voorschoten met 11 morgen land (Van Leeuwen, Batavia Illustrata, II 1254; zeer wrsch.: dit goed was later in het bezit van zijn zoon en Dirk zelf kocht land ter plaatse). Adegeest was wellicht van zijn schoonvader afkomstig, gezien de voorwaarde van de vererving van het huis op het nageslacht van deze, zie hierna Dirk van den Bosch Dirksz.).

* 3 jan. 1353 4 en 2 morgen land te Zoeterwoude aan Rodenburger vliet, gekocht van de graaf, samen met Dirk van der Dobbe en Gerrit uten Hoflande, zijn broers, en met zijn verwant Hendrik Rottier van Leyden (GvH. 244 f. 22).

* 8 feb. 1353 land te Voorburg, strekkend van het grafelijk veen tot de Heerstraat (GvH. 244 f. 29v.).

* 8 feb. 1353 4 hond land te Adegeest onder Voorschoten, onder de woning van Jan van den Bosch, gemeen liggend met land van hemzelf en zijn broers en zusters (GvH. 244 f. 30v.; vgl. ook GvH. 1441 f. 2v.).

borgstelling:

beloofde 1 aug. 1359 samen met Huge van den Bosche Dirksz. van der Dobbe vrijwaring t.b.v. Dirk van der Dobbes kinderen (Ke. 535).

varia:

zegel: een geruit kruis met een ster in het schildhoofd (Ke. 669, 22 jan. 1355). Trad 6 feb. 1365 op als voogd van de kinderen van zijn broer Dirk van der Dobbe (Ga. 455 f. 10).

familie:

blijkens zegel en familienaam behoorde hij tot hetzelfde geslacht als dat van de schouten Dirk, Huge en Dirk van den Bosch van Zoeterwoude (o.m. GvH. 1870 f. 10v., 1862 f. 3, 1873 f. 4v., Ke. 288, Arch. Duiv. 550).

Daartoe behoorde ook Alide Hugendr. van den Bosch, die tr. met Jan Bartout (zie Van Brabant en vgl. de belending van Jan Bartout aan een Van den Bosch-leengoed (Hoek, 'Wassenaar', 580). tr. 1e Katrine, die hij 15 aug. 1337 tochtte aan de mindere ½ van 6½ morgen land onder Wassenaar (GvH. 218 f. 22); tr. 2e Geertruud Jan Simon Galenz.dr. Hij gaf haar 17 aug. 1356 de lijftocht van zijn 1e vrouw (GvH. 707 f. 24). Op grond van dit huwelijk zal hij zijn opgetreden als maag van heer Dirk Galen (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 16). Het betreft zeker hetzelfde geslacht als dat der bezitters van Haesbroek onder Wassenaar (zie Thierry de Bye Dólleman, 'Gael', 45-47). Geertruud werd 27 jan. 1371 verm. als belendster met haar zoon Dirk aan een huis aan de Diefsteeg, ter Breestraat waarts (W.1 f. 25v.). (tr. 2e Claas van de Werve, zie ald.). Zoon:

III. DIRK VAN DEN BOSCH DIRKSZ.

ovl. voor 11 mei 1429 (GvH. 741 I f. 11).

functies:

schepen 1389-90, 93-94, 94-95, 1400-01; burgemr. 1395-96, 96-97, 1419; kerkmr. van St. Pieter 1398-99, 99-1400 en 1400 tot 25 juli.

beroep:

hield zich met turfwinning bezig (1394-97, Ga. 334 (2) f. 12 (3) f. 10, zie landbezit). Exploiteerde een kalkoven (1403-04, Ke. 323 (6) f. 25v.).

woonhuis:

aan het Rapenburg, uitkomend aan de stadsvest; vestigde hierop 16 jan. 1392 een rente van 21 s.pay. (Ke. 73). Woonde 1407-08 in het Kerkhofbon, 1417-18 in het bon Rapenburg (Ke. 323 (7) f. 49 en 323 (11) f. 42v.). 27 jan 1371 samen met zijn moeder als belender verm. (zie hoger).

landbezit:

* huis Adegeest onder Voorschoten met 11 morgen land; 14 feb. 1395 opgedragen aan de graaf en in leen ontvangen, te vererven op zijn halfbroer IJsbrand van de Werve, dan wel op de oudste nakomeling van Jan Simon Galenz., zijn grootvader (GvH. 228 f. 156v., GvH. 1018); in ruil ontving hij land te Wassenaar ten vrij eigen:

* 6½ morgen land te Wassenaar (Het Oudeland), waarmee hij door de graaf 26 dec. 1379 was beleend (GvH. 226 f. 160).

* 20 hond land te Zoeterwoude, met een pachtopbrengst van 14 £ (pay.?) p.j. en:

* 6 morgen land in de Weipoort ald., opbrengend 13 £ 8 s. (pay. ?). Beide stukken land schonk hij 28 mei 1406 aan de door hem gestichte kapelanie (Ke. 322 f. 23).

* ca. 11 dec. 1383 14 morgen land te Leiderdorp, na aankoop in leen gehouden van de Domproostdij van Utrecht. Dit leen was 16 mrt. 1402 in handen van Gijsbrecht Florisz. (Hoek, 'Domproostdij', 6).

* ca. 3 morgen 1 hond veenland tussen Zegwaard en Zevenhuizen; kocht 24 okt. 1394 het lastgeld af, de erfpacht bleef (GvH. 228 f. 142v.).

* 24 okt. 1394 een erf op de hoeve bij Leiden, strekkend uit de oude vest, gekocht van de graaf na verbeuring door Floris Gijsbrechtsz.; er rustte 17 s. grfl. pacht op (GvH. 228 f. 143).

* ca. 1400 8 hond te Wassenaar verkregen uit de nalatenschap van neef Jan van den Bosch, i.v.m. schulddelging door Dirk voor Jans kinderen; losbaar door dezen met 100 £ pay. (Secr. 84 f. 70).

rentebezit:

* 16 jan. 1392 21 s.pay. op een huis en erf van Bertelmeeus van Zwieten aan het Rapenburg; 3 okt. 1425 overgedragen aan IJsbrand Hofland (Ke. 73).

* 16 jan. 1392 30 s.pay. op een huis en erf aan het Rapenburg; overgedragen aan St. Catharinagasthuis 3 sep. 1400 (Ga. 455 f. 50v.).

* 24 okt. 1411 31 Eng. nobel t.l.v. Claas Jansz. Vos, alsmede een daaruit voortkomende (pand)rente van 13 £ 19 s.pay. (5 feb. 1414); bezat bovendien een schuldbrief t.l.v. deze van 17 nobel (RA. 50 f. 138v.).

* 17 s. 6 p.g.g. op een huis aan de Oude Rijn,

* 10 s.g.g. op een huis en erf op de Hogewoerd en:

* 5 s. 3 p.g.g. op een huis en erf aan de Vollersgracht. Deze 3 renten verkocht hij aan de H. Geest (30 jan 1403, W. 428 f. 96).

* 3 £ pay. met houde op een huis aan Hogelandskerkgracht, 30 jan. 1398 verkocht (Ga. 456 p. 61).

* 10 comans groten met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 1408 (RA. 50 f. 75).

borgstelling:

* 17 feb. 1365 Brouwer de timmerman (Secr. 19 f. 6).

* 24 juli 1367 Jan Aarnd Dirksz.z. (Secr. 19 f. 10v.).

* 23 aug. 1389 Dirk Capoen (Secr. 19 f. 81v.).

* 1 okt. 1392 Dirk Jansz. van der Horn (Secr. 19 f. 94v.).

* 14 jan. 1393 Jan Borchaart Pietersz. (Secr. 19 f. 99v.).

* 22 mei 1401 beloofde hij vrijwaring t.b.v. zijn halfbroer IJsbrand van de Werve (Ga. 455 f. 55).

stichting:

28 mei 1406 met heer Willem Willemsz., priester, zijn zwager, Maria Magdalenakapelanie op St. Catharina-altaar in St. Pieterskerk, te bekleden door genoemde heer Willem. Schenkingen hieraan: zie landbezit. De collatie zou zijn voor Dirk of zijn oudste zoon bij zijn vrouw Lijsbeth, of bij ontstentenis zijn nicht IJve Willem Borts (Ke. 322 f. 23-27v.).

varia:

zegel: een geruit schuinkruis met een ster in het schildhoofd (Ga. 470, 20 apr. 1395). Leids poorter 25 juli 1370 met 32 £, borg Claas van de Werve (Secr. 19 f. 24). Was ca. 1383 een rente van 46 sch. schuldig aan Alide Dirksdr. van der Graft (i.v.m. een schuldbrief van 23 £, Secr. 84 f. 3). Trad 1395 op t.b.v. de bastaardkinderen van Hubrecht van de Werve (Secr. 84 f. 47). Pachter van de Leidse bieraccijns op buitenlands bier 6 apr.-11 juni 1399, van de molen- en vleesaccijns 6 aug.- 1 okt. 1399 (Rek. Lei., 57- 58). 12 okt. 1407 opgeroepen door de graaf om bij Woudrichem te strijden met 2 man (Van Mieris, Groot Charterboek, IV 84).

familie:

tr. 1e voor 11 dec. 1383 (Hoek, 'Domproostdij', 6) Baartraad Herman Willemsz.dr., die hij 14 feb. 1395 tochtte aan Adegeest (GvH. 228 f. 156v.; zie Willem Luutgardenz. c.s.). tr. 2e Lijsbeth Simonsdr., zuster van heer Willem Willemsz., priester. Hij tochtte haar 10 mei 1398 aan Adegeest (GvH. 228 f. 284). Uit het 2e huwelijk (vgl. Hoek, 'Rept. Putten', 140):

1. Baartraad van den Bosch

tr. Pieter Jorgelsz., zoon van Jorgel Aartwinsz. en Bartraad Simon Frederiksdr. (GvH. 741 f. 11, zie Willem Luutgardenz. c.s.). Zij werd 11 mei 1429 beleend met Adegeest c.a. door de graaf, na ovl. van haar vader (GvH. 741 f. 11).

IIb. DIRK VAN DER DOBBE

(zijn afstamming aangenomen op grond van zijn zegel, het optreden van Dirk van den Bosch voor zijn kinderen, de naam van zijn oudste zoon en die van zijn dr. Ermtruud).

ovl. voor 8 sep. 1364 (W. 428 f. 23 en v.).

functie:

schepen 1349-50.

woonhuis:

aan de Breestraat (W. 428 f. 23 en 23v.); 16 nov. 1343 verm. in een belending samen met Reinsent, weduwe van Bertelmeeus van der Bregghe (Ga. 455 f. 6v.).

varia:

zegel: een geruit kruis met een arendje in het schildhoofd (Ke. 667, 17 nov. 1349).

familie:

tr. een dr. van Bertelmeeus van der Bregghe (zie ald.), ovl. voor 8 sep. 1364 (W. 428 f. 23 en 23v.). Kinderen (verm. 6 feb. 1365, toen zij en voor nrs. 2-6 hun voogden (Wouter van der Bregghe, Daniel Jansz. van der Hant, Gerrit van der Graft en Dirk van den Bosch) 20 s.g.g. rente op Willem Nannenz.'s huis en erf aan de Hofgracht alsmede 20 s.g.g. op Jan die Vos' huis en erf aan de Middelweg schonken aan St. Catharinagasthuis; Ga. 455 f. 10):

1. Heer Huge (d.i. Huge van den Bosch Dirksz. van der Dobbe)

ovl. voor 30 nov. 1371 (GvH. 1452 f. 3).

functie:

priester.

landbezit:

26 feb. 1361 3½ morgen land onder Alkemade, grfl. leen, afkomstig van zijn grootvader Bertelmeeus van der Bregghe (GvH. 226 f. 67v.).

borgstelling:

beloofde 1 aug. 1359 met zijn oom Dirk van den Bosch (mede t.b.v. zijn broers en zusters) vrijwaring bij een verkoop door Dirk van Haerlem en Katrine (van der Bregghe) (Ke. 535).

2. Hendrik Hongher Dirksz. van der Dobbe

functie:

hij is vermoedelijk de Marendorpse schut van ca. 1390 (Blok, Hollandsche stad, 325)

huisbezit:

een gedeelte van het huis en erf aan de Breestraat van wijlen zijn ouders; verklaarde 8 sep. 1364 aan Huge van den Bosch hierop 20 s.g.g. rente schuldig te zijn, losbaar met 15 £ (de groot voor 8 p. gerekend) (W. 428 f. 23 en v.).

3. Bertelmeeus.

4. Willem

verkocht op zijn woonhuis aan de Hogewoerd 6 dec. 1383 aan St. Pancraskapittel een rente van 30 s.pay. (Ke. 493 f. 74v.).

5. Ermtruud.

6. Dirk Claar Dirksdr. van der Dobbe

rentebezit:

* ca. 1405 4 £ pay. t.l.v. St. Catharinagasthuis, ingevolge testament van Alijd van Zwieten, Hendrik Rottiers' weduwe (Ga. 456 p. 182, 334 (13) f. 18v. en volgende rek.).

* ca. 1390 10 s.pay. t.l.v. de H. Geest, bepaald bij een renteoverdracht door Willem Foytgen (Bort) daaraan (W. 428 f. 67).

familie:

verwant met Willem Foytgen of zijn vrouw (W. 428 f. 67 en v., zie ald.).

IIc. GERRIT UTEN HOFLANDE

ovl. voor 21 jan. 1359 (W. 428 f. 17v.).

functie:

schepen 1347-48, 48-49, 55-56.

landbezit:

3 jan. 1353 4 morgen land (Doudevenne) aan Rodenburger vliet en ca. 2 morgen land bij Rodenburg, onder Zoeterwoude, met zijn broer Dirk en Hendrik Rottier van Leyden gekocht van de graaf (zie hiervoor, IIa.).

familie:

tr. Catelijne, dr. van IJsbrand Strevelant (zie ald.). Zij hield van de Heer van Polanen 5½ en 8 hond land te Oegstgeest in leen (Nass. Dom. 6461 (44) f. 341v.). Uit dit huwelijk:

1. Jan van den Bosch Hoflantsz.

ovl. ca. 1400 (Secr. 84 f. 70).

beroep:

exploiteerde een steenplaats (Secr. 84 f. 70).

landbezit:

* 5½ morgen en 8 hond land te Oegstgeest, Polaans leen, afkomstig van zijn moeder (Nass. Dom. 6461 (44) f. 341v.).

* ½ morgen land te Zoeterwoude samen met Dirk van der Graft bezeten (zie ald.) en door beiden 12 mrt. 1377 verkocht (W. 428 f. 41v.).

* land te Leiderdorp op de Camp, samen met IJsbrand Strevelant Jansz. Vos bezeten; heer Aarnd Zwaluwairt besprak hierop t.b.v. het klooster Koningsveld 1 £ g.g. rente, die zij 13 mei 1391 afkochten (Ke. 695).

In zijn nalatenschap (ca. 1400) wordt verm. (Secr. 84 f. 70):

* ½ van 6 morgen land te Wassenaar,

* land te De Lier, opbrengend 6 £ (½ daarvan in zijn handen),

* ½ van de woning te Wassenaar waar Louwerijs van Boomgairde placht te wonen (uit de 5 morgen te Wassenaar zou Dirk van den Bosch 8 hond land ontvangen ter betaling van schulden, losbaar met 100 £ pay. een steenplaats c.a. zou om die reden voor IJsbrand Strevelant Jansz. Vos zijn) en

* 1/3 van 15 morgen land, behorend tot die woning, gemene voor gelegen met land van Hubrecht van de Werve.

rentebezit (verm. in zijn nalatenschap, ca. 1400, Secr. 84 f. 70):

* ½ van 4½ £ g.g. op land bij Haarlem,

* 1 oude schild op land te de Lier en

* ½ van 11 s. op zeker land.

varia:

hij was vermoedelijk de Jan van den Bosch die 25 juli 1370 poorter werd, met 32 £ en Gerrit van de Graft als borg (Secr. 19 f. 24).

Moest volgens een gerechtelijke uitspraak van 7 feb. 1395 een bedevaart maken naar Einsiedeln wegens ongepaste woorden jegens het gerecht gesproken (RA. 4 f. 6).

familie:

kinderen; voor hen traden ca. 1400 Dirk van den Bosch, IJsbrand Strevelant, Philips Aarndsz. (van den Damme) en IJsbrand Hoflantsz. op i.v.m. de bewijzing van hun vaderlijk erfdeel. Gezien deze relatie met Philips Aarndsz. van den Damme en het feit dat Jan van den Bosch een aandeel had in het land en de goederen van Louweris van den Boomgairde, lijkt een tr. van Jan met een lid van het geslacht Van den Damme niet onwaarschijnlijk (zie ald.). Een zoon van Jan was missch. Albrecht van den Bosch (zie hierna).

Bastaard:

2. IJsbrand Hoflantsz.

beroep:

boterkoper (1411-12, Ga. 334 (16) f. 21v.).

woonhuis:

aan de Breestraat. In de nacht van 24 op 25 aug. 1381 brak brand uit in zijn achterhuis aan de Rijn; dientengevolge ging een blok van 18 tot 20 huizen in vlammen op langs de Breestraat (Ke. 415 f. 74v.). Verm. als belender aan de Middelste gracht 14 feb. 1419 (W. 428 f. 132v.).

huisbezit:

een huis en erf aan St. Pieterskerksteeg, samen met Jacob Simon Frederiksz. bezeten; de H. Geest had hierop 40 s.g.g. rente, verm. 1421 (W. 429 f. 5 en tafel).

landbezit:

* een erf aan Levendaalsgracht, gepacht van St. Pieterskerk; verm. sinds 1398-99; na verkoop 1407-08 in andere handen (Ke. 323 (1) f. 6 en volgende rek.; (7) f. 8v.).

* een erf tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan, verm. sinds 1398-99, gepacht als boven (Ke. 323 (1) f. 7v. en volgende rek.).

* 2 erven als voren gelegen, verm. sinds 1407-08, gepacht als boven (Ke. 323 (7) f. 10 en volgende rek.).

rentebezit:

* 4 nov. 1409 5½ kroon op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 98v.).

* een schuldbrief van 5 gouden schilden t.l.v. Claas Jansz. Vos, verm. 1414, daterend van 7 mei 1401, hem aanbestorven van Zeger Clemensz. (RA. 50 f. 138).

* 8 nov. 1414 een schuldbrief t.l.v. Gerrit Jacob Adenz.z. van 5 £ 11½ Bergse groten licht geld (RA. 50 f. 142).

* 69 dubbele bot op een huis en erf te Leiden, verm. 27 apr. 1410 (RA. 50 f. 96v.).

borgstelling:

* 12 mei 1385 Alijd Andriesz. (Secr. 19 f. 68v.).

* 9 juni 1392 Herman Hermansz. (Secr. 19 f. 93v.).

varia:

verm. 9 jan. 1369 als erfgenaam voor een ½ huis aan de Breestraat (Polaans leen) van zijn oom Dirk van den Bosch (zie ald.).

Bemiddelde ca. 1400 bij de toewijzing van het vaderlijk deel aan de kinderen van zijn halfbroer Jan van den Bosch (zie ald.).

familie:

tr. Geertruud, zij kocht 1403-04 een kerkstoel in de St. Pieterskerk (Ke. 323 (6) f. 13), begr. St. Pieterskerk; zij tr. eerder Jacob Boelinc, ovl. tussen 1393 en 7 mei 1401 (Secr. 84 f. 251v. en RA. 50 f. 138); begr. op St. Pieterskerkhof (Kam, 'Memorieboek', 199). Dochters:

a. Machteld

verm. als weduwe van Zeger Clemensz. 19 feb. 1440 (Ke. 73); deze ovl. tussen 1393 en 7 mei 1401 (Secr. 84 f. 251v. en RA. 50 f. 138).

b. Alijd

had met haar zuster een lijfrente op de stad Leiden van ½ nobel 2 groten, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 21v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

BORT

 

Previous PageHome PageNext Page


BORT

Dit geslacht was verwant met Foytken Willemsz., die vermoedelijk door bastaardij uit de Van Teylingens stamde (zie CBvG., Coll. de Man, 4e doos, Van Teylingen; Nass. Dom. 6525 f. 390 en 395, Hamaker, Rek. Holl., I 67. De hypothetische afstamming bij Wimersma Greidanus, 'Croesinck', uit Floris van Teylingen, broer van heer Dirk, is niet onaannemelijk). Op grond van de relatie van de familie met Foytken Willemsz. c.s. alsmede de leeuw met dwarsbalk in het zegel van de Borts en de bij hen voorkomende namen Simon en Foytken, vermoeden we ook bij hen een afstamming uit de Van Teylingens.

I. JAN BORT

ovl. missch. op 19 dec. 1357, vgl. Van Wijn, Huiszittend Leven, II 138 (Necrologium van Egmond); begr. St. Pieterskerk (Ga. 440 f. 13v.).

functies:

burgemr. 1350-51, schepen 1356-57.

landbezit:

? Jan Bortsweer, belendend aan het Smaelweer te Zoeterwoude, verm. 6 juli 1379 (Ke. 1368a f. 2v.).

varia:

zegel: een leeuw met dwarsbalk (Ke. 927, 5 nov. 1356).

familie:

tr. ver IJde, begr. St. Pieterskerk (Ga. 455 f. 214 en 440 f. 13v.). Zij was wrsch. een Van Oestgeest, daarop wijst het ankerkruis dat haar zoon Willem Bort in zijn wapen voert en het voorkomen van leden van dit geslacht alsmede hun verwanten onder de magen van Willem Bort (zie hierna). Bovendien zegelde Simon Bort 22 feb. 1401 voor Kerstijn van Oestgeest, getr. met Walich Jansz., waarvan een zoon Willem Bort heette (vgl. Van Oegstgeest II en Walich Jansz.). De H. Geest verzorgde de memorie van de vrouwe van Leuwenburch, haar man Jan Bort, haar man Jan van Leuwenburch e.a.; wat met deze vermelding aan te vangen, is niet duidelijk; Jan van Leuwenburch komt nog in 1359 voor (Koningsveld 87), terwijl Jan Bort in 1356-57 nog een functie bekleedde, zodat we bij gebrek aan verdere gegevens deze Jan Bort niet met de door ons behandelde willen vereenzelvigen.

kinderen:

1. Willem Bort, volgt II.

2. Geertruud Jan Bortsdr.;

op haar woonhuis aan de Vollersgracht vestigde zij 7 mrt. 1390 10 s.g.g. rente t.b.v. de H. Geest voor memoriediensten (W. 429 f. 64 en tafel).

II. WILLEM BORT

(afstamming op grond van Ga. 455 f. 214 en de zegels van Willem en Jan).

Vermoord kort voor 9 okt. 1363 (zie hfdst. 5), begr. St. Pieterskerk (Ga. 440 f. 13v.).

functies:

schepen 1350-51, 55-56, 57-58, 58-59; rentmeester van Noord-Holland 1363 (na 10 jan., tot op 2 juli; GvH. 19, 1448, 1449 f. 26v.).

woonhuis:

Breestraat (Hoek, 'Wassenaar', 102, Nass. Dom. 6461 f. 329v.); de hierop gevestigde rente hield hij sinds 9 okt. 1357 in leen van de burggraaf (vgl. rentebezit). 29 juni 1372 werd wijlen Willem Bort verm. als belender van heer Philips Ermegardenz. huis, dat lag aan de weg leidend naar de stadsmuur, in St. Pietersparochie nabij het Gravensteen; betrof dat dit woonhuis? (Ke. 415 f. 37).

landbezit:

* 16 hond land aan de Wairsloot en de Zijl te Warmond, 20 feb. 1346 verkocht aan het St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 37v.).

* 3 jan. 1353 20 morgen land in de Lage Waard te Koudekerk, ten vrij eigen gekocht van de graaf (GvH. 244 f. 21).

* 8 feb. 1353 de heemwerf en hofstad waar Jan van den Rine van Rodenburg woonde, met het land waar de boomgaard zich bevond, te Zoeterwoude. Verder ald. 3½ morgen land (die Burch), 2 morgen, 7 morgen (de Oude Weyde) eveneens van Jan den Rine afkomstig (GvH. 244 f. 32).

* 9 juli 1354 2 morgen, Simon Goriiscamp, te Leiderdorp, grfl. leen, na koop van Bertelmeeus Gerrit Gorisz. (GvH. 707 f. 9).

rentebezit:

9 okt. 1357 9 groot met de houde op zijn woonhuis, in leen gehouden van de burggraaf (Hoek, 'Wassenaar', 102).

borgstelling:

5 feb. 1363 beloofde hij vrijwaring bij een verkoop door zijn zoon Simon Bort (W. 428 f. 19v.).

varia:

zegel: rechts ankerkruis, links leeuw met dwarsbalk (Ke. 997, 8 nov. 1357). Pachter van de Leidse gruit 1357, 1359 (met gezellen), 1360 (met Wouter van der Bregghe) en 1361 (GvH. 1444 f. 5, 1446 f. 11v., 1447 f. 7 en 1448 f. 7v.). 1352-54 ontving de grafelijkheid inzake een verzoening van Willem Bort en zijn gezellen zekere gelden (GvH. 1441 f. 6v.). Na de moord op hem werd 29 sep. 1364 te Katwijk uitspraak gedaan door de burggraaf tussen de schuldigen en Willems magen. Voor de laatsten traden op: heer Baarnd uten Enghe, Willem Heerman, Boudijn ver Machteldenz., Jan Philipsz., Gerrit van Oestgeest Rutgersz., Gerrit van Oestgeest, Gerrit Heerman, Foytken Willemsz., Willem Schrevel en Wouter van der Bregghe. De eerste partij diende kloosterwinning te doen tussen Zijpe en Maas en 100 zielmissen op te dragen t.b.v. Willem Bort en verder 1700 schilden van 24 Dordtse of Vlaamse groten uit te betalen t.b.v. Willems kinderen en magen (Hoek, 'Wassenaar', 102).

familie:

gezien zijn maagschap (zie hier direct boven) verwant met de geslachten Uten Enghe (een Stichtse familie, zie Wittert van Hoogland, 'Ridderhofsteden', 465), Van Oestgeest, Van der Bregghe, Willem Luutgardenz.'s geslacht, Boudijn ver Machteldenz. (die 30 apr. 1365 als getuige optrad toen Simon van Teylingen zijn vrouw tochtte, De Man, 'Van Teylingen', 426) en Foytken Willemsz. Tr. Lijsbeth, dr. van Claas Nannenz., begr. St. Pieterskerk (Ga. 455 f. 214, 440 f. 13v.; zie ald.). Kinderen:

1. Willem Foytgen, volgt IIIa.

2. Claas Willem Bortsz., volgt IIIb.

3. Simon Bort, volgt IIIc.

4. Lijsbeth

tr. Dirk Poes Frankenz. (Ga. 1182 f. 30; Ke. 7 f. 18v., zie Rijswijc).

IIIa. WILLEM FOYTGEN

ovl. 22 mei 1412, begr. St. Pieterskerk (DuO. 2033 f. 6v., Ke. 323 (9) f. 12v.).

functies:

schepen 1374-75, burgemr. 1388-89, 95-96, 1406-07, schout van Hazerswoude 1371 (GvH. 1863 f. 4), ontving daarom wrsch. de inkomsten uit de grote tiende van die plaats, m.u.v. 5 hoet rogge (GvH. 1453 f. 5); schout van Groenswaarde (bij Waddinxveen) 1384-85 (GvH. 1871 f. 10v. en 1872 f. 9).

beroep:

exploiteerde wrsch. een kalkoven (1401-02, Ga. 334 (6) f. 19v.).

woonhuis:

aan de Breestraat, missch. het in 1380 door Bertelmeeus Simon Gorisz. (van der Bregghe) verkochte huis (GvH. 226 f. 18).

huisbezit:

3 jan. 1397½ van een huis te Oegstgeest bij de Oude Vliet, gekocht van de graaf (GvH. 198 f. 168).

landbezit:

* 1364 2 morgen land, Simon Goriiscamp, te Leiderdorp, grfl. leen, ontving 23 aug. 1389 grfl. toestemming voor verkoop (GvH. 226 f. 299 en Ga. 455 f. 25). Schonk dit land 19 mrt. 1390 aan St. Catharinagasthuis; hiervoor diende het gasthuis 40 s.pay. p.j. uit te reiken aan zijn vrouw en memoriediensten te houden (Ga. 455 f. 24).

* 3 morgen 2½ hond veenland tussen Zegwaard en Zevenhuizen, 24 okt. 1394 in andere handen verm.; erop rustte erfpacht voor de graaf en lastgeld (GvH. 228 f. 142v.)

* 30 juni 1396 14 hond land te Warmond aan de Zijl, voor 90 £ pay. gekocht (Ga. 1182 f. 30), vererfd op zijn neef en oomzegger Willem Bort Dirk Poesz. (zie Rijswijc).

* 5 nov. 1399 een erfje aan de Nuwenwech, na koop van de stad direct aan St. Catharinagasthuis geschonken (Ga. 455 f. 81v.).

* land, omstr. 1395 afgestaan t.b.v. de nieuwe weg naar Oegstgeest (Secr. 1737).

* 12 morgen 1½ hond in de Vievennen te Leiderdorp, 19 mei 1402 verkocht aan de regulieren te Leiderdorp (Klo. 671).

* 'Juttenkinderen'land, belendend aan bovenstaand land (Klo. 671).

* 19 morgen te Vorenbroek onder Wassenaar, gekocht van de regulieren te Leiderdorp; grfl. consent hiervoor 9 jul. 1399 (Klo. 671, GvH. 228 f. 341).

* land te Oegstgeest, belendend aan de Hoghe Camp, verm. 30 mei 1402 en 3 mrt. 1403 (Klo. 911 f. 4v. en GvH. 229 f. 21v.).

rentebezit:

* 16 jan. 1384 5 £ pay. op een huis en erf aan de Hogewoerd, 18 mrt. 1390 geschonken aan de H. Geest met o.m. de bepaling, dat 10 s.pay. p.j. moest worden uitgereikt aan Geertruud Claas Schrevels weduwe, dr. van Floris Foytken en 10 s.pay. p.j. aan Dirk Claren Dirksdr. van der Dobbe (W. 428 f. 67).

* 9 groot met houde op het huis waar zijn vader vroeger woonde aan de Breestraat (Hoek, 'Wassenaar', 102).

* 2 £ pay. op land te Waddinxveen, 29 apr. 1396 geschonken aan zijn kapelanie (Ke. 322 f. 16).

* 3 £ 5 s. 2 p.g.g.; 25 s. 2 p.pay.; 21 s. 4 p.pay. aan de Rijn en 7 s. 4 p.pay., alle op huizen en erven te Marendorp, gekocht van Claas Jansz. Vos, 29 apr. 1396 geschonken aan zijn kapelanie (Ke. 322 f. 16).

* 26 s.pay. op een huis bij de Duysentraettoren, 29 aug. 1396 geschonken aan zijn kapelanie (Ke. 322 f. 16).

* 20 s.pay. op een huis in de nieuwe vrijheid, 29 apr. 1396 geschonken aan zijn kapelanie (Ke. 322 f. 16).

* 26 mei 1402 15 Eng. nobel lijfrente voor Willem en zijn vrouw, gekocht van de stad, losbaar met 100 Eng. nobel (Secr. 80 f. 65).

* 3 £ 10 p.g.g.; 4 £ 5 s.g.g. en 4 £ 5 s.g.g., alle gevestigd op Dirk Claasz. van Haerlems huis en erf, 1409 afgeschat (RA. 50 f. 85).

borgstelling:

12 okt. 1381 Elisabeth Aarndsdr. (Secr. 19 f. 55v.).

stichting:

29 apr. 1396 kapelanie ter ere van St. Catharina en St. Antonius Abt in St. Pieterskerk, schonk hieraan de overschotten van een kapelanie door zijn oom Willem Nannenz. (zie ald.) gesticht; voor de verdere schenkingen zie land- en goederenbezit. Van deze schenkingen behield hij voor zichzelf en zijn vrouw 4 £ pay. als lijftocht. De collatie vermaakte hij aan de H. Geest. Bedienaar moest een nakomeling van zijn grootouders van moederszijde zijn. De akte werd door zijn verwant Baarnd Jansz. van Leyden bezegeld (Ke. 322 f. 16, 420 f. 777). Wijzigingen in de fundatiebrief werden 9 jan. 1405 bevestigd (Ke. 322 f. 35).

varia:

zegel: rechts een ankerkruis, links een leeuw met dwarsbalk (Ke. 757, 10 mei 1375). Pachter van de tiende van Hazerswoude 1371 (GvH. 1453 f. 5). 6 nov. 1396 ontving hij het voorrecht dat hij overal mocht gaan in Holland met behoud en gebruik van de rechten en keuren van Leiden tot een half jaar na opzegging door de graaf (GvH. 198 f. 166). 7 juli 1404 trad hij op t.b.v. Claas Dirksz.'s kinderen (Ke. 1062).

familie:

was 1395 met zijn broers onder de magen van Foytken Foytkensz.(GvH. 198 f. 114). tr. Machteld Pietersdr. van Leyden, ovl. 1 nov. 1428 (zie Van Leyden).

IIIb. CLAAS WILLEM BORTSZ.

ovl. 1398-99, begr. St. Pieterskerk (Ga. 334 (5) f. 9v., Ke. 323 (1) f. 10).

functies:

schepen 1383-84, 84-85, 89-90, 93-94, burgemr. 1390-91, 96-97, 97-98, kerkmr. van St. Pieter 1392-93, gasthuismr. van St. Catharina 1395-96 en 96, schout 1396.

woonhuis:

bij het grafelijk hof, 1 juli 1368 vermeld als belendend aan dat van Dirk Poes Jansz. van Leyden (Ke. 493 f. 44v.). Missch. was het dit huis dat 13 juli 1385 belendde aan een huis dat Steven Everardsz. kocht van Simon Gijsbrechtsz. (W. 428 f. 115).

huisbezit:

10 mei 1395 een huis en erf aan het einde van Huge Claasz. van der Burchs steeg, gekocht van de graaf, na verbeuring door Floris Gijsbrechtsz. Het huis werd verhuurd; er rustte een rente met houde t.b.v. Jan van Leyden op. I.v.m. de verdiensten van zijn ouders en diensten die hij nog zou doen, betaalde hij de halve koopsom, 80 Geld. gld. (GvH. 228 f. 169).

landbezit:

* 4½ hond land tussen Zijl en Mare te Leiderdorp, 30 apr. 1378 door hem aan het St. Pancraskapittel verkocht (Ke. 493 f. 68). Als belender met land ter plaatse wordt hij reeds 17 jan. 1368 en 14 jan. 1373 genoemd (Ke. 493 f. 65).

* land te Zoeterwoude, verm. 26 juli 1382 in een belending (Ga. 455 f. 38v.).

varia:

zegel: gedeeld, rechts een leeuw met barensteel, links een ankerkruis (Agn.bhf. 42, 13 juni 1384).

familie:

1395 met zijn broers onder de magen van Foytken Foytkensz. (GvH. 198 f. 114). tr. Alide (Ga. 440 f. 8v.); zij was missch. een dr. van Jan Hendriksz. (zie Hendrik veren Bartradenz. c.s.). Zij gaf 1399-1400 haar poortrecht op (Rek. Lei., I 93).

IIIc. SIMON BORT

ovl. 1413-14, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (10) f. 13).

functies:

schepen 1371-72, 73-74, 75-76, 91-92, 92-93, 95-96, 1409-10; burgemr. 1379-80, 85-86, 89-90, 93-94, 99-1400; kerkmr. van St. Pieter 1397-98, 98-99, 99, 1400-01, 01-02, ? 03-04, 07-08; schout van Zegwaard verm. 29 jan. 1367-86 (Ke. 911, 415 f. 55v., GvH. 1862 f. 3, 1863 f. 4, 1864 f. 5, 1866 f. 4, 1870 f. 11, 1871 f. 11v., 1872 f. 10, 1873 f. 4v.).

beroep:

exploiteerde een steenplaats (1402-03, Ga. 334 (8) f. 23v.); hield zich met turfwinning bezig (zie landbezit).

woonhuis:

de achterzijde van zijn huis belendde 5 juni 1413 aan een huis aan de Papengracht (Ke. 203 f. 22v.).

huisbezit:

huizen op het Hof bij de Troostbrug, tussen St. Pieterskerkgracht en Varkenssteeg. De lijftocht hiervan vermaakten Simon en zijn vrouw aan elkaar; na hun dood was het nieuwe huis op de hoek bestemd voor heer Pieter Aarndsz., of zijn broers of zusters bij zijn overlijden, de andere huizen en erven voor zijn bastaarddochters, te vererven op hun naaste verwant van vaders zijde (17 aug. 1408, Ga. 373).

molen:

7 nov. 1398 een ½ windmolen te Leiden aan de Vliet, de andere helft behoorde aan Jan van Leyden, leen van de Egmondse hofstad Palenstein. Het leen zou na zijn dood komen aan een van zijn dochters, met een lijfrente van 10 £ pay. voor zijn vrouw. 11 nov. 1398 kreeg hij het recht het goed ten vrij eigen te verkopen, mits hij een goed, erf of rente ter waarde van 50 £ zou opdragen (Kleijntjens, 'Molen op den Vliet', 1-2, en L.H.J. Sicking, '"Binnen der stede van Leyden, op de Vliet, an de vest...'. Een lokaal-topografisch onderzoek naar het Consciëntieplein in de 15de en 16de eeuw', in Leids Jaarboekje 83 (1991) 35-50). Het land tussen Molenstraat en Stadsvest waar o.m. de molen op stond, was in zijn handen (Ke. 323 (1) f. 8 en volgende rek.).

landbezit:

* 13 dec. 1367 4½ morgen land, d.w.z. Jan Lijemanscamp en 1 morgen land uit de Cruyscamp te Leiderdorp, na opdracht door Floris Claas Schrevelsz.; door hem opgedragen t.b.v. Simon Frederik (Muller, 'Het Oude Register', 280-281; GvH. 226 f. 201).

* 11 mrt. 1375 16 morgen te Zoeterwoude, strekkend in de Rijn en langs Rijnegommer watering, gekocht, samen met Gerrit van Oyen Wermboutsz., van Willem van der Made. Dit land droeg hij op aan Willem van Egmond, heer van Zegwaard, om het in leen te ontvangen (Klo. 1469 f. 28v.-29). Is dit het dat 26 juli 1382 belendde aan land van Pieter Hugenz.? (Secr. 1737).

* 2 morgen, 5 hond, 76 roeden veenland tussen Zegwaard en Zevenhuizen, verm. 16 juli 1394 (GvH. 228 f. 134); hierop rustte grfl. erfpacht en lastgeld, dat laatste kocht hij wrsch. af, aangezien Simon en zijn vrouw elkaar 17 aug. 1408 het vruchtgebruik van het lastgeld vermaakten (evenals dat van een ½ roede veenland achter Benthorn). Land en lastgeld van de genoemde landerijen zouden na hun dood aan het St. Catharinagasthuis komen, voor memoriediensten en uitdelingen (Ga. 373).

* het gehele erf tussen Hoeflaan en Vliet in St. Pietershoeve, verm. sinds 1398-99; gedeeltelijk uitgegeven (Ke. 323 (1) en volgende rek.).

rentebezit:

* 10 s., 9 s. en 28 s.g.g. op drie aaneengelegen huizen en erven; 5 feb. 1363 aan de H. Geest verkocht met vrijwaring door zijn vader (W. 428 f. 19v.).

* 21 aug. 1408 een schuldbrief van 15 £ pay. op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 38v.).

borgstelling:

* 8 juli 1369 Simon Gerrit Willem Gisenz.z., borg samen met Gerrit van Oestgeest (Secr. 19 f. 19).

* 23 sep. 1370 Robbrecht IJsbrandsz. van der Mersche en Jacob Jan Hobbenz. van der Mersche (Secr. 19 f. 24v.).

* 6 mrt. 1372 Aarnd Paulusz. van Reynsburch (Secr. 19 f. 30).

* 23 apr. 1372 Jan Foytkensz. (Secr. 19 f. 31).

* 2 sep. 1372 Foytken Boudijnsz. (Secr. 19 f. 34v.).

* 25 mrt. 1373 Floris Schrevel (Secr. 19 f. 35v.).

* 17 mei 1373 Floris van Zandwic (Secr. 19 f. 36).

* dec. 1373 Gisebrecht Jansz. (Secr. 19 f. 36v.).

* 23 mei 1376 heer Jan van Egmond (Secr. 19 f. 42v.).

* 5 juli 1378 Aarnd Paulusz. (Secr. 19 f. 45).

* 5 juli 1378 Simon Foytkensz. (Secr. 19 f. 45v.).

* 18 juli 1383 Lubbrecht Jacobsz. van den Damme (Secr. 19 f. 60v.).

* 6 feb. 1384 Jacob Fouckenz. (Secr. 19 f. 61v.).

* 30 jan. 1393 Lubbrecht van den Dam (Secr. 19 f. 95v.).

* 24 jan. 1395 Aarnd Jansz. van Wassenaer (Secr. 19 f. 103v.).

* 1 dec. 1406 Bartoud Gerritsz. van Assendelft (Secr. 20 f. 24v.).

varia:

zegel: gedeeld, rechts een ankerkruis, links een leeuw met dwarsbalk, met schuinbalk over het geheel (Ke. 643, 14 juli 1374). Pachtte van de graaf van Blois 1362 een tiende aan Doedijnslaan bij Leiden (Gr.v.Blois 91 f. 10); 1370 pachter van de Leidse gruit (GvH. 1452 f. 9); testeerde met zijn vrouw 1393, grfl. bevestiging 12 juni 1393, m.n. van wat hij zijn bastaarden naliet (GvH. 228 f. 87); zij maakten opnieuw 17 aug. 1408 testament (vgl. huizen en landbezit), ook dit testament kreeg grfl. goedkeuring (Ga. 373); was omstr. 1390-95 met Willem van der Speck aan Pieter Kops kind 110 Dordtse gld. schuldig (Secr. 84 f. 41). 1395 ontving hij van de graaf 2 binten t.b.v. zijn timmering (GvH. 1471 f. 52v.).

familie:

was met zijn broers 1395 onder de magen van Foytken Foytkensz. (GvH. 198 f. 114). tr. Lijsbet, ovl. na 1417-18 toen zij achterstallig was in het kerkgeld van St. Pieterskerk, woonde toen aan het Rapenburg (Ke. 323 (11) f. 42v.). Zij bezat samen met Bartraad, haar mans bastaarddochter, 1412-13 een lijfrente van 3 nobel 1 groot t.l.v. de stad (Secr. 513 f. 20).

Bastaarddochters:

1. (bij Katrine Jansdr.) Katrine

verm. 7 nov. 1398 en 17 aug. 1408 (zie hoger).

2. (bij Katrine Jacob Pietersdr.) Bartraad

verm. 7 nov. 1398 en 17 aug. 1408 (zie hoger), ovl. na 1 mrt. 1429 (Klo. 1469 f. 32). Zij bezat een lijfrente samen met haar vaders vrouw (zie boven). tr. Pieter Jacob(sz.); zie ald.

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

AARND BOLLEKIJN (BOLLEN, BOLLETGENS)

 

Previous PageHome PageNext Page


AARND BOLLEKIJN (BOLLEN, BOLLETGENS)

ovl. na 10 sep. 1364 (Secr. 19 f. 1v.), begr. St. Pieterskerk (Kam, 'Memorieboek', 190).

functie:

schepen 1361-62.

woonhuis:

aan de Breestraat, verm. 3 jan. 1358 (W. 429 f. 11 en tafel); hierop vermaakte Hendrik Strevelant 17 mrt. 1334 1 £ g.g. rente aan de H. Geest (W. 1195).

landbezit:

2 hofsteden te Marendorp, samen met Jan Bollekijn bezeten; voor 21 dec. 1360 verkocht (Ke. 493 f. 116).

borgstelling:

10 sep. 1364 Dirk van den Hove (Secr. 19 f. 1v.).

familie:

tr. 1e Belletien (Kam, 'Memorieboek', 190); tr. 2e Ave, ovl. 1399-1400, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (2) f. 13v.), dr. van Rembrand Vinkenz.z.; zij hertr. Dirk Adamsz. (zie Pieter Gobburgenz. c.s.). Zoon uit het 1e huwelijk:

1. Aarnd

(Ga. 334 (4) f. 7v.)

tr. wrsch. Hadewi (1380 verm. van haar huis en erf te Marendorp, de H. Geest had hierop 5 s.pay. rente, W. 1765 f. 13v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VAN BLEYSWIC

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN BLEYSWIC

I. JACOB CLAASZ. VAN BLEYSWIC

ovl. tussen 9 jan. 1342 en 22 sep. 1343 (Ke. 493 f. 61), begr. St. Pancraskerkhof (Ke. 415 f. 48v.).

huis- en rentebezit: 9 jan. 1342 10 s.g.g. op een half huis en erf op de hoek van de Oude Rijn, de andere helft behoorde aan Jacob zelf toe (Ke. 493 f. 61; overdracht van deze rente door zijn zoon Claas 7 dec. 1358, zie ald.).

familie:

tr. Wendelmoed, wrsch. ovl. voor 7 dec. 1358 (overdracht van een rente die aan haar toebehoorde door haar zoon Claas); begr. St. Pancraskerkhof (Ke. 415 f. 48v.). Zij bezat 10 s.g.g. rente op een huis en erf op het Hogeland (22 sep. 1343, Ke. 493 f. 61); deze werd 7 dec. 1358 door haar zoon Claas overgedragen (zie ald.).

kinderen:

1. Heer Claas Jacobsz., volgt II.

2. Pieter Jacobsz. van Bleyswic

ovl. tussen 14 nov. 1367 en (wrsch.) 18 sep. 1380 (Ke. 415 f. 91v. en 493 f. 30).

functies:

klerk ter kanselarij te 's-Gravenhage (Ke. 493 f. 61v.); verm. als clericus uxoratus 24 aug. 1366 (Ke. 982 en 991). Ontving van de graaf 3 feb. 1356 een kapelanie in de kerk te Dordrecht, deed daarvan voor 17 jan. 1359 afstand (Van Riemsdijk, Tresorie, 79).

landbezit:

is hij de Pieter van Bleyswijk die 4 dec. 1362 6 morgen land van de graaf in leen ontving? (GvH. 226 f. 79).

borgstelling:

? 5 juni 1365 Claas Jansz., van Zoetermeer (Secr. 19 f. 3).

varia:

bracht heer Adam van Catwic in de klerkenkamer te 's-Gravenhage een oogkwetsing toe; in deze kwestie werd 17 dec. 1357 een scheidsrechterlijke uitspraak gedaan, waarbij o.m. werd bepaald dat Pieter 50 s.g.g. aan renten diende te betalen, voor een memorie in de St. Pieterskerk voor heer Adam (Ke. 493 f. 61v.). Ingevolge dit zeggen droeg zijn broer heer Claas renten over (zie ald.).

familie:

dochter:

Wendelmoed, verm. 18 sep. 1380 (Ke. 493 f. 30).

3. Aleidis

verm. 14 nov. 1367, ovl. voor 20 apr. 1377 (Ke. 415 f. 91v. en 493 f. 30).

woonhuis:

het woonhuis van een van de zusters van heer Claas van Bleyswic was 28 juni 1376 gelegen aan Hogelandskerkgracht (W. 428 f. 38).

familie:

tr. Herman. Zoon:

a. Heer Nanno Hermansz.

jong ovl. 17 okt. 1399, begr. in het graf van zijn oom heer Claas (Ke. 416 f. 29v.).

functie:

kanunnik op St. Gregoriusprebende in St. Pancraskerk, daartoe bij testament door zijn oom aangewezen - na diens dood - (Ke. 416 f. 29v., 418 f. 109 en 493 f. 30).

schenking:

het jaar van gratie van zijn prebende (Ke. 416 f. 29v.).

4. Geertruud Jacobsdr.

ovl. na 27 jan. 1415 (RA. 50 f. 141).

rentebezit:

43 s.g.g. met houde op een erf te Leiden, verm. 27 jan. 1415 (RA. 50 f. 141).

familie:

tr. Gerrit Jansz. (Ke. 7 f. 70); Aagte Jacobs Malen' echtgenote was wrsch. haar verwante (ibidem). Zoon:

a. Heer Jan Gerritsz.

ovl. 14 dec. 1433, plotseling, begr. St. Pancraskerk in het graf van zijn oom heer Claas (Ke. 416 f. 90).

functie:

kanunnik van St. Pancraskapittel (Ke. 416 f. 90); verm. 23 dec. 1401 als rentmeester van het kapittel; trad o.m. 4 okt. 1421 en 7 mrt. 1429 namens het kapittel op (Ke. 416 f. 41, 493 f. 102 en 99v.).

5. Elisabeth

verm. 14 nov. 1367 en 18 sep. 1380 (Ke. 415 f. 91v., 493 f. 30).

II. HEER CLAAS JACOBSZ. VAN BLEYSWIC

ovl. 14 okt. 1380 te Leiden, begr. St. Pancraskerk (Ke. 415 f. 68v. en 73).

functies:

priester (verm. sinds 15 sep. 1356, Ke. 493 f. 29v.), pastoor en kanunnik van St. Pancras 1366-74 (Leverland, 'Pastoors van St. Pancras', 68, dezelfde, 'Inquisitio conexuum', 88); notaris, verm. voor 7 juni 1376 (Ke. 415 f. 50); pastoor van Warmond sinds 1378 (Leverland, 'Inquisitio conexuum', 88).

woonhuis:

aan Hogelandskerkstraat, 'apud castrorum'; woonde daar reeds bij de stichting van het kapittel (Ke. 493 f. 30). Dit huis was missch. afkomstig van zijn vader (zie ald.); 20 apr. 1377 beschikte hij bij testament over dit huis t.g.v. zijn verwanten (Ke. 493 f. 91v.). Zijn huis belendde 17 dec. 1381 aan een schuur aan de Oude Rijn (W. 428 f. 42v.).

huisbezit:

een huis en 2 hofsteden aan de Middelwech, op het Hogeland, 2 mei 1364 verkocht tegen een rente van 10 s. 5 p.g.g. (Ke. 493 f. 29v.). Wrsch. vestigde hij op dit huis 7 dec. 1358 een rente van 17 p. t.b.v. de priesters van St. Pieterskerk (Ke. 493 f. 61v.).

landbezit:

* 7 nov. 1368 3 morgen land te Benthuizen, gekocht t.b.v. zijn prebende (Ke. 493 f. 28v.).

* 20 nov. 1369 4 morgen land te Maasland, gekocht t.b.v. zijn prebende (Ke. 493 f. 28v.).

* 1 mei 1373 1½ morgen land aan de Rijn te Oegstgeest; hierop behield Hendrik van Alkemade 30 s.g.g. rente; dit land kocht hij t.b.v. zijn prebende (Ke. 493 f. 29).

* 3 morgen land te Wassenaar, onder Santhorst, gemeen gelegen met land van Jan Hugenz., voor 5 okt. 1369 gekocht (bij testament van 20 apr. 1377 bestemd voor de vicarieën van mr. Andries; Ke. 415 f. 27 en 493 f. 30).

rentebezit:

* 15 sep. 1356 12 s.g.g. met houde op een huis en erf te Marendorp, 17 juli 1374 overgedragen aan zijn prebende (Ke. 493 f. 29v.).

* 10 apr. 1358 een pandrente van 5 s. 7 p.g.g. op een huis en erf te Leiden (Ke. 493 f. 61).

* 1 juni 1358 3 s.g.g. op een huis en erf aan de Vollersgracht (Ke. 493 f. 61).

* 7 juni 1358 1 £ g.g. op het huis en erf van Jacob Rembrand Vinkenz.z. aan de Vollersgracht, gekocht van deze (Ke. 493 f. 61).

Laatstgenoemde 3 renten, alsmede 2 renten bij zijn ouders vermeld, droeg hij 7 dec. 1358 over aan heer Pieter den Hoesche, t.b.v. een verdeling onder de priesters (zie bij zijn broer Pieter; Ke. 493 f. 61).

* 2 mei 1364 10 s. 5 p.g.g. spruitend uit de verkoop van een huis (zie boven), 17 juli 1374 overgedragen aan zijn prebende (Ke. 493 f. 29v.).

* 18 feb. 1374 40 s.pay. op 4 morgen land te Nieuwkoop (Ke. 493 f. 29v.).

* ½ van 5 £ pay. rente, geschonken aan de huiszitten van St. Pancrasparochie (1378, Ke. 415 f. 61v.).

schenkingen:

* 1375 10 pay. aan St. Pancraskapittel voor het houden van de memorie van zijn ouders, broer en zusters (Ke. 415 f. 48v.).

* 7 nov. 1376 10 £ pay. aan St. Pancraskapittel; uit de opbrengst diende op de feesten van Translatio Martini en St. Bernardus 10 s.pay. te worden besteed aan uitdelingen onder de kanunniken (Ke. 415 f. 50v.).

* 1377 10 £ pay. aan het kapittel, t.b.v. de viering van de feesten van St. Alexis en Johannes Onthoofding (Ke. 415 f. 52).

* 1378 10 £ pay. aan het kapittel t.b.v. de viering van de feesten van Divisio Apostolorum en het Octaaf van Maria Geboorte (Ke. 415 f. 58v.).

stichtingen:

1366 de kanunniksprebende van St. Gregorius (Leverland, 'Inquisitio conexuum', 88). Regelde 15 nov. 1367 de collatie; eerste collator zou zijn broer Pieter zijn, gevolgd door zijn zusters Aleidis, Gertrudis en Elisabeth en tenslotte de oudste wettige zoon of dochter van zijn broer Pieter (Ke. 415 f. 91v.).

varia:

testeerde 20 apr. 1377 (met bepalingen betreffende zijn huis, zijn land te Wassenaar en zijn prebende, zie hoger) en 18 sep. 1380 (liet daarbij voor zijn memorie het gratiejaar van zijn prebende na, d.i. 10 £ pay., waaruit 6 £ pay. bestemd was voor O.L.V.kerk om er een rente van 10 s. mee te kopen - ook deze kerk deed zijn memorie (Ke. 415 f. 73, NH. Kerkvoogdij 2032 f. 45v.) -; vermaakte het gratiejaar van zijn cure te Warmond aan het kapittel voor zijn memorie (1 £ pay., Ke. 415 f. 68v.), zijn dienstmaagd Katrine o.m. 1 £ pay. rente, heer Simon Jansz. 10 s.pay. rente, Gijsbrecht van Leiderdorp 10 s.pay. rente, het Agnietenbegijnhof 10 s. rente en voor de viering St. Maartensfeest door het kapittel 5 s.pay. rente (Ke. 493 f. 30).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl