P.J.M. de Baar
Inleiding Stadssecretaris Jan van Hout was een super-regelneef. Toen in 1607 onduidelijkheid, om niet te zeggen ruzie, ontstond over waar precies de grens liep tussen De Vennip en Hillegom, was het op zijn lijf geschreven om dat tot op de bodem uit te zoeken en grondig te ‘regelen’. En dat heeft hij gedaan! Samen met Jasper van Banchem, een maatje waarmee hij al heel wat uren in allerlei schuiten had doorgebracht bij het uitzoeken van diverse zaken waar het vooral het Haarlemmermeer en de aangrenzende streken betrof, mocht hij ook dit keer weer een klusje opknappen. Op zijn gründliche manier spitte hij alle archieven door waarin ook maar een snipper informatie over die grens zou kunnen zitten, liet stukken elders kopiëren, nam contact op met werkelijk iedereen die er maar wat van zou kunnen weten en hield een uitvoerig ‘verbaal’. Dat werd bijgehouden zodra hij maar even een pauze daarvoor kon benutten, of mogelijk zelfs tijdens het varen, zodat het meteen na terugkeer in Leiden afgesloten kon worden. Zo is ook het verbaal van werkelijk alles wat maar op deze grensscheiding betrekking heeft in zijn handschrift tot ons gekomen. Gelukkig heeft hij een klerk een net-afschrift laten maken, want dat leest heel wat gemakkelijker. Dit is dan ook voor de transcriptie gebruikt, al wijkt dat net-exemplaar hier en daar een paar letters af van het concept; Van Hout heeft zelf ervoor gezorgd (door het zorgvuldig te collationeren) dat die afwijkingen niet belangrijk waren. En het vervolg is wel in het (klad)handschrift van Van Hout, op de twee laatste brieven na, die na zijn dood door zijn opvolger geschreven zijn. Indrukwekkend zijn vooral zijn talloze berekeningen; wie die bladzijden vol cijfertjes ziet, zal meteen beseffen hoeveel tijd het hem gekost moet hebben om dat allemaal op een moeizame en ingewikkelde manier uit te rekenen. Hij was als het ware zelf een soort zakjapannertje; zelfs met behulp van zo’n apparaat is ook nu het berekenen nog niet gemakkelijk. Het doet onze bewondering voor Jan van Hout maar weer eens stijgen… De Vennip / Hillegom De Vennip was een haast ontvolkte ambachtsheerlijkheid die in 1553 door de stad Leiden werd gekocht ter bescherming van de rechten die het had op de visserij in het Haarlemmermeer. Door afspoeling was het in oppervlakte enorm achteruitgegaan, waarbij het in twee delen uiteengevallen was: een paar eilandjes in de Meer en een stuk land tegen Hillegom aan. Dit was in 1588 opgemeten door Symon Fransz. van Merwen en de toen gemaakte kaart werd door Van Hout als voornaamste bron gebruikt bij de grensscheiding. Voor zijn eigen gemak maakte hij een Register van de nieuwe metinge van De Vennip [Stadsheerlijkheden inv.nr. 28]. Daarin vermeldde hij, kennelijk overgenomen van de kaart, van elk kavel het nummer, de grootte en de naam van de eigenaar. Op die namen heeft hij een index op voornaam gemaakt, waarbij van iedere grondeigenaar meteen gezien kon worden welke kavels met welke oppervlakten die bezat. Die index is los bijgevoegd. In de linkerbovenhoek van het Register heeft Van Hout genoteerd, wellicht pas in 1607: “1588. Dit register te verschrijven; in elcke zijde niet meer te stellen dan 4 pertiën mit de belenden van elcke pertie omme daerop aen te teyckenen de veranderingen van de eygenaers ende de bezwaringen.” Kennelijk had hij een register voor ogen op de manier van het register Vetus, waarin als een soort kadaster alle eigendomsovergangen en dergelijke per perceel geregistreerd zou worden. De kaart van Van Merwen is nu niet meer aanwijsbaar, maar uit inv.nr. 59 blijkt dat die kaart op 16 februari 1818 uitgeleend werd aan W.B. Huijgens, de burgemeester van De Vennip, wellicht in het kader van de grensbepaling, die op 18 februari 1818 door de landmeter van het kadaster J. van Beek in een proces-verbaal werd vastgelegd. De kaart werd pas op 23 oktober 1820 op het stadhuis terugbezorgd. Omdat wel de grens met Hillegom vastgelegd was, maar niet de grens in de Meer met b.v. Aalsmeer, gebeurde dat alsnog op 8 juli 1826. De Vennip besloeg toen een enorm stuk water; omdat de droogmaking van de Meer op zich liet wachten, konden twee pogingen van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland om De Vennip te voegen bij Hillegom niet tot resultaat leiden. Pas bij wet van 11 juli 1855 (Staatsblad nr. 96) werd opruiming gehouden onder al die kleine gemeenten, soms (net als De Vennip) onbewoond, en vond de samenvoeging van De Vennip met Hillegom plaats, ingaande 15 augustus 1855. De gedeelten ten oosten van de Ringvaart van de Haarlemmermeer gingen naar Noord-Holland en de nieuwe gemeente Haarlemmermeer. De door Jan Pietersz. Dou gemaakte kaart op perkament van de nieuwe scheidslinie uit 1608 is bewaard gebleven (PV_PV71480), maar is wel lastig te interpreteren. Of ook deze kaart nog een rol gespeeld heeft in 1818, is niet bekend. Veel brieven en andere losse stukken die in 1607-1608 door Van Hout ontvangen zijn, bleven bewaard (inv.nr. 31, 10 stuks). Waar er drie zaken speelden, de nieuwe grensscheiding, de herziening van de kohieren van met name de verponding door de verschoven grens en de afkoop van de tijnsen door Claes Jansz. Verwer, heeft Van Hout er twee succesvol kunnen afronden (maar vraag niet ten koste van hoeveel inspanning), waar men daarna eeuwenlang gemak van had. De kwestie van de tijnsen was echter afhankelijk van een derde (Verwer), die niet erg toeschietelijk bleek. De reis van Van Hout naar het zuiden, zijn ziekte en uiteindelijk overlijden verhinderde dat hij ook die laatste zaak succesvol zou afronden. Van Hout kon heel hard en grondig werken, maar derden kon hij toch niet altijd dwingen… Transcriptie Archief Stadsheerlijkheden en Vroonwateren inv.nr. 30. VERBAEL AENGAENDE DE QUESTIE DE STADT VAN LEYDEN BEJEGENT ANGAENDE ’T SCHEYT VAN DES STADTS LIMITEN VAN DE HEERLICHEYT VAN DE VENNIP JEGENS DIE VAN HILLEGOM. In de marge: Voor mij om gevoucht te werden bij den stucken. Nota: Te leggen in deliberatie van die van de Gerechte of men niet vorder mit die van Hillegom en zal procederen tot zuyveringe van de collectboucken zo van de verpondinge als morgengelden omme zulx geheel van den anderen te zijn. Opten 8en novembris 1608 bij die van de Gerechte hierop resolutie genomen om de collectboucken te zuyveren daer ic, Jan van Hout, toe gecommitteert zij. COMMISSIE OP BANCHEM EN MY, IAN VAN HOUT Alsoe Cornelis van Immerseel Cornelisz., schout van der stadt Leyden ambachtsheerlicheyt van De Vennip, den burgermeesteren ende regierders derzelver stede vertoont ende te kennen gegeven heeft hoe dat hem van schout, schepenen ende ambachtsbewaerders van Hillegom eenige moeyte ende ongebruyc bejegent ten opsichte van ’t scheyt van de voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip, soe es ’t dat dezelve zaecke geleyt zijnde in communicatie ende deliberatie mit ’t collegie van schout ende schepenen, representerende die van de Gerechte derzelver stede, dezelve van de Gerechte gecommiteert hebben ende committeren mitsdezen Jasper van Banchem, heurluyder medebroeder als beneffens het vroonmeesterschap eenige jaren lang ’t schoutampt van de voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip bedient hebbende, mitsgaders Jan van Hout, secretarys der voors. stede, omme hem mitte eerste gelegentheyt te vervougen opter voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip ende hem voor ’t eerste zoveel mogelicken es te informeren opte verschillen ende questiën ten opsichte voors. verresen, ende omme dezelve mit de voors. van Hillegom in der vruntschappe te verdragen ende af te handelen, ende zulcx doende blijckelicke ende kennelicke mercpalen ende scheytteyckenen te stellen, waermede niet alleen deze, mer alle toecomende zwaricheyden zullen mogen zijn ende blijven verhoet, gelijc zij ten meesten oorboor van dezer stede ende tot behoudenisse van derzelver gerechticheyt bevinden zullen te behoren. Aldus gedaen ter vergaderinge van de voors. Gerechte ende naer resumptie eyntelicken gearresteert opten 22en february anno 1600zeven. [fol. 2] Omme welcke commissie hiervoren overgescreven te beginnen ende voltrecken, hebben de voorn. gecommitteerden voor ’t eerste doen depescheren de volgende drie missiven: 1e. Den eersamen onzen goeden vrunden schout, schepenen ende ambachtsbewaerders van Hillegom, onze goede vrunden ende nagebuyren. Eersame, goede vrunden ende naergebuyren, naer onse minlijcke groetenisse, Wij zijn deur onsen schout van de ambachtsheerlicheyt van De Vennip bericht van eenige moeyten ende misverstant alrede verresen ende die vorder verducht werden aengaende ’t scheyt van onze voors. ambachtsheerlicheyt ende U E. ambacht van Hillegom, ende alzoe zodanige questiën gemeenlicken zeer teder zijn ende grote moeyten ende zwaricheyden mit hem brengen, zo zouden wij zeer gaerne dezelve (zoo ’t mogelicken es) mitter minne verdragen ende uyter wege brengen; hebben daeromme goetgevonden eenige uyten onsen te committeren die hen bij Uwer E. zullen laten vinden op woonsdage toecomende en veertien dagen, dewelcke wezen zal den 14en der anstaende maent marty, goetstijts des margens jegens negen of tien uyren, ernstelicken ende op alle vruntschappen begerende dat Uwer E. daerentegens gelieve alles te prepareren, zo de getuygen die hierop zullen dienen gehoort, brieven, tytelen ende alle vorder bescheyt daertoe dienlijcken, omme onse voors. gecommitteerde te mogen dienen tot vrundelicke onderrechtinge van de gelegentheyt der zaecken ende wechneminge van alle geschillen ende misverstanden, ende tot dien eynde van uwer zijde oock te verscrijven ende aldaer jegenwoordich te laten vinden dengeenen die ’t angaet en behoort; wij en zullen niet laten U E. in den onsen te doen bejegenen mit aller vruntlicheyt ende mitterdaet te betonen dat wij mit ons gebuyren geen questiën of onminne en begeeren, mer mit dezelve te voeden ende onderhouden gebuyrsaemlicke vruntschappen, mit behout van eens yegelix gerechticheyt ende dezen tot geenen anderen eynde dienende, bevelen wij u onze Eersame, goed vrunden ende naergebuyren, in [fol. 3] Godtlicke schut en scherm ter zalicheyt. In Leyden dezen 25en february zestienhondertzeven. Uwer E. goede vrunden en naergebuyren, de burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden. 2e. Den eersamen ende zeer voorsienigen Cornelis Cornelisz. van Immerzeel, schout van de ambachtsheerlicheyt van De Vennip, wonende tot Lisse. Heer schout, naer mijne vruntlicke anbiedingen. Ic zeynde Uwer E. mits dezen missyf van burgermeesteren aen die van Hillegom, mit een copie vandien, daeruyt U E. zal verstaen wat aen hemluyden gescreven wert ende hem in ’t vorder weten mach waernaer te gedragen; ’t zal u gelieven u te vervougen naer Hillegom ende den brief zelf te overantwoorden ende mij te verwittigen bij missyf wat zij daerop zeggen. Gij zult u ten dage dienende oock aldaer laten vinden, mit u brengende niet alleen de caerte, mer oock de vorder stucken, ‘tzij protocollen, tijnsboucken ende ander bescheyt, dat Uwer E. De Vennip aengaende onder hem mach hebben, oock schicken dat an der hant mogen zijn eenige oude of andere personen die ons daerinne onderrechtinge zullen mogen doen; ’t waer oock goet, es ’t doenlicken, te becomen eenige brieven van eygendom of copiën autentyc vandien van de goede luyden die landen hebben op of omtrent het scheyt daer de questie gemoveert wert gelegen. Hieromme doet u naersticheyt gelijc de heeren burgermeesteren u ‘tzelve van harten betrouwen. Ick hebbe ten voorbescheyden dage mede bescreven om hem ter plaetse in questie te laten vinden Jan van Heusden als die lange jaren van tstadtswegen het schoutampt van De Vennip heeft bedient ende zulcx oock waerschijnlicken eenige kennisse vandien es hebbende, omme ons oock te dienen tot onderrechtinge voor zoveel mogelicken; ende blijft hiermede, heer schout, Godlicke schut ende scherm anbevolen. In Leyden dezen 25en february 1600zeven. Van mij, U E. dienstwillige vrunt, ende es ondergeteyckent: J. van Hout. [in de marge toegevoegd: Wij zijn der meeninge omme ten voorbescheyden dage ende tijde mitter vroonschuyte te comen aen de Beec tot Hillegom; zult derhalven gelieven ordre te geven datter een schuyte aen der hant mach zijn omme ons aen ’t hooch te voeren. [fol. 4] 3e. Den eersamen, wijzen ende zeer voorsienigen Jan van Heusden, bailly ende schout tot Noortwijck, mijnen gonstigen goeden vrunt. Eerzame, wijse, zeer voorsienige heere, gonstige goede vrunt, Mijnen heeren burgermeesteren dezer stadt Leyden als ambachtsheeren van De Vennip hebben eenige questie gecregen mit die van Hillegom aengaende ’t scheyt van de jurisdictiën ten wederzijden, ende alzoe U E. over eenige jaren (langen tijt) van dezer stede wegen ’t schoutambacht van De Vennip heeft bedient ende zulx waerschijnlicken ons in dezen zult connen onderrechtinge doen van der zaecken gelegentheyt, ende het zulx zij dat dezer stede gecommitteerden sich jegens woonsdage toecomende en veertien dagen dewelcke wezen zal den 14en der anstaende maent marty tot Hillegom zullen laten vinden omme alles (zoo ’t mogelic es) mitter minne te beslechten, so hebbe ic Uwer E. ten bevele van de heeren burgermeesteren mitsdezen oock wel willen verzoucken zich ten voors. dage goetstijts jegens negen of tien uyren smergens te laten vinden in den dorpe van Hillegom, mit u brengende uwe protocollen, tijnsboucken ende vordere stucken, die ende indien Uwer E. eenige ’t ambacht van De Vennip aengaende mach hebben bewaert, omme den gecommitteerden dezer stede te dienen tot onderrechtinge van de zaecken ende dezelve daerinne bij te staen van zijn goeden raet ende advis, onder eerlicke ende behoorlicke beloninge, ende zo ic mij des vertrouwe, dat hem Uwer E. in dezen gaerne zal laten gebruycken ende dese vruntschappe en dienst der stadt Leyden niet en zult weygeren, zal ic dezen hiermede eynden ende u, Eersame, wijze, zeer voorsienige heere, gonstige goede vrunt, Godtlicke schut ende scherm mitsdezen anbevolen. Mit haest in Leyden dezen 25en february 1600zeven. Uwer E. goede vrunt, ende is ondergetekent: J. van Hout. Op welc scrijvens de voorn. schout van Lisse ende De Vennip geantwoort heeft mit de volgende missyf: Den E. ende zeer voorsienigen Johan van Hout, secretarys der stadt Leyden, wonende in de Nonnesteech. Den brenger drie groot. [fol. 5] Heer secretarys. Ic hebbe op gistermargen lestleden het missive zelfs ter handen gestelt aen de gesubstitueerde schout tot Hillegom in presentie van Louris Henricxz. Croon, out-secretarys aldaer, ende hebbe henlieden het doubelt vandien voorgelesen, waerop sij mij voor antwoort gaven dat zij hen daernaer souden reguleren ende daermede wel tevreden waren dat zulcx zoude geschieden. Ic zal ooc schicken alle behouften ter materie dienende mede te brengen volgende U E. schrijvens. Dan ic meene noch eens middelretijt bij U E. te commen om van de saec te spreecken. Anders niet dan U E. den Almogenden bevolen. Tot Lisse desen 28 february 1607 stilo novo. Per U E. goeden vrunt, ende is ondergeteyckent: C. van Immerseel. Om de voorgenomen zaecke naer behoren jegens de voorgaende reys te prepareren, heeft de secretarys deurzocht de stucken die de stadt heeft de voors. ambachtsheerlicheyt angaende, ende bevonden dat: 1393 sondaechs naer St. Odulphusdach [=15-6-1393]. Dirck, burggrave van Leyden, ridder, heeft Henrick van Heemskerck, zijn neve, om dienst gedaen ende te doen ’t ambacht ende gerecht geheten De Vennep, belegen mit een water dat geheten es de Meer aen de zuytzijde, ende an de noortzijde mit wildernisse van den Hout, streckende aen dat ambacht van Hillegom, te houden te leen van de burggrave in alre manieren hij dat van Zijnen G[enadigen] heere de Grave van Hollandt hielt. Dat 1462 Tielman van Heemskerck; 1482 Adriaen Tielmansz. van Eemskerc; 1523 Tielman Adriaensz. van Eemskerck, elck in den zijnen, oock becomen zouden hebben de voorgaende ambachtsheerlicheyt. Vorder dat 1542 oct. 23 Jacob van Ligne, grave van Faulcquenberge, baron van Belloel, heere van Wassenaer, burchgrave van Leyden, heere van Monstreel, van Thullijn, van Ravengny, raet ende camerling van de Keyserlijcke Majesteyt, als man ende voocht van joncfrou Maria van Wassenaer, verleent Adriaen van Eemskerc Adriaensz. ’t ambacht ende gerecht geheten De Vennep mit alle zijn toebehoren, hem anbestorven bij ’t overlijden van Tielman van Heemskerck, zijn broeder, belegen een water dat geheten es de Meer aende zuytzijde, ende de noortzijde mitter wildernisse, streckende aen dat ambacht van Hillegom, te houden tot een oversterflicken erfleen, den jonger man voor ’t ouder wijff daer zij even naer zijn, te verheergewaden mit een muyter havick of 40 st[uyvers] daervooren, gedaen in jegenwoordicheyt Segers van Alveringen, meester van de Reeckenkamer, ende meester Adriaen Brasser, advocaet. Dat 1542 octobris 26 Adriaen van Eemskerc Adriaensz., schiltknape, voor Cornelis Bartoutsz, griffier, Vranck van der Houf ende Dirc van Leeuwen, leenmannen [fol. 6] opgedragen heeft ten behouve Zegelijns van Halveringen, heere tot Hofwegen, dat ambacht ende gerecht geheten De Vennip mit alle zijn toebehoren, belegen een water dat geheten es de Meer aen de zuytzijde ende aen de noortzijde mitter wildernisse van den Houte, streckende aen dat ambacht van Hillegom, etc. Dat 1542 novembris 22 certificatie verleden es voor Huych van Treslong, schout van Hillegom, bij Henric Bantsz., out 52 jaren, Dirc Tonisz., out 80 jaren, Claes Dircxz., out 52 jaren, ten verzoucke van heer Zeger van Alveringen, ritter, dat Bant Jansz., zijn vader, doen 70 jaren geleden eerst schout werde van De Vennip, ende dat hij denzelven menichmalen heeft horen zeggen dat hij een bezegelden brieff hadde horen lesen, dat een schout van De Vennip, boven alle dat de visscherije, vogelrije, tijnsen ende schouwen anging, eens ’s weex mocht jagen in alle graven wildernissen mit twee winden ende een spangoel, ooc in ’t ambacht aldaer schieten mocht reygers, puttoors ende alrehande vliegende wilt, uytgezeyt zwanen. Dat 1543 marty 17 investituyr gegeven es om Zegelijn van Halveringen, heere van Hofwegen, meester van de Reeckenkamer, van ’t ambacht ende gericht dat geheten es De Vennep mit alle zijn toebehoren belegen aen een water dat geheten es de Meer an de zuytzijde ende aen de noortzijde de wildernisse van den Houte, streckende aen dat ambacht van Hillegom, present Jasper van Treslong, bailly van Den Briel, ende meester Adriaen Brasser. Dat 1545 marty 26 investituyr gegeven ende verleent es om Pieter van Roen als oom ende voocht van Josue van Alveringen, in zijn leven reeckenmeester in Hollant, van ’t ambacht ende gerechte dat geheten es De Vennep mit alle zijn toebehoren, belegen aen een water dat genaempt es de Meer aen de zuytzijde ende noortzijde de wildernisse van den Houte, streckende aen dat ambacht van Hillegom, present meester Adriaen Brasser ende Barthout van Assendelft, secretarys. Dat 1552 juny 6 acte gepasseert es daerbij joncvrouwe Margriete van Roon, mit consent meesters Everaerts Nicolay, haren man, als momboirsche of voocht van haer kinderen, gewonnen bij heren Zegelijn van Alveringen, heer tot Hofwegen, ende bijzonder van Josue, haren zoon, vercoopt den burgermeesteren der stede van Leyden tot derzelver stede behouff, de heerlicheyt van De Vennep mit alle zijn toebehoren ende ancleven, zulcx als men die te leen houdende es van de Heere ende Huyze van Wassenaer, ende bekent voldaen te zijn mit een somme van 180 g[ulden] Dat 1552 juny 6 Jacob grave van Ligne, van Faulckenberge etc. als vader ende voocht van Phillips van Ligne, onsen zoon, heere van Wassenaer, burchgraef van Leyden, investituyr geeft Geryt Roelofsz. in den name ende ten profijte van der stede van Leyden van dat ambachte ende gerechte dat geheten es De Vennep mit alle zijn toebehoren, belegen aen een water dat genaemt es de Meer an de zuytzijde ende aen de noortzijde de wildernisse van den Houte, streckende aen ’t ambacht van Hillegom, presenten meester [fol. 7] Adriaen Brasser, advocaet, Geryt van Vackensteyn ende Johan van der Mersche. Dat de hofrechten ende heergewaden van ’t voors. leen vanouts geweest zijn na de brieven: 2 lb. [pond]; ’t zegel 6 lb.; registerine 6 lb.; clercq 39 s[chellingen=stuivers]; z[amen] 16 lb. 19 s. Dat 1558 february 17 Jacop van der Graft ende Claes Adriaensz., burgermeesteren, verhuyrt hebben Cornelis Pietersz., eertijts binnenjager van de za[liger] heer van Brederode, ’t schoutampt van De Vennip mit alle profijten horende tot dezelve ambochtsheerlicheyt, uytgezondert de visscherije, zes jaren lang om 7 gulden 4 stuyvers tsjaers, Baefmisse 1558 ’t eerste, ende jaerlix te leveren een registerken inhoudende specificatie van alle diegene die jaerlix den tijns betalen. Ende dat 1593 february 19 de Ridderschap, Eedelen ende Steden van Hollant ende Westvrieslant, representerende de Staten van denzelven lande, investituyr verleenen om meester Franc Duyc, burgermeester der stadt Leyden, in den name ende tot profijt van dezelve stadt, als daertoe bij de meerderheyt van stemmen van die van de Grote Vroetschappe van Leyden voors. vercoren zijnde in plaetse van Geryt Roelofsz. van der Mije, dat ambacht ende gerecht dat geheten es De Vennep mit alle zijnen toebehoren, belegen aen een water dat geheten es de Meer aen de zuytzijde ende aen de noortzijde de wildernisse van den Houte, streckende aen ’t ambacht van Hillegom, te houden vanwegen de Graeflicheyt ende Hoge Overicheyt van Hollant als bezitters van de heerlicheyden, goeden ende gerechticheyden van den Huyze van Wassenaer ende Zuytwijc, tot eenen onversterflicken erfleen. [het origineel hiervan bevindt zich in inv.nr. 10] Voorts heeft de voors. secretarys onderzocht ende bevonden dat ’t schoutambacht van De Vennip successivelicken es bedient geweest bij de volgende personen: Van ’t jaer 1558 tot 1568 bij Cornelis Pietersz., binnenjager Van ’t jaer 1568 tot de 2e troublen toe bij Cornelis Gerytsz. van Nieuwenhoven Van de voors. 2e troubles tot 1587 bij Jan van Heusden Van ’t jaer 1588 tot 1592 toe bij Symon Tomasz. van Zwieten als vroonmeester Van ’t jaer 1593 tot 1603 bij Jasper van Banchem als vroonmeester Ende van ’t jaer 1604 of tot noch toe bij Cornelis Cornelisz. van Immerzeel. ‘Twelck dusverre gezeyt zij zowel van de brieven ende titulen dewelcke onder de stucken ende papieren van de stadt zijn, de voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip angaende, mitsgaders van de schouten die [fol. 8] ’t schoutampt aldaer van ‘tstadtswegen bedient hebben. Opten 13en marty 1600zeven, zijnde de voorn. gecommitteerde bereyt om te vertrecken, hebben den schout van Lisse ende De Vennip verwitticht mit de volgende brieven: Sij behandicht Cornelis van Immerzeel, schout van De Vennip ende van Lisse, tot Lisse. In Leyden dezen 13en marty 1600zeven naermiddach ten vier uyren. Heer Schout, naer groetenisse. De heer schepen Banchem, ick ende den lantmeter reysen van dezen avont mit ’t sluyten van de poort uyt, om mergen mitten dach voor Hillegom te mogen zijn ende een uyr of twee tijts te hebben omme mitten anderen tevoren te mogen spreecken; ’t zal u gelieven u mitten dach te laten vinden tot Hillegom om ons waer te nemen, daervan u mit dezen expressen wel heeft willen verwittigen. Uwer E. goeden vrunt, ende is ondergeteyckent J. van Hout, secretarys. Alle de voors. zaecken invougen voorseyt tevoren bereyt wezende, zijn wij, Jasper van Banchem, schepen ende vroonmeester der stadt Leyden, ende Jan van Hout, secretarys der voors. stede, op dynsdage den 13en marty des lopenden jaers 1600zeven, medegenomen hebbende mr. Jan Pietersz. Dou, gesworen lantmeter, recht voor ’t sluyten van de poorten mitter vroonschuyte gereyst uyt Leyden ende quamen zulcx tot Hillegom in de Beecke den 14en smergens mitten daege, alwaer wij vonden Cornelis van Immerseel, der voors. stadt Leyden schout van De Vennip, tot dien eynde ‘sdaechs tevoren beschreven zijnde, ende hebben ten zelven tijde bij hulpe van Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouc, eenige innewoonder van De Vennip, ons geïnformeert opte gemoveerde questiën, te weten van de plaetsen daer de schouten van De Vennip tot noch toe jaerlix haer schouwen aengeleyt hadden, ende van de plaetsen daer die van Hillegom pretendeerden dat die behoorden te werden aengeleyt, in denwelcken zij van Hillegom meest volchden ’t zeggen ende de aenwijsingen van Louris Henricxz. Croon, out-secretarys, ende van Jan Henricxz., timmerman, zijn broeder, ende hebben zulx de mate daer op doen leggen bij de voorn. meester Jan Pietersz. Dou, ‘twelc doende bevonden es: Ten opsichte van de Beecke, langs dewelcke heenen gemeten es beginnende beneffens den [fol. 9] buytensten cant van den zuytvleugel der steenen brugge die over de Beeck leyt, de plaetse daer Banchem ende Immerzeel verclaerden dat zij gewoon waren haer schou te beginnen ende aen te leggen, quam op: 58 roeden 3 voeten 7 duymen, verdeelinge van tienen, gelijc wij in dezen alomme gebruyct hebben, ende dat de plaetse bij de voorn. van Hillegom gepretendeert ende bij hem mit een gesteecken paeltgen angewezen, quam op: 59 roeden 5 voeten 4 duymen, wezende zulcx ’t verschil in dezen: 1 roede 1 voet 7 duymen. Sijn voorts van daer gegaen opte Elsbrouckerlaen, ende aldaer de mate beginnende recht in ’t midden van den Heerwech die wij breet bevonden: 1 roede 7 voeten, ende gecomen zijnde ter lengde van: 29 roeden 6 voeten, te weten teynden de geest of croften ter plaetse daer de weyden beginnen, lieten wij ons beduncken dat aldaer ’t begin behorende genomen te werden, ende dat de stadt op de metinge van den jaere 88 quade anwijsinge zoude zijn gedaen, in welcke onze achterdencken wij deur verscheyden andere zaecken gelijc hiernaer zal werden angeroert gestijft ende gesterct zijn geweest, ende voorts metende, hebben bevonden dat de plaetse daer Banchem ende Immerseel aenwesen dat zij haer schouwen jaerlicx plachten aen te leggen ende te beginnen, quam ter lengde van 53 roeden 3 voeten, ende bij de voorn. van Hillegom gepretendeert ende mit een gesteecken paeltgen aengewesen ter lengde van: 54 roeden 4 voeten, invougen dat ’t verschil in dezen zoude zijn: 1 roede 1 voet. Ten laetsten zijn van daer gegaen opte Venneperlaan ende aldaer de mate beginnende uyt de west- of noortwestzijde van de wech, aen de heyninge, ende gemeten hebbende ter lengde van 73 roeden 7 voeten, lieten wij ons om redenen voors. beduncken dat aldaer ’t begin van De Vennip behoorde genomen te zijn. Mer voorts metende ter lengde van 79 roeden 4 voeten verclaerden de voorn. Banchem ende Immerzeel dat zij aldaer gewoon waren haer schou aen te leggen ende te beginnen ende de plaetse bij de voors. van Hillegom gepretendeert, mede mit ’t steecken van een paeltgen aengewesen, quam ter lengde van 83 roeden 1 voet, invougen dat ’t verschil in desen aen quam op: 3 roeden 7 voet. D’ oorsaec die ons in dezen beweecht heeft achterdencken te nemen, dat op ’t voors. meten van den jare 88 quade ende onbehoorlicke anwijsingen zijn gedaen geweest, es: ten eersten deurdien wij bevonden dat ’t scheyt meest zoude comen midden deur weylanden vast aen denanderen verheelt, zonder mit sloten of mit andere merckelicke of blijckelicke teyckenen afgescheyden te zijn; dat wij oock bevonden hebben dat meest alle de landen in den jare 1544 opte generale metinge van De Vennip doen [fol. 10] gedaen bij meester Symon Meesz. van Edam (die wij verstaen een perfect lantmeter geweest te zijn ende hem ’t stuck wel verstaen te hebben) groter uytgemeten zijn geweest dan bij der metinge anno 1588, deur meester Symon Fransz. van der Merwen gedaen. Ten derden dat ons het ooch alomme beter ende bequamer scheyt aenwees. Ende lieten ons beduncken dat om het rechte scheyt te vinden men niet en behoorde te staen op het zeggen ende anwijzen van eenige personen, geen redenen van haer anwijzinge wetende te geven, immers niet op diegeene dewelcke opte voors. metinge van den jare 88 ’t scheyt nae haer fantasye angewesen hebbende, daervan nu wijcken ende nieuwe scheytselen anwijsen tot naerdeel van de stadt, mer dat men ’t rechte scheyt zal connen vinden uyt ’t bewijs ende de brieven van de eygenaers van dat haere landen wildernisse zijn geweest, deurdien alle de leenbrieven van den jare 1393 aen stellen tot een noortbelenden niet ’t ambacht van Hillegom, mer de wildernisse van den Houte, ende ‘tgunt uyte wildernisse gecomen es, oock te vinden zal zijn uyte boucken ende registeren van ’s graven of houtvesters erfhuyren. Ende hiermede wederkeerende naer onse schuyte, es aldaer bij ons gecomen Jan van Heusden, die wij (als mede lange jaren schout van De Vennip geweest zijnde) tot onsen behulp mede verscreven hadden. Hebben voorts deur Immerzeel van onze compste doen verwittigen de gesubstitueerde schout van Hillegom mitten ambachtsbewaerders ende gezworens aldaer, mit een anzeggen dat als zij bij denanderen zouden zijn, dat wij bij hem zouden comen omme gesamentlicken in conferentie te treden, mer verstonden uyt denzelven Immerzeel dat zij niemant en hadden bescreven, mer alleenlicken verwachteden Claes Jansz. Verwer van Haerlem, dewelcke noch niet gecomen en was. Mits ‘twelck wij te rade werden naer hemluyden toe te gaen ende zoe wij onderwegen bejegenden joncheer Andries van Tienen, bailly ende hooftoffichier aldaer, die wij begroeteden ende aenspraecken, uyt hem verstaende dat hij noch niemant van de heeren van de Reeckeningen niet alleen niet bescreven, mer aldaer om andere zaecken te verrichten gecomen was ende van de voorgenomen questiën niet en wiste, en zulx gesamentlicken gaende ten huyse van de voors. gesubstitueerde schout mitten heer bailly Tienen vergeselschapt, vonden se aldaer vergadert; ende hemluyden de oorzaecke van onse compste geopent hebbende, gelijc zij daervan tevoren deur scrijven van burgermeesteren (welcken brief aldaer gelesen werde) waren verwitticht, beclaechden wij ons dat zij degeene die ’t behoorde ende anging (zo zij behoort hadden) niet en hadden bescreven, invougen [fol. 11] dat wij die gecomen waren om de zaeck in der vruntschap af te doen, niet en zouden connen doen. Omme niettemin niet te scheyden zonder yet te doen, hebben onderlinge gemaect het accord ende verdrach alhier innegelijft: [het origineel is bewaard als Stadsheerlijkheden inv.nr. 32] Alsoe tusschen die van de ambachte van Hillegom ter eenre zijde ende burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van De Vennip ter andere zijde geschillen geresen zijn ende meerder verducht werden, nopende ’t scheyt van de respective jurisdictiën ende ’t anleggen van de schouwe bij den schout van De Vennip in der tijt te doen opte Venneperlaen, opte Beeck ende op Elsbrouckerlaen, ende het zulcx zij dat de voorn. burgermeesteren om zodanige geschillen mitter minne uyter wege te leggen, naer voorgaende scriftelicke advertentie alhier in den ambachte van Hillegom gesonden hadden Jaspar van Banchem, haerluyder medebroeder in den gerechte, ende Jan van Hout, secretarys, mer dat de voorn. van Hillegom versuympt hadden van ‘tgunt voors. es ende van de jegenwoordige tsamencompste te verwittigen de Heeren van de Reeckeningen vanwegen de Graeflicheyt ende ambachtsheerlicheyt van Hillegom, zo is ’t dat de gesubstitueerde schout van Hillegom mit de ambachtsbewaerders ende gesworens aldaer in dezen geassisteert mit joncheer Andries van Tienen, haerluyder bailly ende hooftofficier aldaer, met den voorn. gecommitteerden der stadt Leyden geaccordeert zijn dat de voors. schout van De Vennip bij provisie ende onvermindert eens yegelix gerechticheyt zijne voors. schouwen zal anleggen ter plaetsen tot noch toe gewoonlicken ende gebruyct ter tijt ende wijlen toe tusschen de voors. Heeren van de Reeckeningen ende van Leyden nopende ’t scheyt van haerluyder respective jurisdictiën naerder ende ander verdrach zal zijn gemaect. Ende ten opsichte van de schouwen in de Leeck ende Elsbrouckerlaen, dewelcke aen d’ een zijde beschout moeten werden bij die van Hillegom ende aen d’ ander zijde bij die van De Vennip, dat dezelve van nu voortsaen bij de schoutten ten wederzijden zullen gedaen werden teffens ende op eenen dach ende uyre beginnende, gelijc oock ten zelven dage mede zal werden beschout de Beecke, zo bij de voors. van Hillegom als bij die van De Vennip, elc in heur respective jurisdictiën, alles naer voorgaende kercgebot ofte affixie van billetten volgende de keuren van de heeren Dijcgrave ende Hogeheemraiden van Rijnlant. Ende dit al op pene dat eenich van beyde de schouten ende croosheemraden versuymich zijnde de voorbescheyden uyr waer te nemen, dat de achterblijvende schout gehouden zal zijn te dragen alle de costen opten zelven dach gevallen en gedaen, ende dat zij gesamentlicken eenen anderen dach zullen ramen om te schouwen alsvooren. Des ten oirconden desen bij de voorn. contrahenten ondergeteyckent opten 14en marty anno 1600endezeven, ende es geteyckent: A. van Tienen, Dierc H. Veygen [=Huygen?], merc gestelt bij de hant van Wouter Willemsz. [een rechtopstaande drietandige hooivork], Louris Henricxz., Gerrit Florysz., bij mij Cornelis Claesz., bij mij Gerrit Gerritsz., [fol. 12] merc gestelt bij de hant van Dirc Jansz. [een Andrieskruis met enkele uitsteeksels], Jasper van Banchem, J. van Hout, C. van Immerzeel. Vorder alzoe tusschen de innegelanden van De Vennip ende den voorn. Immerseel als schout oock eenige questiën verresen waren op ’t doen van zijne reeckeninge van de jaren 1604 ende 1605 ter zaecke van eenige articulen bij den schout in uytgeven gebracht, die zij innegelanden niet en verstonden tot last van ’t ambacht te passeren, zoe zijn alle dezelve questiën naer voorgaende geblijf aen ons ende aen den voorn. bailly Tienen uyter wege geleyt ende bij apostille opten cant van de reeckeningen beneffens de gecontroverteerde articulen gestelt gerecht, te weten in plaets van tien guldens tsjaers bij den schout gestelt ter zaecke van ’t scrijven van collect- ende gaerboucken, hebben hem toegevoucht voor dezelve twee jaren elck jaer 5 gulden, zonder ‘tzelve voor den toecomenden tijt te trecken in consequentie. Op ’t articul daerbij hij stelde 4 gulden 14 stuyvers voor zeeckere vier boucken van dewelcke hij specificeerde mer drie, ende onder dezelve een bouck tot het protocol, hebben verclaert dat ’t protocol moet comen tot last van de schout ende niet van ’t ambacht, deurdien de goede luyden ’t protocolleren van de brieven betalen, ende hebben hem voor de vordere twee boucken tot last van ’t ambacht gepasseert: 2 gulden 8 stuyver. Op een pertye van 20 stuyver ten comptoir van Pieter Bor, rentmeester van Noort-Hollant, betaelt ter zaecke van de bede ‘twelc de innegelanden verclaerden dat alleen betaelt behoorde te zijn bij Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouck voorn. als eenige gehuysde in De Vennip, ten opsicht de beden in andere ambachten bij de gehuysden werden gedragen, ‘tzelve pertye hebben wij tot laste van den ambachte gepasseert deurdien wij ‘tzelve insgelijcx bevonden gepasseert te zijn in voorgaende reeckeninge. Ende ten opsichte van een partije van thien gulden over tien dachgelden bij de schout gestelt gevacheert te hebben ten opsicht voor eenige sollicitatiën in zaecke van ’t gemeen ambacht gedaen, hebben wij hem gepasseert de rechte helfte als vijf gulden, mit verclaringe dat hij voortsaen niet en zoude voornemen daervan hij de costen van meening waer te brengen tot last van ’t ambacht dan mit voorgaende communicatie mit eenige van de voorneemste innegelanden. Waermede alle de onderlinge uytstaende geschillen uyte weech geleyt zijnde, beclaechden hem eenige innegelanden dat de schout in plaetse dat de voorgaende schouten den jaerlixen tijns hadden geheven ende gegadert in een herberge tot Hillegom, dezelve nu gaderde ten huyse van de voorn. Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouc opte Vennip, allegerende dat hem ‘tzelve te zeer ongeryflic was; op ‘tzelve hebben wij angenomen naerder mitten heeren burgermeesteren [fol. 13] te spreecken. Ende hebben bij manier van voorslach, mit verclaringe dat wij des geenen last en hadden, geopent of de innegelanden niet gegadingt en zouden zijn den tijns mit zodanigen penning als zij mit burgermeesteren verdragen zouden connen, eenswechdragens af te copen ende hemzelven ten eewigen dagen te bevrijden. Hierop heeft de voorn. Claes Jansz. Verwer, die middelertijt gecomen was, verclaert dat hij daerop overbodich was te treden in onderhandelinge mit burgermeesteren, mit zulcken bescheyde dat alle de andere innegelanden gesamentlicken ende elc in ’t zijn zodanigen verdrach mede zouden mogen genieten indien ’t hem beliefde. Ten laetsten verstonden wij dat de questiën in desen gemoveert op ’t scheyt van de jurisdictie meest voorgenomen waren ten faveur van de voorn. Claes Jansz. Verwer, dewelcke sustineerde dat hij in ’t dragen van de jaerlicxe ommeslagen zo in Hillegom als in De Vennip te hooch gestelt was. Op ‘twelck wij hem ter antwoorde gaven dat ons ‘tzelve niet aen en ging, ende dat hij verlichtinge mocht zoucken in ‘tgeen daer reden toe diende daer ende zulcx hij te rade vinden zoude, daeraen die van Leyden in ‘tgunt rechtmatich zoude zijn, nae haer vermogen gaerne de goede hant zouden houden. Ende mit alle ‘tselve eynde maeckende ende den tijt tusschen twee ende drie uyren naermiddage verlopen zijnde, hebben afscheyt genomen ende ons verveucht nae Leyden, daer wij quamen den 15en smergens corts naer zeven uyren, overnacht hebbende in De Cage. Alle ‘twelck wij den heeren burgermeesteren ende regierders dezer stadt Leyden voor ons wedervaren in dezen rapporteren ende mit onse onderteyckeningen bevestigen, (w.g.) Jasper van Banchem J. van Hout [fol. 14] Naer verloop van eenigen tijt heeft joncheer Aernt van Tienen, bailly van Lisse, Hillegom ende Noortwijckerhout, gecreven de volgende brieven: Eerntfeste und frome, wijze ende voorsinnige, zeer discrete Johan van Houten, secretaris der stadt Leyden. Eerntfeste und frome, voorsinnige ende zeer discrete goede vrundt, alsoe U E. wel kennelicken is dat U E. mitsgaders Van Bancken in de voorleden zomer als gecommitteerden vanwegen die E. heeren burgermeesteren ende raeden der stadt Leyden nopende het different van de jurisdictie tusschen de heerlicheyt van Hillegom ende De Vennip, alle welc different dier tijt niet afgedaen en conde werden vermits die sobere preparatie van die van Hillegom, ende ten anderen dat het principalicken oock de Graeflicheyt van Hollant mede concernerende was, ‘twelck doen tijt bij mijn angenomen werde (als bailly) die E. Heeren van de Reeckeningen aen te dienen, welcke voors. heeren overmits diversche andere besoingen van de landen tot noch toe mijn geene resolutie conde geven, maer hebbe deur mijne gedane beloften aen U E. ten laetsten zoeveel vercregen dat de E. Heeren van de Reeckeningen gecommitteert hebben mijn zwager den premier van de Reeckeningen omme op maendage toecomende goetstijts voor de noen hem tot Hillegom te laten vinden om mit de gecommitteerden van de E. heeren der stadt Leyden op ’t stuc voorn. te handelen ende overzulcx op mijn begeert aen U E. te willen scrijven dat U E. believe de E. heeren voors. U E. meesters aen te dienen dat haer E. believen zal ten voorn. dage mede haer E. gecommitteerden tot Hillegom over te zeynden omme de zaecke voors. tot een goet effect te brengen. Dit doende, zal U E. wel doen t’ kenne den Almogenden, die ic bidde U E. mitsgaders de E. heeren van Leyden in goede gesontheyt ende prosperiteyt te willen sparen, mijn zeer gebiedende in U E. goede gratie, sonder te vergeten U E. heeren ende meesters. Zeer ijlens tot Hillegom den 2en novembris 1607. Onder staet geschreven: U E. dienstwillige goede vrunt, wes ick vermach. A. van Thienen. De voorgaende brieven bij mij, Jan van Hout, op zaturdage den derden novembris des middaechs omtrent ten twaelf uyren uyt handen van Jan van Heusden ontfangen hebbende, hebbe dezelve terstont daeraen naer de middage gecommuniceert mit de heer schepen Banchem ende op zondage [fol. 15] daeraen, wezende den 4en ‘smiddaechs ten twaelf uyren mit het Collegie van die van de Gerechte op ’t Raethuys gesamentlicken vergadert zijnde, ende haerluyder E. goetduncken wat in dezen tot voorstant ende behoudenisse van des stadts gerechticheyt vorder te doen stont, afgevordert, ende es goetgevonden ende besloten dat wij Jasper van Banchem, schepen ende vroonmeester, ende Jan van Hout, secretarys, ons ten voorbescheyden tijde tot Hillegom zouden laten vinden omme de comparitie waer te nemen in der vruntschap nopende ’t scheyt te verdragen ende zulcx daerinne voorts te vorderen ende de zaecke te voltrecken opten voet bij ons genomen ende begonst ende breder in ’t voorgaende verbael verclaert. Volgende denwelcken zijn wij op maendage den 5en novembris goetstijts smergens ten zeven uyren (mit ons genomen hebbende meester Jan Pietersz. Dou, gesworen lantmeter van Rijnlant, omme ons ten dienst te staen in ‘tgene wij denzelven van bederf mochten hebben) mitter wagen gereyst naer Hillegom, alwaer wij comende over tien uyren, vonden aldaer de heer Philips Doublet, eerste meester van de Reeckeningen, geassisteert mit joncheer Aernt van Tienen, bailly, mit schout ende ambachtsbewaerders van Hillegom; vonden daer oock Cornelis van Immerzeel, schout van De Vennip. Ende de oorsaeck van onser compste sommaerlic verhaelt zijnde, was goetgevonden de heer Doublet de gelegentheyt van de zaecken ende zulx ’t verschil of de questie op ’t werck te vertogen ende aen te wijzen. Om ‘twelc te doen, hebben doer meester Jan Pietersz. Dou voorn. de mate doen leggen, eerst opte Vennipperlaen, daeraen langs de zuytwestzijde van de Beeck ende ten derden langs de Elsbrouckerlaen, ende ‘tzelve doende, hebben bevonden alles in vougen het hiervoren bij ons es geverbaliseert, ‘twelck wij de heer Doublet voorlazen, die daervan een doubelt of extract versocht. Eyntelicken om der zaecken in der vruntschap een eynde te maecken, zijn wij bij provisie ende op ’t advoy ende welbehagen van ons principalen ten wederzijden, te weten aen d’ een zijde de heeren van de Reeckeningen vanwegen der Graeflicheyt ende aen d’ ander zijde van de heeren burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van De Vennip, overcomen en verdragen dat wij ten wederzijden de mate van meester Symon Meesz. van Eedam, dewelcke in den jare 1544 in januario en februario gemeten heeft ’t gehele ambacht van Hillegom ende in maert ende april daeraen ’t gehele ambacht van De Vennip, zullen nemen ende houden voor het decisoir van deze zaecke of questie, ende dat wij zulx uyt het register van zijn metinge perfecte staet, reeckeninge ende calculatie zullen maecken [fol. 16] van de gansche grote der landen bij hem onder ’t ambacht van Hillegom gemeten, ende leggende tusschen de Leeck aen de noortoostzijde, Elsbrouckerlaen aen de zuytwestzijde, den Heerwech aen de noortwestzijde, ende ’t ambacht van De Vennip aen de zuytoostzijde, welcke calculatie gesamentlicken gemaect ende innegewillicht zijnde, zal men die van Hillegom de gehele nombre van mergentalen mit goeder extensie van Rijnlantsche mate doer een of twee lantmeters toe meten, ende zulcx een linierecht scheyt maecken (niet uyt ende innelopende zo de chaerte jegenwoordelick doet) zoverre ende ter plaetsen daer ’t dezelve maet zal anwijzen ende zal men dezelve plaetse mit scheytpalen lijnrecht over denanderen comende afpalen, opte Leec, opte Vennipperlaen, opte Beeck ende opte Elsbrouckerlaen. Ende belangende de landen over dewelcke ’t voors. scheyt zal comen te lopen, dat men alsdan mit eenen pertinentelick zal meten, te weten ter naester afgegraven sloten toe, omme te weten hoeveel elc in ’t zijn behout, ‘tzij in den ambachte van Hillegom, ‘tzij in den ambachte van De Vennip, daermede zij elc in hun particulier ten beyden zijden in de contributiën zullen mogen volstaen, zonder vorder gemoeyt of geïnquieteert te mogen werden. Alle ‘twelc zulx geprepareert ende gecaerteert zijnde, zal het den principalen ten wederzijden werden vertoont, geopent ende geremonstreert, omme bij dezelve of geadvoyeert of gedesadvoyeert te werden, in welcken gevalle te weten van desadvoy partijen ten wederzijden zullen zijn, staen ende blijven op eens yegelicx gerechticheyt, mer ’t besoinge geadvoyeert zijnde, zullen alomme niet alleen vaste mercteyckenen gestelt, mer oock behoorlicke scheytbrieven mit goede onderscheydentlicke verclaringe ende mate gemaect ende verleden werden omme hem partijen daernaer ten eewigen dagen te mogen gedragen. In ’t vorder en connen wij de heeren van de Gerechte niet bergen dat alsoe joncheer Wouter van Lauwijc, wonende in den ambachte van Hillegom opte hofstede van Treslong, ons des middaechs t’ zijnen huyse te gast gebeden ende genodicht hadde, beneffens de heeren Doublet ende Tienen mit haer huysvrouwen (beyde daer gelogeert) ende dezelve Van Lauwijc getrout hebbende joncvrouwe Cornelia, dochter joncheer Johan Monix, een van de meeste innegelanden in De Vennip es, dat over tafel weder propoosten rezen van ’t aflossen van den tijns ende dat wij onder ander voorslougen dat hoewel wij diesaengaende van onse principalen niet en waren gelast, wij onder haer behagen voor de redemptie afeysten den penning tweehondert, invougen dat zij van elc eygen ‘twelc men betaelt mit een oortgen, genomen naer ’t laetste register van den tijns, zouden geven twee gulden tien stuvers, ‘twelc wij alhier [fol. 17] daeromme ter gedachtenisse brengen omme dengeenen dewelcke naderhant daervan zoude mogen comen te spreecken of handelen, te dienen ter onderrechtinge. Ende hiermede een eerlick afscheyt genomen hebbende, hebben ons naer huys vervoucht, alwaer wij quamen des avonts omtrent acht uyren. ‘twelck wij de heeren van den Gerechte voor ons wedervaren in dezen rapporterende, hebben ’t jegenwoordige onze verbael mit onze onderteyckeningen besloten ende bevesticht. (w.g.) Jasper van Banchem J. van Hout Opten 24en novembris 1600zeven heeft de secretarys den schout van Lisse en De Vennip gedaen ’t extract van Hillegom omme mit advis van Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouck daerop aen te teyckenen de landen die alleen leggen tusschen de Leeck ende Elsbrouckerlaen, mer geen andere. 1608 mey 24 es de secretarys gereyst naer Den Hage omme mit monsieur le premier Doublet te spreecken ende eenen dach te ramen om ’t besoinge te voltrecken ende zijn aldus t’samen voorsproocken en besloten dat hij op woonsdage den vierden juny eerstcomende goetstijts jegens den avont binnen Leyden zal schicken meester Florys, lantmeter, omme mit ons voorts te reysen naer De Vennep ende Hillegom, daer zij raemden opten 5en smergens mitten dage te wezen omme de metinge opten voorgenomen voet gesamentlicken doer beyde de lantmeters te doen, ende zulcx ’t werck ten vollen te prepareren, daerbij de heere Doublet, zo hij verclaerde, niet en behoufde te wezen ende dat zijluyden de rest naderhant in Den Hage wel afhandelen zullen connen. Welck besluyt bij de voorn. secretarys gecommuniceert zijnde de voorgemelte Van Banchem, es afgevaerdicht de volgende missyf: Den eersamen ende zeer voorsienige Cornelis van Immerzeel Cornelisz., schout van de ambachten van Lisse ende De Vennep, in Leyden 26 mey 1608. Heer schout, naer groetenisse. Ic bin opten 24en dezer geweest in Den Hage ende hebbe gesproocken mitte heere Philips Doublet, eerste reeckenmeester; wij zijn tsamen verdragen dat Zijn E. op woonsdage den 4en juny [fol. 18] eerstcomende goetstijts jegens den avont alhier binnen Leyden zal zeynden meester Floris, lantmeter (die de Heeren van de Reeckeninge gewoon zijn te gebruycken) omme mit ons voorts te gaen mitter vroonschuyt naer Hillegom, alwaer wij voorgenomen hebben ons mit ’t griecken van den dach te laten vinden omme de metinge opten voorgenomen voet gesamentlicken door beyde de lantmeters te doen ende zulcx ’t werck ten vollen te prepareren, daerbij de heer Doublet, zo hij verclaerde, niet en behoufde te wezen, ende dat wij de rest naderhant in Den Hage wel afhandelen zouden. Hiervan hebbe ick U E. mitsdezen inderhaest wel willen verwittigen teneynde ghij hiervan tijdelicken waerschout de heer Tienen, bailly, omme hem alsdan binnen Hillegom te laten vinden, oock schout ende ambachtsbewaerders en schepenen van Hillegom om vaerdich te wezen mit haren originelen legger van de metinge, want ons eerste werck eer ende alvoren de metinge te beginnen zal zijn perfectelick te sommeren de grote der landen bij meester Symon Meesz. in Hillegom gemeten, te weten gelegen tusschen de Leeck aen de noortoostzijde, Elsbrouckerlaen aen de zuytwestzijde, den Heerwech aen de noortwestzijde ende ’t ambacht van De Vennip aen de zuytoostzijde, ‘twelck U E. tevoren mit Cornelis Andriesz. zoveel doenlick moocht prepareren; ende zal Cornelis Andriesz. mit U E. opten voorbescheyden dach notelick mede jegenwoordich moeten zijn; oock en zoude niet quaet achten dat gij ende Cornelis Andriesz. saturdaechs tevoren, ‘twelck wezen zal den lesten mey, t’samen hier binnen quaemt omme malcanderen tevoren te spreecken. Ende blijft hiermede, heer schout, Godlicke schut ende scherm anbevolen van mij, Uwer E. goede vrunt, ende is ondergeteyckent: J. van Hout. [als een soort Postscriptum is hier aan toegevoegd: men moet ooc vaerdich hebben deelen en sparren om over te breggen, en baecken en palen] Welck scrijven de voorn. Van Immerzeel, schout, beantwoort heeft mit den volgenden brief: E., wijze, zeer voorsienige Johan van Hout, secretarys der stadt Leyden. Tot Lisse 30 mey 1608. Heer secretarys, ic hebbe Uwer E. missyf op zonnendage omtrent 11 uyren ontfangen ende den inhout vandien wel verstaen, ‘twelc ic volgende dies naergecomen ende mijn zoon terstont naer Hillegom mit een briefgen gezonden hebbe aen den schout aldaer, om hem in alles daernaer te reguleren. U E. hadde wel gewilt dat ick met Cornelis Andriesz. op morgen, zijnde zaturdage, [fol. 19] binnen gecomen zoude hebben, ‘twelck ongelegen compt ter oorsaecke van de meyschouwe die alsdan wezen zal; ick en weet anders noch meerder niet daertoe te doen dan mijnheeren alsdan te verwachten ende zo alsser yet zoude mogen aen resten, mijnheer mach noch scrijven. Hiermede U E. de genade des Alderhoochsten bevolen. Opten 4en juny zestienhondertacht zijn wij, Jasper van Banchem, vroonmeester ende schepen der stadt Leyden, ende Jan van Hout, secretarys, als gecommitteerden van der stadt Leyden, geassisteert mit meester Floris Jacobszoon, lantmeter, geschict vanwegen de Camer van de Reeckeningen, ende meester Jan Pietersz. Dou, mede gezworen lantmeter, mitter vroonschuyte gevaren uyt Leyden naer Hillegom omme (gelijc de voorscreven secretarys mitten heere Doublet, eerste meester van de Reeckeningen, verdragen was) te vorderen de zaecke van ’t maecken van ’t scheyt van de ambachten van Hillegom ende De Vennip, ende overnacht hebbende onder Abenes zijn mitten dage gecomen voor de Beeck van Hillegom, ende die met grote moeyten opvarende, eyntelicken tot Hillegom, alwaer wij vonden joncheer Andries van Tienen, bailly, ende Cornelis Cornelisz. van Immerzeel, schout van Lisse ende De Vennip, ende optredende zijn gegaen ten huyze van Geryt Gerytsz., schout van Hillegom, ende hebben ten overstaen van de vers. bailly, beyde de schouten, mitsgaders Frans Florysz. ende Dirck Huygensz., ambachtsbewaerders, Claes Huygensz. van Hout, Jan Henricxz., timmerman, ende Geryt Florisz., gezworens, geopent het ambachtsregister van de metinge in den jare 1544 gedaen bij meester Symon Meesz. van Eedam, lantmeter, ende daeruyt bevonden dat alsdoen bij hem in Hillegom gemeten zijn de volgende landen: Eerst aen de Leeck mergen roeden Dirck Willemsz. aen den Heerwech, nu Claes Jansz. Verwer - 363 Pieter Jansz. van Delf tot Haerlem, nu Claes Huygensz. van Hout - 417 Cornelis Allertsz. aen den Heerwech, nu Claes Jansz. Verwer - 448 Trijn Henrixdr. tot Haerlem, nu Claes Jansz. Verwer 3 - Alijt Henrixdr. tot Haerlem, nu Claes Jansz. Verwer - 321 [fol. 20] Geurt Willem Gerytsz.’s wedue, nu Alijt Cornelisdr. ende Louris Henricxz. tsamen 3 184 Aelbert Banten, nu Symon Aelbertszoon - 437 Dirck Symonsz. aen de Vennipperlaen, nu Lijsbeth Claesdochter, wedue van Dirck Dircxz. van der Leth - 528 Hier compt de Venneperlaen Pieter Symonsz.’s croft aen den Heerwech, nu Dammas Jacobsz. - 205 Geryt Willemsz. daer zijn huys op staet, nu Lijsbeth Pieters, wedue van Dirck Aelbertsz. - 420 Dirck van Houten, nu Cornelis Dircxz. van Hout cum sociis 3 - De pastorye, nu de predicant ende Geryt Gerytsz., schout - 400 Gijsbert van Nieurode, nu Zijpensteyn ende Schuyrbrant 3 - Hier comt de Beeck Claes Dirck Tonisz., nu Jan van Gerwen 1 - Claes Symonsz. tot Velsen, nu Cornelis Arysz. Vinckenbrouck - 547 Henrick Banten, nu Jan van Gerwen ende Cornelis Arysz. 1 144 Dirck Symonsz., nu Lijsbet Claesdr, wedue van Dirc Dircxz. van der Leth, Cornelis Jacobsz. ende d’erfgenamen van Adriaen Baerten 2 107 Claes Barten, nu Lijsbeth Claesdr. voorn. - 178 Pieter Symonsz., nu Pieter Claeszoon - 112 Meester Dirck van Hout, nu jonge Pieter Claesz. - 160 Cornelis Allertsz., nu d’ erfgenamen van Magdaleen Basgens tot Haerlem 1 300 Henric Banten, nu Claes Jansz. Verwer - 165 Meester Abel van Coulster, nu d’ erfgenamen van Jan Verwer 2 84 Sinct Barberengasthuys tot Haerlem, nu Claes Jansz. Verwer - 217 Hier comt Elsbrouckerlaen Comt in als de menichte van 28 margen 337 roeden. [fol. 21] Welcke calculatie mit bewilligen ende ten overstaen van de voors. van Hillegom gemaect zijnde, hebben den voorn. lantmeters bevolen dat zij van de wech of ter Merenwaerts tusschen de Leeck ende Elsbrouckerlaen zouden afmeten de voors. menichte van achtentwintich mergen driehondertzevenendertich roeden. Ten welcken voldoende, hebben opte Leec van de Heerwech of, afgemeten de langde van 61 roeden. Opte zuytzijde van de Beeck ter langde van 52 roeden 2 voeten Ende op Elsbrouckerlaen ter langde van 50 roeden 3 voeten ‘twelc comt van ’t midden van ’t bruggetgen 9 roeden 8 voeten De lengde tusschen de Leeck ende Venneperlaen es gevonden 84 roeden 6 voeten De lengde tusschen de Venneperlaen ende de Beeck es gevonden 85 roeden Ende de langde tusschen de Beeck ende ter halver sloot aen Elsbrouckerlaen es gevonden 106 roeden 6 voeten, elck opter helft gemeten Comt tsamen 276 roeden Ende op ’t scheyt aen de Leeck een rayinge maeckende es bevonden den kerctoorn van Haerlem op 16½ graden van noorden ten oosten ’t Huys te Heemstede van Haerlem mitte zon omgaende 11½ graden Aelsmaer mede van Haerlem mitte zon omgaende 83 graden 20 minuyten Leymuyden mede van Haerlem mitte zon omgaende 122 graden 25 minuyten Reynzaterwoude mede van Haerlem mitte zon omgaende 130 graden 40 minuyten Den toorn van Hillegom van Haerlem tegen de zon omgaende 148 graden 25 minuyten Ende ’t Hof van Nieurode mede van Haerlem tegens de zon omgaende 161 graden juyst Opte Elsbrouckerlaen ter plaetse daer de scheytpael es gestelt een rayinge maeckende es bevonden: De stadt Leyden op 24 graden van zuyden ten westen Lisse van Leyden mitte zon ommegaende 11 graden 30 minuyten Hillegom van Leyden mitte zon omgaende 150 graden 45 minuten ’t Hof van Nieurode van Hillegom mitte zon omgaende 15 graden Aelsmoer van Hillegom mitter zon omgaende 104 graden 36 minuten [fol. 22] Leymuyden van Hillegom mitte zon omgaende 143 graden 20 minuten Ende Reynsaterwoude van Hillegom mitter zon omgaende 152 graden 48 minuten Ende opte zwaricheyt bij die van Hillegom voorgewent van dat onder de voors. 28 mergen 337 roeden begrepen waren eenige landen in den jare 44 niet gemeten, mer zedert uyter wildernisse ingewonnen ende tot lant gemaect, zo hebben wij hem daerop ter antwoorde gegeven, dat ‘tzelve bewezen zijnde, wij hem zulcx zouden te goede laten comen, ende onse merteyckenen ofbreken proportionelicken verstellen ende versteecken. Ende hiermede afscheyt nemende van de bailly Tienen, zijn voorsproocken dat wij op donredage den 12en juny ons in Den Hage zouden laten vinden bij de Heeren van de Reeckeningen omme de zaecke eyntelicken te voltrecken, ende alzoe de bailly Tienen naderhant bevont dat hem denzelven dach ongelegen zoude comen, es die verlengt tot dynsdage den 17en juny daeraenvolgende toe, ‘twelc die van Hillegom mede aengezeyt es. Ende opdat den voors. geraemden dach niet en zoude comen in vergetinge, heeft de secretarys voorn. tot dien eynde afgevaerdicht de volgende brieven: Eedelen, eerntfesten, eerzamen, wijzen ende zeer voorzienigen joncheer Aernt van Tienen, bailly van Noortwijckerhout, Hillegom ende Lisse, mijnen waerden heer ende gonstigen goeden vrunt. Eedele, eerntfeste, eerzame, wijze, zeer voorsienige heere, gonstige goede vrunt, Ic houde Uwer E. indachtich van ons afscheyt ten huyze van joncheer Lauwijc genomen, te weten dat ick ende de heer vroonmeester Banchem ons op dynsdage den 17en juny zullen laten vinden in Den Hage omme mitten Heeren van de Reeckeningen de questie aengaende ’t gescheyt van de ambachten van Hillegom ende Vennip eyntelick te sluyten ende af te handelen, van ‘twelck U E. gelieven zal te verwittigen die van Hillegom, omme hem daer bij te vougen indien ’t hem gelieft, oock de heer Doublet, U E. schoonbroeder, ende zelfs den dach waer te nemen; ende hiermede, Eedele, eerntfeste, eerzame, wijze, zeer voorsienige heere, gonstige goede vrunt, blijft Godtlicke schut ende scherm anbevolen. In Leyden dezen 8en juny 1600acht. Uwer E. dienstwillige vrunt, ende is ondergeteyckent J. van Hout. [fol. 23]Opten 17en juny 1600acht zijn wij, Banchem ende Van Hout, gereyst naer Den Hage omme volgende ’t genomde afscheyt mitten Heeren van de Reeckeningen te accorderen ende over te comen, ende alsoe ’t besoinge tot laet in den avont viel zijn thuysgecomen opten 18en des mergens, wezende middelertijt het accort getroffen achtervolgende de acte hier innegelijft: [het origineel op perkament is bewaard gebleven als Stadsheerlijkheden inv.nr. 33] Op huyden den zeventhienden juny des jaers 1600endeacht zijn ter Camere van de Reeckeningen op ’t Hof in Den Hage gecommen ende verschenen Jaspar van Banchem, presiderende schepen, ende Jan van Hout, secretaris der stadt Leyden, als gecommitteerden van burgermeesteren ende regierders derzelver stede, ambachtsheeren van De Vennep, omme met die van de Reeckeningen vanweghen der Graeflicheyt eyntelick over te commen ende te verdragen aengaende het rechte scheyt van de ambachtsheerlicheyden aen d’ een zijde van De Vennep ende aen d’ ander zijde van Hillegom tusschen Elserbrouckerlaen ende die Leecksloot, volgende de caerte daervan gemaect bij meesters Floris Jacobszoon ende Jan Pietersz. Dou, gezworen lantmeters, ter voors. Camere vertoont ende overgelevert. Ende zijn de voors. van de Rekeningen vanwegen der Graeflicheyt hierop alvooren gehoort hebbende Gerrit Gerritsz., schout van Hillegom, ende Jan Henricxzoon, gesworen aldaer, ten overstaen van Pieter Bor, rentmeester-generael van Noorthollant, ende joncheer Andries van Thiennen, bailly van Noortwijckerhout, Lisse ende Hillegom ter eenre zijden, mitten voorn. Van Banchem ende Van Hout vanwegen burgermeesteren ende regierders der voors. stadt Leyden ter andere zijden, onderlange overgecommen ende verdragen dat de achtendetwintich morgen driehondertzevenendertich roeden bij de voorn. lantmeeters oostwaerts van den Heerwech ter meerenwaert tusschen de voors. Elsbrouckerlaen ende de Leeckesloot afgemeten, sullen werden verhoocht mit een morghen vierhonderttweeenveertich roeden, ende dit ten opsichte van de landen die tzedert de metinge van meester Symon van Eedam uyter wildernisse ingewonnen zijn, ende zulcx dier tijden in der mate niet en zijn begrepen geweest, te weten ten eersten tweendertich roeden voor het stuxken aen den Heerwech ten zuyden van de Beeck gelegen; ten tweden een morgen tweehondertachtendetwintich roeden voor ’t lant voor ’t Huys te Nieuroden tuschen den Heerwech ende de graft van ‘tzelve huys; ten derden tzestich roeden voor ’t stuxken aen den driesprong; ende ten vierden honderttweeendetwintich roeden voor de stroocke landts noortwaerts daeraen; ende dat zulcx de rechte scheytpalen proporcionelicken oostwaerts aen ter meerenwaert sullen werden gestelt. Voorder dat de linie zulx ende gelijck dezelve tusschen de voors. scheytpalen (als boven gestelt zijnde) sal werden bevonden voor nu ende ten eeuwigen dagen zal gehouden geacht werden ende wezen het rechte scheyt van beyde de voors. ambachten. Volgende denwelcken de schouten, schepenen, croesheemraden ende alle andere diesaengaende zich ten wederzijden zullen hebben te gedragen sowel ten [fol. 24] opsichte van het verzegelen, schouwen ende ‘tgunt voorder sal moghen voorvallen, ‘twelck van gelijcken zal verstaen werden ten opsichte van de contributiën ten wederzijden, welverstaende dat middelertijt ende zolange tusschen die van Hillegom ende De Vennep geen eyntelick besluyt en zal zijn genomen mit hoeveel landen daer de scheytlinie over lopen sal in elck ambacht zullen hebben te gelden, bij provisie de contributie ten wederzijden zullen werden geheven opten voet soo jegenwoordelijck in gebruyck is. Des ten oorconde zijn hiervan gemaect twee acten daervan aen elcker zijden een es, onderteyckent vanweghen de Heeren van de Reeckeningen bij meester Dierick van Santen, auditeur der voors. Camere, ende vanweghen die van Leyden bij de voorn. Van Banchem ende Van Hout. Gedaen ten burele van der Camere van de Rekeninghen in Den Haghe voors., ten dage ende jare alsboven. Ende es ondergeteyckent: D. van Santen, Jasper van Banchem, J. van Hout. Overgescreven uyt zijn originelen in platteforme in franchijn, gescreven ende ondergetyckent als boven, berustende onder de stucken ende papieren der stadt Leyden, ende dezen daerjegens gelezen ende vergeleecken zijnde, es daermede gelijcmatich ende overeencomende bevonden dezen 23en juny des jaers 1600acht. ‘twelck ick onderges. mit mijn hant ende onderteyckeninge mitsdezen bevestige, (w.g.) J. van Hout. Opten 22en juny 1600acht bij Jasper van Banchem, eerste ende presiderende schepen, ende Jan van Hout, secretarys, op ’t raethuys ter vergaderinge van die van de Gerechte dezer stadt Leyden (altsamen behalven de schout jegenwoordich) rapport gedaen zijnde van ‘tgunt bij hem tot noch toe gedaen ende gehandelt was ten opsicht van ’t scheyt der ambachtsheerlicheyden van De Vennip ende Hillegom, mit vertooch van de acte in het regart vandien ter Camere van de Reeckeninge gepasseert opten 17en juny laetstvoorleden ter voors. vergaderinge in ’t lange gezien ende gelezen, ende daerop in deliberatie geleyt zijnde wat de vers. van de Gerechte in dezen vorder verstonden gedaen te werden, te weten indien men van meeninge ware (gelijck t’anderen tijden voorgeslagen was) d’ ambachtsheerlicheyt van De Vennip te vercopen, het recht van de visscherije daeruyt voor de stadt behoudende, dat men in dien gevalle geen noot en zoude hebben van dezer stede wegen eenige vorder costen of moeyten te doen, mer in ’t vorder daermede te laten bewerden degeene mitte welcke van stadtswegen in dier vougen zoude werden gehandelt, es eendrachtelicken goetgevonden en besloten dat het gemaecte accort bij den gecommitteerden mitten eersten geheel ende ten vollen zal worden afgemaect ende voltrocken, ende dat zij niet geraden en vinden de voors. ambachtsheerlicheyt te vercopen of der stede afhandich te maecken. Aldus gedaen ten dage ende jare voors. Onder staet: In kennisse van mij, ende es ondergeteyckent: J. Swanenburch. [fol. 25] Omme de resolutie bij die van de Gerechte als hiervoren genomen te voltrecken, heeft de secretarys afgevaerdicht de zeyntbrieven hier innegelijft: Eedelen, eerntfesten, eerzamen, wijzen ende zeer voorsienigen joncheer Aernt van Tienen, bailly van Noortwijckerhout, Hillegom ende Lisse, mijnen waerden heere ende inzonderen goeden vrunt. Eedele, eerntfeste, eerzame, wijze ende zeer voorzienige heere, gonstige goede vrunt, De heer vroonmeester Banchem ende ick hebben volgende onzen last ende om te voltrecken ’t accord bij ons mitte Heeren van de Reeckeninge gemaect, de scheytpalen doen vaerdich maecken, ende omme die ter behoorlicker plaetsen te stellen ende vorder ’t gehele besoinge eyntelick af te maecken, hebben ons voorgenomen mitter hulpe Gods op donderdage toecomende die wezen zal den tienden dezer des morgens goetstijts mitten middage ons te laten vinden tot Hillegom, ende den lantmeter mit ons te brengen omme zijns diensts te gebruycken niet alleen in ’t zetten van de scheytpalen, mer oock omme mit eenen wege de grootte van de landen daerover de scheytlinie lopen zal, ten wederzijden te meten. Hiervan en hebbe ick niet connen laten Uwer E. te verwittigen, opdat dezelve gelieve hem daerbij te laten vinden, ende die van Hillegom hiervan te doen waerschouwen, oock de Heeren van de Reeckeninge indien ’t U E. goetvint, teneynde Haer E. bij zoverre zij de zaecke van zodaniger importantie achten, of yemant uyten haren mogen committeren omme daertoe te assisteren of een twede lantmeter daerbij te vougen, zo dezelve Heeren van de Reeckeningen te rade vinden zullen, ende dezen tot geenen anderen eynde dienende, bidde den Alderhoochsten U, Eedele, eerntfeste, eerzame, wijze ende zeer voorzienige heere gonstige goede vrient, te nemen in zijn heylige hoede, schut ende scherm ter zalicheyt. In Leyden dezen 6en july 1600acht. Uwer E. dienstwillige vrunt, ende es ondergeteyckent J. van Hout. Den eersamen ende zeer voorsienigen Cornelis van Immerzeel Cornelisz., schout van Lisse ende van De Vennip, mijnen goeden vrunt. In Leyden 1608 july 6. Heer schout, naer groetenisse. Ick hadde U gezeyt [fol. 26] van op woonsdage toecomende tot Hillegom te zijn, mer zo ick dien dach alhier notelic hebbe te besoingeren, es den dach besloten tegens donredage, gelijck ick de heer Tienen verwitticht hebbe bij brieven daervan doubelt hierbij gaet, waeruyt U E. van als onderrecht zijnde, zult u daernae gedragen ende ons aldaer verwachten, ende blijft hiermede den Heer bevolen van mij, Uwer E. goeden vrunt, ende is ondergetyckent: J. van Hout. Opten 9en july 1600acht ‘savonts mit ’t sluyten van de poorten zijn Jasper van Banchem, vroonmeester, eerste ende presiderende schepen, mitsgaders Jan van Hout, secretarys, gecommitteerden van die van den Gerechte, gereyst uyt Leyden, geassisteert mit meester Jan Pietersz. Dou, gezworen lantmeter, meester Jan Ottensz. van Seyst, stadtsmeestertimmerman, mit Jochim, een van zijn knechten, om ‘t besoinge van ’t scheyt tusschen Hillegom ende De Vennip te voltrecken, ende daer opten 10en smergens gecomen zijnde, hebben ten overstaen van de schout van Hillegom ende verscheyden gebuyren aldaer de mercken of scheytpalen bij de voors. gecommitteerde doen bereyden ende tot dien eynde medegenomen op ’t rechte scheyt doen stellen, d’ eerste in de campe ancomende Claes Jansz. Verwer tot Haerlem, dicht opten cant van de sloot loopende ten noortoosten langs Elsbrouckerlaen, de twede dicht aen de Leeck in de campe lants ancomende Frans Kies tot Haerlem, ende de derde aen de zuytwestzijde van de Beecke in ’t lant ancomende joncheer Johan van Gerwen, hebbende alvoren de provisionele gestelde mercpalen uytwaerts ter meerenwaerts gebracht drie roeden zeven voeten zeven duymen, verdeelinge van tienen, invougen dat de pael op Elsbrouckerlaen comt van de Heerwech ofmetende 64 roeden 7 voeten 7 duymen, aen de Beeck 55 roeden 9 voeten 7 duymen, ende aen de Leeck omtrent 66 roeden. [fol. 27] Hebben vorder doer de voors. meester Jan Pieterszoon Dou, lantmeter, doen afmeten de landen daerover de voors. scheytlinie lopende es om te weten hoeveel lants elc leggende hadde in De Vennip ende hoeveel in Hillegom ende de collectatiën van de verpondingen ende margengelden daernaer voortsaen te werden gerecht ende mitten jare 1600negen beginnende, en zulx beginnende aen de Leeck es bevonden dat: Frans Kies tot Haerlem een gedeelte van nu[mmeri]s 34, 35, 36 aen de Leeck, ‘twelck Claes Jansz. Verwer van Haerlems was, ‘tsamen groot gemeten vijf margen 210 roeden, nu 2 mergen 260 roeden. Claes Jansz. Verwer van Haerlem het rest van nus. 34, 35, 36 leggende noortoostwaerts van Vennipperlaen, nu 2 morgen 562 roeden Lourys Henrixz. Croon voorgaende in De Vennip niet gemeten, getyckent Z, 15 roeden. Symon Aelbrechtsz. voorgaende in De Vennip, mede niet gemeten, geteyckent Y, 13 roeden. Ende Lijsbeth Claesdr., mede voorgaende in De Vennep, niet gemeten, geteyckent X, 16 roeden. Hier wert de Venneperlaen overgesprongen Cornelis Dirxz. van Hout een gedeelte van nuo. 52 zuytwestwaerts van Vennipperlaen, ‘twelck Grietgen Dirxdr.s was, tsamen groot gemeten 1 mergen 373 roeden, nu 491 roeden. Claes Joostensz. als man ende voocht van Maritgen Willemsdr., zijn huysvrouwe, over de rest van nuo. 52, ‘twelck mede Grietgen Dircxdr.s was, 497 roeden. Cornelis Dircxz. van Hout voorn. nuo 53 gemeten op 1 mergen 310 roeden, nu 1 mergen 333 roeden. Dezelve Cornelis Dircxz. van Hout een gedeelte van nuo. 54, tsamen groot gemeten 2 mergen 362 roeden, nu 2 mergen 258 roeden. Florys Fransz. over het achterste rest van nuo. 54 ‘twelck Neel Jansdr.s, zijn schoonmoeders, was, 163 roeden. Geryt Gerytsz., schout tot Hillegom, nuo. 55, ‘twelc de pastorye was, groot gemeten 1 mergen 362 roeden, nu 1 morgen 364 roeden. Joncheer Melchior Schuyrbrant, ‘twelc joncheer Johan Monix, zijn schoonvaders, was, nuo. 56, groot 2 mergen 404 roeden, nu 2 morgen 530 roeden. Dezelve ende was als voren gelegen aen de Beeck, nuo. 57, groot gemeten 2 mergen 348 roeden, nu 2 morgen 540 roeden. Hier wert de Beeck overgesprongen Joncheer Johan van Gerwen, ‘twelc joncheer Johan Monix, zijns schoonvaders, was, aen de Beeck nuo. 82, groot gemeten 478 roeden, nu 415 roeden. Pieter Jansz., ‘twelc Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouc, zijns schoonvaders, was, nuo. 83, groot gemeten 1 mergen 460 roeden, nu 1 morgen 444 roeden. [fol. 28] Cornelis Jacobsz., nuo. 84, ‘twelc Jan Cornelisz. was, groot gemeten 1 mergen 260 roeden, nu 1 morgen 247 roeden. Jonge Pieter Claesz., nuo. 85, ‘twelck gemeten was 1 morgen 311 roeden, nu 1 morgen 267 roeden. Lijsbeth Claesdochter, wedue van Dirc Dirxz. van der Leth, in zijn leven schout tot Hillegom, nuo. 86, groot gemeten 1 mergen 405 roeden, nu 1 morgen 290 roeden. …. ‘twelc mede voorgaende in De Vennip niet en es gemeten, geteyckent D, 70 roeden. Claes Jansz. Verwer tot Haerlem ‘twelc Jan Verwer, zijns vaders, was, een gedeelte van nuo. 87, ‘tsamen groot gemeten 1 mergen 203 roeden, nu 1 morgen 80 roeden. Anna Baerten, wedue van Pieter Claesz. van Voorhout, mit haer zusters kinderen de rest van nuo. 87 gelegen aen Elsbrouckerlaen, 113 roeden. Somma van mergentalen bij Merwen in desen gemeten: 24 mergen 286 roeden ende hier 26 mergen 568 roeden. Ten laetsten hebben ten overstaen van verscheyden innegelanden van De Vennip opgenomen ende gesloten de reeckeninge van den schout Immerseel aengaende de collectatiën over ’t ambacht van De Vennip van de jaren 1605, 1606, 1607 ende zulcx ’t besoinge afgehandelt hebbende, zijn naer Leyden gekeert ende aldaer gecomen den 12en des morgens. Alle ‘twelck de voorn. Van Banchem ende Van Hout die van de Gerechte dezer stadt Leyden voor haer wedervaren in dezen rapporteren, ende mit haer onderteyckeninge bevestigen dezen 12en july 1600acht. (w.g.) Jasper van Banchem J. van Hout. [fol. 29] Specificatie van de costen gedaen ende uytgeleyt bij Jasper van Banchem, eerste ende presiderende schepen, mitsgaders vroonmeester, ende Jan van Hout, secretarys dezer stadt Leyden, als gecommitteerden van die van de Gerechte derzelver stede, om te beslechten de questiën mit die van Hillegom ontstaen ende verresen ter zaecke van ’t scheyt der ambachtsheerlicheyden van De Vennip ende van Hillegom, in guldens van veertich groten ’t stuck, stuvers ende penningen naer beloop vandien. Eerst belangende de costen gedaen opten 13en, 14en ende 15en marty 1600zeven opte eerste reyse naer Hillegom, begrepen in het verbael van folio 1 tot folio 13verso ende bedragende 36 gulden 3 stuyvers, dezelve zijn tot laste van dezer stede in reeckeninge gebracht in des vroonmeesters 14e reeckeninge folio 99 – hier daervan ’t gedencken. Opten 5en novembris 1600zeven zijn de voorn. Van Banchem ende Van Hout voor de twede reys mitter wagen gereden naer Hillegom omme mitte heere Philips Doublet, eerste meester van de reeckeningen, ende gecommitteerden van de Camere te handelen gelijc gedaen es volgende ’t geverbaliseerde beginnende folio 14 ende eyndende folio 17, ende ten zelven dage uytgeleyt eerst over ‘tgunt bij de lantmeter ende dienaers ten huyse van de schout van Hillegom verteert es geweest 5 gulden 14 stuyvers; noch dat bij den voerman es verdroncken 6 stuyvers 12 penningen; noch voor wagevracht 4 gulden; ende voor dachgelt van de voorn. Van Banchem ende secretarys mitte busdrager ende secretarysclerck elck vier guldens ende tien stuvers, comt tsamen 9 gulden, maeckende in eender somme – 19 gulden 12 penningen. Opten 24en mey 1600acht es de secretarys gereyst in Den Hage omme mitte Heeren van de Reeckeningen eenen dach te ramen omme ’t begonste werck bij de hant te nemen ende te vorderen omme tot een afscheyt te raecken, ten welcken dage gehandelt es volgende het geverbaliseerde [fol. 30] folio 17, comt de secretarys voor zijn dachgelt mit zijn clerck zonder wagenvracht alsoe dezelve bij ordonnantie apart tot stadts laste wert betaelt – 4 gulden 10 stuyvers. Opten 4en juny 1600acht zijn de voorn. Van Banchem mitte secretarys geassisteert mit twee lantmeters weder gereyst naer Hillegom ende vacherende vier dagen als den 4en, 5en, 6en ende 7en, hebben gebesoingeert volgende het geverbaliseerde beginnende folio 19 ende eyndende folio 22 ende zulx doende betaelt ende uytgeleyt eerst aen Willem Cornelisz., waert in ’t Hof van Hollant, voor spijs ende dranck tsamen 44 gulden; noch voor een half vat biers 3 gulden; noch aen de schipper met zijn knecht voor vier dagen diensts, ‘sdaechs tsamen 30 stuyvers, compt 6 gulden; ende voor de vacatiën en dachgelden van de vroonmeester ende secretarys elx ‘sdaechs tot 30 stuyvers, mits het defroy, comt tsamen 12 gulden; maeckende de voors. vier partijen in eender somme – 65 gulden. Opten 17en juny 1600acht zijn de voors. vroonmeester ende secretarys tsamen gereyst in Den Hage omme mitte Heeren van de Reeckeninge te accorderen gelijc gedaen ende te zien es bij het geverbaliseerde beginnende folio 23 ende eyndende folio 24, comt hem voor haer vacatiën ende dachgelden voor twee dagen mit des secretarys clerc, zonder wagenvracht alzoe dezelve naer gewoonte ende gelijc hiervoren verhaelt es bij ordonnantie apart wert betaelt, tsamen – 15 gulden. Opten 9en july 1600acht zijn de voorn. vroonmeester ende secretarys weder gereyst naer Hillegom, geassisteert mit meester Jan Pietersz. Dou, lantmeter, Jan Ottensz. van Seyst, des stadts meester timmerman, ende een van zijn knechten, ende hebben uytgeweest [fol. 31] vier dagen, ende middelertijt gebesoingeert als te zien es bij ’t geverbaliseerde beginnende folio 26verso ende eyndende folio 28, ende uytgeleyt voor een half vat biers 2 gulden 10 stuyvers; voor een kruycke biers op ’t meten gedroncken 12 stuyvers; voor een zoo visch aen Philips Jacobsz. 30 stuyvers; van gelijcken voor een zoo visch aen Willem Jacobsz. Koyt 18 stuyvers; voor een maetgen zouts 2 stuyvers 8 penningen; voor een zoo eyeren 6 stuyvers; voor wijn, broot, vleysch ende ander cost ende behouften medegenomen 13 gulden 11 stuyvers 4 penningen [zie voor specificatie bij *]; voor vier dagen diensts van de schipper mit zijn knecht tsamen ‘sdaechs 30 stuyvers = 6 gulden; ende voor de vacatiën ende dachgelden van den vroonmeester ende secretarys elcx tot 30 stuyvers ‘sdaechs alsvoren ten opsicht van het defroy, comt 12 gulden; maeckende tsamen de voorgaende negen partijen in eender somme – 37 gulden 9 stuyvers 12 penningen. Noch betaelt aen handen van meester Jan Pietersz. Dou, gesworen lantmeter, voor zijn diensten ende vacatiën ten opsicht van ’t voors. besoinge gedaen, te weten eerstelic in martio 1607 voor ’t copiëren van de chaerte van De Vennip, gemaect bij Merwen, in een bouck aen 7 partijen om daerop bequamelic te mogen besoingeren 3 gulden 10 stuyvers; noch een dach geweest opte Vennip om preparatie te maecken tot de scheydinge tusschen de ambachten van De Vennip ende Hillegom 2 gulden; noch den 4en july 1600acht uytgevaren ende den 5en, 6en, 7en gemeten mit Florys Jacobsz., gesworen lantmeter, tot Hillegom van de wech af ter meerenwaerts 28 morgen 337 roeden lants, mitsgaders de cleyne stuxkens aen d’ een of d’ ander zijde van de scheytlinie gelegen, ende alle tzelve gecaerteert, comt zijn sallarys 14 gulden; noch den 9en july uytgevaren ende den 10en ende 11en july afgemeten totte voors. 28 morgen 337 roeden noch 1 morgen 442 roeden mitsgaders alle de landen gelegen op ’t scheyt van De Vennip ende Hillegom, te weten hoeveel in elc ambacht gelegen was, zijnde aen elcke zijde van de scheytlinie 20 pertijen ende in als 31 morgens 197 roeden, daeraen verdient 14 gulden [fol. 32]; ende betaelt aen pergament totte caerten 30 stuyvers, maeckende tesamen de voorgaende vijf partijen in eender somme – 35 gulden. Belangende de dachgelden van de voorn. Jan Ottensz. van Zeyst, stadtsmeestertimmerman, mitsgaders zijn voors. ende andere knechten, zo ter zaecke van ’t maecken van de voorscreven scheytpalen mittet snijden van de wapenen zo van de Graeflicheyt als van de stadt daerop gestelt, als van dezelve te stellen, daervan es de betalinge gedaen bij Geryt Lenaertsz., tresorier-extraordinarys ende gecommitteerde totter opsichte van des stadts getimmerten, die dezelve betalingen tot tstadts laste in reeckeninge brengen zal, hier daervan ’t gedencken. Ende betaelt aen Jan van Hout, secretarys, eerst voor extract bij hem gelicht uyt ’t comptoir van Dijcgrave ende Hogeheemraiden van Rijnlant van de metinge van Hillegom bij meester Symon Meesz. van Eedam gedaen 2 gulden 2 stuyvers; noch voor copie van een brief in date 1514 6 stuyvers; noch voor draechloon van verscheyden brieven 6 stuyvers; noch voor copie van het register van de metinge van De Vennip, mede gedaen bij meester Symon Meesz. van Eedam, den schout gelevert om daerop te besoingeren, 20 stuyvers; noch voor copie van ’t provisionele accord gemaect den 14en marty 1600zeven ende gelevert aen de bailliu Tienen 6 stuyvers; noch voor extract uyt ons geverbaliseerde van den 13en ende 14en martii, de heere Doublet gelevert, 12 stuyvers; ende voor ’t geheele verbael, groot 32 bladeren, tweemael te grosseren, ’t een om bij den stucken te werden bewaert, ende ’t ander aen de vroonmeester gelevert omme op ’t doen van zijn reeckeninge te vertonen, tsamen 6 gulden 8 stuyvers, comende tsamen de voorgaende 7 partijen in eender somme - 11 gulden. Somma van alle de oncosten bedraecht 187 gulden 8 penningen. [uit het concept fol. 16 blijkt de verdeling: Craen f 13-11-4; de Camer f 8-18-0; ic [=Van Hout] f 33-2-0; Dou f 35-0-0; Banchem de rest f 97-9-8=f 187-0-12 [maar uit diverse optellingen komt ineens f 187-0-8 naar boven] Des ten oorconden dezen bij ons gecommitteerden ondergescreven geteyckent opten 7en septembris 1600acht. (w.g.) Jesper van Banchem J. van Hout [Hier eindigt het verbaal zoals overgeschreven door de klerk. Maar het concept gaat nog veel verder. Daarin bevinden zich niet alleen bovengemelde stukken, maar ook in het handschrift van Jan van Hout berekeningen en specificaties van de kosten en lijsten van landerijen, en ook [fol. 7] Nota. Te lichten extract authentyck uyt het register van de metinge van ’t ambacht van Hillegom gedaen in den jare 1543, 1544 of daernaer, van de landen gelegen tusschen de Leeck ten noorden ende Elsbrouckerlaen ten zuyden ende tusschen den Heerwech ten westen ende De Vennip ten oosten, actum 24 marty 1607. In de marge heeft Van Hout genoteerd: Gelevert aen den griffier Zwanenburch om dit aen Egmont te vervolgen [met andere woorden: Van Hout gaf een verzoek aan zijn griffier om dat extract te vragen aan Dirck van Egmont, secretaris van Rijnland; hij deed dat niet zelf, gezien hun vijandschap]. Ic hebbe dit extract becomen ende daervoor doen betalen f 2-2-0. Betaelt voor copie van den brieff van date 1514 f 0-6-0. Zij bij Dou de chaert gecopieert in een bouc aen quartieren, ‘t 1e ’t eylant, het 2e tusschen de Leec ende Vennipperlaen, ‘t 3e tusschen Venneperlaen ende de Beec, ‘t 4e tusschen de Beeck ende Elsbrouckerlaen, ‘t 5e tusschen Elsbrouckerlaen ende de Mollemsloot, ‘t 6e tusschen de Mollemsloot ende Gerryt Avenwech, ende ‘t 7e tusschen Geryt Avenwech ende de Zantsloot of Keysersloot, uytcomende aen Leeckedeux(?). 1607 april 7 heeft mij de schout afgevordert ’t doubelt van het register van de metinge van De Vennip van ’t jaer van 1544, ‘twec hij mij gelevert hadde, mer alsoe ic daerop begonst hebbe te besoingeren ende zulx verscheyden notelen opte cant angeteyckent ende der meeninge ben ‘tzelve mit d’ 1e gelegentheyt voor zoveel mogelicken es te voltrecken, hebbe ic hem toegeseyt ‘tzelve te doen copiëren ende hem de copie te doen leveren huyden acht dagen. De voors. schout verclaerden mij ten dage voors. dat hij verstaen hadde datter in Den Hage onder d’ erfgenamen van Franchois Tielmansz. geweest zijnde curateur van den desolaten boel van Cornelis Willemsz., in zijn leven schout van Zassem, verscheyden collectbouxkens De Vennip angaende, zouden berusten. Ic hebbe hem last gelaten daernaer te vernemen ende te verstaen of men die zouden mogen becomen. Hij zeyde mij van gelijcken datter ooc verscheyden collectbouxkens van De Vennip berusteden onder Louris Henricxz., out-secretarys. Hij nam aen hem te spreecken; t’ 1e dat hij binnen Leyden comt mij te willen comen aenspreecken. [Na zeer veel berekeningen in priegelhandschrift met doorhalingen vervolgt het met:] Naer verloop van eenigen tijt heeft joncheer Aernt van Thienen, bailly van Lisse, Hillegom ende Noortwijckerhout, geschreven de volgende brieven: [en dan volgt de brief van 2 november 1607, zoals hierboven onder [fol. 14] vermeld. Op fol. 14v. staat nog een specificatie van het bedrag van f 13-11-4 aan uit Leiden meegebrachte etenswaren [zie boven bij *]: Staet ende verclaringe van de oncosten gevallen opte reys bij Jaspar van Banchem, vroonmeester, ende Jan van Hout, secretarys, gedaen naer Hillegom den 10en july 1608 altemalen verschoten bij Eeuwout Craen [notaris en werkzaam voor Van Hout]: Eerst voor 4 stopen Franschen wijn tot 15 stuyvers, f 3-0-0; voor acht tarwen- ende vier halve wittebollen f 1-0-0; voor een schapenbilletgen f 1-4-0; voor een stuck rintvleysch wegende 14½ pont tot 3½ stuver ’t pont f 2-10-14; voor een flesgen brandewijns f 0-15-0; voor azijn f 0-1-0; voor twee roemers f 0-3-8; voor een ham mit twee tongen f 2-16-0; aen boter f 1-14-0; aen 1 pont kaerssen f 0-5-0; aen zout f 0-1-2; aen mostaert f 0-0-12; [opgeteld] f 13-11-4. [fol. 16v.] Eedelen, eerntfesten, eerzamen, wijzen ende zeer voorzienigen joncheer Aernt van Tienen, bailly van Noortwijckerhout, Hillegom ende Lisse, mijnen waerden heer ende gonstigen goeden vrundt, Eedele enz., De heren burgermeesteren ende regierders alhier hebben mij opten 8en(?) dezer [=november 1608] belast omme ’t besoinge van de scheydinge tusschen des stadts ambachtsheerlicheyt van De Vennip ende het ambacht van Hillegom eyntelicken [doorgehaald en vervangen door: ...[onleesbaar] ten vollen uytersten(?)] voltrecken ende zulx voorts te varen tot zuyveringe van de collec[doorgehaald en vervangen door: gaderboucken] zo van de verpondingen als morgengelden voor zovele angaet de landen daerover de scheytlinie lopende es, omme te weten wat ende hoeveel elc ten opzicht vandien ten wederzijden zal hebben te gelden ende te contribueren, daervan ic U E. mitsdezen wel hebben willen voorwittigen teneynden dezelve ’t eerste hij binnen Leyden comt gelieve bij mij te comen omme naerder daerop mitten anderen te handelen ende beraden hoe wij dees zaeck best zullen anleggen om die (gelijc ’t notelic es ende behoort) ten goeden eynden te brengen. Ic geloof dat die van Hillegom de zaecke zullen willen verderen gelijc zij tot noch toe gedaen hebben, te weten mitte naers tegen de crebbe, ende dat zij tot ‘tzelve niet en zullen zijn te brengen zonder daertoe te gebruycken dan hartheyt van de Camer ende van U E., van welcke beyde de vrage es (als niet anders begerende dan ‘tgeen rechtmatich ende billicken es) hem verzeeckert houden. U E. mach dese zaeck eerst die van Hillegom voorstellen omme van hem te verstaen eer men verder … deet of zij mit gemoede ende vruntschap ‘tzelve begeren te beginnen ende daerop mit mij in onderhandelinge te treden altijts onder ’t behagen aen d’ een zijde van de Heeren van de Reeckeninge ende aen d’ ander zijde van burgermeesteren, omme ‘twelc te doen men ten wederzijden moet hebben openinge van de boucken van de laetste verpondingen ende mergengelden. Belangende den thijns zal U E. gelieven hem voor te stellen dat de burgermeesters de verder landen niet alleen niet tijnsbaer en begeren te maecken, mer den tijns te laten zo die nu es. Ooc (gelijc t’anderen tijden voorgeslagen es) te handelen tot afcoop van de tijns in ’t generael ende opdat de innegelanden verzoeck te mogen zijn, alzoe burgermeesteren de ambachtsheerlicheyt te leen houden van den Huyze van Wassenaer, ‘tzelve bij de Heeren Staten te doen approberen ende bevestigen. Ende blijft hiermede, eedele etc. dezen 10 november 1608, godtlicke schut ende scherm anbevolen van mij [niet ondertekend, maar Van Hout]. [fol. 17] 1608 nov. 11. Eersamen etc. Cornelis van Immerzeel, schout van de ambachten van Lisse ende De Vennip. Heer schout, naer groetenisse. Ic zeynde u in dezen gesloten open missyf aen den heer Tienen die gij omme van den inhouden ten dien bewust ende onderrecht te zijn lezen besluyten ende Zijn E. mit mijnen vruntlicke anbiedingen behandigen ende verantwoorden zult. Hebt gij ooc eenige gelegentheyt omme daerop tevooren te spreecken mitten schout van Hillegom ende Jan Henricxz. (die de pen es daer dit compas op draeyt) ende de zaeck wat tevooren te bezeyden; gij moocht het doen ende hun gemoet ondertasten. Mijn heeren en begeren niet dan ‘tgeen rechtmatich ende billick es, ’t eerst dat u E. binnen comt, brengt mij ’t laetste cohier van de verpondinge mit ’t gaerbouc van ’t mergengelt, opdat ic van dezer zijden voor zoveel mogelicken mach becomen zodanigen onderrechtinge mit haer in onderhandelinge te treden ende de gerechticheyden mit reden te verdedigen, ende blijf hiermede, heer schout, in de hoede Godes ende gegroet van mij [niet ondertekend, maar Van Hout]. De eerzamen, wijzen ende zeer voorzienigen heer Jacop Paeds, commis der stadt Leyden tot anhoringe van ‘s gemeenlants reeckeningen in Den Hage. In Leyden 1608 november 11. Paedts, gonstige goede vrundt [naer groetenisse aen u ende u l[ieve] huysvrouwe]. Ic hebbe van stadtswegen te handelen mit die van Hillegom, daertoe mij van noode es te weten wat diezelve van Hillegom de voorleden 3 of 4 jaren gegouden hebben in de verpondinge ende van gelijcken wat die van De Vennip? Stelt ‘tzelve bij gescrifte omme op zondage toecomende op burgermeesterenmaeltijt, daertoe U E. geropen ende genodicht es ende wert, mitsdezen over te brengen ende leveren aen handen van uwen goeden vrundt. [Omdat Paedts zich er gemakkelijk van af maakte, door de gevraagde zaken op het hem toegezonden briefje van Van Hout te schrijven en dat aan hem terug te geven, welk briefje door Van Hout in het verbaal geschoven is, is ook de netversie bewaard gebleven en die wijkt op slechts een paar ondergeschikte puntjes af. Paedts gaf, kennelijk uit de rekeningen die in Den Haag berustten, de volgende informatie:] 1605 Hillegom f 2758-3-8, Vennip f 605-7-8¾; 1606 Hillegom f 2256-13-11, Vennip f 495-6-3¾. [Van Hout heeft dit in zijn concept-verbaal overgenomen: Paedts heeft mij gezeyt, en dan volgen dezelfde cijfers, waar hij nog aan toegevoegd heeft: 1608 opte gulden vierdalf groot minder, dus in 1608 hetzelfde bedrag als in 1607 op een fractie na. In 1604 werd kennelijk exact hetzelfde bedrag als in 1605 ontvangen, en in 1607 hetzelfde als in 1606.] Te onderzoucken uyte reeckeningen van Rijnlandt de groote van Hillegom ende De Vennip. Ooc ‘tgunt ic gemaect ende bij gescrift gestelt hebbe angaende de contributie van De Vennip omme te crijgen gratie in conformité van de andere dorpen aen de Meer gelegen. Hillegom plach te gelden 411 mergen 300 roeden, es groot bevonden 1000 mergen ende es gemodereert te contribueren mit 700 mergen. Dou in ’t chaertbouc te doen stellen de gehele Vennip in ’t cleyn gelijc ’t in mijn chaertgen staet; ooc een chaert van de scheydinge. Vennip heeft van 1588 op hemzelffs gecontribueert mit 186 margen 300 roeden; zijn anno 1598 ten opzicht van ’t afspoelen van ’t eylandt vermindert 6 morgen 431 roeden ende contribueren overzulx nu met 179 margen 469 roeden. [hieronder volgen de berekeningen van de bijdrage van Claes Jansz. Verwer tot Haerlem, en daarna enkele bladzijde vol optellingen, waar een telmachine nog eer mee zou inleggen. Zijn methode is voor een niet-wiskundige wel niet te volgen. Op de achterkaft staat:] Minuyt verbael nopende ’t scheyt van de ambachtsheerlicheyden van De Vennip ende Hillegom. Zij gegrosseert ende gevoucht in ’t bouc van De Vennip. [Hieronder volgt iets merkwaardigs: een berekening van de grootte van de Beemster, waar hij in geïnteresseerd was vanwege een dienstreis daarheen, beschreven door Wim Zalm, ‘Jan van Hout op dienstreis naar de Beemster, Leids Jaarboekje 113 (2021) p. 110-121. Omdat deze informatie mogelijk ontbreekt in het verbaal van die reis van 21-26 oktober 1608, volgt hier de transcriptie] Angaende de Beemster ende ’t bedijcken vandien. De Beemster zo die jegenwoordelicken bedijct wert, zeyt men dat groot zoude zijn 9000 mergen, comt de superficie of vlacte vandien roeden 5.400.000 voeten 777.600.000, ende men zeyt dat zij deur de banc mit water diep staet zes roedevoeten, zodat in haeren ring of te leggen caden gesloten zouden zijn 4.665.600.000 taerling of cubycke voeten, genomen dat 5 cubycke voeten maecken een ton of vat waters. Comt 933.120.000, te weten negenhondertdrieendertich millioenen hondertduysentendetwintichduysent vaten waters. Om ‘tzelve water uyt te malen zijn besteet 42 moelens, zo men zeyt van eene grootte, invougen dat men hout dat elc evenveel zal uytmaelen, comt tot last van elcke moelen 22.217.143 vaten, ende als men gissinge maecte dat alle de moelens gesamentlicken een duym waters zouden mogen uytwerpen en verlagen, zo zouden zij de plasse connen uytmalen in 72 dagen ende zoude elcke moelen in effecte lozen 308.571 vaten ‘sdaechs. Genomen dat een achtcante molen mit elcken ommegang van ’t waterrat werpt uyt 20 vaten waters ende gaet elcke uyr om 240 malen, te weten elcke minuyt 4werven , zo zoude elc uyr uytgeworpen werden vaten 4800 ende in ’t etmael genomen voor 1 dach 115.200. [Hierbij valt op te merken dat Van Hout een denkfout maakt: niet alle 42 molens waren parallel geschakeld omdat ze niet de volledige diepte konden bereiken, maar waren in gangen vierhoog geschakeld. Gemakshalve gerekend moeten zijn cijfers t.a.v. de wateropbreng per molen dus door vier gedeeld worden!] [fol. 20] Continuatie van ’t verbael angaende De Vennip. Hillegom heeft anno 1607 gegonden in de verpondinge 2256-13-11 ende ’t ambocht van Hillegom plach voor de vermetinge te contribueren mit 411 margen 300 roeden. ’t Es bij de metinge groot gevonden 1000 margen, ende gracie genieten van 300 margen, gelt in ’t Waterschap mit 700 margen. [hierna volgen berekeningen, zoals: 700 mergens gelden 22567, wat 1?, met als uitkomst] ’t welc opte margen d’ een deur d’ ander beloopt omtrent 3 gulden 4 stuyvers 9 penningen. De Vennip heeft van den jare 1588 aen gecontribueert mit haer volle groote als 186 margen 300 roeden. Es anno 1598 ten opzicht van ’t afspoelen van ’t eylandt vermindert mit 6 margen 431 roeden ende gelt zulx alsnoch mitte overblijvende 179 margen 469 roeden; gelt in de verpondinge 495-6-3¾. [volgen weer berekeningen, zoals: 179 margen 469 roeden gelden 4953, wat 1?] ’t welc opte margen d’ een deur d’ ander beloopt omtrent 38 stuyvers 9 penningen. Ende [de hierna volgende tekst is ook overgeleverd in een net-kopie in inv.nr. 66] alzoe in den voorleden jare 1608 opte questie bij die van Hillegom gemoveert op ’t scheyt van de ambachtsheerlicheyt van De Vennip, daerop mit die van de Reeckeningen vanwegen der Graeflicheyt een accordt ende zulx een vast scheyt gemaect ende gestelt es ende dat dienvolgende de landen daerover de scheytlinie es loopende zijn gemeten omme daeruyt te weten hoeveel lants elc leggende hadde in De Vennip ende hoeveel in Hillegom ende de collectatiën van de verpondingen ende van de morgengelden daernaer voortsaen ende mitten jare 1600negen beginnende te werden gerecht, soe es dienvolgende vanwegen burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheren van De Vennip gemaect de volgende staet ende verclaringe hoe ‘tzelve ten opzicht van De Vennip zal werden genomen ende in ’t werc gebracht: Frans Kies tot Haerlem, comt een gedeelte van ’t landt aen de Leeck, ‘twelc Claes Jansz. Verwer’s was ende in der chaerte van den jare 1588 geteyckent nu.s 34, 35, 36, daervan Claes Jansz. Verwer voorn. de reste alsnoch toecomende es, doen t’samen groot gemeten 5 margen 210 roeden ende nu ‘tgeen Frans Kies comt 2 margen 260 roeden ende ‘tgeen Claes Jansz. Verwer comt 2 margen 527 roeden, maeckende t’samen 5-187, invougen dat hier vermindert zijn 23 roeden. ’t Voors. landt pleech in de verpondinge te staen op 16 gulden 4 stuyvers, beloopende opte mergen omtrent 3 gulden 8 penningen. 5 mergen 210 roeden gelden 162, wat 1? [volgt een berekening] ende zullen naer proportie van de voors. verminderingen alsnu in de verpondingen gelden: Frans Kies mit 7 gulden 7 stuyvers 7 penningen, ende Claes Jansz. Verwer mit 8 gulden 14 stuyvers 5 penningen. Lourys Henricxz. Croon, out-secretarys, comt een partijeken in der chaerte van dees metinge geteyckent mit Z, d’welc voorgaende onder De Vennip niet en was gemeten, nu groot gevonden 15 roeden ende genomen naer proportie van de landen van de voorn. Kies ende Verwer daer naest gelegen, zoude gelden in de verpondinge 1 stuyver 10 penningen. [fol. 21] Symon Aelbrechtsz. comt een partijeken in der chaerte van dees metinge geteyckent mit Y, mede voorgaende in De Vennip niet gemeten, nu groot bevonden 13 roeden, ende zoude zulx in de verpondinge gelden naer beloop alsvoren 1 stuyver 5 penningen. Lijsbeth Claesdr. comt ooc een pertijeken in der voors. chaerte van dees metinge geteyckent mit X, mede voorgaende in Der Vennip niet gemeten, nu begroot op 16 roeden, ende zoude zulx in der verpondinge gelden naer beloop alsvoren 1 stuyver 11 penningen. Hier wert de Vennipperlaen overgesprongen Cornelis Dirxz. van Hout mit een gedeelte van ’t landt zuytwestwaerts van Venneperlaen, ‘twelc Grietgen Dircxdochters was, nu.o 52, daervan Claes Joostenz., man ende voocht van Marijtgen Willemsdochter, de rest comt, t’samen [anno 1588] groot 1 margen 373 roeden, nu groot ’t partije van Cornelis Dirxz. 491 roeden ende ’t partije van Claes Joostensz. 497 roeden, maeckende t’samen 1 margen 388 roeden, wezende zulx vermeerdert mit 15 roeden, plagen te staen in de verpondinge op 33 stuyvers, ‘twelc es de mergen omtrent 20 stuyvers 6 penningen. 973 dragen 165, wat 1? [volgen berekeningen] ende zullen naer proportie van de voors. vermeerderinge alsnu in de verpondingen gelden Cornelis Dirxz. van Hout mit 16 stuyvers 11 penningen ende Claes Joostenz. mit 16 stuyvers 14 penningen. Cornelis Dirxz. van Hout voorn. nu.o 53 in ’t jaer 88 groot gemeten 1 margen 310 roeden, nu op 1 margen 333 roeden, wezende zulx vermeerdert mit 23 roeden. Dezelve Van Hout over een gedeelte van nu.o 54, daervan de reste comt Florys Jansz., t’samen anno 88 gemeten op 2 margen 362 roeden ende nu groot gemeten ’t partie van Cornelis Dirxz. van Hout op 2 margen 258 roeden ende ’t partie van Florys Jansz. op 163 roeden, maeckende t’samen 2 margen 421 roeden, wezende zulx vermeerdert mit 59 roeden, welcke 3 partijen begroot alsvoren t’samen in de verpondinge gelden 11 gulden 2 stuyvers, ‘twelc es de mergen op omtrent 2 gulden 13 stuyvers 14 penningen. [volgen berekeningen; ook alle marges staan vol optellingen en dergelijke] ende zouden nu proporcionelicken tesamen moeten gelden 11 gulden 9 stuyvers 2 penningen, daervan Cornelis Dirxz. van Hout moet gelden naer advenant de voors. 1 margen 333 roeden 3 gulden 3 stuyvers 12 penningen; dezelve naer advenant van de voors. 2 margen 258 roeden 6 gulden 10 stuyvers 13 penningen. Ende Florys Jansz. naer beloop van zijn voorgaende 163 roeden 14 stuyvers 10 penningen. Geryt Gerytsz., schout tot Hillegom, nu.o 55, ‘twelc de pastorye was, in ’t jaer 1588 gemeten op 1 margen 362 roeden; nu op 1 margen 364 roeden, ende zulx vermeerdert mit 2 roeden, plach in de verpondige te staen op 4 gulden, ‘twelc es de mergen op omtrent 2 gulden 9 stuyvers 15 penningen, [fol. 22] ende zal nu naer zijn grootte van 1 margen 364 roeden gelden in de verpondingen 4 gulden 3 penningen. Joncheer Melchior Schuyrbrandt ‘twelc joncheer Johan Monix, zijns schoonvaders, was, nu.o 56, vanouts gemeten op 2 margen 404 roeden, ende nu groot bevonden 2 margen 530 roeden, wezende zulx vermeerdert 126 roeden; dezelve Schuyrbrandt ende was mede zijns voors. schoonvaders, gelegen aen de Beeck nu.o 57, vanouts groot gemeten 2 margen 348 roeden, ende nu groot gevonden 2 margen 540 roeden, wezende zulx vermeerdert 192 roeden. De voorgaende landen plagen t’samen in de verpondinge te gelden mitte volgende partijen als nu.o 43: 2 m 593 r, 44 1 m. 378 r, 50 2 m. 436 r, 51 1 m. 292 r., dit 56 2 m. 404, dit 57 2 m. 348 r., samen 14 morgen 51 r., ende stonden t’samen op 20 gulden, ‘twelc es de morgen op omtrent 28 stuyvers 7 penningen. 8451 gelden 20, wat 1? [volgen berekeningen] Zal nu voorts gelden naer beloop de voorgaende 2 morgen 530 roeden nu.o 56 mit 4 gulden 1 stuyver 14 penningen naer beloop van de 2 morgen 540 roeden nu.o 57 mit 4 gulden 2 stuyvers 6 penningen ende mitte geheele 14 mergen 369 roeden mit 20 gulden 15 stuyvers 9 penningen. Hier wert de Beeck overgesprongen Joncheer Johan van Gerwen, ‘twelck joncheer Johan Monix, zijn schoonvader, was, een pertie aen de Beecke nu.o 82, ‘twelc anno 88 groot gemeten was 478 roeden ende nu niet groter bevonden es dan 415 roeden, comt minder of ondermate 63 roeden. De voorgaende landen plagen t’samen in de verpondinge te gelden mitte volgende pertijen als nu.o 70 1 m. 160 r., 72 2 m. 10 r. ende deze 478 roeden [opgeteld] 4 morgen 48 roeden ende stonden t’samen op 8 gulden, ‘twelc es de morgen op omtrent 39 stuyvers 4 penningen. 2448 dragen 8, wat 1? [volgen berekeningen] ende zal nu gelden naer advenant van 3 morgen 585 roeden mit 7 gulden 15 stuyvers 15 penningen. Pieter Jansz., ‘twelc Cornelis Andriesz. van Vinckenberch [Vinckenburch], zijn schoonvaders, was, nu.o 83 anno 88 groot gemeten 1 morgen 460 roeden, ende nu niet groter bevonden dan 1 morgen 444 roeden, ende zulx vermindert mit 16 roeden; ’t voorgaende landt plach tesamen in de verpondinge te gelden mit nu.o 61 1 morgen 458 roeden, dit 83 1 morgen 460 roeden, t’samen 3 morgen 318 roeden, mit 7 guldens, ‘twelc es de mergen omtrent 39 stuyvers 11 penningen. 2118 dragen 7, wat 1? [fol. 23] Ende zal nu gelden naer advenant van 3 morgen 302 roeden mit 6 guldens 19 stuyvers. Cornelis Jacopsz. nu.o 84 ‘twelc Jan Cornelisz.’s was, anno 88 gemeten ter grootte van 1 morgen 260 roeden, ende nu groot bevonden 1 morgen 247 roeden, ende zulx vermindert 13 roeden, plach in de verpondinge te gelden mit 4 gulden 1 stuyver 4 penningen, ‘twelc es de mergen omtrent 2 gulden 16 stuyvers 9 penningen. 860 dragen 40625, wat 1? [volgen berekeningen] Ende zal nu gelden naer beloop van de voors. 1 morgen 247 roeden mit 4 gulden. Jonge Pieter Claesz., nu.o 85, ‘twelc in ’t jaer 88 groot was gemeten 1 morgen 311 roeden, ende nu groot bevonden es 1 morgen 267 roeden, invougen dat het es vermindert 44 roeden. Lijsbeth Claesdr., wedue van Dirc Dirxz. van der Leth, in zijn leven schout tot Hillegom, nu.o 86 was anno 88 gemeten ter grootte van 1 morgen 405 roeden ende es nu groot bevonden 1 morgen 290 roeden, invougen dat het vermindert es 115 roeden. De voorgaende landen plagen in de verpondinge te gelden mitte volgende pertijen als nu.o 64 1 m. 480 r., 65 1 m. 573 r., 76 2 m. 155 r., ’t voorgaende 85 1 m. 311 r., ’t voorgaende 86 1 m. 405 r., comt t’samen 9 morgen 124 roeden, een somme van 13 gulden, ‘twelc es de margen omtrent 28 stuyvers 4 penningen. 9 morgen 124 roeden dragen 13, wat 1? [volgen berekeningen] Ende zullen nu gelden jonge Pieter Claesz. naer beloop van zijn 1 morgen 267 roeden mit 2 gulden 13 penningen ende Lijsbeth Claesdr. naer beloop van haer 1 morgen 290 roeden mit 2 gulden 1 stuyver 15 penningen. … [geen naam vermeld] mit het partije in de chaerte van dees metinge geteyckent mit D voorgaende in den jaere 88 in Der Vennip niet gemeten, mer nu mit 70 roeden, ende zal gelden in de verpondinge naer beloop van de landen aen beyden zijden gelegen ‘twelc zijn de landen nu.o 86 ende nu.o 87. Belangende 86 ‘tzelve gelt alsvoren de mergen omtrent 28 stuyvers 4 penningen. 87 was anno 88 groot gemeten 1 morgen 203 roeden ende gelt in de verpondinge 3 gulden 8 stuyvers 12 penningen, ‘twelc es opte mergen omtrent 2 gulden 11 stuyvers 6 penningen. [volgen berekeningen] De voors. 2 sommen van 28 stuyvers 4 penningen ende van 2 gulden 11 stuyvers 6 penningen opten anderen gehoocht ende dan gehalfdeelt zijnde, comt te bedragen 39 stuyvers 13 penningen, ‘twelc bedraecht over 70 roeden daermede dit partije zal contribueren in de verpondinge 4 stuyvers 10 penningen. [fol. 24] Claes Jansz. Verwer tot Haerlem, ‘twelc Jan Verwers, zijns vaders, was, een gedeelte van nu.o 87, daervan de rest toecomt Anna Baerten, wedue van Pieter Claesz. van Voorhout, mit haer zusters, gelegen aen Elsbrouckerlaen, anno 88 t’samen groot gemeten 1 morgen 203 roeden ende nu bij der mate groot bevonden ’t pertije van Claes Jansz. Verwer 1 morgen 80 roeden ende ’t pertije van Anna Baerten 113 roeden, comt t’samen 1 morgen 193 roeden, invougen dat hier verminderinge es van 10 roeden ende hebben in de verpondinge t’samen gegouden 3 gulden 8 stuyvers 12 penningen, ‘twelc bedraecht opte mergen 2 gulden 11 stuyvers 6 penningen, ende zullen nu voorts gelden naer rato van de bevonden grootte: Verwer mit 2 gulden 18 stuyvers 4 penningen ende Anna Baerten 9 stuyvers 11 penningen. ‘twelc dusverre gezeyt zij angaende de verclaringe op het redres van het register van de verpondinge over de landen onder de scheytlinie gelegen. Om nu voorts te betogen ’t voordeel of achterdeel dat aen d’ een zijde De Vennip aen d’ ander zijde Hillegom uyt ’t jegenwoordige besoinge becomt of erlangt dient de volgende balanchieringe [in de net-kopie: waechschael of balanche] van de winst jegens ’t verlies: vermeerdert Symon Aelbertsz. 13, Louris Hendricxz. Croon 15, Lijsbeth Claesdr. 16, Cornelis Dirxz. van Hout 15, dezelve 23, dezelve mit Florys Jansz. 59, Geryt Gerytsz. Schout 2, Schuyrbrant 126, dezelve 192, … 70 [opgeteld 531 roeden]. Vermindert Frans Kies [en Verwer] 23, Gerwen 63, Pieter Jansz. 16, Cornelis Jacopsz. 13, jonge Pieter Claesz. 44, Lijsbeth Claesdr. 115, Verwer 10 roeden [opgeteld 284 roeden]. Vereffent comt dat De Vennip in als vergroot es mit 247 roeden. Ic hebbe in desen calculatie gemaect van landen in de verpondige staende de mergen op 1-0-6, 1-8-4, 1-8-7, 1-19-4, 1-19-11, 1-19-13, 2-9-15, 2-11-6, 2-13-14, 2-16-11, 3-0-8. [volgen nog berekeningen] [de volgende tekst is ook in minuut overgeleverd in inv.nr. 42; de afwijkingen daar zijn tussen vierkante haken vermeld] Eerntfesten, eerzamen, wijzen ende zeer voorzienigen heere Claes Jansz. Verwer, mijnen waerden heer ende gunstigen goeden vrunt, tot Haerlem. Eerntfeste, eerzame, wijze, zeer voorzienige heere, gonstige goede vrundt, naer mijne gedienstige anbiedingen. Ic hebbe volgende ons laetste afscheyt op ’t Raedhuys alhier genomen den 7en january laetstvoorleden, gesproocken mijnen Edele heeren burgermeesteren angaende het aflossen van den tijns van De Vennip bij U E. ten behouve van alle de gemeene innegelanden te doen jegens den penning 200, daerinne dezelve heeren burgermeesteren ende [ooc ’t collegie van] schepenen tevreden zijn ende mij gelast hebben ‘tzelve te voltrecken staende nochtans tot meerder verzeeckertheyt naderhant daerop te versoucken approbatie van de Grote Vroetschappe alhier. Ende omme ’t werc te bevorderen ‘tzelve te bereyden, hebbe ic daervan een bewerp gemaect dat ic mitsdezen overzeynde. ’t Zal U E. gelieven daerop zijn goetduncken over te scrijven omme mij daernaer in ‘t voltrecken te gedragen. Ic hebbe miteenen beworpen een verclaringe op ’t redres van het register van de verpondinge van De Vennip voor zoveel angaet de pertijen landen onder de scheytlinie gelegen, daervan ooc doubelt hier beneffens gaet, ‘twelc U E. meteenen gelieven zal in den uwen te doerzien ende ‘tzelve mij weder over te schicken mit zijn advis daerbij. Ic vinde (om de waerheyt te bekennen) groote ongelijcheyt in hetzelve register van de verpondinge ende laet mij beduncken dat uwer landen nu.o 34, 35, 36 ten inzichte van de naestgelegen veel te hooch zijn gestelt ende dat het nu als men daerinne [fol. 25] notelicken eenige veranderingen moet doen gelegentste zouden comen om in ’t geheel eenich redres op ’t register te doen. Men mocht (bij manier van ende tot dien eynde voorslaen) kercgeboden ende uytroupingen doen opdat elc die yet voornaem te clagen mochte werden verwitticht omme zijn bezwaernissen tijtlicken aen te dienen omme daerop naer behoren te werden geleth. Heel effen te maecken es niet mogelicken; ’t naeste dient gezocht. De verpondinge es een geduyrige last die (zoo ’t schijnt) niet leechlicken ophouden zal. Ende dezen tot geenen anderen eynde dienende, bidde den Almogenden U E. te nemen in zijn H(eilige) hoede ter zalicheyt. Mit haest in Leyden dezen 17 january 1609. Uwer E. dienstwillige vrundt [niet ondertekend, maar Van Hout; de minuut is wel door hem ondertekend] Te communiceren de Grote Vroetschappe [het volgende stuk is ook overgeleverd in twee net-exemplaren, geschreven door Jan van Hout persoonlijk; één exemplaar met vouwen, dat opgestuurd is naar Verwer en kennelijk door hem geretourneerd, ongetekend. Vanwege enkele tekstuele verschillen is het afwijkende uit het net-exemplaar hieronder tussen vierkante haken weergegeven. Stadsheerlijkheden inv.nr. 42] Opte voorwaerden ende in manieren hiernaervolgende zijn Jaspar van Banchem, presiderende schepen, ende Jan van Hout, secretarys der stadt Leyden, gecommitteerden van burgermeesteren ende regierders derzelver stede als ambachtsheeren van De Vennip, ter eenre zijden, ende Claes Jansz. Verwer, borger der stadt Haerlem, als mede-innegelande van De Vennip in dier qualité voor hemzelven mitsgaders ooc vanwegen ende ten behouve van allen den gemeenen innegelanden van de voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip ter andere zijden, gesamentlicken overgecomen ende verdragen nopende de quytinge, bevrijdinge ende gantsche aflossinge van den thijns staende opte landen onder de voors. ambachtsheerlicheyt gelegen die van outsheer ende tot noch toe mit grote moeyten, oncosten ende bezwaernisse zowel van den voors. stede ende de gecommitteerden vandien als van den gemeenen innegelanden geeyscht, betaelt ende ontfangen es opten 1en january als dat de voors. Claes Jansz. Verwer in der qualité alsvoren ten behouve ende aen handen van burgermeesteren ende regierders voorn. in de maent van …[opengelaten; in net-exemplaar: julio eerstcomende] verscijnende teffens in hooftgelden [hooftsomme] ende gangbare munte volgende ende gelijc der Heeren Staten [ordonnantie ende] tollerantie opten loop van de gelden alsdan wezen zal, zal opbrengen voor elcken eygen te weten 4 penningen payments volgende het laetste register van den thijns geheven den 1en january des loopenden jaers 1600negen twee gulden 10 stuyvers bedragende van hooftgelden. Vermits welcke betalinge den voors. thijns van De Vennip voor zoverre de stadt van Leyden ende haere ambachtsheerlicheyt angaet voor nu als dan ende dan als nu ten eeuwigen dagen zal zijn [wezen ende] wert geheven mitsdezen [voor] afgelost ende gequeten ende de landen daervan gevrijt ende ontslagen ofte het recht van de voors. stadt aen ende ten behouve van de voors. Verwer [mits dezen] gecedeert, opgedragen ende overgegeven. Ende teneynde de gemeene innegelanden van De Vennip de cracht ende werckinge van het jegenwoordige verdrach mede mogen genieten, zo zal desen vercondicht ende uytgeropen werden niet alleen mitter clocke in desen naestgelegen steden van Haerlem ende Leyden, mer ooc in de kercken ende vierscharen van Hillegom ende Lisse als 2 de naestgelegen dorpen van gelijcken mit anpleckinge van billetten tot zelve plaetsen te doen, teneynde alle degeene die innegelanden van De Vennip zijn ende ’t jegenwoordige accordt mede begeren te genieten hun gedeelte naer rate, advenante ende proportie van de eygens daermede zij op ’t vertijnsen den voorn. 1en january 1609 ten registere gestelt zijn, zijn [in] penningen zullen hebben op te brengen aen handen van den voors. Claes Jansz. Verwer voor den laetsten dach van [oningevuld; meye] eerstcomende ende van hem zullen mogen nemen absolute quitantie, op peene dat naer verloop van denzelven dach de gerechticheyt van dezelven tijns, gelijc als vanouts voor zoveel ’t gedeelte van de gebreeckigen angaet zal comen en wezen ten behouve ende profijte van de vers. Claes Jansz. Verwer omme daermede te mogen winnen ende verliesen en mitten zelven gebreeckelicken naderhandt in haer wijse [perticulierlicken te] handelen, verdragen ende overcomen gelijc [‘t] hem goetduncken ende believen zal ende of ‘t de voorn. burgermeesters van Leyden als ambachtsheeren van De Vennip zelfs waren. Ende omme de voorn. Claes Jansz. Verwer mitten gemeenen innegelanden van De Vennip desen angaende ten genougen [te] bewaeren ende verzeeckeren ten opzicht de voorn. van Leyden de geroerden ambachtsheerlicheyt opte name van mr. Franc Duyc de Jode, jegenwoordelick eerste ende presiderende burgermeester derzelver stede, ten onversterflicken erfleen houden van den Huyse van Wassenaer, zo zullen de voorn. van Leyden ’t jegenwoordige accordt, verdrach ende overcompste doen bevestigen, ratificeren ende confirmeren van de Edel Mogende Heeren Staten ’s landts van Hollandt ende Westvrieslandt oft Haer Edele Gecommitteerde Raden. Tot voldoeninge van ‘twelc mitsdezen verbonden werden de goeden van de voors. stadt Leyden mitsgaders van de voors. Claes Jansz. Verwer, jegenwoordige ende toecomende, roerende ende onroerende, gerechticheyden ende inneschulden, stellende alle dezelve mitsgaders de vruchten en de keure vandien tot bedwang van allen rechten ende rechteren, ende dit alles ter goeder trouwen, zonder argelist ende op ’t advoy ende welbehagen van de heeren burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden. Aldus gedaen binnen der stadt Leyden ende dezen ondergeteyckent opten 7en january 1600negen bij ons [niet ondertekend] [fol. 26, in het handschrift van Joost van Swanenburch, de opvolger van de overleden Jan van Hout] Erntfeste, wijse, discrete, zeer voorsienige heer Claes Jansz. Verwer, wonende tot Haerlem. Erntfeste, wijse, discrete, zeer voorsienige heere, Naedien bij Uwe E. begonst es te handelen van onsentwegen nopende het aflossen van den tijns van De Vennip bij Uw E. ten behouve van alle de gemene innegelanden te doen jegens den penning twehondert, ende dattet ‘tzelve contract noch niet es voltrocken door het affsterven van onsen secretarys Van Hout zaliger, die daertoe last ende commissie hadde, soe hebben wij niet konnen naelaten Uw E. mitsdesen te verwittigen alsdat wij tegens vrijdach toecomende goetgevonden hebben ‘tzelve voorts te voltrecken als nae behoren. Verzoucken daeromme dat Uw E. tegens dezelve tijt hem believe alhier te laten vinden omme voorts de zaecke aff te maecken ende ‘tgene daertoe nodich es te bevorderen, aen onse zijde zullen wij ons daertoe gereet laten vinden. Ende alzoe desen ten genen anderen eynde is dienende, willen wij Uw E., erntfeste, wijse, discrete, zeer voorsienige heere, in de bescherminge des Alderhoochsten bevelen. In Leyden desen 9en april anno 1600thien. Uw. E. goede vrunden, burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden. [In inv.nr. 42 bevindt zich het antwoord, met op de buitenzijde het adres] Erntfeste, wijse, discreete, seer voorsienige heeren de E. heeren burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden. Loont den brenger. Erntfeste, wijse, discrete, zeer voorsienige heere de E. heeren burgermeesteren ende regeerders der stadt Leyden. U E. missive in date den 9e aprilis lestleden is mijn ter handt gecoomen, bij denwelcken ic verstae dat U E. op vrijdach toecoomende geresolveert sijt tott voltrecking der begoste handeling van de affcoop der thienssen. Dan soo U E. ende mijn nodich es pertinente verclaering van de pertijen thijnsbaer sijnde alsmede wat landen alreets geabandonneert sijn, alsoick seer haest te verloopen staen, hebbe (onder U E. goetbelieven) niet onraetsaem gevonden dat U E. soude gelieven tott seker ende pertinent aenwijsing derselver pertijen ten selffde voors. daege te verscrijven Cornelis van Immerseel, U E. provisioneele scout aldaer, om ten wedersijde nairder verclaeringe derselver bij hem te doen. Ten welcken voors. daege ic met de hulpe des Heere mijn hoop tijtlijck te sullen laeten vinden, in wiens Almogende protexie, erntfeste, wijse, discreete, zeer voorsienige heeren, ic U E. bevele. In Haerlem desen 12e april 1600thien. U E. altijt wes ic vermach goetgunstige (w.g.) C.J. Verwer. [en de volgende brief, fol. 26] Erntfeste, wijse, discrete, zeer besondere heere Claes Jansz. Verwer, wonende tot Haerlem. Erntfeste, wijse, discrete, zeer besondere heere, Ick seynde Uw E. mitsdesen ‘tgene Uw E. alhier gelaten hadde ende geschreven is bij de handt van Jan van Hout zaliger, in zijn leven secretarys deser stede van Leyden, nopende ’t scheyt van Hillegom ende De Vennip, mitsgaders den staet van ‘tgene yeder die op ‘tzelve scheyt landen gelegen heeft in de verpondingen ende margengelden behoort te contribueren ende geven. Vorder en kan ick niet bevinden datter binnen twe off drie jaeren herrewaerts enige chaerte zouden wesen gemaect van alle de landen ende margentalen in de heerlicheyt van De Vennip gelegen dan alleenlick van de landen die op ’t scheyt voors. gelegen zijn ende nergens anders toe en dienen dan om te weten hoeveel landts yeder in Hillegom ende De Vennip respectivelick heeft leggende ende waer men ‘tzelve scheyt t’ allen tijden uyt zal connen vinden, ‘twelc alzoo ick meende Uw E. ondienstich te zijn, hebbe ‘tzelve niet overgesonden. Hiermede desen eyndigende, wil ick Uw E., erntfeste, wijse, discrete, zeer besondere heere, in de schut ende scherm des Alderhoochsten bevelen. In Leyden desen 19en april 1600thien. Uw E. dienstwillige [niet ondertekend, maar Van Swanenburch]. [Het is merkwaardig dat Van Swanenburch de door Dou gekopieerde kaart van Van Merwen uit 1588, maar in gedeelten opgesplitst op kleinere vellen, niet kon vinden. Tenzij die helemaal niet gemaakt is, want een betaling ervan is niet gevonden… Het is tevens het laatste signaal over de thijnsen van De Vennip. Vermoedelijk had Verwer zijn aanvankelijke plan om de inning van de thijnsen in eigen beheer te gaan nemen, laten varen. De opbrengst was dan ook minimaal] |