van der Reyden: Notitie 14 |
<13 |
|
15> |
|
|
|
|
|
|
|
1 |
|
Van Cornelis van der Reyden is een testament d.d. 27-3-1812 gepasseerd bij notaris J.P. van Klinkenberg-Dozy. |
|
2 |
|
Voor mij Jan Pieter van Klinkenberg Dozy, keizerlijk notaris residerende te Leiden in het departement der monde van de Maas in tegenwoordigheid van de nagenoemde vier getuigen daartoe volgens de wet geroepen, is gecompareerd [verschenen] de heer Cornelis van der Reyden, weduwnaar van juffrouw Maria Haskis, wonende binnen deze stad op de Bredestraat omtrent de Plaatsteeg, dewelke gezond van lichaam en geest gelijk aan ons notaris en getuigen is gebleken, aan mij notaris in tegenwoordigheid der na te noemen getuigen deszelfs testament en uiterste wil heeft opgegeven in voegen alsvolgt: |
|
3 |
|
Ik herroep en vernietig alle vorige door mij gemaakte testamenten en andere acten van uiterste wil zonder enige uitzondering. |
|
4 |
|
- Ik maak en bespreek bij vooruitmaking aan mijn twee zusters Johanna van der Reyden, weduwe van Philippus van Edenburg en Maria Catharina van der Reyden tesamen, of bij vooroverlijden van een derzelven aan de langstlevende de som van een duizend gulden. |
|
5 |
|
- Ik maak en bespreek aan Amelia de Koning, weduwe van Simon Beeke, wonende te Haarlem, aangehuwde zuster van mijn voornoemde overleden huisvrouw de som van vier honderd gulden. |
|
6 |
|
- Ik maak en bespreek aan Hendrik Beeke, zoon van voornoemde weduwe van Simon Beeke wonende te Haarlem de som van twee honderd gulden en het gouden zakhorloge door mij in mijn leven gedragen evenals de gouden ketting daaraan. |
|
7 |
|
- Ik maak en bespreek aan Maria Cornelia Beeke, dochter van voornoemde weduwe van Simon Beeke wonende te Haarlem over welke ik benevens mijn gemelde overleden huisvrouw als doopgetuigen hebben gestaan de som van tienduizend gulden. |
|
8 |
|
- Ik maak en bespreek aan Gerrit Zondag neef van mijn overleden huisvrouw de som van twee honderd om te verstrekken tot zijn kleding en verkwikking, verzoekende ik de natenoemen executeuren hierop toezicht te willen nemen en gemelde Gerrit Zondag daarin behulpzaam te zijn. |
|
9 |
|
- Ik maak en bespreek aan Cornelis de Vries, neef van voornoemde mijne overleden huisvrouw wonende te Haarlem of bij zijn vooroverlijden aan zijn nagelaten wettige decendenten bij representatie de som van zes honderd gulden. |
|
10 |
|
- Ik maak en bespreek aan de kinderen of verdere decendenten bij representatie van wijlen mijn voornoemde overleden huisvrouw's nicht Cornelia de Vries in huwelijk verwekt met Jan van Castricum welke op mijn overlijden in leven zullen zijn, tesamen de som van zes honderd gulden. |
|
11 |
|
- Ik maak en bespreek aan de kinderen of verdere decendenten bij representatie van wijlen mijn voornoemde overleden huisvrouw's nicht Elisabeth de Vries, zuster van gemelde Cornelia de Vries welke op mijn overlijden in leven zullen zijn, tesamen de som van zes honderd gulden. |
|
12 |
|
- Ik maak en bespreek aan J. Immink neef van voornoemde overleden huisvrouw' of bij zijn overlijden aan zijn nagelaten wettige decendenten bij representatie de som van een duizend gulden. |
|
13 |
|
- Ik maak en vbespreek aan mijn neef Jan Desablijn de som van drie honderd gulden. |
|
14 |
|
- Ik maak en bespreek aan mijn neef Jacob van der Reyden, zoon van Dirk van der Reyden de som van een honderd gulden. |
|
15 |
|
- Ik maak en bespreek aan Maria Verkouw en Neeltje Verkouw, kinderen van Jacob Verkouw tesamen of bij vooroverlijden van een van hun aan de langstlevende de som van vier honderd gulden. |
|
16 |
|
- Ik maak en bespreek aan Matje van Oostveen, bejaarde dochter wonende te Zuilen de som van twee honderd gulden. |
|
17 |
|
- Ik maak en bespreek aan ieder der kinderen van de heer Pieter Cornelis van Marle aan zijne tegenwoordige huisvrouw verwekt welken op mijn overlijden in leven zullen zijn de som van een honderd gulden. |
|
18 |
|
- Ik maak en bespreek aan Anthony Regnerus van der Aar de som van een honderd gulden. |
|
19 |
|
- Ik maak en bespreek aan Jan van der Aar broeder van gemelde Anthony Regnerus van der Aar de som van een honderd gulden. |
|
20 |
|
- Ik maak en bespreek aan Antje Huber en Nicolaas Huber, nagelaten kinderen van Anthony Huber tesamen of bij vooroverlijden van een van hun aan de langstlevende de som van twee honderd gulden. |
|
21 |
|
- Ik maak en bespreek aan ieder der kinderen Pierre Jean Mangner op mijn overlijden in leven zullen zijn de som van een honderd gulden. |
|
22 |
|
- Ik maak en bespreek aan Maria de Zwijger, huisvrouw van Pieter Frankhuizen, thans wonende te Utrecht de som van een honderd gulden. |
|
23 |
|
- Ik maak en bespreek aan Adrianus de Koning, thans predikant aan Den Helder de som van vijftig gulden. |
|
24 |
|
- Ik maak en bespreek aan Cornelis de Koning wonende te Haarlem de som van vijftig gulden. |
|
25 |
|
- Ik maak en bespreek aan Isaak de Koning wonende te Vollenhoven de som van vijftig gulden. |
|
26 |
|
- Ik maak en bespreek aan Jan de Koning, wonende te Bloemendaal bij Haarlem de som van vijftig gulden. |
|
27 |
|
- Ik maak en bespreek aan Leenderd Jonkhorst de Koning wonende te Amsterdam de som van vijftig gulden. |
|
28 |
|
- Ik maak en bespreek aan Elisabeth de Koning wonende te Amsterdam de som van vijftig gulden. |
|
29 |
|
- Ik maak en bespreek aan Gooltje de Koning wonende te Bloemendaal bij Haarlem de som van vijftig gulden. |
|
30 |
|
- Ik maak en bespreek aan Lena Catharina de Koning, dochter van Cornelis de Koning, wonende te Haarlem de som van een honderd gulden. |
|
31 |
|
- Ik maak en bespreek aan mijn nicht Antje Herfst, weduwe van Lucas Noordhof, wonende te Alphen de som van vijf en twintig gulden. |
|
32 |
|
- Ik maak en bespreek aan mijn nicht Johanna van der Reyden, weduwe van Isaak Arkeveld de som van vijf en twintig gulden. |
|
33 |
|
- Ik maak en bespreek aan mijn nicht de weduwe Dirk van der Reyden de som van vijf en twintig gulden. |
|
34 |
|
- Ik maak en bespreek aan het departementsschool tot nut van 't algemeen gevestigd binnen deze stad de som van een honderd gulden. |
|
35 |
|
- Ik maak en bespreek aan het Physisch gezelschap alhier, bestaande uit de leden van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix de som van een honderd gulden. |
|
36 |
|
- Ik maak en bespreek aan ieder der vrouwelijke dienstboden, welke op mijn overlijden zonder opzegging van huur in mijn dienst zullen zijn, de som van fl. 25,-- voor en inplaats van een rouw, alsmede nog aan ieder, ingeval als boven de som van fl. 25,-- voor ieder jaar welke dezelven na het overlijden van mijn huisvrouw bij mij in dienst zullen zijn geweest. het ingetreden jaar voor voleindigd te rekenen. (f. 38) |
|
37 |
|
- Ik maak en bespreek aan de naaister welke bij mijn overlijden bij mij in dienst zal zijn, de som van fl. 25,--. (f. 38) |
|
38 |
|
- Ik maak en bespreek aan de schoonmaakster, welke op mijn overlijden bij mij in dienst zal zijn de som van fl.25,--. (f. 38) |
|
39 |
|
- Ik maak en bespreek aan de tuinman welke op mijn overlijden bij mij in dienst zal zijn, de som van fl. 25,--. (f. 38) |
|
40 |
|
- Ik maak en bespreek aan Cornelis Louwes, oudste knecht van de behangerswinkel indien hij op mijn overlijden nog bij mij in dienst zal zijn, de som van fl. 25,-- en aan elke knecht of leerjongen zo van de behangerswinkel als van de schilderswinkel door mij in compagnie met Piere Jean Mangner ge-exerceert wordende, welke op mijn overlijden in dienst bevonden zullen worden, de som van fl. 25,--. |
|
41 |
|
- Ik maak en bespreek aan de chirurgijnsknecht welke mij ten tijde van mijn overlijden gewoonlijk zal hebben geraseerd de som van fl. 25,--. |
|
42 |
|
- Voorts begeer ik dat in geval de compagnieschap van de glazenmakers- en schildersaffaire, thans gedreven wordende onder de firma van P.J. Mangner Cop. waarin mij de helft is toekomende en op mijn overlijden nog in werking was, dezelve compagnieschap zal ophouden, namelijk wanneer ik in de eerste zes maanden van het jaar mocht komen te overlijden met den laatste juni van dat jaar. En mijn overlijden voorvallende in de laatste zes maanden van het jaar, als dan met den laatste december van dat jaar. En bij aldien, ingevalle als boven gemelde Pierre Jean Mangner zich zodra mogelijk na mijn overlijden bij behoorlijke acte kwam te verbinden om geen nieuwe inslagen van goederen, ingredienten of gereedschappen na mijn overlijden voor rekening der compagnieschap te doen. Tot het geven van opening aan de na te noemen executeuren van al hetgeen de compagnieschap was betreffende, zonder enige uitzondering of achterhouding:- tot het opmaken der balans, tot het uitgeven der rekeningen voor zoverre de compagnieschap concerneert:- tot het invorderen der uitstaande pretensien met gemelde executeuren:- tot het maandelijks verrekenen met dezelven van de ingekomen penningen:- en in het generaal tot het verrichten van alles hetgeen een eerlijk en braaf compagnon verschuldigd is te doen:- maak en bespreek ik aan dezelve de mij competerende helft in alle de glas en verfstoffen tot het magazijn behorende, item van de gereedschappen tot de affaire behorende, alle welke op mijn overlijden voor handen zullen zijn: mitsgaders mijn helft in het pak- of werkhuis tot de affaire gebruik wordende, staande op de hoek van de steeg over het woonhuis van Pierre Jean Mangner, hetwelk bij de aankoop voor het geheel op zijn naam is gesteld:- alsmede nog zes zilveren lepels en zes dito vorken. |
|
43 |
|
Edoch indien op mijn overlijden gemelde compagnieschap reeds met volkomen genoegen mocht geeindigd zijn, waardoor het hierboven gemaakt en besprokene was komen te vervallen, maak en bespreek aan Pierre Jean Mangner de som van fl. 1000,-- alsmede zes zilveren lepels en zes dito vorken. |
|
44 |
|
- Ik stel voorts tot mijn erfgenamen in alle de goederen waarover ik niet speciaal heb gedisponeerd, voor twee derde part mijn voornoemde zusters, Johanna van der Reyden, weduwe van Philippus Eden(r)burg en Maria Catharina van der Reyden tesamen of bij vooroverlijden van een van hen de langstlevende. En voor het overige derde part mijn nichten Sophia Desablijn, huisvrouw van Andries Boers te Brielle en Sara Cornelia Desablijn, huisvrouw van Jan Kleynenbergh, wonende alhier en bij vooroverlijden van een van hen, des zodanige wettige descendenten bij representatie en bij ontbreken van dien de langstlevende van gemelde mijne twee nichten of mede bij vooroverlijden van dezelven, desselfs wettige descendenten bij representatie om van dezelve mijne goederen van mijn sterfdag af te rekenen, te hebben een ongestoord genot en daarover te kunnen beschikken als over goederen hun in vrije eigendom toebehorende. Echter ten opzichte van voornoemde mijn twee zusters of van de langstlevende van hun onder deze uitdrukkelikke last en conditie, dat zij gehouden en verplicht zullen zijn tot het doen der navolgende uitkeringen als aan voornoemde Gerrit Zondag zijn leven lang 20 stuivers per week, aan Antje Herfst, wed. van Lucas Noordhof haar leven lang 10 stuivers per week, aan de wed. Dirk van der Reyden haar leven lang 10 stuivers per week, aan Johanna van der Reyden, wed. van Isaak Arkeveld de som van 10 stuivers per week, resp. in te gaan met de dag van mijn overlijden en uit te keren van drie maanden tot drie maanden - welke evengemelde wekelijkse uitkeringen ik aan voornoemde personen dezelver levenslang gedurende bij dezen maken en bespreken. |
|
45 |
|
En zullen alle de door mij besproken makingen of legaten uitgekeerd moeten worden zodra doenlijk na mijn overlijden en dat vrij van het recht van successie, registratie of andere kosten en lasten, als welke uit de boedel zullen moeten worden betaald. |
|
46 |
|
Al verder is mijn verlangen en begeerte dat alle middelen aangewend worden om mijn boedel ten spoedigste na mijn overlijden tot liquidatie te brengen: het buitenverblijf zo mogelijk in de lente of zomer te verkopen, de andere onroerende goederen mede op de daartoe meest geschikte tijden, nochthans ten opzichte van alle voor de ontruiming der roerende goederen gedaan worde; dat de winkel indien de natenoemen executeuren zulks raadzaam oordelen gecontinueerd worde tot bij het opbreken der huishouding en het overige vandien en van het magazijn alsdan ten meeste voordelen worde verzocht, zullende ook de schulden spoedig moeten worden ingevorderd en de lasten voldaan. |
|
47 |
|
Ik benoem tot executeuren van mijn testament mijn goede vrienden, David du Mortier, wonende binnen deze stad en Cornelis de Koning Leendertsz, wonende te Haarlem of bij vooroverlijden van een van hen gelijk mede in geval een van hun zich van die commissie exposeerde, als dan de heer Pieter Cornelis van Marle, wonende binnen deze stad, resp. met het recht van bezitneming mijner goederen volgens de wet. Vertrouwende ik dat gemelde mijne vrienden zich die benoeming zullen laten welgevallen die commissie uit te voeren en ieder van de twee fungerende zullen aannemen de som van fl. 1000,-- welke ik aan hun bij dezen make en bespreke, vrij van het recht van successie, registratie of andere kosten en lasten als hiervoor is gezegd. |
|
48 |
|
Dit testament is aldus door de testateur aan mij notaris opgegeven en door mij zodanig geschreven, waarna hetzelve vervolgens door mij aan de testateur is voorgelezen, die verklaarde hetzelve volkomen te begrijpen en daarbij te volharden, alles in tegenwoordigheid van de na te noemen getuigen. |
|
49 |
|
Gedaan en gepasseerd binnen Leiden ten woonhuize van de testateur op 27-3-1812 des avonds om negen uur in tegenwoordigheid van Jacobus van den Hout, schoenmaker, wonende op de Haarlemmerstraat omtrent de Vrouwensteeg; Isaak jacob Jilisse, zilversmid, wonende op de Oude Vest omtrent de Scheistraat; Leonardus Gerard Bekooij, kleermaker, wonende op de Rijn of Apothekersdijk en Hermanus Temmelman, broodbakkersknecht, wonende aan de Rijn op de hoek van de Vrouwesteeg, allen binnen deze stad, als getuigen. |
|
50 |
|
En heeft de testateur na gedane voorlezing van alles, benevens de getuigen en mij notaris getekend. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ELO, Nieuw Notarieel Archief, inv.nr. 202, notaris J.P. van Klinkenberg Dozy, 1812, f. 35-41v, fiche nr. 552, lade 79 |
|
|
|