VAN LEYDEN |
VAN LEYDEN
I. AARND SNIDER
ovl. voor 2 nov. 1300 (Egmond 597); tr. ver Machteld, zij kocht 2 nov. 1300 een pachtgoed te Boschuysen van de abdij van Egmond (ibidem). Machteld werd op St. Pieterskerkhof begr., dit graf kwam later binnen de kerk te liggen (zie hierna, de stichtingen van haar zoon Pieter). Een broer van Aarnd of Machteld was Dirk, door heer Pieter van Leyden oom genoemd (Ke. 322 f. 36). Kinderen (zie hfdst. 2):
landbezit:
zij ontving uit de opbrengst van de verkoop van leenland van haar broer Pieter 70 £, waarvoor zij goederen kocht die zij van de graaf in leen ontving (ca. 1326), te weten:
* 10 morgen 40 roeden land te Rijswijk
* 7 morgen land te Voorschoten
* 6 morgen 1 hond land ald.
* 4 morgen 5 roeden land ald.
* 4 morgen 5 roeden land ald.
* 2½ morgen land ald.
* ½ morgen land ald.
* ½ morgen land ald. Zij diende nog voor 44 s. 4½ p. in leen op te dragen (GvH. 243 f. 5 en v.).
familie:
tr. Dirk veren Bavenz. (zie Hoogstraat).
ovl. voor 19 mrt. 1349 (Ke. 322 f. 2v.).
landbezit:
zij ontving, evenals haar zr., 70 £; de goederen die zij daarvoor kocht en in leen ontving waren:
* 17 morgen land te Koudekerk a.d. Rijn
* 30 morgen land te Rijswijkerbroek
* 4 morgen land aan de Zijl in Warmonderbroek onder Alkemade (GvH. 709 f. 5v.).
familie:
tr. Gerrit Alewijnsz. (zie ald.).
ovl. voor 9 nov. 1316 (Ke. 322 f. 36).
IIa. HEER PIETER VAN LEYDEN.
ovl. voor 16 aug. 1323 (G.A. 's-Gravenhage, Arch. H. Geest 2 f. 172-174 d.i. RAZH, Fam. arch. De Riemer 28 p. 2-4).
functies:
priester, hoofd van de grfl. kanselarij sinds 1299 en opnieuw vanaf 1316, tevoren wrsch. reeds grfl. kapelaan, rentmeester van Zeeland 1308-16 (zie hfdst. 6); kanunnik van St. Pieter te Utrecht en St. Pieter Noordmonster te Middelburg, pastoor van Zoeterwoude en Benschop (Ke. 322 f. 1, Kruisheer, Oorkonden en Kanselarij, II 494).
woonhuis:
een stenen huis aan de Breestraat (thans nr. 99), hoek St. Pieterskerk(choor)steeg, achter belendend aan de Vollersgracht, aan St. Pieterskerk geschonken onder voorwaarde van behoud van het huis in erfpacht voor hem en zijn moeder (? zij zou reeds ovl. zijn, zie Ke. 322 f. 1v.) tegen 10 s. p.j. Na zijn dood zou het huis zijn voor zijn broer Jan dan wel diens nageslacht of diens zusters Trude of Machteld. Bij dit huis behoorden enige huizen tot aan de Vollersgracht (Ke. 322 f. 36).
huisbezit:
* houten huisjes achter zijn stenen huis (Ke. 322 f. 36).
* een huis te Zoeterwoude, 9 nov. 1316 vermaakt aan het beneficie van de pastoor ald.
* het huis te Leiden waarin zijn neef Aarnd de Smit woonde, bij testament van 9 nov. 1316 aan deze nagelaten, op voorwaarde van een huwelijk in overleg met hem, zijn broers of zusters (Ke. 322 f. 36).
landbezit:
* 16 mei 1315 110 gemeten bedijkt land te St. Maartensdijk, Zeeland, grfl. leen; verkocht door zijn erfgenamen voor 210 £ (GvH. 243 f. 5 en v.).
De nu volgende complexen vermeld in de overdracht door zijn executeurs-test. aan zijn vicarieën (13 dec. 1333), missch. pas na zijn dood aangekocht (NH. Kerkvoogdij 2031 f. 7v.):
* 5 morgen land in heer Dammashoeve, te Zoeterwoude tussen de stad en Rodenburger wetering (Ke. 493 f. 87 en v.).
* 2½ morgen land ald.
* 8 morgen land in Heynenoirt onder Zoeterwoude.
* 8 morgen 2 hond land in Gerrit Diddenz.'s land te Zoeterwoude.
* 7 morgen land, Natalienland te Zoeterwoude.
* 14 morgen land te Zoeterwoude.
* 8 morgen land aan de Zijl (Sconevelt onder Leiderdorp?).
* 7 morgen te 'Sande'.
* 22 morgen 1½ hond land te Rijswijk; over dit land rees in 1354 een conflict tussen de kapelaans van heer Pieters kapelanieën en Jan die Smit (GvH. 244 f. 48).
rentenbezit (Ke. 322 f. 1 e.v.; NH. kerkvoogdij B 1 2031 f. 7v.):
* 16 s. op het huis met hofstede van Jacob van der Hant aan St. Pancraskerkhof (verm. 13 dec. 1333).
* 1 £ op een huis en hofstad achter Jan Grietenz.'s huis aan de Breestraat.
* 4 s. op Willem Jans Mansz.z.'s huis en hofstad.
* 25 £ Holl. rente uit de lentebede van Hazerswoude, verm. 1317 (Hamaker, Rek. Holl., I 66).
stichtingen:
4 kapelanieën in St. Pieterskerk, gewijd aan God, de Drievuldigheid, O.L.V. en St. Pieter. De collatie zou zijn voor de bezitter van zijn stenen huis (de eerste bedienaars zouden echter door zijn erfgenamen in onderling overleg worden aangewezen). Op zijn kosten diende een kleine uitbreiding van de kerk plaats te vinden, zodanig, dat ter plaatse een altaar kon staan en het graf van zijn moeder binnen de kerk kwam te liggen (Ke. 322 f. 1 e.v.) De vier kapelaans waren 13 dec. 1333 heer Jan Meysenz., heer Jacob van der Hant, heer Gerrit Roggemostare en heer Gerrit Hoogstraat Pietersz. (NH. Kerkvoogdij 2031 f. 7v.).
varia:
testeerde een eerste maal in Zeeland, een tweede maal 9 nov. 1316; hij wees toen tot executeurstest. aan: heer Hendrik Spiker, heer Jan van Cloetingen, zijn neef, heer Jan Rutgersz., pastoor van de Westkerk van Wolfaartsdijk, Gerrit Alewijnsz. en Philips Heinenz., zijn neef (Ke. 322 f. 1 e.v.).
familie:
zie hiervoor onder zijn executeurs-test.; verder behoorden de bij zijn huisbezit genoemde Aarnd die Smit hiertoe, evenals heer Hendrik Spiker (Ke. 322 f. 36).
IIb. JAN AARNDSZ. VAN LEYDEN
ovl. dec. 1325 te Parijs (Smit, Rek. Holl. Inl., 132, 179).
functie:
grfl. bottelier, verm. 1306 en 1325 (zie hfdst. 6).
woonhuis:
het stenen huis aan de Breestraat van zijn broer Pieter (zie ald. en vgl. zijn zoon Pieter).
huisbezit:
16 aug. 1323 11 huizen en erven te 's-Gravenhage, afkomstig van Dirk veren Bavenz., samen met Gerrit Alewijnsz. verkregen na panding i.v.m. een som gelds die Dirk veren Bavenz. heer Pieter van Leyden schuldig was en die Jan met Gerrit Alewijnsz. had vereffend; de huizen brachten 8 £ 18 s. Holl. p.j. op; er rustte een rente van 20 s. Holl. op t.b.v. Hendrik veren Bavenz. (RAZH, Fam. arch. De Riemer 28 p. 2-4 d.i. G.A. 's-Gravenhage, Arch. H. Geest 2 f. 172-174).
landbezit:
* was in 1316 pachter van de grfl. hoeven te Leiden tegen 4 £ p.j. (Hamaker, Rek. Holl., I 78).
* 6 morgen 12 gaard land te Boschuysen, in erfpacht gehouden van de abdij van Egmond, afkomstig van zijn moeder en na zijn dood in handen van zijn vrouw (zie hfdst. 2).
varia:
16 aug. 1306 beleend door de graaf met een korentiende bij Leiden, na koop (GvH. 709 f. 12v.).
familie:
tr. Alijd Heinendr. Rottier (zie ald.). Tot beider nageslacht behoorde Femense, tr. Frank Dirk Poesz. (Ga. 440 f. 19; zie Rijswijc). Zij bezat 1326-30 het volgende land:
* 3 morgen 5½ gaard aan de Leidse vaart te Zoeterwoude;
* ten zuiden van de stad onder Zoeterwoude 5 morgen 7½ gaard;
* ten noorden van Rodenburger wetering 3 morgen 1 hond 10 gaard (in het voorgaande inbegrepen?);
* bij de Heerweg tussen Leiden en Ter Wadding 3 morgen 6 gaard;
* onder Boschuysen 6 morgen 12 gaard (d.i. hoger genoemd pachtgoed van Egmond);
* ten zuiden van Meerburger watering 3 morgen 4½ gaard en
* ten zuiden van de Zwiet 12 morgen 20 gaard (Ke. 493 f. 87-88).
Kinderen (o.m. Ke. 407 f. 111a, genealogie door Van Hout):
ovl. 7 jan. 1376, begr. St. Pancraskerk (Van Kan, 'Van Zwieten', I 57).
functie:
bottelier van Machteld van Voorne, verm. 7 feb. 1353 (Voorne 29 f. 75 en 71); kerkmr. 1367-68; burgemr. 1371-72.
woonhuis:
aan St. Pieterskerkhof, naast de Begijnen. Dit huis was afkomstig van Trude weduwe van Boudijn van Zwieten en behoorde oorspronkelijk voor de helft aan heer Huge van der Hant; diens aandeel kochten zij 2 feb. 1368 tegen 40 s.pay. rente (Ke. 902).
landbezit:
* 3 jan. 1353 4 en 2 morgen land te Zoeterwoude, aan Rodenburger vliet, samen met Dirk van den Bosch, Dirk van der Dobbe en Gerrit uten Hoflande gekocht (GvH. 244 f. 22).
* 4 jan. 1353 ½ van 26 morgen land te Oudshoorn (GvH. 244 f. 21).
* 31 jan. 1353 20 morgen land te Koudekerk a.d. Rijn (GvH. 244 f. 28v.).
* 7 feb. 1353 7 morgen land te Koudekerk a.d. Rijn, Voorns leen (Voorne 29 f. 75 en 71).
borgstelling:
17 sep. 1364 Gijsbrecht Kevelair (Secr. 19 f. 1v.).
varia:
trad 3 mei 1370 op t.b.v. Dirk van de Werve en IJsbrand, kinderen van zijn broer Pieter, vermoedelijk als voogd (Ke. 827).
familie:
tr. na 30 mrt. 1359 Alijd Boudijnsdr. van Zwieten, die hij tochtte aan zijn leengoed te Koudekerk a.d. Rijn (zie Van Zwieten). Dochter:
a. Katrijn Heynen
begijn, 'moeyen'dochter van Boudijn van Zwieten (Klo. 889 f. 4).
ovl. na 3 okt. 1388 (Secr. 19 f. 78v.).
functie:
schepen 1348-49, 68-69, 70-71, 72-73, 80-81, 81-82, 82-83, 83-84, 84-85, 85-86; schout van Zoetermeer 1365 (Ke. 493 f. 69).
beroep:
wijnkoper (1371-86, GvH. 1229 f. 74 en 126; 1230 I f. 40, 1231 I 84, 1234 I f. 69v., 1236 f. 75, 1237 I f. 67v., 1468 f. 34, 1240 I f. 80v.); viskoper (1377-78, GvH. 1234 I f. 69v.).
woonhuis:
bij het grfl. hof; 1 juli 1368 verkocht Bertelmeeus van der Bregghe een hierop gevestigde rente van 4 s.g.g. (Ke. 493 f. 44v.). Verm. als belender in de Diefsteeg 31 dec. 1373 (W. 428 f. 132), bij de Troostbrug achter de grfl. boomgaard 1 jan. 1363 en 16 juni 1370 (Ke. 415 f. 33v.).
huisbezit:
een huis en erf aan St. Pieterskerkhof; hierop verkochten Jan van Meerburch en Dirk van der Graft 18 nov. 1371 een rente van 12 s.g.g. (Ke. 417 f. 151v.).
landbezit:
* 31 jan. 1353 de helft van 3 weren land, totaal 40 morgen, in de Lage Waard te Koudekerk (GvH. 244 f. 28v.).
* 4 juli 1355 6 morgen land te Leiderdorp, grfl. leen (GvH. 244 f. 70v.).
* 2 morgen land te Zoeterwoude, grfl. leen, beleend na opdracht uit eigen 29 aug. 1367 (GvH. 226 f. 100v.).
* 10 morgen land te Stompwijk en de woning daarbij, door hem opgedragen t.b.v. zijn broer Jan (Nass. Dom. 44 (6461) f. 334v.-335).
* 16 aug. 1388 een erf in de Herencamp, gekocht van de Duitse Orde, die er een rente op behield (DuO. 1978 f. 25).
borgstelling:
* 3 mrt. 1370 Pieter Woutersz. (Secr. 19 f. 21).
* 26 apr. 1370 Claas van de Werve (Secr. 19 f. 21v.).
* 5 mei 1370 Aarnd Jansz. (Secr. 19 f. 23).
* 26 okt. 1370 Philips Persoenresz. (Secr. 19 f. 27v.).
* 22 sep. 1371 Jan Dirksz., van Medemblik (Secr. 19 f. 28v.).
* 24 okt. 1372 Jan Femeynsz. (d.i. Jan Stuyt Vos) en heer Jacob van der Woude (Secr. 19 f. 33v.).
* 9 nov. 1375 Wouter van Merensteyn (Secr. 19 f. 42).
* 15 aug. 1381 Claas Willemsz., van Zoetermeer (Secr. 19 f. 55).
* 4 mrt. 1382 Baarnd Claas Stevensz.z. (Secr. 19 f. 56v.).
* 19 sep. 1382 Colairt (Secr. 19 f. 59).
* 24 apr. 1383 Huge Screvelsz. (Secr. 19 f. 60).
* 7 juli 1386 Jacob Dirksz., van Roelofarendsveen (Secr. 19 f. 74).
* 3 okt. 1388 Dirk Hendriksz. (Secr. 19 f. 78v.).
varia:
16 sep. 1370 getuige bij het opmaken van de akte waarbij heer Floris van Alkemade en heer Philips Jansz. weigerden St. Pieterskerk over te geven aan de Duitse Orde (De Geer, DuO. 607); 9 okt. 1385 schold hij zijn schoonzoon Jacob Ghisen alle verplichtingen kwijt die deze t.a.v. hem aangegaan was op land dat deze aan St. Pancraskerk verkocht en hij gaf toestemming tot de verkoop (Ke. 864).
familie:
kinderen:
a. Jan Poes(z.) (Jansz.z.) (van Leyden).
woonhuis:
in het Wolhuisvierendeel, verm. ca. 1390 (Blok, Hollandsche stad, I 324); op zijn huis en erf rustte 4 s.g.g. rente met houde t.b.v. Andries van der Burch, 10 s. 1 p.pay. pandrente t.b.v. heer Jan Hamer, een rente van 1 £ (sinds 16 nov. 1387), een pandrente van 15 s.pay. (van 21 jan. 1395) en een pandrente van 10 s. 1 p.pay. Dit huis werd door het gerecht 25 feb. 1403 verkocht (RA. 50 f. 40v.). 3 jan. 1414 bezat hij een huis en erf aan de Oude Rijn; daarop rustte een rente van 5 s. g.g. met houde (Ke. 509).
rentebezit:
15 nov. 1410 3 Eng. nobel op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 115).
b. Machteld
zij kocht 1403-04 een kerkstoel in St. Pieterskerk, die werd betaald door haar nicht Machteld Pietersdr. van Leyden (Ke. 323 (6) f. 13). tr. voor 1375 tr. Jacob Ghisen; hij tochtte haar toen aan een hofstad in de Waalstraat (te Oegstgeest?) (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 55; Hoek, 'Wassenaar', 640). Hij verkocht 27 mrt. 1383 1½ morgen land (de Bredecamp) te Zoeterwoude; zegelde toen met een ankerkruis, rechtsboven een verkorte dwarsbalk met daarboven een onduidelijke figuur (Ke. 834).
III. PIETER VAN LEYDEN.
ovl. tussen 4 feb. 1368 en 17 mrt. 1370 (Ke. 322 f. 37v. en GvH. 226 f. 123v.).
functie:
schepen 1359-60, 60-61; burgemr. 1364-65, 66-67.
beroep:
wijnkoper? (indien hij identiek is met Pieter van Leyden, verm. 1349, RAGeld., Hert. Arch. 742 f. 14).
woonhuis:
een stenen huis aan de Breestraat hoek St. Pieterskerksteeg, afkomstig van zijn vader; na zijn dood woonde zijn weduwe hier; hierop bezat St. Pieterskerk 10 s. rente (zie heer Pieter van Leyden; Ke. 322 f. 37 en GvH. 740 I NH. f. 46v.).
huisbezit:
een huis en erf aan de Vollersgracht, 4 feb. 1368 in leen opgedragen aan St. Pieterskerk, te verheergewaden met 4 s. rente, dit omdat zijn stenen huis c.a. te weinig opbracht. Behoorde 1363 tot degenen die te Leiden hofstedehuur aan de graaf betaalden; voor welke hofstad is onbekend (GvH. 19 f. 11v.).
landbezit:
* ca. 9 morgen land te Koudekerk a.d. Rijn,
* 12 morgen 255 roeden land te Zwieten onder Zoeterwoude,
* 4 morgen land te Karsken onder Valkenburg,
* 5 morgen land wrsch. te Valkenburg, afkomstig van Nanne van Vorenbroek,
* 2½ morgen land te Honselersdijk, gekocht van Dirk veren Bavenz. (met grfl. instemming 31 mei 1353 ten vrij eigen verkocht; GvH. 244 f. 37).
Genoemde goederen ontving Pieter van de graaf in leen, zij waren gekocht met gelden verkregen uit zijn aandeel in de opbrengst uit de verkoop van land te St. Maartensdijk afkomstig van zijn oom Pieter van Leyden. Van zijn deel van 70 £ resteerde nog 34 s. 3½ p., die hij met zijn moeder en de erfgenamen van zijn vader nog in leenland diende te beleggen (GvH. 243 f. 5).
* 6 morgen 12 gaard land te Boschuysen onder Zoeterwoude, in pacht gehouden van de abdij van Egmond (zie hfdst. 6).
* 4 à 5 morgen land, de Cruysmade aan Waddinger Vliet te Zoeterwoude, gekocht van Jan Gerrit Heinenz.z. (Rottier), in leen uitgegeven (Ke. 827); hij kocht missch. van deze ook de Oude Venne te Zoeterwoude (vgl. zijn zoon IJsbrand).
* 10 morgen land te Stompwijk en de woning daarbij, Polaans leen, na opdracht door zijn broer Dirk Poes (Nass. Dom. 44 (6461) f. 335).
* een kamp land op de Hogewoerd, bij de vesten, verm. 30 mei 1360; hij gaf hierin 11 apr. 1367 een hofstede uit tegen 22 s.pay. rente p.j.; binnen een half jaar dienden hierop huizen te worden gebouwd waarop de rente zou worden gevestigd; zie ook rentebezit (Ke. 901 en 416 f. 80v.-81).
rentebezit:
* 1 £ pay. op een huis en erf op de Hogewoerd in de camp, 16 jan. 1384 verm. in bezit van zijn erfgenamen (W. 428 f. 67).
* 1 apr. 1367 22 s.pay. ald. (zie landbezit).
varia:
droeg 30 juli 1332 al zijn goed, eigen en leen, roerend en onroerend, op t.b.v. zijn ooms Gerrit Heinenz. Rottier en Gerrit Alewijnsz., om ze voor hem te beheren en ermee te handelen voor hem en zijn broer (Hendrik Rottier?), tot hij 20 jaar was (GvH. 243 f. 93); hij hield bij Leiden een korentiende in leen van de graaf, afkomstig van zijn vader (zie het leenbezit van zijn vader en zoon Jan).
familie:
tr. Bartrade Hendriksdr. van Alkemade (zie ald.); hij tochtte haar 4 juli 1353 aan de mindere helft van zijn leengoed (GvH. 244 f. 40); zij ovl. na 30 mei 1394 (Hoek, 'Rept. Hontshol', 249). Kinderen: 1.Jan van Leyden, volgt IVa.
ovl. na 1417-18 (Ke. 323 (11) f. 42v.).
landbezit:
* 3 mei 1370 4 à 5 morgen land, de Cruysmade aan Waddinger Vliet, te Zoeterwoude, samen met zijn broer Dirk gekocht van Dirk van Hairlem Pietersz., die het van hun broer Jan in leen hield (ontvingen zij het ten vrij eigen of bleef het leenland? Ke. 827). Bezat wrsch. ook de Oude Venne te Zoeterwoude (zie landbezit van zijn dr. Sophie; dit land behoorde evenals de Cruysmade oorspronkelijk aan Jan Gerrit Heinenz.z. (zie Rottier).
varia:
was 1370 wrsch. onmondig, toen zijn oom Hendrik Rottier voor hem optrad (Ke. 827).
familie:
verm. als maag van vaderszijde van Floris van Rijsoorde 15 mei 1396 en 3 jan. 1397 (zie Gerrit Alewijnsz. c.s.); tr. Alijd (Kam, 'Memorieboek', 214).
kinderen:
a. Sophie
ovl. voor 3 apr. 1428, begr. St. Pieterskerk (Ke. 416 f. 79, Kam, 'Memorieboek', 214).
landbezit:
1/3 van 6 morgen land (de Oude Venne) te Zoeterwoude, nagelaten aan haar tante Machteld (Ke. 416 f. 79).
familie:
tr. Jan Hugenz. (Kam, 'Memorieboek', 214).
b. Pieter van Leyden
(ibidem, 214).
landbezit:
* 3 morgen 2½ hond land te Oegstgeest, 19 juni 1382 verkocht aan de H. Geest; vrijwaring beloofden naast hem Jan van Leyden en Bertelmeeus van Zwieten (W. 428 f. 45v.).
* land te Zoeterwoude, verm. 9 okt. 1385 in een belending, samen met dat van Dirk van de Werve (Ke. 836).
borgstelling:
3 jan. 1410 Claar Wouter Keysersdr. (Secr. 20 f. 32).
ovl. 29 okt. 1388 tijdens studie te Heidelberg (Ke. 416 f. 11v.).
functie:
priester, kanunnik van St. Pancraskapittel (Ke. 416 f. 11v.).
landbezit:
* 2½ morgen land te Zoeterwoude, samen met Jacob Ghisen bezeten en gemene voor gelegen met het land van de H. Kruis kapelanie te Alkmaar; door hen 9 okt. verkocht met consent van Dirk Poes Jansz. van Leyden, die Jacob Ghisen alle verband kwijtschold op voornoemd land (Ke. 836 en 864).
* land te Zoeterwoude, samen met Hendrik Rottier bezeten, belendend aan de Cruysmade; verm. 3 mei 1370 (Ke. 827).
schenking:
het jaar van gratie van zijn prebende aan St. Pancraskapittel (Ke. 416 f. 11v.).
beroep:
wijnkoper (1409-10, Ke. 323 (8) f. 22), drapenier (1306-09, Secr. 1381).
landbezit:
land te Zoeterwoude, verm. 9 okt. 1385 samen met land van zijn broer Dirk in een belending (Ke. 836).
varia:
was betrokken bij de moord op Jan Hellebreker (1392, Rek. Lei., I 15, Blok, Rechtsbronnen, 35).
familie:
dochter:
a. Machteld
verm. 3 apr. 1428 in het testament van Machteld Pietersdr. van Leyden (Ga. 456 p. 190).
tr. Willem Foytgen (Ga. 440 f. 19, zie Bort).
IVa. JAN VAN LEYDEN
ovl. tussen 11 mei 1418 en 24 dec. 1420 (Holl. Leenk. 384 f. 127; GvH. 712 f. 3v.).
functies:
schepen 1379-80, 93-94, 1406-07; burgemr. 1381-82; schout 1383; gasthuismr. 1399-1400, 01-02, 02-03, 03-04, 04-05, 05-06, 06, 08-09, 09-10, 12-13, 14-15; kerkmr. van St. Pieterskerk 1397-98, 1413-14.
beroep:
exploiteerde wrsch. een steenplaats (ca. 1400, Ga. 444 f. 10v.); won turf (zie landbezit).
woonhuis:
het stenen huis aan de Breestraat, hoek St. Pieterskerksteeg, afkomstig van zijn vader (zie ald. en vergl. Lhorst. 1 f. 110v.); hierop had Pieter Jacobsz. 20 p. rente (Holl. Leenk. 384 f. 127).
huisbezit:
een huis en erf aan St. Pieterskerkhof, verm. 2 apr. 1383-29 mei 1405 (GvH. 67 f. 2; Ga. 455 f. 28 en 45v., 456 p. 41, laatste verm. betr. belending aan St. Pietersnieuwsteeg).
molen:
een ½ molen in St. Pietershoeve aan de Vliet, verm. 7 nov. 1398 (Kleijntjes, 'De molen op den Vliet', 1-2; Van Oerle, Leiden, I 192), wrsch. gekocht van Simon Bort; voor het erf waarop de molen stond, ontving St. Pieterskerk een rente; dit erf en vermoedelijk de ½ molen, waren 1412/13 niet meer in zijn handen (Ke. 323 (1) f. 8 en volgende rek.; 323 (9)).
landbezit:
* (wrsch. 17 mrt. 1370) 14 morgen land te Zwietersluis, Zoeterwoude, kreeg hiervan 26 dec. 1387 5 morgen ten vrij eigen en droeg in ruil op:
* 26 dec. 1387 5 morgen land te Groenendijk; gekocht van zijn broer Dirk van de Werve; beleend met ledige hand 1390 (GvH. 226 f. 123v. en 268, Holl. Leenk. 708 f. 102bis).
* (wrsch. 17 mrt. 1370): 8½ morgen land te Koudekerk,
* 5 en 2½ morgen land te Valkenburg,
* 4 morgen 1 hond land te Katwijk en:
* 1½ tot 2 morgen land aan de Leidse vaart te Zoeterwoude, alles in leen gehouden van de graaf, beleend met ledige hand 1390, verm. bovendien 13 mei 1400 (GvH. 226 f. 123v., 708 f. 6, 200 f. 88v.).
* 22 aug. 1370 10 morgen land te Stompwijk en de woning daarop, Polaans leen, afkomstig van zijn vader (Nass. Dom. 44 (6461) f. 335).
* 6 morgen 12 gaard pachtland van de abdij van Egmond te Boschuysen onder Zoeterwoude (zie hfdst. 3).
* 4 tot 5 morgen land, de Cruysmade aan Waddinger Vliet te Zoeterwoude (in leen uitgegeven), afkomstig van zijn vader; gaf deze missch. 3 mei 1370 ten eigen aan zijn broers Dirk en IJsbrand (Ke. 827).
* land op de Hogewoerd, afkomstig van zijn vader, verm. 8 dec. 1390 (Secr. 84 f. 290v.).
* land te Oegstgeest op de Mersche, verm. 15 mei 1371 (Ke. 493 f. 63v.).
* 3 morgen 2 hond 8 roeden veenland tussen Zegwaard en Zevenhuizen samen met Hendrik Willemsz. voor 16 juli 1394 gekocht; erop rustte grfl. erfpacht en lastgeld (GvH. 228 f. 133).
rentebezit:
* een rente met houde op een huis en erf aan het einde van Huge Claasz.'s steeg van der Burch (van Floris Gijsbrechtsz., sinds 10 mei 1395 Claas Willemsz. Bort; GvH. 228 f. 169).
* 40 s.pay. met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 25 jan. 1395 (RA. 50 f. 8v.).
* 44 groten pay. op een huis en erf in het Nieuweland, verm. 26 feb. 1399 (Secr. 1529).
* 36 groten oude pacht op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 53).
* 12 p.g.g. op een huis en erf te Leiden, verm. 1410 (RA. 50 f. 96).
* 32 groten met houde op een achterhuis te Leiden, verm. 1409 (Secr. 84 f. 79 en v.).
* 22 s.pay. met houde, verm. 27 apr. 1410 (is dit de rente op een huis en erf aan de Hogewoerd afkomstig van zijn vader en later in handen van zijn schoonzoon? RA. 50 f. 96v. en Ke. 416 f. 80v.-81).
* 9 okt. 1410 5 Eng. nobel (schuldbrief), afgeschat 1411 (RA. 50 f. 110).
* 22 s.g.g. met houde, op Claas Jansz. Vos' huis en erf, 29 mrt. 1416 afgeschat (RA. 50 f. 137 en 139v.).
* 1 £ pay. met houde op een huis en erf, verm. 6 dec. 1416 (RA. 50 f. 156).
* 12 sep. 1415 3 s. 4 p.pay. pandrente op voornoemd huis en erf (RA. 50 f. 166).
* 10 sep. 1416 3 s. 4 p.pay. pandrente op voornoemd huis en erf (ibidem).
* 14 mei 1417 4 £ pay. op hoger genoemd huis en erf (ibidem).
borgstelling:
1 mrt. 1399 Gijsbrecht Dirksz. (Secr. 19 f. 111v.).
varia:
zegel: 3 leeuwen (2:1), over het geheel een dwarsbalk met 3 sterren (Ke. 975, 24 jan. 1380); 17 mrt. 1370 beleend met een tiende tussen Leiden en Rodenburgerlaan door de graaf; 1390 beleend met ledige hand, verder verm. 13 mei 1400; GvH. 226 f. 123v., 708 f. 6, 200 f. 88v.); huurde de Leidse wijnkraan m.i.v. 2 feb. 1391 voor 2 jaar (Secr. 84 f. 326v. en 327). Stond 18 apr. 1392 borg voor 1/3 voor Wolbrand Keysersz. bij de verzoening inzake Jan Hellebrekers dood (Blok, Rechtsbronnen, 35; Rek. Lei., I 15); behoorde 15 mei 1396 en 3 jan. 1397 tot de magen van vaderszijde van de vermoorde Floris van Rijsoirde (zie Gerrit Alewijnsz. c.s.); bezegelde als vriend en maag 1 sep. 1417 de kapelaniestichting door Jacob van Rijsoirde (Ke. 322 f. 30v.).
familie:
tot zijn familie behoorde Claas Dirksz., die 3 mei 1396 poorter werd en toen zwager (schoonzoon) van Jan van Leyden werd genoemd (Secr. 19 f. 108). tr. voor 23 okt. 1380 Geertruud, dr. van heer Floris van Adrichem (Thierry de Bye Dólleman, 'Aanvullingen', 259; Ke. 407 f. 11a, genealogie door Van Hout, zoals opgesteld door mr. Vincent Cornelisz.).
kinderen:
landbezit:
24 dec. 1420:
* 9 morgen land te Zwietersluis, Zoeterwoude;
* 5 morgen land te Groenendijk,
* 8½ morgen land te Koudekerk,
* 5 en 2½ morgen land te Valkenburg,
* 4 morgen 1 hond land te Katwijk,
* 1½ tot 2 morgen land aan de Leidse vaart, Zoeterwoude, alles grfl. leen, afkomstig van zijn vader (GvH. 712 f. 3v.).
* 6 morgen land te Boschuysen, Zoeterwoude, afkomstig van zijn vader, 16 feb. 1430 in pacht ontvangen van de abdij van Egmond tegen 13 s. 4 p. p.j.; 19 dec. 1433 verkocht aan de abdij (Egmond 602).
varia:
24 dec. 1420 beleend met een korentiende te Leiden tussen de stad en Rodenburger laan, langs de Leidse vaart (GvH. 712 f. 3v.).
familie:
tr. Bartraad Dirksdr. van der Speck (GvH. 712 f. 104v.; Ke. 407 f. 111a), hij tochtte haar 3 aug. 1429 aan de mindere helft van zijn leengoederen (GvH. 712 f. 104v.).
Ke. 407 f. 111a)
tr. Frank mr. Pieter Michielsz.z. (Ke. 416 f. 80v.-81, zie Van den Hove).
Kinderen van waarsch. deze Jan van Leyden waren (RA. 41b f. 368-369 en v., med. W. van Duijn te Sassenheim):
a. Baarte
tr. Willem Bort
b. Aleid
tr. Floris van Foreest (zie voor hen Floris Montfoirdenz.)
IVb. DIRK VAN DE WERVE
ovl. 1417-18? (Ke. 323 (11) f. 17; RA. 50 f. 186).
functies:
schepen 1378-79, 88-89; schout 1390; kerkmr. van St. Pieter 25 juli-11 nov. 1400; burgemr. 1400-01.
beroep:
wijnkoper (1381-82, GvH. 1468 f. 34), korenkoper (1405-06, Ga. 334 (13) f. 13v.).
woonhuis:
in het Gasthuisvierendeel ca. 1390 (Blok, Hollandsche stad, I 324).
landbezit:
* 5 morgen land te Groenendijk, voor 26 dec. 1387 verkocht aan zijn broer Jan (GvH. 226 f. 268).
* 3 mei 1370 4 tot 5 morgen land, de Cruysmade aan Waddinger Vliet te Zoeterwoude, gekocht samen met zijn broer IJsbrand van Dirk van Hairlem Pietersz., die het in leen hield van Jan van Leyden, hun broer (ontvingen zij dit leen ten vrij eigen? Ke. 827). Is het dit land dat 9 okt. 1385 te Zoeterwoude in een belending wordt verm.? (Ke. 836).
* verm. 14 apr. 1409 als belender van een erf aan de Mare (Klo. 607).
* een erf van ca. 5 roeden in Jan Vossensteeg te Marendorp, uitgegeven; verm. 23 mei 1425 (Ga. 980 f. 8).
rentebezit:
* 21 sep. 1394 een schuldbrief van 25 £ op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 13).
* 3 dec. 1384 27 s.g.g. met houde (44 groten gerekend voor 1 Frans schild) op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 200).
* 12 juli 1407 58 s. 10 p.g.g. pandrente op voornoemd huis en erf (ibidem).
* 17 jan. 1409 23 s. 4 p. 1 hallinc g.g. en 35 s. 11 p.g.g. pandrente op ditzelfde huis en erf (ibidem).
* renten op huizen en erven te Leiden, verm. 29 juli 1397 (RA. 50 f. 17).
* 23 dec. 1415 11 bot op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 200).
borgstelling:
* 22 dec. 1390 heer Willem van Cralingen (Secr. 19 f. 85v.).
* 21 okt. 1402 Pieter Jansz. en Bokel Jansz., diens broer (Secr. 20 f. 12).
* 1 mrt. 1409 Hein, heer Jacob van Rijsoirdes knecht (Secr. 20 f. 33).
varia:
zegel: 3 leeuwen (Ke. 495, 18 okt. 1388); stond 18 apr. 1392 voor 1/3 borg voor Wolbrand Keysersz. bij de zoen na Jan Hellebrekers dood (Blok, Rechtsbronnen, 35; Rek. Lei., I 15); beloofde 27 jan. 1409 vrijwaring t.b.v. Gerrit Matthijsz. (Ke. 417 f. 138 en v.).
familie:
behoorde tot de magen van vaders zijde van Floris van Rijsoirde (15 mei 1396 en 3 jan. 1397, zie Gerrit Alewijnsz. c.s.). tr. Lutgard, dr. van Gerrit Heerman (zie Willem Luutgardenz. c.s.), ovl. 1409-10, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (8) f. 13v.).
kinderen:
functie:
15 juni 1412 aangesteld tot vicaris van de door Herman Willemsz. gestichte kapelanie (Ke. 169).
ovl. na 3 apr. 1428 (Ga. 456 p. 190).
(Ke. 407 f. 176)
tr. Gerrit Andries Nannenz.z. (Klo. 858 f. 42; zie Van Lis).
tr. Baarte Dirk Simonsz.dr. (GvH. 228 f. 141v.).
Vb. PIETER VAN LEYDEN DIRKSZ.
ovl. 1428-29 (Van Zijl, 'Neef van de leenheer', 196).
functie:
schepen 1409-10; burgemr. 1410-11, 11-12; homan van het Wanthuisvierendeel 1404 (Secr. 84 f. 272v.).
beroep:
wijnkoper (1409-10; Ke. 323 (8) f. 22).
woonhuis:
in het Wanthuisvierendeel (Secr. 84 f. 272v.); woonde wrsch. 1417-18 aan het Rapenburg (Ke. 323 (11) f. 43v.).
landbezit:
21 sep. 1404 land te Stompwijk, leen van de hofstad Zwieten (Hoek, 'Rept. Zwieten', 102-103).
rentebezit:
* 2½ en 4 nobel lijfrente t.l.v. de stad, resp. samen met Dirk Bokel en Luutgard, zijn kinderen, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 22v.).
borgstelling:
* (waarschijnlijk) 20 juni 1403 Jan van der Capelle (Secr. 20 f. 13v.).
* 15 mei 1407 Pieter Hollant (Secr. 20 f. 26).
* 18 mrt. 1409 Gerrit die Goudsmit (Secr. 20 f. 33).
?* 11 jan. 1412 Pouwels Gijsbrechtsz. (Secr. 20 f. 42v.).
* 5 feb. 1413 Simon Claas Moenenz.z. (Secr. 20 f. 45).
varia:
zegel: een dwarsbalk beladen met 2 vijfpuntige sterren; hartschild: een ankerkruis vergezeld van 3 leeuwen (W. 989, 30 okt. 1409); pachter van de tiende van Zoeterwoude 1404 (GvH. 1481 f. 10v.); van de Leidse bieraccijns verm. 6 mrt. 1407 (RA. 50 f. 60v.).
familie:
tr. Katrijn, zij bezat met haar dochter Bartraad 4 nobel lijfrente ten laste van de stad, met haar zoon Gerrit 2½ nobel, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 22v.).
kinderen:
ovl. 1417-18, begr. St. Pieterskerk (Ke. 323 (11) f. 17).
bezat met haar vader 4 nobel lijfrente (zie hoger).
ovl. voor 1459 (Hoek, 'Rept. Zwieten', 103); bezat 4 nobel lijfrente, samen met haar moeder bezeten (zie hoger).
ovl. 1430-31 (Hoek, 'Rept. Zwieten', 103); bezat 2½ nobel lijfrente, samen met zijn moeder (zie hoger). tr. wrsch. Ermgard, ovl. na 25 aug. 1431 (Van Zijl, 'Neef van de leenheer', 199).
Tot dit geslacht behoorde missch. ook Huge van Leyden, grafelijk knaap, pachter van de grafelijke hoeven te Leiden na Jan Aarndsz. van Leyden, d.w.z. na 1317; ovl. voor 8 aug. 1322 (GvH. 243 f. 30v., Hamaker, Rek. Holl., I 78).
Auteur | Fred van Kan |
Publicatie | Het Leidse Patriciaat |
Home | www.oudleiden.nl |