Activiteiten

DIRK SIMONSZ.

 

Previous PageHome PageNext Page


DIRK SIMONSZ.

ovl. voor 7 mrt. 1389 (GvH. 226 f. 168v.).

huisbezit:

25 jan. 1376 een hofstad op het grfl. hof te Leiden, van de stoep die men van het hof gaat oostwaarts langs de kerkhofmuur, grfl. leen (GvH. 709 f. 1).

landbezit:

25 jan. 1376 4 morgen 4 hond in Rijswijkerbroek en 3 morgen 1 hond land onder Zoeterwoude, grfl. lenen (GvH. 709 f. 1).

varia:

21 sep. 1369 verleende Dirk Tierloet hem, zijn neef, de collatie van de door hem gestichte St. Michaelsprebende in St. Pancraskerk; indien hij zonder kinderen bleef, dan zou deze vererven op zijn zuster Ghimme of haar nageslacht en tenslotte zijn voor het kapittel; Dirk Tierloets erfgenamen droegen de collatie 25 juni 1370 aan hem over (Ke. 420 f. 69).

familie:

neef van Dirk Tierloet (zie hiervoor); later was de collatie van diens prebende in handen van Jacob Simon Frederiksz., zodat verwantschap met het geslacht van Willem Luutgardenz. voor de hand ligt. Overigens dàcht Jacob Simon Vrericsz. dat maar; onderzoek wees uit dat het collatierecht aan een ander toekwam (Ke. 96, R. 1711; het regest is bij Overvoorde volkomen fout; zie de verbeterde tekst in het studiezaalexemplaar van de inventaris; meded. Leverland).

dochter:

1. Baarte

huisbezit:

7 mrt. 1389 een hofstad op het grfl. hof te Leiden, grfl. leen, afkomstig van haar vader, beleend met ledige hand 1390; ten eigen ontvangen 1 okt. 1394 (GvH. 226 f. 168v., 701 f. 1 en 228 f. 141v.).

landbezit:

7 mrt. 1389 4 morgen 4 hond land in Rijswijkerbroek en 3 morgen 1 hond land onder Zoeterwoude, grfl. leen, afkomstig van haar vader, beleend met ledige hand 1390 (GvH. 226 f. 168v., 701 f. 1); ontving deze lenen 1 okt. 1394 ten vrij eigen (GvH. 228 f. 141v.).

familie:

tr. Jan van Leyden Dirksz., verm. 1 okt. 1394 (GvH. 228 f. 141v.; zie Van Leyden).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

WILLEM SCICKERSZ.

 

Previous PageHome PageNext Page


WILLEM SCICKERSZ.

ovl. voor 23 jan. 1382 (of reeds voor 18 nov. 1377 ?) (W. 428 f. 45 en 39v.).

woonhuis:

op zijn huis en erf bezaten Floris die Meyer en mr. Pieter Michielsz. 10 s.g.g. rente (Secr. 84 f. 36).

rentebezit:

* 1 £ pay. op een huis erf en 3 kameren daarnaast, met 2 boomgaarden en erven, tussen Hooi- en Oostgracht, aan de H. Geest vermaakt voor memoriediensten, wrsch. reeds voor 18 nov. 1377 (W. 428 f. 39v. en 45); overdracht echter 23 jan. 82 door Ludolf Jansz. (Stantvast; W. 428 f. 45).

familie:

tr. Geertruud Zegersz. (W. 428 f. 45, zie Dammas Zegersz. c.s.).

Zoons:

1. Zeger Willem(sz.)(Scickersz.z.)

ovl. na 13 okt. 1433 (W. 429 f. 144).

functie:

H. Geestmeester 1412-13

beroep:

drapenier (vgl. bezit raamstede); korenkoper (1406-07, Ga. 334 (14) f. 12v.).

woonhuis:

in St. Pietersparochie 1403-04 (Ke. 323 (6) f. 13v.).

landbezit:

* 1401-02 een erf tussen Nieuwe Vollersgracht en Hoeflaan in St. Pietershoeve, afkomstig van zijn schoonvader en 1403-04 opnieuw in diens handen (Ke. 323 (3) f. 8v., (4) f. 10v., (5) f. 14 en (6) f. 10).

* ½ van 4½ morgen land (andere ½ van zijn broer) in het Brede of Grote Weer te Leiderdorp, reeds 19 apr. 1382 in zijn bezit en 31 dec. 1391 verkocht (RANBrab., Arch. v.h. Hollandse Huis bij Geertruidenberg 1 f. 177 en v., 178 en 179).

* ¼ raamstede, gehuurd van St. Pieterskerk, alleen 1409-10 verm. (Ke. 323 (8) f. 7v.).

* 1417-18 1 raamstede als boven (Ke. 323 (11) f. 12).

rentebezit:

* 30 okt. 1409 renten op huizen en erven in de boomgaard achter Gerrit Lams huis, in de steeg: 8 s.g.g. op Pieter Buytewech Dirksz.'s huis en erf, verder renten van 15 s.g.g., 9 s.g.g., 18 p.g.g., 18 p. en 18 p.g.g.; deze renten vermaakte hij 13 okt. 1433 aan de H. Geest (W. 429 f. 142).

* 14 feb. 1419 25 s.pay. op een huis en erf aan de Middelste gracht, 16 sep. 1424 aan de H. Geest geschonken (W. 428 f. 132v.).

familie:

tr. Machteld, dr. van Louwe Jan Bettenz.z. (Kam, 'Memorieboek', 166, zie ald.).

2. Philips (Willem) Scickersz.

functie:

1394 oudschut (Blok, Hollandsche stad, I 326).

woonhuis:

aan de Breestraat; hierop was een rente van 20 comans groten gevestigd, die 18 feb. 1404 in handen van St. Catharinagasthuis kwam (Ga. 455 f. 63v.).

huisbezit:

* 1412-13 een huis en erf te Leiden (Ke. 323 (9) f. 15).

* een huis en erf aan de Weversteeg, verm. 1421; hierop bezat de H. Geest 6 p.pay. (W. 429 f. 3 en tafel).

* een huis en erf aan de Vollersgracht, verm. 1421; hierop had de H. Geest 10 s.pay. rente (W. 429 f. 56 en tafel).

landbezit:

* 4½ morgen land te Alphen, 7 jan. 1398 verkocht aan de H. Geest (W. 428 f. 82v.).

* ½ van 4½ morgen land (andere ½ van zijn broer) in het Brede of Grote Weer te Leiderdorp, reeds 19 apr. 1382 in zijn bezit en 4 nov. 1392 verkocht (RANBrab., Arch. v.h. Hollandse Huis bij Geertruidenberg 1 f. 177 en v., 178 en v.).

rentebezit:

30 mei 1419 een rente op een huis en erf aan de Rijn (Ke. 58).

familie:

tr. Lijsbeth, ovl. na 1413-14, toen zij een kerkstoel in St. Pieterskerk kocht (Ke. 323 (6) f. 14v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

RIJSWIJC

 

Previous PageHome PageNext Page


RIJSWIJC

I. GERRIT RIJSWIJC (VAN LEYDEN)

landbezit:

3 morgen land bij de Zijl en een hofstad bij de Rijn, waar zijn vader woonde, grfl. leen, verm. 1281 (Muller, 'Het Oude Register', 211 d.i. De Fremery, Supplement, 183). In 1316 is sprake van huur die de graaf ontving van 3 hofsteden, afkomstig van Gerrit Rijswijc (Hamaker, Rek. Holl., I 23).

familie:

tr. Kerstine. Zij hield van de graaf een hofstad bij de Kerksteeg in leen, verm. 1281 (Muller, 'Het Oude Register', 211 d.i. De Fremery, Supplement, 183). Mogelijk behoorde tot Gerrits verwanten Gerrit Rijswijc Wouter Oetgodsz., verm. 20 jan. 1328 als wonend aan de Vismarkt naast Gerrit Rijswijc Frankenz. (Ga. 456 p. 44). Hun dochter was wrsch.:

II. LIDDELD

tr. Frank Aarnd Hoddenz. (Ke. 894). Missch. was zijn vader de Aarnd Hodden die in 1317 de graaf 28 s. landhuur betaalde (Hamaker, Rek. Holl., I 13).

kinderen:

1. Dirk Frankenz.

ovl. tussen okt. 1353 en 14 aug. 1354 (GvH. 221 3e f. na f. 78 d.i. Prevenier, Dagvaarten, 116; GvH. 707 f. 10).

functie:

burgemr. 1324-25, 50-51; schepen 1338-39, 39-40, 43-44, 44-45, 49-50, 53-54.

woonhuis:

aan de Breestraat-Rijnzijde, verm. 20 dec. 1323 (GvH. 243 f. 38 IIv.); hield dit huis en hofstad in leen van de heer van Polanen (Nass. Dom. 6461 (44) f. 331).

landbezit:

* 8 feb. 1353 2 stukken land te Aarlanderveen, gekocht van de graaf (GvH. 244 f. 31).

* 3 morgen land aan Rodenburger wetering en 3 morgen land aan de Leidse vaart (samen met Huge van Leyden), verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

rentebezit:

* 17 juni 1343 30 s.g.g. op een huis en erf te Leiden, door zijn weduwe vermaakt aan de H. Geest (W. 428 f. 49).

* 29 feb. 1344 10 s.g.g. op een huis en erf te Leiden, door zijn weduwe vermaakt aan de H. Geest (W. 428 f. 49).

* 8 feb. 1353 4 £ 10 s.g.g. op een hofstad te Lisse (GvH. 244 f. 31).

* 17 s.g.g. op een huis en erf aan de Vismarkt; op dit huis had hij bovendien 4 s.g.g. rente die hij aan St. Catharinagasthuis vermaakte voor memoriediensten; de H. Geest ontving op ditzelfde huis 1 £ g.g. daarvoor; het huis lag achter het huis van zijn broer Jan aan de Breestraat (Ga. 456 p. 83; W. 428 f. 16v. en 34v.).

* renten op huizen en erven bij het Steenschuur (Ke. 894).

familie:

tr. Machteld, ovl. tussen 30 sep. 1372 en 24 jan. 1383 (W. 953 en W. 428 f. 49), zr. van N.N., tr. met Dirk Claas Heinenz.z. (W. 428 f. 49). Hij tochtte haar 31 dec. 1351 aan de mindere helft van een huis en erf te Leiden (GvH. 707 f. 3); zij bezat 2 s. 6 p.g.g. rente met de ½ houde op een huis en erf aan de Vollersgracht; deze vererfde op haar nicht en tantezegster N.N., tr. met Gerrit Simonsz. (Secr. 1611).

2. Gerrit Rijswijc, volgt IIIa.

3. Jan Frankenz., volgt IIIb.

4. Kerstine

ovl. tussen 20 apr. 1342 en (wrsch.) 29 juli 1345 (Ke. 1084 en 1085), begr. St. Pieterskerk (Ke. 415 f. 80). tr. Pieter Gobburgenz. (Ke. 415 f. 80, zie ald.).

?5. Heer Aarnd Hodden Frankenz.

functie:

priester, werd door Aarst Gontersz. 6 jan. 1350 aangesteld tot bedienaar van de door deze gestichte vicarie in St. Pieterskerk (W. 428 f. 80). Is hij de Aarnd Hodde die 2 mrt. 1331 als belender op het Hogeland wordt verm.? (Ga. 455 f. 4).

IIIa. GERRIT RIJSWIJC (FRANKENZ.)

ovl. na 4 juni 1367 (Ke. 1009), begr. St. Pieterskerk (Ke. 7 f. 78).

functies:

schepen 1336-37, 37-38, 56-57, 63-64; burgemr. 1357-58, 58-59, kerkmr. van St. Pieter 1361-62.

beroep:

viskoper? (indien identiek met Gerrit van Leyden, verm. 1326-48, RAGeld., [Archief Hertogen??] 715 f. 4 en 716 f. 11v.

woonhuis:

aan de Vismarkt, verm. 20 jan. 1328 (Ga. 456 p. 44); verm. als belender aan de Nieuwe Rijn 25 mrt. 1340 (W. 429 f. 3 en tafel).

landbezit:

land te Groenendijk, verm. 24 juni 1331, gemene voor gelegen met land dat heer Jan Rutgersz. van Leyden kocht van Geertruud, weduwe van Gerrit Doede (Ke. 322 f. 5v.).

rentebezit:

* 1 apr. 1338 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Oude Rijn op de hoek van de Burchgracht (Ke. 508).

* 17 dec. 1359 10 s.g.g. op een huis en erf op het Hogeland (Ke. 518).

* 7 sep. 1366 40 s.g.g. op een huis en erf te Marendorp (Ke. 575).

* 4 juni 1367 40 s.pay. op een huis en erf aan de Hooigracht en op een huis en erf aan de Middelweg (Ke. 1009).

* 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Breestraat (Ke. 493 f. 38).

* 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Mare (ibidem).

* 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Mare (ibidem).

* 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Steenschuur (ibidem).

* 1 £ pay. op een huis en erf aan de Breestraat (ibidem).

* 1 £ pay. op een huis en erf te Leiden (ibidem).

varia:

pachter van de Leidse gruit 1354, 64, 65 (GvH. 1442 f. 25v., 1450 f. 16v. en 1451 f. 6). Pandde 14 feb. 1360 een deel van het huis en erf dat vroeger van Aarnd Wildegans was; de schout hield de panding echter aan zich (Secr. 1627).

familie:

tr. Aleidis, dr. van Kerstant en Trude, ovl. in of na 1371; schonk St. Pancraskapittel 6 £ voor memoriediensten (Ke. 415 f. 34v.). Kinderen (zij bezaten samen en met Philips van Leyden renten op huizen en erven aan het Steenschuur, afkomstig van Dirk Frankenz., verm. 7 mrt. 1372; Ke. 894):

1. Heer Frank Gerritsz. Rijswijc

ovl. 7 nov. 1418, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 57).

functies:

priester, kapelaan in St. Pieterskerk, verm. 28 jan. 1371, toen voor hem een beneficie werd gereserveerd, waarvan de Utrechtse domproost de collatie had; dientengevolge ontving hij voor 7 mrt. 1372 de zielzorg van de ½ Buurkerk te Utrecht (pauselijke bevestiging 15 jan. 1373); werd 1381 afgezet wegens zijn urbanistische gezindheid, bleef zich toch hier naar noemen (Brom, Bullarium, II 187, 235; Ke. 894; Leverland, 'Philips van Leyden', 72); kanunnik van St. Pancraskapittel, bekleedde de voor hem gestichte St. Hieronymusprebende (Leverland, 'Kapittel van St. Pancras', 83); pastoor van Noordwijk verm. sedert 25 sep. 1396 (Ke. 493 f. 58; Holtkamp, Registers, 83; Heeringa, Rek. Bisdom Utrecht, 3).

opleiding:

studeerde te Parijs (artes), 1369 voltooid, 17 apr. 1370 licentiatus, ving 1370 aan met doceren (Denifle, Auctarium, I 327, 44-46; 354, 8-10, 354, 45, 355, 2; 356, 19-20; verm. als mr. in artibus 28 jan. 1371 (Brom, Bullarium, II 187).

rentebezit afkomstig van zijn vader (Ke. 493 f. 38):

* 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Breestraat;

* 1 £ pay. op een huis en erf aan de Breestraat;

* 1 £ g.g. op een huis en erf aan het Steenschuur;

* 40 s.g.g. op een huis en erf aan de Mare;

* 1 £ g.g. op een huis en erf ald.;

* 1 £ g.g. op een huis en erf ald.;

* 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Hooigracht;

* 1 £ g.g. op een huis en erf te Leiden;

* 10 s.g.g. op een huis en erf op het Hogeland;

* 1 £ pay. op een huis en erf te Leiden;

genoemde renten droeg hij 5 juni 1383 over aan zijn prebende (Ke. 493 f. 38).

stichting:

voor 5 juni 1383 St. Hieronymusprebende in St. Pancraskerk; stelde 24 nov. 1383 zijn nicht Lijsbeth Willem Bortsdr. aan tot collatrix van deze prebende, indien zij zonder wettig nageslacht stierf kwam de collatie aan zijn zusterszoon Dirk Poes en diens kinderen (Ke. 493 f. 38; Ke. 990). Hij schonk 25 sep. 1396 het begeefrecht aan zijn neef Gerrit Jacob Emmenz. (Ke. 493 f. 58).

schenking:

6 gouden Franse kronen voor memoriediensten en 6 gouden kronen voor de viering van St. Jeroensfeest, aan St. Pancraskapittel (Ke. 416 f. 57).

varia:

7 mrt. 1372 aangesteld door Philips van Leyden tot zijn executeur-test.; bezegelde toen diens testament (Ke. 894). Voor hem zegelden 5 juni 1383 Jan heren Simonsz. en Dirk Poes Jansz. van Leyden (Ke. 493 f. 38). Was 14 feb. 1391 executeur-test. van heer Philips Gerrit Doedenz. (Ke. 322 f. 14v.). Pachtte 1/6 van een smaltiende bij Haarlem, verm. 1394-1400 (GvH. 1471 f. 12v., 1472 f. 12, 1475 f. 8, 1478 f. 10v.).

familie:

dochter:

a. Christina

begr. St. Pieterskerk; tr. Johannes Colven (DuO. 2033 f. 4v.).

2. Dirk Poes

(Ke. 415 f. 25 en 34v.). tr. een dr. van Willem Jan Mansz.z. (Ke. 415 f. 25, 418 f. 89).

Zoon:

a. Pieter Dirksz. Poes

(Ke. 415 f. 25 en 34v.). ovl. 22 aug. 1369

begr. St. Pancraskerk (Ke. 415 f. 25).

functie:

clericus (Ke. 415 f. 25).

rentebezit:

1 £ g.g. op 2 huizen en erven te Marendorp; deze rente liet hij na aan Jan en Katrine, kinderen van Gerrit Jansz.; dit erfdeel beheerde heer Jan Willem Jans Mansz., deze droeg ingevolge vermaking door Pieter de ½ rente over aan St. Pancraskapittel voor memoriediensten; Jan en Katrine schonken bovendien de andere ½ (Ke. 415 f. 25).

3. Simon Gerritsz.

functies:

H. Geestmr. 1368 (voor 1 aug. vervangen); burgemr. 1370-71.

huisbezit:

een huis en erf aan St. Pancraskerkhof, samen met Willem Jansz. bezeten en door hen voor 7 mrt. 1372 verkocht aan Philips van Leyden (Ke. 894).

landbezit:

land te Oegstgeest, verm. 28 juni 1381 (W. 428 f. 51).

varia:

beloofde 7 dec. 1368 vrijwaring t.b.v. Liddeld Jan Frankenz.dr. (W. 428 f. 34v.), 6 mrt. 1373 met Frank Frankenz. t.b.v. Dirk Poes Hamer bij een verkoop door deze van land tussen Rijn en Vroonmade onder Zoeterwoude (Secr. 1735). Aangesteld tot executeur-test. door Philips van Leyden 7 mrt. 1372, verm. als zodanig 18 aug. 1382 (Ke. 894, 493 f. 21).

familie:

tr. IJve, ovl. voor 21 okt. 1384; zij liet de H. Geest voor memoriediensten 22 s.pay. na op een huis en erf aan de Hogewoerd, afkomstig van Dirk Heylichdach (W. 428 f. 54v.); was zij diens dr. of zr.? Dochter:

a. Lijsbeth

(Ke. 990W. 428 f. 54v.).ovl. na 24 nov. 1383 (Ke. 990); haar oom heer Frank Gerritsz. Rijswijc stelde haar 24 nov. 1383 aan tot collatrix na zijn dood van zijn prebende (Ke. 990). tr. Willem Bort Gerritsz. (zie Willem Luutgardenz. c.s.); hij droeg 21 okt. 1384 een rente over voor de memorie van IJve Simon Gerritsz. (W. 428 f. 54v.).

N.B.: Dat Lijsbeth Willem Borts een dr. is van Simon Gerritsz. leiden we af uit de volgende feiten: zij werd nicht genoemd door heer Frank Gerritsz. Rijswijc en haar man Willem Bort droeg een rente over voor de memorie van IJve Simon Gerritsz., terwijl hij zijn dr. IJve noemde.

4. Liddeld

(Ke. 416 f. 57)

tr. Jacob Gerrit Emmenz. (Ga. 440 f. 27v., 415 f. 30; zie ald.).

5. Catharina

(Ke. 416 f. 57)

tr. Aarnd Jacobsz.? (zie ald. en vgl. de naam van diens zoon, Gerrit Rijswijc).

6. Elisabeth

(Ke. 415 f. 34v. en 416 f. 57).

7. Christine

(Ke. 416 f. 57).

Een zoon van 5, 6 of 7 moet zijn: Dirk Poes, verm. 24 nov. 1383 (Ke. 990, 493 f. 38), wrsch. ovl. voor 25 sep. 1396 (Ke. 493 f. 58).

IIIb. JAN FRANKENZ.

begr. St. Pieterskerk (DuO. 1978 f. 18v.).

functie:

schepen 1350-51, 51-52.

woonhuis:

het oude steenhuis met erf aan de Breestraat, Rijnzijde, beleend door de graaf 20 dec. 1323 na opdracht door Willem Jan ver Mannenz.z., gelegen naast het huis van zijn broer Dirk (GvH. 243 f. 38 II v.).

huisbezit:

* 14 aug. 1354 een stenen huis en erf aan de Breestraat, afkomstig van zijn broer Dirk, beleend door de graaf, oorspr. Polaans leen (GvH. 707 f. 10). Na toestemming door de heer van Polanen verkocht hij dit huis en droeg op:

* een huis en erf in het Noordeinde, tussen de heerstraat en de stadsmuur, naast zijn eigen erf (Nass. Dom. 6461 (44) f. 330v.). Reeds 30 dec. 1354 verm. ald. van zijn stegen (W. 428 f. 12)

* een huis en erf te Leiden, ½ verhuurde hij per 30 sep. 1348 (zie rentebezit; Ke. 493 f. 48v.).

* een huis en erf aan St. Pietersgracht verm. 1 mrt. 1351 (W. 429 f. 8 en tafel).

landbezit:

* 3/8 van een kamp van 11½ hond land te Gansoorde (die van Dirk Willemsz. van der Dobbe was), 25 apr. 1335 verkocht aan heer Gerrit Hoogstraat Pietersz.; gebruiker van de gehele kamp was Dirk van der Dobbe (Ke. 657).

* 12 morgen 72 gaard land bij Rodenburger wetering onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

* 13½ morgen 20 gaard 1 vierendeel land ten zuiden van Leiden onder Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

* 3 morgen 5½ gaard land langs de hoeve bij de Leidse vaart, samen met Katrine Heinen en Jan Dilianenz., verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

* land in Heynenhoeve onder Zoeterwoude bij Leiden, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.).

rentebezit:

* 30 sep. 1348 18 s.g.g. op ½ huis en erf te Leiden, 7 nov. 1359 op zijn zoon Frank overgedragen (Ke. 493 f. 48v.).

varia:

pachter van de Leidse gruit 1342 en 1343 (Hamaker, Rek. Holl., II 19 en 125).

familie:

tr. Ermtrude, begr. St. Pieterskerk (DuO. 1978 f. 18v.).

kinderen:

1. Frank Jansz., volgt IV.

2. Liddeld.

ovl. tussen 1380 en 3 feb. 1386 (W. 1765 f. 5; Ke. 631).

huisbezit (woonhuis?):

* 1372 een huis en erf aan het Noordeinde, afkomstig van haar vader, Polaans leen (Nass. Dom. 6461 (44) f. 330v.); zij was ald. op een huis en erf in Oetgodssteeg 1380 de H. Geest 6 s.g.g. verschuldigd; dit huis werd aan beide zijden belend door haar stegen (W. 1765 f. 5; W. 428 f. 12).

* 27 jan. 1373 een stenen huis en erf aan de Breestraat, Rijnzijde grfl. leen afkomstig van haar vader (GvH. 226 f. 134v.).

landbezit:

een uiterdijk bij Rodenburgerlaan, buitendijks langs de Rijn, onder Zoeterwoude, 18 jan. 1378 geschonken voor memoriediensten aan de Duitse Orde, overdracht pas na de dood van haar en haar zr. Kerstine (DuO. 1978 f. 18 en v., vgl. ook Hoek, 'Rept. Poelgeest', 197).

rentebezit:

* 17 s.g.g. op een huis en erf te Leiden, aan de Vismarkt, belendend aan beide zijden aan haar vaders stegen en achter diens huis gelegen; afkomstig van haar oom Dirk Frankenz.; 7 dec. 1368 overgedragen aan de H. Geest (W. 428 f. 34v.; Ga. 456 p. 83).

* 3 s.g.g. met ½ houde op een huis en erf te Leiden (Ke. 631).

3. Kerstine

zij bezat 3 s.g.g. met ½ houde op een huis en erf te Leiden, afkomstig van haar zr.; voor 3 feb. 1386 verkocht. tr. Huge Heynmansz., ovl. voor 3 feb. 1386, wrsch. reeds voor 18 jan. 1378 (DuO. 1978 f. 18 en v.).

IV. FRANK JANSZ.

ovl. tussen 9 jan. en 15 nov. 1363 (Secr. 1499 en W. 428 f. 20)

functies:

schepen 1354-55, 55-56, 56-57, 57-58; H. Geestmr. 1356 (tussen 31 juli en 24 aug. verm.).

landbezit:

8 feb. 1353 1½ morgen en 2½ morgen land te Katwijk, gekocht van de graaf (GvH. 244 f. 32).

rentebezit:

* 22 mrt. 1358 1 £ g.g. op een huis en erf te Marendorp, door zijn weduwe 15 nov. 1363 overgedragen aan de H. Geest (W. 428 f. 20).

* 7 nov. 1359 18 s.g.g. op een ½ huis en erf te Leiden, 11 nov. 1359 overgedragen aan Dirk Tierloet (Ke. 493 f. 48v.).

* 11 nov. 1359 10 s.g.g. op een ½ huis en erf aan de Vollersgracht, voor de stadsmuur, en op een vollerij (Ke. 648).

* 9 jan. 1363 1 £ g.g. op een huis en erf te Marendorp (Secr. 1499).

Tot zijn rentebezit behoorde vermoedelijk ook:

* 10 s.g.g. op een huis en erf aan de Vollersgracht.

* 31 p.pay. op Claas Horsts huis en erf.

* 8 s.g.g. op een huis en erf te Leiden.

* 3 s. 1 p.pay. op het huis en erf van Alijd Jan Zoetincs weduwe (Ke. 673, zie heer Gerrit Hoogstraat (Pieter Gobburgenz. c.s.) en Gillis van Zwieten).

varia:

zegel: de gekruiste Leidse sleutels met in het schildhoofd een adelaar, daar middenonder een schip (Ke. 927, 5 nov. 1356). Was 1357 een der pachters van de vroonvisserij tussen Leiden en Haarlem (GvH. 1444 f. 5 en 1445 f. 3v.).

familie:

tr. Femeynse. Haar man deed uit haar naam 31 jan. 1353 afstand van alle aanspraken op land dat Oude Gerrit Smeder van de abdij van Egmond huurde in de Leidse vrijheid, tussen Rijn en Vroonmade; zij was met haar neven diens erfgename. Tevoren had Frank per 14 feb. 1351 dit land (9 tot 10 morgen) nog voor 10 jaar gehuurd (Egmond 495 en 1 f. 63; 781 f. 113). Femeynse schonk 16 feb. 1388 St. Pieterskerk en H. Geest, ieder voor een ½, 14 hond land te Zoeterwoude, achter Boschuysen, voor memoriediensten (W. 428 f. 62v.); 27 mrt. 1389 schonk zij St. Catharinagasthuis 5 s.g.g. rente op een huis en erf te Marendorp (Ga. 455 f. 19v.). Kinderen:

1. Dirk Poes Frankenz., volgt V.

2. Heer Pieter Frankenz.

(Kam, 'Memorieboek', 201; Ke. 7 f. 41v.).

ovl. voor 16 feb. 1388 (W. 428 f. 62v.).

functie:

priester, verm. 17 jan. 1384 (Secr. 1501).

opleiding:

missch. is hij de heer Pieter Frankenz. die 1368 te Parijs zijn studie in de artes voltooide (Denifle, Auctarium, I 311, 1-2).

rentebezit:

1 £ op een huis en erf te Marendorp, pandde dit huis 17 jan. 1384; omdat hij te hoog pandde verloor hij de schepenkenning (Secr. 1501). Op ditzelfde huis en erf schonk zijn moeder het St. Catharinagasthuis een rente van 5 s.g.g., die van hem afkomstig zal zijn geweest (zie hoger).

familie:

zijn neef was Dirk Jacobsz. (Ke. 7 f. 41v.).

3. Simon

(Kam, 'Memorieboek', 201; Ke. 7 f. 41v.).

4. Geertruud

(Kam, 'Memorieboek', 201).

5. Ave.

ovl. voor 18 okt. 1398, wrsch. reeds voor 26 feb. 1388 (Ke. 322 f. 18; W. 428 f. 62v.). Zij bezat 7 morgen land te Zoeterwoude, die zij voor memoriediensten aan St. Pieterskerk vermaakte; 7 morgen daarnaast droeg haar man 18 okt. 1398 over aan zijn vicarie; dit land was missch. eveneens van haar afkomstig (Ke. 322 f. 18). tr. 1360-62 Gillis van Zwieten (Ke. 648, Van Kan, 'Van Zwieten', 50).

6. Frank Frankenz.

(DuO. 1978 f. 18 en v.; vgl. zijn zegel).

functies:

burgemr. 1374-75, 82-83; schepen 1383-84.

woonhuis:

een huis en erf in de Breestraat, afkomstig van Dirk van der Dobbe Dirksz. van den Bosch; voor 1380 in zijn handen. De H. Geest had hierop 1 £ g.g. rente (W. 429 f. 21 en tafel; W. 1765 f. 5v.).

rentebezit:

* 25 apr. 1363 33 p.pay. pandrente op een huis en erf bij de Oude Rijn, 29 dec. 1367 overgedragen aan St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 14v.-15).

* 25 nov. 1368 10 s.pay. op een huis en erf op het Hogeland, na zijn dood was de rente in handen van de kartuizers te Geertruidenberg (Ga. 455 f. 71).

* 3 okt. 1377 10 s.g.g. op een huis en erf te Marendorp en 2 s.g.g. op het huis en erf daarnaast (Ga. 455 f. 63).

* 14 juni 1383 een pandrente op een stenen kamer bij de Oude Rijn, droeg de rente 21 okt. 1383 over (Ga. 980 f. 7).

varia:

zegel: de gekruiste Leidse sleutels met daaronder een schip, in het schildhoofd een ster (?) (Ke. 607, 13 jan. 1384); trad 18 jan. 1378 op als voogd voor Liddeld Jan Frankenz.dr. (DuO. 1978 f. 18 en v.); beloofde met Simon Gerritsz. (Rijswijc) 6 mrt. 1373 vrijwaring t.b.v. Dirk Poes Hamer (Secr. 1735) en was 5 juni 1383 voogd voor heer Frank Gerritsz. Rijswijc (Ke. 493 f. 38).

familie:

zoon:

a. Jan Frankenz.

woonhuis:

aan de Breestraat; afkomstig van zijn vader, verm. 1421, de H. Geest had hierop 1 £ g.g. rente (W. 429 f. 21 en tafel); verm. als belender ald. 14 mei 1409 (Ga. 456 p. 15).

rentebezit:

10 en 2 s.g.g. op 2 huizen en erven te Marendorp; afkomstig van zijn vader, 28 jan. 1404 overgedragen aan St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 63).

V. DIRK POES FRANKENZ.

ovl. voor 3 dec. 1392 (GvH. 198 f. 50).

functies:

burgemr. 1368-69 en 87-88; grfl. steenwachter te Leiden verm. 1368-85 (zie hfdst. 6); schout van Hazerswoude 1368-69 (GvH. 1862 f. 3); procurator van de Leidse viskopers 1383 (zie hfdst. 3).

beroep:

viskoper (1362-92; zie hfdst. 3); korenkoper (1373; GvH. 1232 I f. 83).

woonhuis:

aan de Breestraat 10 mei 1370 (W. 428 f. 22).

huisbezit:

op zijn huis en erf had de H. Geest 10 s.pay. rente (W. 1765 f. 6).

rentebezit:

16 feb. 1366 1 £ pay. op 2 huizen en erven van Godevaard Claasz. (W. 428 f. 30v.).

borgstelling:

17 okt. 1365 Gerrit Claasz., van Uitgeest (?) (Secr. 19 f. 4v.).

varia:

pachter van de vroonvisserij tussen Leiden en Haarlem sedert 1362 (GvH. 1449 f. 6 en volgende rek.), van die in de Overen Rijn bij Alphen sinds 1374 (GvH. 1455 f. 7 en volgende rek.); pachter van de Leidse hop 1364, 75 en 85 (GvH. 1450 f. 16v., 1456 f. 5 en 1464 f. 8v.).

familie:

tr. Lijsbeth, dr. van Willem Bort (Ga. 1182 f. 30, zie Bort).

kinderen:

1. Frank, volgt VIa.

2. Willem, volgt VIb.

3. Lijsbeth

tr. Philips Aarndsz. (Ke. 7 f. 18v.).

?4. Katrine Dirk Poesdr.

tr. Dirk van Delf, die haar 12 mei 1421 tochtte (Hoek, 'Wassenaar', 629).

VIa. FRANK DIRK POESZ.

ovl. 1414-15, voor 25 jan. 1415 (GvH. 1489 f. 14v., 1490 f. 12v., 1268 f. 70).

functies:

schepen 1394-95, 95-96, 1401-02, 11-12, 12-13; burgemr. 1398-99; schout van Aalsmeer sinds 18 mei 1395 (GvH. 893 f. 21 d.i. Scheffer, Beveelboeken I 21); grafelijk viskoper 1398 (Van Mieris, Groot Charterboek, III 682).

beroep:

wijnkoper (1409-10; Ke. 323 (8) f. 22), viskoper (1392 en later; vgl. zijn pachting van de vroonvisserij en GvH. 350 f. 11v., 1252 f. 33, 1265 f. 34, 1253 f. 55, 1255 f. 93, 1248 f. 31v.); handelde in was en suiker (GvH. 1250 f. 86).

woonhuis:

in het Gasthuisvierendeel ca. 1390 (Blok, Hollandsche stad, I 323).

huisbezit:

* 1394 een huis en erf, gekocht van Bertelmeeus van Zwieten (Ga. 334 (2) f. 8).

* 11 mrt. 1403 een huis en erf, gekocht voor 90 £ pay. (erop rustte recht van de houde) (RA. 50 f. 39v.).

* 29 nov. 1411 een huis en erf; hierop had Alewijn Dirk Nuweveensz. 10 s.g.g. met houde (RA. 50 f. 123).

rentebezit:

25 nov. 1403 een schuldbrief van 8 nobel; 7 juli 1404 omgezet in een pandbrief van 3 £ 4 s. 3 p. (RA. 50 f. 53).

borgstelling:

* 6 feb. 1392 Pieter Boyt (Secr. 19 f. 92v.).

* 14 mrt. 1396 IJsbrand Dirksz. van der Horn (Secr. 20 f. 107v.).

* 1 juni 1402 Jacob Dirksz. (Secr. 20 f. 11v.).

* 30 sep. 1402 Dirk Albrecht (Secr. 20 f. 11).

* 27 okt. 1402 Dammas Willemsz., van Warmond (Secr. 20 f. 11).

* 17 apr. 1403 Coptgen die Bruune (Secr. 20 f. 13).

* 26 juni 1403 Jan Trudenz., uit De Kaag (Secr. 20 f. 13v.).

varia:

zegel: de Leidse gekruiste sleutels, in het schildhoofd een ster, middenonder een scheepje (Ke. 596, 23 juni 1402). Dirk van der Speck stond 1398 borg voor hem (RA. 50 f. 22). 3 dec. 1392 werd hem de pacht van de vroonvisserij verleend tussen Haarlem en Leiden, zoals zijn vader die had, voor een periode van 20 jaar; hij bezat ook die van de Overen Rijn bij Alphen (GvH. 198 f. 50, 1469 f. 5v. en volgende rek.). Pachter van de Leidse hop 1394 (GvH. 1471 f. 14).

familie:

tr. Femeynse, zij kocht 1403-04 een kerkstoel in St. Pieterskerk (Ke. 323 (6) f. 13). Zij bezat met Katrijn Jacob Haessendr. een lijfrente van 1 nobel t.l.v. de stad, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 20v.). (zij tr. 1e Dirk Jacobsz.? Ke. 418 p. 61). Zoon:

1. Dirk Poes Frankenz.

hij vertrok naar Keulen en trad daar toe tot het goudsmedersambt (18 feb. 1419 verklaring van het Leidse stadsbestuur t.b.v. de Keulse goudsmeden betreffende zijn afkomst, Secr. 23).Vermoedelijk is hij de Dirk Poes die 20 aug. 1404 het recht verkreeg om een eigen biechtvader te kiezen (Ke. 1371).

Met het geslacht Rijswijc was verbonden: mr. Willem Willemsz. Rijswijc, priester, kanunnik van St. Pancras, baccalaureus in decretis, afgestudeerd in Parijs, notaris verm. 1399-1400, ovl. 20 feb. 1426. Hij ontleende de naam Rijswijc aan zijn (onbekende) stiefvader (Ke. 416 f. 75v.; Rek. Lei. I 132; W. 428 f. 115v.).

VIb. WILLEM BORT DIRK POESZ.

(alleen in de oudste vroedschapslijst Willem Foytgen genoemd, vgl. Marsilje, Het financiële beleid, 322, niet te verwarren met zijn oom Willem Foytken (zie Bort).

ovl. 4 sep. 1421, begr. St. Pancraskerk (Ke. 416 f. 64v.).

functies:

schepen 1392-93, 93-94, 1406-07; burgemr. 1408-09 en 19.

beroep:

korenkoper (1401-11, Ga. 334 (6) f. 13v., GvH. 1265 f. 20), exploiteerde een steenbakkerij en kalkoven (1404 en later, Ga. 334 (12) f. 16v., (25) f. 29; Ke. 323 (11) f. 29, GvH. 1485 f. 52v., 1486 f. 49, 1487 f. 51v., 1488 f. 52v., 1489 f. 48, 1490 f. 47, 1491 f. 54, 1492 f. 49); wijnkoper (1412-13, Ke. 323 (9) f. 21v.), handelde in was (1411, GvH. 1265 f. 19v.), peper, kaneel enz. (1411, GvH. 1265 f. 18v.).

huisbezit:

* 26 dec. 1398 een huis en erf in de Noyensteeg (RA. 50 f. 23).

* 9 mrt. 1410 een huis en erf te Leiden, gekocht voor 12 3/4 nobel (RA. 50 f. 98).

landbezit:

* 14 hond land te Warmond, geërfd van zijn oom Willem Foytken, 1 juni 1414 verkocht (Ga. 1182 f. 30).

* 1413-14 een erf aan Levendaalsgracht, waarop een rente voor St. Pieterskerk (Ke. 323 (10) f. 9 en volgende rek.).

* 1415 2 erven te Leiden, elk gekocht voor 10 bot (RA. 50 f. 147v.).

* 1417-18 een erf tussen Molengracht en Nieuwe Vollersgracht; de St. Pieterskerk had hierop een rente (Ke. 323 (11) f. 13v.).

rentebezit:

* 27 feb. 1397 een rente met een hoofdsom van 40 £ pay. op Willem Screvels huis en erf (RA. 50 f. 22v.).

* 19 juni 1405 een schuldbrief met een hoofdsom van 615 nieuwe Gelderse guldens, sinds 16 juli 1406 een pandrente van 23 Gelderse guldens, op het huis en erf van Dirk van der Speck (RA. 50 f. 93).

* 12 aug. 1408 68 groten pay. met houde op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 64).

* 21 p. met houde op en huis en erf te Leiden, verm. 1404 (RA. 50 f. 51).

borgstelling:

* 15 feb. 1393 Roelof Struuf (Secr. 19 f. 95).

* 14 mei 1401 Floris Herpersz. (Secr. 20 f. 6).

* 30 sep. 1404 Pieter Jan Nuweveensz. (Secr. 20 f. 18).

* 15 juli 1410 Alijd en Melis Willem Gerritsz.z. (Secr. 20 f. 38).

* 21 jan. 1412 Pieter Gerbrandsz. (Secr. 20 f. 43).

* 30 juni 1413 Ziborch Eilaerts (Secr. 20 f. 45v.).

varia:

pachter van de Leidse hop 1397 (met anderen), 1403, 1404, 1414 (GvH. 1475 f. 9, 1480 f. 12, 1481 f. 12v., 1485 f. 15v., 1488 f. 15 en 1490 f. 7v.), van de wijnaccijns met Hendrik Claasz., vanaf 25 dec. 1398, 8 weken lang (Rek. Lei., I 56), van de wijn- en bieraccijns m.i.v. 11 juni 1399, 8 weken lang (Rek. Lei., I 58), van de vleesaccijns m.i.v. 19 feb. 1399, 8 weken lang (Rek. Lei., I 57); van de wijn, bier-, velle- en wolaccijns 1 okt.-25 dec. 1399 (Rek. Lei., I 59); huurder van de turf- en houtmarkt 1399-1400 (Rek. Lei., I 89). Pachter van de gruit 1405, 1409, 1411, 1414 (GvH. 1482 f. 12v., 1485 f. 25v., 1487 f. 16 en 1490 f. 7v.), van de wijnaccijns 27 feb.-26 mrt. 1413 en 9 apr.-13 aug. 1413 (Rek. Lei., I 217-218), van de koren- en zoutaccijns 27 feb.-9 apr. 1413 (Rek. Lei., I 218) en van de bieraccijns 9 apr.-7 nov. 1413 (Rek. Lei., I 218). Pachter van de tiende van Wintglape 1402, Kerkwerve en Oegstgeest 1404, 1406 en 1409, Zoeterwoude 1405 en de smaltiende van Hazerswoude 1411 (GvH. 1479 f. 11, 1481 f. 11, 1482 f. 10, 1483 f. 11v., 1485 f. 14v., 1487 f. 15).

familie:

tr. Bartraad (Ke. 7 f. 18v.).

kinderen:

1. Dirk Bort

(Ke. 7 f. 18v.).

2. Clemeyns

(Ke. 7 f. 18v.).

tr. Dirk Huymansz. van Teylingen (Ke. 7 f. 18v.

Hoek, 'Rept. Egmond in Delfland', 104).

3. Dirk Poes

bezat met zijn vader een lijfrente van 5 nobel 32 groten t.l.v. de stad, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 21v.).

4. Lijsbeth

bezat met haar vader een lijfrente van 11 nobel t.l.v. de stad, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 21v.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

CLAAS VAN RUVEN

 

Previous PageHome PageNext Page


CLAAS VAN RUVEN

ovl. 31 aug. 1410 in het klooster Engelendael te Leiderdorp (Thierry de Bye Dólleman, 'Van Ruyven', 155-156).

functie:

gasthuismr. 1400-01.

beroep:

korenkoper (1397/98-1403/04; Ga. 334 (4) f. 9v., (6) f. 13, (8) f. 13v., (10) f. 14v.).

woonhuis:

verm. van de steeg achter zijn huis 11 sep. 1397 (Secr. 1624).

landbezit:

* 11½ morgen en 1½ hond land aan de Banweg onder Wateringen, 12 juni 1401 geschonken aan het klooster Engelendael te Leiderdorp (Klo. 801).

* 1/3 van 10 hond land te Naaldwijk aan de Banwetering; dit schonk hij 31 jan. 1402 aan het Oude Gasthuis te Delft onder voorw. van uitreiking na zijn dood van 1 £ pay. p.j. aan het Leidse St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 56).

familie:

zoon van Dirk van Tetrode (wrsch. Dirk Hendriksz.). Zijn moeder was missch. een van Ruven (Thierry de Bye Dólleman, 'Van Ruyven', 155-156). Dirk hield van de graaf 7 morgen 2 hond land in leen te Rijswijkerbroek, die hij 24 mei 1398 opdroeg t.b.v. het klooster Engelendael (Klo. 795 d.i. GvH. 228 f. 286). Claas van Ruven tr. Lijsbeth, ovl. na 31 jan. 1402 (Ga. 455 f. 56).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

GERRIT RUTGERSZ. C.S.(SMEDER)

 

Previous PageHome PageNext Page


GERRIT RUTGERSZ. C.S.(SMEDER)

I. RUTGER KERSTANTSZ.

ovl. voor 24 juni 1331, begr. St. Pieterskerk (Ke. 322 f. 5v.).

beroep:

schoenmaker.

landbezit:

* 25 apr. 1281 het land van Arnestus te Boschuysen, dat 9 tot 10 morgen omvat zal hebben, tegen 14 s. rente gepacht door hem en zijn vrouw van de abdij van Egmond om te vererven op zijn oudste zoon of dochter (Van den Bergh, Oorkondenboek, II 176, zie hierna, Gerrit Smeder (gen. III) en Van Zwieten - Dirk Gillisz. -).

?* 2½ morgen land naast de Leidse Burcht, door hem en zijn broer Kerstant in leen gehouden van Daniel uten Waerde, die hen het leenverband kwijtschold; zij kregen e.e.a. 1294 van de graaf ten vrij eigen (Van den Bergh, Oorkondenboek, II 410; zie hfdst. 3).

familie:

tr. Aleidis, ovl. na 25 apr. 1281 (Van den Bergh, Oorkondenboek, II 176). Zonen (op grond van de vererving van het pachtgoed te Boschuysen):

1. Rutger, volgt II.

2. Simon Rutgersz.

(Ke. 7 f. 67v.).

II. RUTGER RUTGERSZ.

ovl. wrsch. voor 13 juli 1329 (Ga. 455 f. 6).

familie:

tr. Belie (Ke. 7 f. 67v.; Ga. 440 f. 22), wrsch. ovl. voor 13 juli 1329 (Ga. 455 f. 6).

kinderen:

1. Gerrit Smeder, volgt III.

2. Heer Jan Rutgersz. van Leyden

ovl. na 6 aug. 1347 (Brom, Bullarium, II 5), wrsch. begr. in St. Pieterskerk te Utrecht (RAUtr., Kapittel St. Pieter 1068).

functies:

rekenplichtig klerk van de grafelijke herberg 1318-28; grfl. kapelaan; kanunnik van St. Pieter te Middelburg 1321, bezat de helft van de zielzorg van Kloetinge (Van Riemsdijk, Tresorie, 46; Leupen, Filips van Leiden, I 47); kanunnik, tresorier en koster van St. Pieter te Utrecht 1332-47 verm.; 6 aug. 1347 opnieuw aangesteld tot tresorier van dit kapittel (Smit, Rek. Holl., Inl. 66; Muller, Regesten kapittel van St. Pieter nrs. 240, 259, 270, 278; Brom, Bullarium, II 5); kanunnik van St. Lebuinus te Deventer, ruilde deze prebende 19 dec. 1333 met zijn broer Pieter voor een vicarie in de Leidse St. Pieterskerk (Brom, Bullarium, II 381).

woonhuis:

wrsch. aan de Breestraat, de 4 huisjes daarachter (die hij pachtte van Gerrit van Boschuysen) kocht hij van het aldaar gevestigde St. Catharinagasthuis, na zijn ovl. zouden zij voor zijn vicarie zijn (Ke. 322 f. 5).

huisbezit:

4 huisjes, uitgegeven tegen 33 s. rente aan derden; 24 juni 1331 aan zijn vicarie vermaakt; hierop had Gerrit van Boschuysen 7 s. rente (Ke. 322 f. 5).

landbezit:

* 2½ morgen land, de Oude Made, naast St. Pietershoeve;

* 2½ hond land aan de Leidse stadsvest;

* ½ morgen land in de Bredencamp, naast Ter Wadding onder Zoeterwoude (zie ook Ke. 855);

* 4 morgen land te Rijswijk naast Ockenberge, gekocht van Dirk van der Dobbe, gemene voor gelegen met land van St. Catharinagasthuis;

* 1 morgen land te Rijswijk;

* 5 morgen land te Groenendijk, gekocht van Geertruud, weduwe van Gerrit Doedenz. en erfgenamen, gemene voor gelegen met land van Gerrit Rijswijc;

de genoemde complexen land schonk hij 24 juni 1331 aan zijn kapelanie (Ke. 322 f. 5).

* 12 morgen land te Nesse, in de Slimmenhem aan de Waal, onder Rijsoord en:

* 8½ morgen land ald. (het Volgherland), strekkend tot de weg naar Dordrecht, 6 nov. 1336 geschonken aan zijn Utrechtse vicarie (RAUtr., Kapittel St. Pieter 1068); beide percelen behoorden tot land dat hij met Gerrit Alewijnsz. e.a. had laten bedijken. Hij voldeed aan laatstgenoemde 27 aug. 1340 zijn aandeel in de afkoopsom van de grfl. cijns (dan is sprake van 5 maningen land) (ibidem 237).

rentebezit:

* 13 s.g.g. op een huis en erf te Leiden;

* 33 s.g.g. rente op 4 huisjes (zie huisbezit);

* 9 s. 6 p.g.g. pachtrente op 2 huizen en erven aan de nieuwe gracht, in de nieuwe wijk (dit zal het Hogeland zijn), de genoemde renten droeg hij 24 juni 1331 over aan zijn kapelanie (Ke. 322 f. 5).

stichtingen:

24 juni 1331 St. Johannesvicarie op St. Johannes Baptistaltaar in St. Pieterskerk te Leiden. De collatie zou na zijn dood zijn voor Gerrit Alewijnsz., vervolgens voor Gerrit Smeder of diens zoon Gerrit, dan wel het wettig nageslacht van zijn ouders (Ke. 322 f. 6; vgl. ook Ke. 855). 6 nov. 1336 stichtte hij een vicarie op St. Johannes Baptistaltaar in de Utrechtse St. Pieterskerk; de collatie zou na zijn dood voor zijn executeur-test. zijn (RAUtr., Kapittel St. Pieter 1068).

varia:

zegel: het schaap van St. Jan Baptist (6 nov. 1336, ibidem).

familie:

door heer Pieter van Leyden neef genoemd (zie ald.). Missch. verwant van Rutger Heylenz. (zie ald.). Vermoedelijk bestond ook een verwantschapsrelatie met heer Wit Jan (zie Philips Ermgardenz. c.s.), die een rente naliet aan St. Pancraskapittel en daarvoor het houden van memoriediensten bedong voor zichzelf en heer Jan Rutgersz. van Leyden (Ke. 415 f. 31).

3. Heer Pieter Rutgersz. van Leyden

ovl.: is hij de heer Pieter van Leyden die 13 nov. 1337 overleed en de abdij van Egmond 10 s. naliet voor memoriediensten? (Van Wijn, Huiszittend Leven, II 134).

functie:

vicaris van St. Pieterskerk te Leiden, ruilde deze vicarie 19 dec. 1333 met zijn broer heer Jan voor een prebende in St. Lebuinuskapittel te Deventer (Brom, Bullarium, II 381).

familie:

mogelijk was de 1344-45 vermelde Heyle, zr. van een heer Pieter van Leyden, zijn zuster; zij ontving toen uit de uyt provende 10 £ (Egmond 763 f. 59); indien dit zo is, was dan Rutger Heylenz. haar zoon? (zie hoger).

4. Dochter

tr. Frank Jansz.; deze deed 31 jan. 1353 afstand van alle rechten die hij wegens zijn vrouw had op het land dat Gerrit Smeder van de abdij van Egmond in pacht hield en beloofde vrijwaring aan de abdij voor alle schade die zou worden geleden vanwege Franks vrouw of haar neven, allen erfgenamen van Gerrit Smeder (zie Rijswijc).

III. GERRIT (SMEDER) (RUTGERSZ.) DE OUDE

ovl. tussen 19 mrt. 1349 en 14 feb. 1351 (Ke. 322 f. 3; Egmond 1 f. 63).

functie:

schepen 1329-30, 45-46.

beroep:

smid, gezien de naam smeder, die niet door zijn broers wordt gedragen.

(woon?)huisbezit: een huis en erf in Oetgodssteeg, verm. 30 dec. 1354 (W. 429 f. 9 en tafel).

landbezit:

* 18 morgen 36 gaard land in de ontginning Boschuysen te Zoeterwoude, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87 en v.).

* 9 à 10 morgen land ald. (in voornoemd land inbegrepen?), gepacht van de abdij van Egmond tegen 34 s. p.j., verm. 3 mei 1337 en 1344-45 (Ke. 493 f. 41; Egmond 763 f. 54).

rentebezit:

2 s.g.g. op een huis en erf aan de Rijn, achter de Breestraat (in 1513 ter hoogte van het stadhuis), 13 juli 1329 aan St. Catharinagasthuis overgedragen voor memoriediensten (Ga. 455 f. 6).

familie:

zoon:

IV. GERRIT SMEDER DE JONGE

ovl. tussen 19 mrt. 1349 en 15 mei 1360 (Ke. 322 f. 3 en W. 429 f. 185).

functie:

gasthuismr. 1343-44, 44-45, 48-49.

woonhuis:

hield een hofstede te Leiden in huur van de graaf tegen 2 s.g.g. p.j., verm. 1363 (GvH. 19 f. 11v.); missch. is dit dezelfde hofstede die na de dood van Gerrit van Boschuysen aan de graaf was gekomen en aan Gerrit Smeder werd uitgegeven (ca. 1340; Hamaker, Rek. Holl., II 116).

familie:

tr. Aagte, zij woonde 10 mei 1370 aan de Breestraat (W. 428 f. 22).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

ROTTIER

 

Previous PageHome PageNext Page


ROTTIER

I. HENDRIK ROTTIER

(rottier: deelhebber aan een rot, een legerafdeling).

ovl. in of na 1317 (Hamaker, Rek. Holl., I 14).

rentebezit:

10 s.g.g. op een huis en erf te Leiden (W. 428 f. 18).

landbezit:

betaalde 1317 landhuur aan de graaf (15 s.; Hamaker, Rek. Holl., I 14).

familie:

tr. Katrine Poes, dr. van Poes en Katrine (zie Poes). Zij is wrsch. de Katrine Heinen die 1325-30 het volgende land bezat: 3 morgen 5½ gaard langs de hoeve aan de Leidse vaart, samen met Jan Frankenz. en Jan Dilianenz., 4½ morgen 9 gaard land in de ontginning Boschuysen en land in Heinen hoeve ten zuiden van Leiden (Ke. 493 f. 87 en v.); bovendien bezat zij land te Oegstgeest (zie haar zoon Gerrit).

kinderen:

1. Gerrit Heinenz. Rottier, volgt II.

?2. Andries Rottier

landbezit:

* een deel van 7½ morgen 20 roeden land bij de Zwiet onder Hazers- en Zoeterwoude, verm. 3 okt. 1323, gemene voor met Gerrit Alewijnsz., diens moeder en diens vrouw; missch. eveneens verbeurd in 1323 (Ke. 322 f. 2; zie hierna).

* de graaf beloofde hem 8 apr. 1322 land te Walcheren afkomstig van zijn schoonmoeder (GvH. 303 f. 46).

varia:

Leids poorter, verm. 31 mrt. 1323 (GvH. 304 f. 58v.).

familie:

tr. voor 8 apr. 1322 Cateline, dr. van Dirk van Santhorst (GvH. 303 f. 46). De graaf beval de baljuw van Middelburg 31 mrt. 1323 het land dat Cateline en haar man was aanbestorven van haar moeder, in beslag te nemen (GvH. 304 f. 58v.).

3. Alijd

tr. Jan Aarndsz. van Leyden (zie ald.).

II. GERRIT HEINENZ. ROTTIER

ovl. tussen 13 mrt. 1359 en 25 feb. 1361 (W. 428 f. 18 en GvH. 226 f. 67).

functies:

schepen 1324-25; schout van het Uiteinde en de Zuidzijde bij Hoorn 1321-22; grfl. maarschalk verm. 25 juli 1327-1334; meesterknaap van de herberg verm. 1329-34; rentmr. van Noord-Holland 1334-45, 51-54 (zie hfdst. 6).

woonhuis:

wrsch. aan de Breestraat, belendend 12 mrt. 1363 aan de achterzijde van een huis en erf aan de Vollersgracht (W. 428 f. 28v.).

ambacht: Schiebroek, verm. sedert 1345 (GvH. 226 f. 240; Hamaker, Rek. Holl., II 142; vgl. Hoek, 'Rept. Schiebroek', 178).

landbezit:

* 4 morgen 8 gaard land tussen Leiden en Ter Wadding bij de Heerweg, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87v.)

* 2 morgen 1½ hond 3 gaard 2 voet land ten zuidwesten van de Leidse vaart, verm. 1326-30 (Ke. 493 f. 87).

* 7 aug. 1329 het grfl. huis met boomgaard te Leiden ontvangen van de graaf voor zijn leven in beheer, met recht van verblijf voor de graaf en zijn gevolg (GvH. 242 f. 61v. d.i. Van Mieris, Groot Charterboek, II 485).

* land te Oegstgeest aan de Rijn, afkomstig van zijn moeder, verm. 19 aug. 1333 toen de burggraaf dit land tijnsvrij maakte. Later zal het in handen van de H. Geest zijn gekomen (W. 428 f. 82v.).

* 10 dec. 1339 de Niedel (5 morgen land) en de Oude Venne (6 morgen 2 gaard land) te Zoeterwoude, in leen ontvangen van de graaf (GvH. 218 f. 26; Ke. 493 f. 87v.). Missch. was de Niedel het land dat 19 mrt. 1349 belendde aan de IJdel te Zoeterwoude (Ke. 322 f. 2 en 3).

* 9 juli 1340 4 morgen land in de hoeve van Warmond, op Ruiven, gekocht van de graaf ten eigen (GvH. 218 f. 27v.).

* 9 juli 1340 5 morgen 1 hond land te Warmond (6 percelen), gekocht ten eigen van de graaf (GvH. 218 f. 27v.).

* de hofstad tussen de sloot en de molen aan de Mare, met 4 s.g.g. rente die op de molen was gevestigd i.v.m. een gang over deze hofstad; leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 103); zie rentebezit.

* de oude en nieuwe boomgaard met 4 hofsteden buitendijks te Marendorp, grfl. leen (vgl. de belening van zijn zoon en GvH. 218 f. 126; in 1394 bracht dit complex 44 £ 19 s. 6 p.pay. p.j. op).

* 9 morgen land te Lisse, grfl. leen (vgl. de belening van zijn zoon).

rentebezit:

* 16 mrt. 1338 16 £ lijfrente uit het rentmeesterschap van Noord-Holland, zolang hij dit bekleedde (GvH. 218 f. 23v.).

* 40 s.g.g. op de hofstad strekkend uit de Rijn (9 aug. 1367 3 hofsteden) van Daniel Coppenz. en later Michiel van de Heyde;

* 4 s.g.g. met houde op de Maremolen;

* 7 s.g.g. met houde op een huis en erf te Leiden;

* 12 s.g.g. met houde op een huis en erf te Leiden, wrsch. te Marendorp;

* 4½ s.g.g. met houde op een huis en erf te Leiden;

* 4½ s.g.g. (met houde wrsch.) op de Leidse burcht;

laatstgenoemde 6 renten hield hij in leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 103; Huisarchief Twickel, Reg. AA f. 8v. en 31).

* 12 s.g.g. op een huis en erf te Leiden, afkomstig van zijn grootmoeder Katrine Poes;

* 10 s.g.g. op een huis en erf te Leiden, afkomstig van zijn vader;

* 3 £ g.g. hypothecaire rente en 4 s. 3 p.g.g. rente met houde op het huis en erf van Gerrit Zeveritsz. (W. 1765 f. 10).

* 39 s. 6 p.g.g. hypothecaire renten (waarvan 12 p.g.g. met houde) op een huis en erf, 1380 van Andries Gerrit Zeveritsz.z. (W. 1765 f. 10); de laatste 4 renten vermaakte hij 13 mrt. 1359 aan de H. Geest voor memoriediensten (W. 428 f. 18).

varia:

ontving 13 juni 1328 van de graaf voor zijn leven de botermaat te Dordrecht (m.u.v. 5 £ lijfrente aan een ander verleend; GvH. 290 f. 60). Hield van de graaf een smaltiende binnen Oud-Leiden in leen (vgl. belening van zijn zoon). Missch. is hij de Gerrit Heinenz. die 3 okt. 1353 als neef het testament van Gerrit uter Delle bezegelde (W. 428 f. 37v.).

familie:

tr. Margriet, ovl. na 31 juli 1345 (Ke. 7 f. 35; Egmond 763 f. 63).

kinderen:

1. Jan Gerrit Heinenz.z.

ovl. na 9 aug. 1367 (Hoek, 'Wassenaar', 103).

functie:

25 juli 1327 beloofde de graaf hem het eerste openvallende schroodambt te Dordrecht (GvH. 290 f. 57v.).

ambacht: 17 dec. 1361 Schiebroek, grfl. leen (GvH. 226 f. 77).

landbezit:

* 17 dec. 1361 de oude en nieuwe boomgaard met 4 hofsteden buitendijks te Marendorp, grfl. leen (GvH. 226 f. 77).

* 17 dec. 1361 9 morgen land te Lisse, grfl. leen (GvH. 226 f. 77).

* 17 dec. 1361 de Niedel (5 morgen land) en de Oude Venne (6 morgen 9 gaard land) te Zoeterwoude, grfl. leen (GvH. 226 f. 77; Ke. 493 f. 87v.).

* 4 tot 5 morgen land, de Cruysmade, te Zoeterwoude, in leen uitgegeven, 3 mei 1370 in ander handen (Ke. 827).

* 9 aug. 1367 de hofstad tussen de sloot en de molen aan de Mare, met 4 s.g.g. rente die op de molen was gevestigd i.v.m. een gang over deze hofstad; leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 103).

rentebezit:

9 aug. 1367:

* 40 s.g.g. met houde op een hofstad strekkend uit de Rijn, van Michiel van der Heyde;

* 4 s.g.g. met houde op de Maremolen;

* 7 s.g.g. met houde op een huis en erf te Leiden;

* 12 s.g.g. met houde op een huis en erf ald. en:

* 4½ s.g.g. met houde op een huis en erf ald., alle renten afkomstig van zijn vader en in leen gehouden van de burcht; zijn vaders rente op de burcht bij hem niet verm. (Hoek, 'Wassenaar', 104; Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 31).

* 22 s. 7 p.g.g. met houde op een huis en erf op de Hogewoerd; 24 feb. 1362 verkocht (Ke. 230).

varia:

17 dec. 1361 beleend door de graaf met een smaltiende binnen Oud-Leiden (GvH. 226 f. 77).

familie:

had drs. (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 31).

2. Sophie.

ovl. 1402-03, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (5) f. 19v.).

huisbezit:

een huis en erf, wrsch. aan de Breestraat, afkomstig van haar vader, verm. 14 feb. 1378 (W. 428 f. 28v., zie hoger).

familie:

tr. Gerrit Hoogstraat, die haar 18 sep. 1357 tochtte (GvH. 709 f. 11, zie Hoogstraat).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

IJSBRAND ROTAARDSZ.

 

Previous PageHome PageNext Page


IJSBRAND ROTAARDSZ.

ovl. na 1384 (RA. 2 f. 69v.).

functie:

H. Geestmr. 1347-48, 48-49, 62-63; schepen 1354-55, 55-56, 56-57, 57-58, 58-59, 59-60, 60-61, 63-64, 67-68, 81-82, 82-83; gasthuismr. 1364-65; burgemr. 1365-66.

woonhuis:

te Marendorp 17 aug. 1356 (Ke. 493 f. 29v.); wrsch. de 2 hofsteden die hij daar aan de Mare bezat, verm. 14 feb. 1379, hierop verkocht Claas Jansz. Vos toen 18 s. 8 p.pay. rente aan Frank Diedwarenz. (Ga. 455 f. 74).

rentebezit:

* 9 okt. 1356 30 s.pay. op het huis en erf te Marendorp van Gerrit van Oyen, 25 aug. 1371 overgedragen aan de H. Geest (W. 1765 f. 13).

* 28 juli 1376 19 s. 4 p. 1 hallinc pay. pandrente op een huis en erf aan de Oude Rijn, 29 dec. 1376 overgedragen aan de H. Geest voor memoriediensten (W. 428 f. 38; Kam, 'Memorieboek', 175).

borgstelling:

14 dec. 1366 Hein Buser (Secr. 19 f. 9).

varia:

zegel: gevierendeeld, 2 en 4 geruit; een barensteel over het geheel (Ke. 669, 14 feb. 1355).

familie:

zijn zr. was Russent; verm. als erfgenaam van Griete Rollen, weduwe van Coen van Berchem; de verdere 7 erfgenamen waren in Zeeland woonachtig (RA. 41f, los, tussen f. 145 en v.); tr. 1e Alijd of Aagt (Kam, 'Memorieboek', 175). tr. 2e IJde. Zij bezat 10 s.g.g. rente op een huis en erf aan St. Nicolaasgracht, verm. 31 dec. 1380 (Ke. 493 f. 70v.).

kinderen:

1. Rotaard IJsbrandsz.

functie:

H. Geestmr. 1378-79.

woonhuis:

aan de Rijn, verm. 26 juni 1381 (W. 428 f. 43).

familie:

tr. Katrijn (Kam, 'Memorieboek', p. 215). dochter:

a. Aagte Rotaardsdr.

(Kam 'Memorieboek', 215); woonde 16 feb. 1389 aan de Nieuwe Rijn (Secr. 84 f. 14). tr. 1e Floris Aarndsz., ovl. voor 6 mrt. 1407 (RA. 50 f. 60). tr. 2e wrsch. Dirk die Goede (Kam, 'Memorieboek', 215).

2. Nelle

(Kam, 'Memorieboek', 175).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

SIMON RONDIEL

 

Previous PageHome PageNext Page


SIMON RONDIEL

functie:

kerkmr. van O.L.V. 1394, 95-96 en 6 nov. 1400 (GA Den Haag, Archief van het Gemeentebestuur, Aktenarchief 564 nr. 8).

woonhuis:

te Marendorp, verm. 1380 en 20 mrt. 1396; de H. Geest bezat hierop 5 s.pay. (W. 1765; Klo. 76).

landbezit:

* land te Oegstgeest, verm. 10 mei 1380 (Ke. 493 f. 20v.).

* een erf aan de Nuwenweg naar Oegstgeest; hierop bezat Sophie Gerrit Hoogstraats weduwe 25 s. 9 p.g.g. rente; sedert 11 mei 1408 was deze in handen van de zusters van St. Margriet (Klo. 1542).

rentebezit:

* 7 jan. 1393 10 s.pay. op een huis en erf te Leiden, afgeschat 1415 (RA. 50 f. 99v.).

* 25 juni 1398 1 £ pay. op een huis en erf te Leiden, 15 juni 1410 afgeschat (RA. 50 f. 99v.).

* 3 £ pay. met houde op een huis en erf, verm. 27 sep. 1416 (RA. 50 f. 154).

borgstelling:

* 11 apr. 1372 Claas Duker (Secr. 19 f. 30v.).

* 19 apr. 1379 Louweris Claasz. (Secr. 19 f. 47).

* 25 apr. 1379 dezelfde (Secr. 19 f. 47v.).

familie:

Simon deed 16 juli 1395 met Jan Duker en IJsbrand Strevelant Willem Dukersz. afstand t.b.v. Alide Herman Jansz., Claas Dukers dr., van een kamp land onder Warmond (Secr. 1724). Hij zal missch. door huwelijk verwant zijn met het geslacht Duker. Simons ouders zijn wrsch. Willem Rondiel en Agatha (NH. Kerkvoogdij 2032 f. 2; Hoek, 'Wassenaar', 112); Agatha ovl. 13 jan. 1359 (Van Wijn, Huiszittend Leven, 93). Willem werd 30 dec. 1365 Leids poorter, Simon Rondiel stond daarbij borg (Secr. 19 f. 5v.); missch. was hij afkomstig van Oegstgeest waar hij 1344-45 land huurde van de abdij van Egmond, onder Poelgeest (Egmond 763 f. 54). tr. Hillewaar (NH. Kerkvoogdij 2032 f. 2). Dochter:

1. Aagte.

ovl. in of na 1421 (W. 429 f. 40 en tafel). tr. Albaren Philipsz. (Ga. 440 f. 12; NH. Kerkvoogdij 2032 f. 16v., zie Philips Andriesz. c.s.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

JAN VAN DEN RINE (VAN KOUDEKERK)

 

Previous PageHome PageNext Page


JAN VAN DEN RINE (VAN KOUDEKERK)

ovl. tussen 31 mei 1338 en 27 mei 1345 (GvH. 218 f. 22v. en 29v.).

functie:

schout 1325.

woonhuis:

een huis en hofstad te Leiden (GvH. 218 f. 29v.).

landbezit:

* 17 morgen land te Koudekerk, voor ca. 1325 in andere handen (GvH. 709 f. 5v.).

* 2,9 hond (¼ van 11½ hond land), die van Dirk Willemsz. van der Dobbe waren, in de Waard op Gansoorde, verm. 25 apr. 1335 (Ke. 657).

* 7 morgen land te Koudekerk, Voorns leen (Voorne 29 f. 75 en 71).

* de Harnas te Schipluiden, grfl. leen, 20 nov. 1328 opgedragen t.b.v. een ander (GvH. 243 f. 71).

* 9 morgen land te Koudekerk, grfl. leen, kreeg 27 feb. 1316 toestemming tot verkoop ten eigen op voorwaarde van opdracht van 9 morgen binnen 2 jaar (GvH. 243 f. 2v. en 13v.-14); deed dit inderdaad (vgl. GvH. 218 f. 22v.).

varia:

hij is wrsch. degene die 1333 voorkomt als een der pachters van de vroonvisserij tussen Leiden en Haarlem en in de Overen Rijn bij Alphen (Hamaker, Rek. Holl., I 171).

familie:

tr. Alijd Dobben, dr. van Jan van den Bosch; Jan tochtte haar 31 mei 1338 aan de mindere ½ van 9 morgen grfl. land te Koudekerk; bovendien ontving zij als lijftocht de ½ van 7 morgen land (Voorns leen) en 3 £ g.g. op zijn huis en hofstad te Leiden (GvH. 218 f. 22v. en 29v.; zie Van den Bosch; zij tr. 2e Bertelmeeus van der Graft, zie ald.). Zoons:

1. Dirk Jansz. van den Rine

(Voorne 29 f. 75 en 71).

?2. Simon van den Rine

verm. 20 apr. 1355 als leenbezitter van 9 morgen land te Koudekerk, afkomstig van Jan van den Rine (GvH. 244 f. 62).

N.B. Jan van den Rine van Koudekerk moet niet worden verward met Jan van den Rine van Rodenburch, die in 1353 zijn goederen verbeurde jegens de graaf (vgl. GvH. 244 f. 30, 31v., 32v.). Deze woonde ca. 1353 buiten Leiden op een heemwerf en hofstad bij Rodenburg, terwijl Jan van den Rine van Koudekerk een huis binnen Leiden bezat. Dat de laatste de schout van Leiden van 1325 moet zijn, nemen we aan op grond van het feit dat hij huwde met Alijd Dobben, behorend tot het Leidse patriciaat en over een huis in Leiden beschikte. Bovendien zal hij ouder zijn dan Jan van Rodenburch, die na 1353 overleed tegen Jan van Koudekerk omstreeks 1340.

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

VINC REMBURGENZ.

 

Previous PageHome PageNext Page


VINC REMBURGENZ.

functie:

gasthuismr. 1348-49.

woonhuis:

aan de Breestraat, strekkend tot de Vollersgracht, vestigde hierop 18 apr. 1340 10 s.g.g. t.b.v. de H. Geest voor memoriediensten (W.1 f. 4v.).

landbezit:

land te Leiderdorp, verm. 30 juni 1349 (W. 428 f. 16).

familie:

is hij een zoon van Remburg, echtgenote van Gozewijn Gozekiaansz. en broer van Gozewijn, Frederik en Gobburg Remburgenz.? (Ke. 493 f. 36v.-37, Ke. 661 en 662). De namen Vinc en Remburg wijzen beide op verwantschapsbanden met de familie van Pieter Gobburgenz.

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl