Activiteiten

Welke werkzaamheden bestaan er binnen de BEELDBANK-Groep:

Selecteren van beelden
De beelden worden aangeboden of geschonken; Zij worden bekeken en beoordeeld door een commissie en hoe de beelden kunnen worden ingepast in de BEELDBANK.

Invoeren in de computer
De beelden worden genummerd en met zoveel mogelijk gegevens in een database van onze computer ingevoerd.

Scannen
De glasplaten, negatieven en foto’s worden volgens een vaste procedure gescand en de resultaten worden in onze computer opgeslagen. Dit werk gebeurt in een toegewezen ruimte van de vereniging in Leiden. Het stappenplan wordt door ervaren vrijwilligers uitgelegd. Voor dit werk is een rooster nodig. Het werk kan het beste door twee vrijwilligers samen op een vast dagdeel gedaan worden.
Dit werk wordt door de coördinator Scannen uitgezet.

Beeldbewerking op de computer
De gescande beelden worden voor de bewerkers op USB sticks gezet. De beeldbewerking wordt dan met het programma Photoshop Elements gedaan. Dit gebeurt volgens een afgeproken plan en procedure. Het stappenplan wordt door een ervaren vrijwilliger uitgelegd en zo nodig begeleid. Na het bewerken worden de USB sticks weer naar de BEELDBANK-ruimte gebracht en weer in de computer ingevoerd. Dit werk kan in eigen tempo en op een thuiscomputer gebeuren.

De coördinator Beeldbewerken regelt alle uitgiften en ontvangsten.

Beschrijvingen maken
Bij alle beelden worden beschrijvingen gemaakt. Niet bij alle beelden werden deze meegeleverd. Dat betekent veel zoekwerk in artikelen, kranten en andere naslagwerken. Naast interesse is grote kennis van Leiden hierbij van groot belang. Voor het goed gebruik van de zoekfunctie op de website is het aangeven van trefwoorden een belangrijk bijkomend werk bij de beschrijvingen.

Eindredactiewerk
Het eindredactiewerk vraagt goed taalgevoel en kennis van de Nederlandse taal. De beschrijvingen worden nagekeken op juiste spelling, punten en komma’s. Er zijn 2 vrijwilligers die deze taak op zich hebben genomen.
Zij hebben regelmatig overleg over hun werk met de coördinator Redactie.

Invoeren in de website
Tenslotte worden de beelden en beschrijvingen verwerkt, geconverteerd en ingevoerd in de database van Erfgoed Leiden. Vanaf dat moment kunnen bezoekers van de HVOL website de beelden bekijken, vergroten en de beschrijvingen lezen en reageren.

Aanvullingen beoordelen
Aan de bezoekers van de website wordt gevraagd mee te denken en zo nodig aanvullingen te geven via racties. De gegeven aanvullingen moeten worden beoordeeld, vragen beantwoord en de gegevens kunnen aan de beelden worden toegevoegd.

Consultatie
Een groep van historici en Leiden-kenners staan onze beeldbankgroep terzijde om sturing in de beschrijvingen te geven en moeilijke vragen te beantwoorden.

De website wordt door de HVOL bijgewerkt en nog steeds aangevuld en verbeterd. Begin 2015 verwacht de HVOL een nieuwe website te presenteren.

We kunnen altijd wel hulp gebruiken bij alle bovenstaande taken, neem contact op via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. als u interesse heeft.

DSC 0047

Zoeken in de beeldbank

Hoe vindt u de gewenste afbeeldingen?

1. Toets een trefwoord (zoekterm) in, en klik op ‘zoeken’. U krijgt een reeks foto’s te zien waar het trefwoord in is verwerkt, in welke rubriek dan ook.

2. U kunt na invulling van het trefwoord een rubriek selecteren (titel, maker, collectie, enz.) om een verfijning aan te brengen. Klik op ‘zoeken’. Ook dan krijgt u een reeks foto’s te zien die aan uw selectievraag voldoet.

 

 


Tips

  • Voor de wijze van presentatie van de foto’s kunt u binnen het zoekblok keuzes maken (gallery of lijst).
  • Door de cursor op een vraagteken te schuiven verschijnt een hulpschermpje dat u helpt de keuze te maken.
  • Onder het zoekblok staan rijen met locaties, fotografen en datering. Dit zijn snelkoppelingen. U kunt desgewenst het keuzeblok overslaan en direct op uw keuzeknop klikken.
  • Hebt u het zoekresultaat met een reeks foto’s in beeld, dan krijgt u de bijbehorende informatie door op de foto van uw keuze te klikken.Wilt u terug?
  • Klik dan op ‘zoekresultaat’ of op ‘Beeldbank Historische Vereniging Oud Leiden‘ boven de foto.

Heropening

juli 2020

De sluitingsperiode van de beeldbank loopt ten einde.
De foto's op de beeldbank zijn vanaf 1 september 2020 weer te bekijken.

DSC 0051

Andere database
maart 2020
De foto’s van de Beeldbank worden in een andere database geplaatst. We hebben gekozen voor aansluiting bij het systeem ZCBS, dat door veel andere historische verenigingen gebruikt wordt.
ZCBS biedt ons bij de inrichting van de invoer van fotogegevens meer flexibiliteit. Daarnaast krijgt de bezoeker van de beeldbankfoto’s met het ZCBS gebruiksvriendelijker selectiemogelijkheden en handiger fotopresentaties.
De beeldbankorganisatie zal voor het beheer ook niet meer afhankelijk zijn van Erfgoed Leiden e.o., op wiens archiefbeheersysteem we nu nog ‘meeliften’.
De transitie vindt plaats in het eerste halfjaar van 2020. De verwachting is dat in de zomer van 2020 de meeste foto’s weer zichtbaar zullen zijn.

Regelen van auteursrechten
januari 2020
Wegens auteursrechtelijke problemen is de HVOL-beeldbank tot onze spijt een (te) lange tijd niet goed bruikbaar geweest. Veel foto’s moesten tijdelijk worden afgedekt. De beeldbankorganisatie is daarom bezig de auteursrechtelijke kant van de fotocollectie deugdelijk te regelen. Na vaststelling van de auteursrechtelijke status kunnen de foto’s weer openbaar vertoond worden. Dit project vordert aanzienlijk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op inspectie door de Vroonwateren

P.J.M. de Baar

 Vroonwaterenkaart 800

 

Jan van Hout op inspectie door de Vroonwateren

De vroonwateren waren de plassen ten noordoosten van Leiden, waar Leiden sedert 1433 bepaalde rechten op kon doen gelden omdat het de nieuwe graaf van Holland Philips van Bourgondië financieel geholpen had. Naast het grootste deel van wat wij nu kennen als de Haarlemmermeer vielen daar ook de Braassemermeer en de Kagerplassen onder. Vanwege onzekerheid welke wateren er nu precies onder die Vroonwateren vielen, ging Jan van Hout eerst eens in allerlei oude papieren snuffelen en met die kennis gesterkt werd tot een inspectieronde overgegaan, waarbij landmeters een en ander heel precies opmaten en Van Hout allerlei liefst oude vissers naar hun mening vroeg hoe vroeger die grenzen gelegen zouden kunnen hebben. Dit leidde tot een heel uitvoerig rapport, geheel in de stijl van Van Hout. Diverse delen daarvan zijn in concept overgeleverd, aanwezig in het archief van de Stadsheerlijkheden en Vroonwateren (archief 0505) onder inv.nr. 991. Hier is de gemakkelijkst leesbare versie getranscribeerd, aangevuld met informatie uit andere versies. De eerste versie, zo men wil concept, B. 2o. Lo. fol. 133: “Metinge ende carteringe van de meeren en stads visscherijen”, van Jan van Hout is in zijn kenmerkende kriebelschrift geschreven en vooral in zeer lichte inkt, waardoor die veel lastiger te lezen is dan de latere afschriften door klerken. Wel is daardoor de schrijfstijl van Van Hout minder goed herkenbaar; haast overal waar hij een z schreef, maakte de klerk er een s van, waar Van Hout maar in berustte; kennelijk vond hij dat niet zo belangrijk. Ook gebruikte Van Hout minder vaak de lettercombinatie gh dan de klerk, en zo is er meer. Maar op wezenlijke plaatsen is toch de (betere) versie van Van Hout gevolgd, behalve de korte trefwoorden in de marge; hoewel Van Hout daar kennelijk veel waarde aan hechtte, zijn er nu gemakkelijker zoekmethoden. In ieder geval zal iedereen meteen onder de indruk komen van de ijver van Van Hout; het moet soms ook behoorlijk oncomfortabel zijn geweest om urenlang in een boot te zitten en er zelfs te overnachten. Maar wellicht had Jan een constitutie van ijzer! [lees verder]

Transcriptie van Stadsheerlijkheden en Vroonwateren inv.nr. 991-5, gemerkt Vroonregister B 4o. Lo. door stadssecretaris David van Royen; het was indertijd al gemerkt met 13.

[fol. 1] Opten derden january 1595 es bij burgermeesteren in haer vergaderinge op ’t Raethuys geresolveert ende verstaen dat de wateren ende visscherijen van de stadt sullen werden gemeten ende pertinentelic gecaerteert ende omme ‘tselve mitten eersten te doen vorderen ende benaerstigen ende tot dien eynde de jegenwoordige gelegentheyt van de vorst waer te nemen hebben daertoe gecommitteert Jasper van Banchem, vroommeester (sic!), mit last om daertoe te gebruycken meester Symon Fransz. van Merwen, Jacob van Banchem ende Solomon van Davidtssoon (sic!), geswooren lantmeters.

Achtervolgende de acte van commissie van die van de Gerechte deser stadt Leyden hiervooren van date den derden january 1595 bin ic, Jasper van Banchem, vroonmeester, tot mijn behulp ende assistentie genomen hebbende Jan van Hout, secretaris, mit meester Symon Fransz. van Merwen, Jacob van Banchem ende Salomon van Dulmanhorst, gesworen lantmeters.

Den 4en january 1595

om de gelegentheyt van den jegenwoordighen vorst waer te nemen mit twe sleden getrocken op stats wateren ende visscherien, ende beginnende aen den suytwesthouc van de Sijlbrugge mit een meninge om den geheelen ommering van de wateren van de stadt voor ‘t 1e te meten ende sulx doende mitter son omteloopen hebben de Sijl wijt gevonden ses roeden ende afpeylende den westcant van de Sijl es bevonden op vijf graden ende een sestepaert van een graet ende deselve raynge recht metende ter lengte van 50 roeden, es aldaer ter brede van een roede innegescrinckelt, van waer voorts opte voors. raynge sijn gemeten in als ter lengde van 95 roeden, ‘twelck hem verstaet van de Sijlbrugge of ende de mate toedoende of ophopende alwaer de Sijl breet bevonden es acht roeden ende afrayende den eersten uytsteeckenden houc es de peylinge bevonden van 21 graden van ’t noorden naer ’t oosten, van waer gemeten es totten laetsten houc in als tot 142 roeden toe ende daer den loop van de Sijl peylende tot in den 1en houc es bevonden op 23 graden van noorden naer westen ende sulx gemeten op 185 roeden, alwaer de Sijl breet bevonden es 9 roeden, ende peylinge doende opten eersten houc es den loop bevonden vlac noorden voorts metende [fol. 2] 212 roeden. Van daer voorts herpeylende totten houck van de Slaechsloot wiens inloop hem strect op 20 graden van west naer noorden es bevonden op 7½ graden van ’t noorden naer den westen ende es tot daer toe, te weten tot ’t begin van het Dwersweteringrac, gemeten op 302 roeden ende de brede van de Sijl beneffens de Slaech op 10 roeden, in welcke raynge van 7½ graden van noort naer west voorts gemeten sijn tot 342 roeden, alwaer de Sijl breet bevonden es 13.

Van daer voorts peylende omtrent tegens de Dwersweteringe over, daer de Sijl breet es 13 roeden, es bevonden op ses graden van noorden naer westen ende tot daer toe gemeten op 405 roeden daer het Lange Paelrac begint.

[fol. 134] Van daer voorts peylende opten eersten houc es bevonden op 10 graden van noort naer west ende tot daer toe gemeten tot 390 roeden, wesende de Sijl daer breet 10 roeden.

Van daer voorts peylende tot het eersten uytsteeckende poinct, te weten tot daer ’t Lange Paelrac eynt ende ’t Corte Paelrac begint, es bevonden op 41 graden van noort naer oost ende tot daer toe gemeten tot 555 roeden es de Sijl wijt bevonden 14 roeden.

Van daer voorts ’t buytenste van een rondicheyt metende tot in den eersten houc es ’t begin van ’t Corte Paelrack gemeten op 585 roeden.

Van den voors. houck vorder afpeylende tot het eerste uytsteeckende poinct ter plaetse daer de Sijl 14 roeden breet es, es bevonden vlac noorden ende tot daer gemeten tot 660 roeden.

Hebben wij mits den opcomenden nevel ons ’t gesicht verhinderende uyt ’t werc moeten scheyden.

Ende sulx van daer mitter stede [=slede] lopende naer de Cage van mitten eten naer veranderinge van weer te verbeyden sijn wij onlang naer den eeten (soo [fol. 3] wij geen beternisse en vernamen) weder naer Leyden geloopen.

Den 5en january

Hebben wij ’t voors. besoinge weder angevangen ter plaetse daer wij ’t alsvooren hadden gelaten, hebbende tot dien eynde mercteyckenen intijts gehouden, ende van daer af peylende tot in den eersten houck daer het Rac van Wonder begint, es bevonden op 14½ graden van noorden naer ’t west ende voorts opte laetste 660 roeden metende tot 730 roeden, es de Sijl wijt gevonden 13 roeden.

Van daer voorts af peylende tot weynich voorbij de Grootesloot, aen de mont wijt sijnde 5 roeden, es bevonden op 47 graden van noort naer oost ende opte voors. rayinge voorts metende eerst tot 760 roeden daer de Grootesloot leyt ende vorder tot 785 roeden es de Sijl daer wijt gevonden 15 roeden.

Van ’t voors. poinct voorts rayende tot in den houck daer het Lange Butterrac begint es bevonden op 45 graden buyten, te weten tegens de sonne gaende van de laetst voorgaende rayng, ende es sulx tot in den voors. houc gemeten tot 840 roeden.

Van ’t begin van ’t voors. Lange Butterrac voorts rayende tot aen d’eerste uytsteeckende rondicheyt (imaginerende een poinct in ’t water) es bevonden op 73 graden binnen ende voorts metende op 915 roeden midden opte rondicheyt es de Sijl daer wijt bevonden 18 roeden.

Van ’t voors. imaginare poinct voorts rayende tot in den houc daer ’t Corte Boterrac begint es spanninge bevonden tegen de voorgaende raynge van 35 graden wijte ende sulx tot in den voors. houc metende tot 964 roeden, es de Sijl wijt bevonden twintich roeden.

Van de voors. houc, te weten ’t begin van ’t Corte Boterrac, peylende tot in den houck daer Swanenburgersloot in de Sijl compt, alwaer ’t Corte Boterrac ende sulx ooc de Cromme Sijl eynden ende de Rechte Sijl [fol. 4] begint, hebben voorts gemeten op 90 roeden toe ende de Sijl daer wijt bevonden 21 roeden.

Van de voors. houc van Swanenburgersloot peylende tot het eerste uytsteeckende poinct es bevonden op 44 graden van noorden naer oosten ende van daer voorts metende eerst tot 1040 roeden beneffens des scheepmaeckers huys maeten voorts tot ’t voors. poinct toe tot 1127 roeden.

Van ’t voors. poinct af rayende tot op het eerste uytsteeckende poinct daeraen beneffens de drie woningen staende op ’t eynde van de Rechte Sijl recht nevens over de wedue van Tijs Borlaer es bevonden op 24 graden buyten ende tot daer gemeten op 1313 roeden, daer de Sijl wijt es 43 roeden.

Van den houck beneffens de voors. drie woningen af peylende op ’t eerste uytsteeckende rondicheyt es bevonden op 22 graden buyten ende tot daer toe gemeten op 1405 roeden.

Van daer de voors. rondicheyt afpeylende es bevonden op 82 graden buyten ende tot daer toe metende op 1540 roeden es ’t water tusschen de voors. rondicheyt ende het eylandeken daer over geroert [niet ingevuld] wijt bevonden 35 roeden.

Ende sulx gecomen sijnde op ’t water genaemt de Spriet of de Laeck, lopende naer de Lee toe, wesende des Heeren van Warmonts visscherie, es de plaetse hierboven tot ’t scheyt van des stadts ende begin van des Heeren van Warmonts visscherije ons angewesen deur Willem Jacobsz. Koyt, afgepeylt op 45 graden buyten ende tot ’t verseyde scheyt toe gemeten 1665 roeden.

’t Voors. scheyt aen beyden sijden afpeyle es bevonden op 37 graden binnen ende ter wijte van 65 roeden die opte voorgaende somme van 1665 roeden niet en sijn gehoocht.

Ende weder beginnende opte ander sijde van de Spriet of Laec daer ’s Heeren van Warmonts water eynt ende des stadts begint, volgende het aenwijsen hiervooren, es tot ’t poinct van ’t Molengat eynde van de Spriet of Laec opte voorgaende 1567 roeden verhogende [fol. 5] gemeten tot 1740 roeden ende de mont of ’t begin van de voors. Spriet of Laec van ’t voors. poinct tot de laestgeroerde rondicheyt toe wijt gevonden tsestich roeden.

[De Drooge Lee] Van ’t voors. poinct rayende tot in den houc daer de Droge Lee begint, dicht ontrent ’t Huys te Warmont, es bevonden op 74 graden van noorden naer westen ende tot in denselven houc gemeten 1895 roeden.

Van de voors. Droge Lee weder afpeylende tot de Molesloot es voorts gemeten tot op 1918 roeden ende spanninge bevonden tusschen de Molensloot ende ’t laetste poinct van 55 graden wijte.

[Eynde van de 1e maet] Ende van de voors. Molesloot es voorts in de ronde gemeten tot begin van de Hemmeer in als 2000 roeden.

[Hemmeer] Waermede ’t voorschreven getal ophoudende hebben de breete van de Hemmeer aen ’t eynde van de voorschreven 2000 roeden gemeten ende bevonden op 57 roeden, ende de breete van deselve Hemmeer boven bevonden op 126 roeden ende de voors. Hemmeer in ’t midden in sijn lengde peylende hebben bevonden op 30 graden van noorden naer oosten ende lang 255 roeden.

[De Vijver] Es ons vorder boven in de noortwesthouc van de voors. Hemmeer een cleyn waterken angewesen, ‘twelc men seyde de Vijver genaemt te sijn, ende dat aen den Huyse van Alckmade soude behooren, van ‘twelck wij goetgeacht hebben alhier enige anteyckeninge te doen onder alle behoorlicke protestatiën van hiermede niemant te willen vorderen af [=of] schaden in sodanige gerechticheyt als elceenen heeft.

Sijnde opten houc van de voors. Hemmeer hebben wij ons middachmael gehouden op ’t ijs.

[Tweede mate begonst] Ende van ’t poinct van de vers. Hemmeer daer hij alsvooren 57 roeden wijt es weder nieuwe maet beginnende, hebben van ’t voorschreven uytsteeckende poinct tot het poinct daeraen daer ’t Molegat weder begint gemeten 45 roeden, rayende vlac suyden.

Van daer peylende op ’t eerste poinct daeraen es bevonden op 24 graden van oost naer [fol. 6] suyt ende voorts op gemeten op hondert roeden.

[De Walckerlee] Van ‘t voors. poinct weder peylende tot het eerste poinct daeraen es bevonden op 47 graden van oost naer noort ende es voorts gemeten langs ’t water genaemt de Walckerlee tot 245 roeden van ’t voorschreven poinct rayende tot in den houc daeraen, es bevonden op 13 graden buyten ende gemeten op 450 roeden.

[Geertenhorn. De Norremeer] Weder uyten voors. houc metende tot het poinct genaemt Geertenhorn tot 550 roeden toe es ‘tselve water genaempt de Norremeer bevonden spanninge te hebben van 78½ graden.

[Den Tuyn] Van de voors. Geertenhorn peylende tot het naeste poinct daeraen genaemt de Tuyn es bevonden op 49 graden van noort naer oost ende tot daertoe voorts metende ten getale van 655 roeden langs de Norremeersloot.

[Dieperpoel] Hebben vorder afgepeylt van den vers. Tuyn tot ’t eerste uytsteeckende poinct daeraen ende bevonden op 26½ graden van noort naer oost ende de mate langs ’t water genaemt Dieperpoel getrocken ter lengde van 855 roeden.

Van ’t voors. poinct tot in den houck daeraen afpeylende es bevonden op 43 graden buyten ende lang tot in den vers. houc 900 roeden.

[De Vierdalf Morgen] Van de vers. houc afpeylende tot het eerste uytsteeckende poinct genaemt de Vierdalf Morgen es spanninge bevonden van 61 graden ende gemeten tot ’t voors. poinct toe langs Dijcsloot 1005 roeden.

[Achtermeer of Cagermeer] Van ’t voors. poinct genaemt de Vierdalf Morgen peylende tot aen ’t eerste uytsteeckende poinct es bevonden op 20 graden van noort naer west ende es ’t water aldaer genaemt de Achtermeer of Cagermeer, gemeten tot 1085 roeden.

Van ’t voors. poinct afpeylende tot het naeste poinct hieraen es bevonden op 32 graden van noort naer west ende lang gemeten in als 1315 roeden.

[fol. 7] Van ’t voors. poinct of peylende tot het naeste poinct daeraen es bevonden op 62 graden van ’t noort naer ’t west ende tot daertoe voorts gemeten in als tot 1430 roeden.

[Cleypoel. Eynde van de 2e mate] Van ’t voors. poinct tot het naeste poinct daeraen daer des stadts water eynt ende de Cleypoel, wesende de visscherie van de Heer van Wassenaer, begint volgende ’t anwijsen van de voors. Froyt [=Koyt] afpeylende es bevonden op 56 graden van suyt naer west ende voorts tot ’t voors. scheyt toe gemeten tot 1495 roeden, hebbende deselve mate aldaer sijn eynde genomen.

’t Voors. scheyt afrayende tot aen d’ander sijde van de Cleypoel es bevonden op 48 graden van noort naer west ende wijt 80 roeden.

[Begin van de 3e mate] Van ’t voorschreven scheyt an de noortwestsijde van de geroerde Cleypoel weder affpeylende tot het eerste uytsteeckende poinct es bevonden op 17 graden van noort naer oost ende opnieus gemeten ter lengte van 20 roeden.

[’t Hellegat] Van ’t voorschreven poinct totten eersten houck daeraen afpeylende es bevonden op 31 graden van noorden naer den westen ende voorts op gemeten tot 80 roeden van den voors. houck tot ’t eerste uytsteeckende poinct daeraen afpeylende es bevonden op 19½ graden van noort naer oost ende ’t water aldaer genaemt ’t Hellegat voorts gemeten ter lengde van 147 roeden.

[Clingshorn] Van ’t voorschreven poinct af peylende tot in den naesten houc ter plaetse daer de Sassemerbeec in stadts water comt, genaemt Colinxhorn, es bevonden op 47 graden van noort nae west ende tot daertoe lang bevonden 175 roeden.

Van Colinxhorn voors. afpeylende tot het eerste uytsteeckende poinct daeraen es bevonden op 12 graden van noort naer oost ende tot daertoe wesende noch al ’t Hellegat lang bevonden 318 roeden.

[fol. 8] [Schaepekaeshorn; eynde van de 3e mate] Van ’t laestvoorgaende poinct afpeylende tot op ’t eerste uytsteeckende poinct daeraen, genompt Schapekaeshorn, es bevonden op 21 graden binnen ende tot daertoe noch al langs ’t Hellegat gemeten tot 440 roeden.

Ende soe ons alhier soe den avont als de mist beliep, hebben wij ’t werc moeten staecken ende sulx de voors. mate eyndende liepen mitter stede [=slede] naer Lisse daer wij overnachteden.

Den 6en january

[Begin van de 4e mate] hebben wij ’t werck ter voorgaende plaetse die wij tot dien eynde naer behooren gemerct ende geteyckent hadden weder angevaert.

Ende ’t voors. poinct van Schapekaeshorn affpeylende tot op ’t poinct van joncheer Johan van Matenessen landen es bevonden op 54½ graden van noort naer oost ende lang 120 roeden hebben den inham omtrent te midwegen spanninge van 46 roeden.

Van ’t voors. poinct van Matenessen landen afpeylende tot het eerste poinct daeraenvolgende es bevonden op 17 graden van noort naer oost ende voorts genouch in der vlacte langs ’t lant gemeten tot 215 roeden.

[Lisser molenweteringe] Van ’t voors. poinct afpeylende tot op ’t eerste poinct daeraen ende voorts totten houc van de Molenweteringe van Lisse es bevonden op 14½ graden buyten ende voorts gemeten tot ’t voors. eerste poinct 370 roeden hebbende den inham omtrent te midswegen spanninge van 36 roeden ende voorts totten houck van de Molenweteringe in als 410 roeden.

[De Greveling] Van den houc van de voors. Molenweteringe afpeylende tot het eerste uytsteeckende point daeraen, wesende den houc van de Greveling, es jegens de laestvoorgaende linie spanninge bevonden van 55½ graden wijt ende opte voorgaende mate lang bevonden 640 roeden hebbende den inham aldaer spanninge van 60 roeden.

Van ’t voorschreven poinct tot het eerste anvolgende poinct wesende de Grevelinge in der langde [fol. 9] langs ’t lant lopende afpeylende es bevonden op 9 graden buyten ende voorts gemeten ter lengde van 775 roeden.

[Spanoort] Van ’t voors. poinct tot ’t Spanoort, wesende mede een uytsteeckende poinct, afpeylende es bevonden op 86 graden van noort naer oost ende tot daer toe gemeten op 970 roeden, hebbende den inham omtrent ten middewege spanninge 40 roeden.

[Cruysoort] Afpeylende van ’t Spanoort tot Cruysoort, wesende een uytsteeckende poinct, voorts een deel mit de volgende linie vlac lopende, es bevonden op 76 graden buyten ende tot het uyterste poinct toe, voorts gemeten tot 1280 roeden, hebbende den inham omtrent den middach spanninge van omtrent 23 roeden.

Van ’t uyterste poinct van Cruysoort$ afpeylende tot in den naesten houc es bevonden op 61 graden van ’t noorden naer west ende tot in den voors. houc toe langs ’t water genaempt Achter Cruysoort, genouch vlac langs ’t lant lopende, gemeten tot 1610 roeden. Van den voors. houc tot in den naesten houck daeraen afpeylende es bevonden vlac noorden ende totten voors. laetsten houc toe voorts gemeten tot 1640 roeden.

[Groot Alickeroort] Van den voors. laetsten houck tot ’t eerste uytsteeckende poinct daeraen, genaemt Groot Alickeroort, afpeylende es bevonden op 17 graden van ’t noort naer ’t oost ende tot ’t voors. poinct toe gemeten op 2008 roeden, hebbende de voors. linie in den inham omtrent te midden spanninge van bij de 75 roeden.

[eynde van de 4e mate] Waermede de voors. vierde mate geëynt es.

[begin van de 5e mate] [Derchoort] Van ’t voors. poinct genaemt Groot Alickeroort tot het eerste poinct daeraen genaemt den Derchoort afgepeylt sijnde es bevonden op 39 graden van noort naer oost ende de 5e mate beginnende es van Grotalickeroort afgemeten op 205 roeden latende ontrent den midden in den inham spanninge van bij de 25 roeden.

[Geryt Avenwech] Van ’t voors. poinct van den Derchoort tot ’t poinct van Gerrit Avenwech toe afpeylende es [fol. 10] bevonden 28 graden van noort naer oost ende tot daertoe genouch vlac langsheenen ’t lant lopende gemeten tot 295 roeden.

[Hillegommerbeec] Van ’t poinct van Geryt Avenwech tot in den houck van Hillegommerbeec toe ‘twelck men ooc plach te nommen Hillegommerton, afpeylende es bevonden op 12 graden van noort naer oost ende tot de voors. beec genouch mede vlac langs ’t lant heenen lopende gemeten op 450 roeden.

[Valckenhouc] Van den voors. houc van Hillegommerbeec tot het poinct genaemt Valckenhouc toe afpeylende es bevonden op 37 graden van ’t noort nae ’t oost ende tot daertoe afgemeten op 605 roeden genouch vlac langs ’t lant heen lopende.

[De Santsloot of Weerlaen] Van ’t poinct van de voors. Valckenhouc afrayende tot in den houc van de Santsloot die oock genomt wert de Weerlaen es bevonden op ses graden van noort naer west ende tot de vers. Santsloot toe in als gemeten op 840 roeden, hebbende den inham omtrent te middewegen spanninge van bij de 25 roeden.

[De Kennemersloot] De gelegentheyt van de Kennemersloot wesende ’t scheyt van Rijnlant ende Kennemerlant afpeylende op de ommeleggende toorns es Haerlem bevonden op negen ende een halve graden van noort naer oost, Amsterdam 68½ graden van de streec van Haerlem, Aelsmeer op 47½ graden van de streec van Amsterdam, Lisse op 56½ graden van west naer suyden, Hillegom op 45½ graden mede van west naer suyden.

[Poeloort] Van den voorgaenden houck van de Santsloot tot ’t poinct genaemt Poeloort afpeylende es bevonden op 41 graden van noort naer oost ende tot Poeloort in als lang gemeten genouch vlac bij der canten heen lopende op 1000 roeden.

Van ’t voors. poinct van Poeloort afpeylende tot het eerste uytsteeckende poinct ende voorts genouch in der vlacte langs den wal heenen tot het tweede poinct es bevonden op 38 graden van noort naer oost ende den inham omtrent de midden spanninge van bij de 93 roeden ende voorts metende tot ’t voors. eerste poinct lang 1250 roeden ende tot het 2e poinct 1300 roeden.

[fol. 11] [De Rode Hil] Van ‘t voors. laetste poinct tot in den houc daeraen verbij de Santsloot die men nomt de Rode Hil afpeylende es bevonden vlac noorden ende tot in den voors. houc toe genouch vlac langs ’t lant heenen gemeten totte voors. Santsloot toe op 1583 roeden ende totten voors. houck toe op 1955 roeden.

[De Cleyne Tonsloot] Van den voors. houck afpeylende tot aen den Cleyne Tonsloot ende voorts tot in den naesten houc daeraen es bevonden op 60 graden van noort naer oost ende lang tot de Cleyne Tonsloot toe (middelertijt hebbende twee inhammetgens elc spanninge hebbende bij de 40 roeden) 2180 roeden ende totten voors. houc toe 2255 roeden.

[De tonne; eynde van de 5e mate] Van den voors. houc af tot het poinct van de tonne toe afpeylende es bevonden twee graden van oost na suyden ende genouch vlac langs lant heenen lopende tot ’t voors. poinct van de tonne toe gemeten op 2400 roeden.

Ende soe middelertijt den dach was geëynt, eynden wij ons besoingen mit de mate ende liepen mitter slede naer Hillegom daer wij overnacht hebbende hebben (sic!).

Den 7en january

[begin van 6e mate] ’s mergens mitten dage ’t besoinge weder angevangen daer wij ’t alsvooren hadden gelaten ende sulx van ’t poinct van de voors. ton tot ’t poinct van Vijfhuyserlant, comende aen ’t Oude Spaern, afrayende juyst boven ’t eylandekan (sic!) gelegen oostwaerts van ’s-Gravensloot of de Nieuwe Spaern, invougen dat de linie den houc van ’t voors. eylandeken raete [=raecte?] es bevonden op 87 graden van noort naer oost ende lang gemeten 107 roeden.

[Afpeylinge aen den ton] Alvoren de gelegentheyt van de plaetse aen de ton daer die staet afpeylende es bevonden Haerlem drie graden ende vijfsestendeelen van noort naer west, Amsterdam op 74½ graden van noort naer oost, Lisse op 40 graden van west naer suyden ende Hillegom op 36 graden van west naer suyden.

[’t Oude Spaern. Vijfhuyserlant] Vorder hebben de mont van Nieu Sparen of ‘s-Gravensloot [fol. 12] tusschen ’t voors. poinct van de ton ende bovengeroerde eylandeken wijt gevonden op 26 roeden de mont van ’t Oude Sparen lopende uyt de voors. ‘s-Gravensloot of Nieu Sparen naer ’t Huys te Heemstede toe op 38 roeden, de Nieuwe Spaern boven de Oude Spaern naer Haerlem toe tusschen het twede eylandeken an de westsijde naer ’t Huys te Heemstede toe ende het Vijfhuyserlant wijt 26 roeden ende de voors. Oude Spaern tusschen ’t eerste eylandeken ende ’t voors. Vijfhuyserlandt aen de Nieuwe Spaern wijt 46 roeden.

Gelijc oock de raynge van ’t voors. Vijffhuyserlant lopende langs ’t Oude Spaern bevonden es vlac oost.

Vorder es tusschen de oostpoinct van ’t voors. eerste eylandeken tot op ’t bovengeroerde poinct van ’t Vijfhuyserlant wijt bevonden 28 roeden.

Ende de raynge van ’t voors. eerste eylandeken aen de sijde van ’t voors. Oude Spaern op 26 graden van noort naer oost.

[’t oude Tonnegat] Van ’t voors. poinct van Vijfhuyserlant tot op het poinct van ’t oude Tonnegat afpeylende es bevonden op ses graden van ’t oost naer noorden ende voorts op gemeten tot 290 roeden, hebbende omtrent te midden van den inham bij de 50 roeden spannings.

[De Goe] Van ’t voors. oude Tonnegat rayende tot voorbij de wech die de Goe hiet voorts tot in den houc daeraen es bevonden op 38 graden van noort naer oost ende opte voors. maet voorts gemeten tot de langde van 546 roeden beneffens de voors. Goe ende tot in den voorschreven houck tot 620 roeden meest vlac langs ’t lant heenen loopende, uytgeseyt dat omtrent de Goe een inhammeken compt van omtrent 16 roeden.

Van den voorgaenden houc tot het naest uytsteeckende poinct genouch vlac langs ’t lant heenen afpeylende es bevonden drie graden van ’t oost naer ’t noort ende tot ’t voorschreven poinct toe in als ter lengte van 656 roeden gemeten.

[fol. 13] [De Swedde] Afpeylende van ’t voors. poinct tot het eerste daeraen uytsteeckende poinct es bevonden op 64½ graden van ’t noort naer ’t oost hebbende omtrent ten midden beneffens de Swedde, ‘twelc ’t scheyt es van de Vijfhuyserlanden leggende ten oosten ende van de Wonderlanden leggende ten westen, een inham van bij de 47 roeden ende voorts op ’t voorgaende metende was beneffens de voors. Swedde de langde van 757 roeden ende tot ’t voors. poinct 780 roeden.

[Afpeylinge op Schaepsvenne] Vorder doende de gelegentheyt van de voors. Swedde staende op een stuc lants aen de westsijde vandien, genaemt Schaepsvenne, afpeylende es bevonden Amsterdam op 73 graden van noort naer oost, Aelsmeer op 70 graden van de streec van Amsterdam ende Haerlem op 110 graden ende een halve van de streec van Amsterdam tegen de sonne om.

[Vijfhuyser Heerwech of Groenewech; ’t punt of den houc van de gaten] Van ’t voorgaende poinct afpeylende tot het eerste daeraen uytsteeckende poinct omtrent de plaetse daer de Vijfhuyser Heerwech off Groenewech aen de Meer compt ende werdt genomt ’t punt of den houc van de gaten, es bevonden op 61 graden van noort naer oost, hebbende omtrent ten middewegen beneffens de Vijffhuyser Heerwech eenen inham van omtrent 15 roeden.

Ende tot daer toe voorts opmetende was beneffens de voors. Vijfhuyser Heerwech de langde van 987 roeden ende tot ’t voors. laetste poinct 1150 roeden.

[Den Riethouc] Van ’t voors. poinct van de Vijfhuysen of van de gaten afpeylende tot het eerste daeraen uytsteeckende poinct genomt den Riethouc, ‘twelc wel neemt voor ’t begin van de Spieringmeer genouch langs de vlacte van ’t lant heenen, es bevonden op seven graden van noort naer oost ende tot daer toe in lengde 1330 roeden.

[Spieringmeer] Ende hoewel men de Spieringmeer hout te sijn buyten stadtswater ende visscherije, soe hebben wij nochtans goetgeacht ons besoinge te continueren tot het scheyt van Schaecwijc [=Schalkwijk] ende de Vijfhuysen toe, te weten tot [fol. 14] aen Schalcwijckerlee ende ‘tselve an de oostsijde weder aen te vangen mit ’t begin van Nieuwercker, te weten aen den houc van de Nieuwerckerckerlee, ten opsicht de ambachten van Schalcwijc ende Vijfhuysen ende Nieuwerkerc vanouts sijn geweest de belenden ende bepalingen van stadts wateren, invougen dat bij ’t afspoelen van de voors. ambachten de staet altijts de wallen volcht ende in vreedsame possessie es van ’t gebruyck van visscheriën langs de canten aldaer.

Ende sulx voor peylende van ’t voors. poinct genaemt den Riethouc tot het eerste uytsteeckende poinct es de raynge bevonden op 45 graden van ’t noort naer west, ende tot daer toe 1510 roeden in de lengde, maeckende eenen cleynen inham.

[De Nesse. Vijfhuyserpoel] Van ’t voors. poinct voorts peylende tot het uytsteeckende poinct van een geheel smal stuc lants genaemt de Nesse ende sulx verbij de Vijfhuyserpoel wesende een cleyn meerken es bevonden op vijfendertich graden binnen ende tot midden van den voorschreven Nesse toe 1600 roeden langde.

[Fuyck of Schalcwijckerlee. Eynde van de 6e mate] Van ’t midden van de voors. Nesse afpeylende verbij een twede poel tot opten houck van de Fuyck omtrent ’t begin van de Scaecwijckerlee naer ’t Penningsveer loopende es bevonden op 38 graden van noort naer west ende in als ter lengde van 1930 roeden.

Ende daermede een eynde maeckende van de seste maete hebben op ’t ijs recht voor de Fuyc mitten anderen middachmael gehouden.

[Wijde van de Spieringmeer] Vorder afpeylende den houc van de voors. Schalcwijckerlee totten houc van Nieuwerkerckerlee ‘twelc es ’t scheyt van stadts wateren ende van de Spieringmeer es de raynge bevonden op vijf graden van oost naer noorden ende de mate op ’t voors. scheyt leggende es bevonden 1330 roeden.

Soe nu aen de voors. Nieuwkerckerlye comende den dach verloopen was tot omtrent drye uyren naer middage ende wij als wesende den volgende dach sondach begeerden te sijn, hebben wij ’t werc aldaer gestaect ende opter [fol. 15] sleeden gaende, quamen binnen Leyden omtrent ten ses uyren mit een meninge om op sdynsdage den 10en january weder in ’t werck te treden, ‘twelck wij mitsdien het weder veranderde ende haestelick ooc seer begonst te doyen, niet en hebben connen noch derven bestaen om onsselven niet te pericliteren als moetende rontsomme de canten gebruycken ende sulx plaetsen daer geen sleden gewoon en sijn te loopen.

Des ten oorconden desen bij ons onderges. ondergeteyckent ende es geteyckent: Jasper van Banchem, J. van Hout, S.F. van Merwen, Jacob van Banchem geswooren landtmeter van Rijnlandt, Salomon Davidtsz.

Voor copie van de origine ondergeteyckent alsboven ende es dese daermede bevonden overeen te comen desen 24en novembris ’96. Onder stondt: ‘tweck ick getuyge, ende was geteyckent J. van Hout.

Om welc voorgeroerde begonste werc van de meeren te meten ende caerteren op ’t spoedichste ten eynde te brengen, sijn wij, Jasper van Banchem, vroonmeester, ende Jan van Hout, secretaris, Symon Fransz. van der Merwen, Jacob van Banchem ende Salomon van Dulmanhorst, lantmeeters, mitter vroonschuyte gedient van Aelbert Adriaensz. ende Jan Cornelisz., schuytvoerders, ende Pieter Jan Broersz., bode mitter busse, opten eersten july ’95 des avonts naer seven uyren gevaren uyt Leyden ende gecomen sijnde in de Cage ende van daer mit ons nemende Willem Jacobsz. Koyt ende Vreric Jansz., vroonvisschers, elc mit een schuyt om ons in ’t voors. besoinge te helpen ende mit of ende aen roeyen ooc overbrengen te dienen, sijn in der nacht geseylt in de Spieringmeer ende mit den griec van den dage gecomen sijnde in de Nieuwerkerckerlee ter plaetse daer wij ’t voorgaende besoinge gelaten hadden, hebben

Opten 2en july

’s mergens wel vrouch mittet begin van den dach ’t besoinge angevangen aen de suytoostsijde van [fol. 16] Nieukerckerlye beneffens ’t huys van Willem Willemsz. opte Luttic ter plaetse bij ons geraemt O ende hebben een baecken doen stellen opten houck aen de Spieringmeer bij ons geraemt A, de cours van O tot A rayende bevonden op 25 graden van westen naer ’t suyden.

[verclaringe van ’t instrument in desen gebruyct] In ’t vorder hebben tot het volgende gebruyct een instrument hiertoe gemaect, bereyt ende toegerust, daerinne de sijde van ’t quadraet verdeelt es aen 90 ende sijn basis of ’t fundament uyt een rechten houc in 240 gelijcke delen, deser vougen [met onderaan een schetsje met een driehoek met een lengte tussen a en b van 1000 en tussen a en c van 240, en dat vergroot tot d (buiten de bladzijde) en e]

[wide van O tot A; Afpeilinge op A] Ten welcken te verstaen es dat sodanige proportie alsser es of compt uyt a en c tot a en b sodanige proportie comter uyt a en e tot a en d uyt ‘tselve instrument, hebbende ter plaetse O doen afwinckelen 10 roeden 3 duymen heeft ’t voors. instrument gegeven dese regel: 112 deur liniam inducie angewesen geven 1000, wat geven de afgewinckelde 1003, ‘twelck deur den regel van driën gewrocht es de lengde tusschen O ende A bevonden te wesen 89 roeden 5 voeten 5 duymen.

Ter voors. plaetse A de ommeleggende plaetsen afpeylende hebben bevonden Haerlem op 74 graden van noort naer west ende Amsterdam op 11½ graden van oost naer west.

Om vorder van A af te peylen totten oosthouck van de Spieringmeer ende sulx voorbijslaende de Nieukercker Groenewech an de Spieringmeer stoutende ende de Kercvaert uyte selve in der oostwaerts aen loopende naer Nieuwerkerc hebben een baec opten voors. oosthouc van de gaten bij ons geraemt B ende wesende ’t poinct of ’t scheyt van de Hellemeer ende van Spieringmeer doen oprechten de raynge bevonden op 53 graden ende een halve van west naer suyden, voorts mit ’t geroerde instrument winckelende 35 roeden 2 duymen, hebben daeruyt bevonden ende gestelt desen regel: 70½ geeft 1000, wat geeft 35-0-2, invougen dat daeruyt ’t onderscheyt tusschen A ende B bevonden is te wesen 496 roeden 7 voeten 3 duymen.

Ter voors. plaetse B de ommeleggende plaetsen afpeylende hebben bevonden Haerlem op 59 graden van noort naer west, Spaerwoude op 19 graden 3 quarte van noort naer west [fol. 17] ende Aelsmaere op tien graden een half van suyt naer oost.

[wide van de mont der Spieringmeer] Om vorder de wijde te soucken van de mont van de Spieringmeer van den oosthouck tot de westhouc van de gaten hebben ter voors. plaetse B van ’t gestelde ‘t baecken terugge gelogen 24 roeden om te beter te mogen afwinckelen ende sulx afwinckelende 15 roeden hebben uyt ’t voors. instrument bevonden desen regel: 21 geeft 1000, wat geeft 15, ende daeruyt bevonden tusschen beyden de wijte van 714 roeden daeraen afgetrocken de geroerde 24 roeden, blijft de wijde van de voors. mont van de Spieringmeer tusschen de gaten 690 roeden.

[C] Hebben voorts een baecken doen stellen op ’t eerste uytsteeckende poinct oostwaerts daeraen, genaemt [niet ingevuld], geraemt op C cours nemende op 36 graden een quaert van noort naer oost ende oostwaerts aen loopende 5 roeden om te beter te winckelen.

Hebben daer gewinckelt 24 roeden 4 duymen ende uyt ’t voors. instrument bevonden desen regel: 168 geven 1000, wat geven 2404, ende daeruyt bevonden 143 roeden 9 duymen, daerop gehocht de geroerde 5 roeden, compt B ende C van denanderen te staen 148 roeden 9 duymen [wide van B tot C]

[D. Nieuwerkerc] Hebben voorts een baecken doen stellen op ’t eerste uytsteeckende poinct geraemt op D, ‘twelck aen den houck es recht voor Nieuwerkerck cours nemende op 44½ graden van suyt naer oost, ende daervan ofwinckelende 10 roeden 5 duymen uyt ’t voors. instrument gevonden desen regel: 168½ geven [niet ingevuld], wat geven 10-0-5, ende daeruyt bevonden C ende D van denanderen te wesen 59 roeden 6 voeten 4 duymen [wijde van C tot D]

[E. Overwech] Hebben voorts een baecken doen stellen op ’t eerste poinct daeraen uytsteeckende, maeckende eenen grooten inham tusschen Nieuwerc ende Rijc ter plaetse geraemt E, wesende den houc gelegen tsestich roeden beneden den Overwech, cours nemende op twee graden ende een half van oost naer suyden ende daer ofwinckelende 30 roeden 3 duymen, heeft ‘t voors. instrument [fol. 18] gestelt desen regel: 104 geven 1000, wat geven 30-0-3, ende daeruyt bevonden D ende E van denanderen te staen 288 roeden 7 voeten 5 duymen [wijde tusschen D en E]

[Rijckerwech, F.] Hebben voorts een baecken doen steecken opten Rijckerwech ter plaetse geraemt F, cours nemende van E op 42 graden van suyt naer oost ende daerop afwinckelende 40 roeden 3 duymen heeft ’t instrument gestelt desen regel: 125 geven 1000, wat geven 4003, daeruyt bevonden is dat van E tot F ’t spacie es van 320 roeden 2 voeten 4 duymen [wijde van E tot F]

Tusschen beyden hebben doen afmeten de Overwech, dewelcke oostwaerts van de plaetse E gemeten es op 60 roeden.

[Afpeylinge opte Rijckerwech] Ter voors. plaetse F wesende de Rijckerwech die sijn cours neemt op 24 graden van west naer suyden, de ommeleggende plaetsen hebbende doen afpeylen es Haerlem bevonden op 57½ graden van den noorden naer ’t west, Hillegom op 23 graden van west naer suyt, Lisse op 33 graden van west naer suyt, Leyden op 49 graden ende drie quaert van west naer suyt ende Aelsmaer op 85 graden ende een half van west naer suyt.

[G.] Vorder hebben op ’t eerste uytsteeckende poinct naer Rijckeroort toe een baecken doen stellen geraemt op G, cours nemende op 26 graden van suyt naer oosten, ende daerop afwinckelende 23 roeden 4 duymen heeft ’t voors. instrument gegeven desen regel: [wijde van F tot G] 166 geven 1000, wat geeft 23-0-4, daeruyt bevonden es dat de spatie van F tot G es 138 roeden 8 voeten 5 duymen.

[Rijckeroort. H.] Hebben voorts een baecken doen stellen op Rijckeroort ter plaetse geraemt H, cours nemende van G op 53 graden ende een quaert van suyden naer oosten ende van G afwinckelende 20 roeden 3 duymen, heeft het instrument gestelt desen regel: [wijde van G tot H] 114½ geven 1000, wat geven 2003, daeruyt bevonden es dat van G tot H spacie es van 174 roeden 10 voeten 3 duymen.

Ter voors. plaetse H, wesende den houck van Rijckeroort, de ommeleggende plaetsen [fol. 19] afpeylende es bevonden [Afpeylinge op Kijckeroort=Rijckeroort] Amsterdam op 36 graden van oosten nair noorden, Amsterveen 65 graden van suyden naer oost, Aelsmeer op 77 5/6 van een graet van westen naer suyden, Hillegom op 18¾ graden van westen naer suyden, Haerlem op 59 1/3 graden van noort naer west, Slooten op 49¾ graden van oosten naer noorden.

[Nieuwe Meer. I. Wide van H tot I] Vorder hebben op ’t eerste uytsteeckende poinct naer de Nieuwe Meer doen stellen een baecken ter plaetse geraemt I cours nemende op 15½ graden van oosten naer noorden ende daer op afwinckelende 50 roeden 3 duymen heeft het voors. instrument gestelt desen regel: 108 geven 1000, wat geven 5003, daeruyt bevonden es dat van H tot I spacie es van 463 roeden 2 voeten 4 duymen.

[Rijckerveer. K.] Hebben vorder een baec doen stellen op ’t veer van Rijc beneffens de woninge van Jacob Franssoon op een sloot in der Meer comende, geraemt K, van de I cours nemende op 84 graden van suyden naer oosten. Ende daer afwinckelende 30 roeden drie duymen, heeft ’t voors. instrument gestelt desen regel: 131 geven 1000, wat geven 3003, daeruyt bevonden es dat van I tot K spacie es van 229 roeden 2 voeten 3 duymen [wijde van I tot K]

Waermede wij den dach faelgerende uyt ’t besoinge gescheyden sijn, overnachtende in seeckere slote in ’t ambacht van Rijc.

Den 3en july

[Scheyt van Rijc en Sloten. Wijde van K tot L. Peylende op ’t voors. scheyt. Scheit van Rijckeroort. M. Cruyshouc of Cruyscamp] Smergens mit ’t begin van den dage hebben wij d’ voors. plaetse K mitter ketting afgemeten tot op seeckere sloot, wesende ’t scheyt van de ambachten van Rijc ende van Sloten, die bij de schouten van beyde de ambachten wert geschouwen, ter lengde van 95 roeden, ter plaetse geraemt L. Ende daer afpeylende de ommeleggende plaetsen, es Amsterdam gevonden op 42 graden van noorden naer oost, Ouwerkerc op 27 1/6 van oost naer suyden, Aelsmeer op 62 1/3 van suyden naer west, Haerlem op 23½ graden van westen naer noorden, Sloten op 57 graden van westen naer noorden. [fol. 20] Voorts hebben een baec doen stellen over de Meer op ’t scheyt van Rijckeroort geraemt op M ende genaemt de Cruyshouck op een stuc lants genaempt de Cruyscamp daervan den cours es tien graden van suyden naer oosten.

[Wijde van ’t scheit tusschen d’Oude en Nieuwe Meer] Ende daer op afwinckelende 20 roeden heeft ’t voors. instrument gegeven desen regel: 157 geven 1000, wat geven 20, daeruyt bevonden es dat van L tot M, wesende de wijte van de Meer, ’t scheyt tusschen de Oude Meer ende Nieuwe Meer spacie es van 127 roeden drie voeten acht duymen.

[Afpeylende op M] Hebben hiernair op ’t voors. scheyt overvarende omtrent de baecke M de ommeleggende plaetsen doen afpeylen ende sulx doen bevonden: Amsterdam op 46 2/3 graden van oost nair noorden; Ouderkerc op 60½ graden van suyden nair oosten, Aelsmaer op 54 1/3 graden van westen nair suyden, Hillegom op 15½ graden van west naer suyden, Sloten op 34¼ van noorden nair westen.

[N. Wijde van M tot N] Hebben voorts op ’t eerste uytsteeckende poinct in Rijckeroort een baecken doen stellen geraemt N opten cours van 77½ graden van westen naer suyden ende daer op afwinckelende 25 roeden 3 duymen heeft het instrument gestelt desen regel: 115 geven 1000, wat geven 2503, ende daeruyt bevonden dat van M tot N spacie soude wesen van 217 roeden 6 voeten 5 duymen.

[Schipshol. O. Wide tusschen N ende O] Hebben vorder in een ander uytsteeckende poinct van Rijckeroort genaemt Schipshol een baecken doen oprechten geraemt O, cours nemende op 71 1/3 graden van westen naer suyden ende daer op afwinckelende 40 roeden, heeft het instrument gestelt desen regel: 97 geven 1000, wat geven 40, daeruyt bevonden es dat tusschen N ende O es spatie van 412 roeden 3 voeten 7 duymen.

[Tatickerlant. P.] Hebben vorder op eenen houc daeraen doen stellen een baecken ter plaetse geraemt P ende genaemt Tatickerlant, cours nemende op 31 graden 1/3 van westen naer suyden ende daer op afwinckelende 30 roeden drie duymen 9 greynen, heeft het instrument [fol. 21] [wide van O tot P] gestelt desen regel: 153 geven 1000, wat geven 30039, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen O ende P es van 196 roeden 3 voeten 3 duyment 3 greynen.

[Pieter Poulshouc. Q. Wide van P tot Q] Hebben vorder opten houck geraemt [lees: genaemt] Pieter Pouwelshouc, geraemt op Q, daerin een stilleggende schip lach mit sijn gerechte mast, afgepeylt ende den cours bevonden op 34¼ graden van den westen naer den suyden ende daer op afwinckelende 40 roeden 2 duymen 3 greynen heeft het instrument gestelt desen regel: 91 geven 1000, wat geven 40023, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen P ende Q es van 439 roeden 8 voeten een duym drie greynen.

[R. Wide van Q tot R] Hebben vorder op eenen houc gelegen weynich op dees sijde Aelsmaersweteringe geraemt op R daerinne een stilleleggende schip mit een staende mast lach afgepeylt ende den cours bevonden op 34 graden van westen naer suyden ende daer op afwinckelende 35 roeden 1 duym 3 greynen, heeft het instrument gegeven desen regel: 52 geven 1000, wat geven 35013, daeruyt bevonden es dat het spatie tusschen Q ende R es 673 roeden 3 voeten 2 duymen 6 greynen.

[Aelsmaerweteringe. S. Wide van R tot S] Van de voors. houck R hebben wij afgepeylt een pael staende opten houck van Aelsmaerweteringe, geraemt op S, ende es den cours van dien bevonden op 46¼ graden van westen naer suyden ende daer op afwinckelende 10 roeden 4 duymen, heeft het instrument gestelt desen regel: 91½ geeft 1000, wat geven 1004, daeruyt bevonden es dat tusschen R ende S spatie es van 109 roeden 7 voeten 2 duymen.

[Afpeylende op Aelsmaerwetering] Vorder hebben opten suytwesthouc van de voors. Aelsmaerweteringe de ommegelegen plaetsen doen afpeylen ende bevonden: Amsterdam op 49 graden van oosten naer noorden, den loop van de Aelsmaerweteringe op 41 graden van suyden naer oosten, Aelsmaer op 28 graden 5/6 van suyden naer oosten, Lisse op 15½ graden van westen naer suyden, Hillegom op 87 1/6 graden van noorden naer westen, Haerlem op 35½ graden van noorden naer westen ende Spaerwoude op 16 1/3 graden van noorden naer westen.

[Lengde van de Stommeer. Stommeer. Noortveenderwateringe. Wide van de Stommeer] Om te comen tot de Stommeer hebben de Aelsmeerweteringe [fol. 22] langs gemeten ende die bevonden van der Meer af totter brugge toe ter lengde van 328 roeden tot opte vaert an de molen 427 roeden ende tot de Stommeer toe 482 roeden, hebben vorder de Stommeer, ’t welck een water is van ovale rontte, tot tweemaelen toe cruysgewijs over ende wederover gemeten ende sulx een baecke stellende in ’t noortwesten ende die afpeylende opte Noortveenderweteringe, gelegen in ’t suytoosten, hebben den cours op 38 graden van noorden naer westen ende daervan 30 roeden afwinckelende heeft het instrument gegeven desen regel: 91 geven 1000, wat sal geven 30, daeruyt bevonden es dat de spatie tussen beyden es 329 roeden 6 voeten 6 duymen.

[Wide van de Stommeer] Van gelijcken een baecke hebbende doen stellen in ’t noortoosten ende deselve afpeylende uyt den suytwesten es den cours bevonden op 31 graden van oosten naer ’t noorden ende daer can [=van?] afpeylende 20 roeden 3 duymen heeft het instrument gegeven desen regel: 114 geven 1000, wat geven 2003, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen beyden is 175 roeden 7 voeten.

[Ommetrect van de Stommeer] Ende om bij manier van gissinge een ommetrec van de Stommeer te weten, hebben tsamengevoucht de voors. twee dwersliniën, uytbrengende 505 roeden 3 voeten 6 duymen, comt de helfte 251 roeden 6 voeten 8 duymen, ‘twelck gedrievoudicht comt voor den ommetrec van de Stommeer 758 roeden 4 duymen. Waermede de sonne ondergegaen sijnde, hebben wij overnacht in de vroonschuyt in de monte van Aelsmeerweteringe.

Den 4en july

Des morgens vrouch en mochten wij ’t besoinge niet beginnen mits den dampnevel of dou.

[Den bomgaert. T.] Omtrent acht uyren de locht claer gewerden sijnde, hebben van de plaetse S een raynge gemaect op de mast van een schip, stilleleggende in den boomgaert geraemt T ende den cours van dien bevonden op 36¾ graden van westen naer ’t suyden ende van S afwinckelende 23 roeden, heeft ’t instrument desen regel: [fol. 23] [Wide van S tot T] 59 geven 1000, wat geeft 23, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen S ende T compt op 389 roeden 8 voeten 3 duymen.

[Rijsbaecken. V.] Vorder hebben ter plaetse genaemt de Rijsbaecken geraemt mit V een baecken doen stellen ende den cours daerof van de bogaert bevonden op 5 graden van ’t westen naer ’t suyden.

[Wide van T tot V] Ende daer op afwinckelende vijftien roeden heeft ’t instrument gestelt desen regel: 54 geven 1000, wat geven 15, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen T ende V compt op 277 roeden 7 voeten 7 duymen.

[Tatickeroort. W.] Vorder hebben op Tatickeroort geraemt op W weder een baecken doen stellen ende den cours van dien van V te weten van het Rijsbaecken afpeylende es bevonden op 76 5/6 graden van noorden naer westen ende soe wij mits de landen daeromtrent verslachturft ende sulx gebroocken waren daer niet bequamelicken en consten afwinckelen, hebben wij voorts uytgemeten 11 roeden 5 voeten ende aldaer af afwinckelende 30 roeden twee duymen 3 greynen heeft het instrument gestelt desen regel: [wide tusschen V ende W] 92½ geven 1000, wat geven 3023, daeruyt bevonden es 324 roeden 10 voeten 7 duymen 2 greynen, daerop gehoocht de voorgeroerde 11 roeden 5 voeten, comt dat de spatie tusschen V ende W es 336 roeden 7 duymen 2 greynen.

[Afpeilinge op Tatickeroort. X.] Gecomen sijnde aen Tatickeroort hebben mitter keten doen meten ter lengde van [niet ingevuld] totter plaetse geteyckent X ende den cours van dien afgepeylt op 10 graden van west naer suyden ende aldaer de ommeleggende plaetsen afpeylende es bevonden Amsterdam op 41 1/3 graden van oosten naer noorden, Aelsmaer op 82 5/6 graden van suyden naer oosten, Leyden op 48 1/6 graden van ‘t westen naer suyden, Lisse op 15 2/3 graden van westen naer suyden, Hillegom op 76¼ graden van noort naer westen, Haerlem op 15 1/3 graden van noorden naer westen.

[Ruygenhouc. Wide van X tot Y] Vorder hebben een baecken doen oprechten opten houc daeraen die men nomt den Ruygenhouc, geraemt op Y ende den cours van dien bevonden op 73 1/6 graden van westen naer suyden ende ter vers. [fol. 24] plaetse X afwinckelende 50 roeden 5 duymen heeft het instrument gestelt desen regel: 177 geven 1000, wat geven 5005, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen X ende Y es 282 roeden 7 voeten 6 duymen.

[Cleyn Burchgraverveen. Z.] Aen den voors. Ruygenhouc ter plaetse Y gecomen sijnde, bevonden dat ‘tselve terecht den Ruygenhouck genomt es ende soe verdolven ende mit ruychte bewasschen dat men daer qualicken een voet ter aerden conste brengen ende sulcx ’t baecken daer ter plaetsen latende, sijn voorts geseylt tot aen een acker in Cleyn Burchgraverveen, comende an de Meer, aencomende Aechte Florisdr., wedue van Ghieltgen Korssen, die over de veertich jaren doot es geweest, out sijnde 81 jaren, tot Sassenhem te kerc horende, geraemt Z ende aldaer ’t voors. baecken Y afgepeylt hebbende, es bevonden op 82 graden van west naer suyden.

Mer mits deselve plaetse ooc heel verdolven was, ‘twelc daeruyt bleeck dat de voorschreven Aechte Florisdochter seyde dat sij ten tijde sij haer huysgen daer stelde op haer lant drie coyen te graes en te hoy mocht houden, nu als niet, soe en hebben wij daer niet connen afwinckelen, mer sijn te rade gewerden de distantiën van Leyden, Lisse, Hillegom ende Haerlem pertinent ende op ’t scharpste af te peylen ende daeruyt opter vaerten de distantiën te vinden.

[Afpeylinge in Cleyn Burchgraverveen] Twelck doende, hebben Haerlem op 11 graden 7/12 van noort naer west, Hillegom op 62 graden 1/3 van noort naer west, Lisse op van de streec van Hillegom 28 graden 1/3 ende Leyden van de streec van Hillegom 69½ graden.

[’t Griet] Waernaer hebbende een baecken genomen ende een schip ledich leggende in een sloot omtrent 30 roeden terugge, sijn voorts geseylt naer ’t Griet om aldaer de peylingen te doen van ‘tgeen hierboven niet en hadde [fol. 25] [Grietsloot. AA.] connen geschieden ende sulx omleggende wat boven de Grietsloot ter plaetse geraemt AA daer wij beyde de baecken van Y ende Z over denanderen cregen, cours hebbende van de plaetse Z op 72½ graden ten westen naer suyden ende afwinckelende van een center of rechter houc daer de raynge van Y ende Z over denanderen comen als wesende van daer tot der Meeren toegelaten omtrent 10 roeden de menichte van 53 roeden 1 duym, heeft ons het instrument geven de volgende twee regelen ten opsichte van Y: 57 geven 1000, wat geven 53-0-1, ende ten opsichte van Z: 69 geven 1000, wat geven 53-0-1, [wide van Y ende AA] daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen Y ende AA es 930 roeden, [wide van Z tot AA] ende tusschen Z ende AA es 728 roeden 1 voet 1 duym.

Van welcke laetste 768 roeden 1 voet 1 duym getrocken sijnde van de voorgeroerde 30 roeden ende die gehoocht opte spatie tusschen Y ende Z es deselve bevonden 191 roeden 8 voeten 9 duym ende blijft sulx de spatie tusschen Z ende AA 738 roeden 1 voet 1 duym.

[BB.] Hebben vorder opten [niet ingevuld] houc van de grote sloot ter plaetse geraemt BB een baecken doen rechten ende daer op rayende van AA es den cours bevonden op 46 graden 1/6 van west naer suyden ende van daer hebbende doen afwinckelen 20 roeden, heeft ’t voors. instrument desen regel gestelt: [wide van AA tot BB] 218 geven 1000, wat geven 20, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen AA ende BB es 91 roeden 7 voeten 4 duymen.

[wide van BB tot CC] Hebben voorts mitter ketene gemeten de Grietsloot van BB tot CC recht suyden rayende ter lengde van 14 roeden.

[DD.] Van daer voorts ter plaetse van DD, wesende ’t eynde van ’t Griet aen de Rijsdrecht rayende 35 graden van west naer noorden, mitter ketene gemeten ter lengde van 97 roeden.

Ende soe wij mits ’t ondergaen van de sonne meer niet en consten vorderen van de voors. dage, hebben wij overnacht in ’t Griet.

[fol. 26] Den vijfden july

[’t Griet. Wijde van DD tot EE] Des smergens mitten dage ’t werck weder bij der hand grijpende in ’t Griet, hebben de breete van ’t Griet daer die aen de Rijsdrecht compt geraemt EE gemeten mitter keten ter lengde van 37 roeden.

[FF. Wijde van EE tot FF] Vorder hebben een baeck doen stellen omtrent ten midden van ’t Griet opten cours van 44 graden ¼ van ’t westen naer ’t suyden, ter plaetse geraemt FF, ende daer op afwinckelende 30 roeden heeft het instrument gestelt desen regel: 134 geven 1000, wat geven 30, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen EE ende FF es 223 roeden 8 duymen.

[GG. Wijde van FF tot GG] Van daer seylende tot het eynde van ’t Griet ter plaetse geraemt GG ende daer op afpeylende eerst op FF es de cours bevonden op 26½ graden van ’t westen naer ’t suyden ende daer op afwinckelende 20 roeden 2 duymen heeft het instrument gestelt desen regel: 100 geven 1000, wat geven 2002, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen FF ende GG es 200 roeden 2 voeten.

[Oude Weteringe. HH. Wide van GG tot HH.] Hebben vorder een baecke doen stellen opten oosthouck van de Oude Weteringe ter plaetse geraemt HH ende de gelegentheyt afpeylende es den cours bevonden op 61 graden ¼ van westen naer suyden ende daer op afwinckelende 15 roeden 3 duymen heeft het instrument desen regel gestelt: 123 geven 1000, wat geven 1503, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen GG ende HH es 122 roeden 1 voet 9 duymen.

[Afpeylinge aen de Oude Wetering] Opten voors. oosthouc van de Oude Weteringe de gelegentheyt van alle de ommeleggende plaetsen afpeylende hebben bevonden Warmont op 18¼ graden van ’t suyden naer ’t westen, Lisse op 61 graden van ’t noorden naer ’t westen, Hillegom op 34 graden van ’t noorden naer ’t westen, Haerlem op 4½ graden van ’t noorden naer westen, [fol. 27] Leymuyden op 2 1/3 graden van oost naer noorden, Reynsaterwoude op 25 1/3 graden van suyden naer oosten.

[Wijde van HH tot II] Voorts hebben doen afraeyen tot der plaetse in de Oude Weteringe dicht aen de huysen geraemt II cours nemende 3½ graden van suyden naer oosten ende es lang gemeten 100 roeden.

[’t Godspat of ’t veer naer Reinsaterwoude. Wijde van II tot KK] De oostsijde van de Oude Weteringe beginnende van II totte plaetse geraemt KK wesende ’t Godspat of ’t veer dat men naer Reynsaterwoude loopt, rayende op 11 graden van suyden naer oosten, es bij der mate daerop geleyt langs ’t pat aen de westsijde daerjegens naer behooren afwinckelende bevonden op 379 roeden.

[’t begin van Brasemmeer. Wijde van KK tot LL] Van KK voorbij ’t huys wat scheefs overlopende noch gemeten 17 roeden ende van daer afgepeylt ’t begin van de Brasemeer tot LL es den cours bevonden vlac suyden gemeten op 11 roeden.

[Wijde van KK tot LL] Vorder van LL tot MM es den cours rayende bevonden 77 graden van suyden naer oosten ende lang gemeten 35 roeden.

Van daer afgewinckelt tersijden mitter sonne ommegaende ter lengde van 12 roeden.

[Wijde van LL tot NN] Es voorts gemeten tot de plaetse daer geraemt es NN es de cours bevonden op 26 graden ½ van oosten naer noorden, lang van LL af in als 74 roeden.

[Dirc Willemssoon Boxensloot. Wijde van LL tot OO] Vorder gemeten van NN tot aen Dirc Willemsz. Boxen sloot geraemt OO es den cours gepeylt op 4½ graden van oost naer noorden ende de distantie van LL op 110 roeden.

[wijde van LL tot PP] Van daer gemeten tot PP raeyende 48½ graden van suyt naer oost es van LL of 197 roeden lang bevonden.

[Tollenweteringe. Wide van LL tot QQ] Ende van daer gemeten tot den houc van Tollenweteringe geraemt op QQ raeyende op 59 graden van suyden naer oosten es lang bevonden van LL af 310 roeden.

[Kercsloot. Wijde van QQ tot RR] Van daer voorts afpeylende tot opten houc van de Kercksloot ter plaetse daer een tschip stille lach, ‘twelck genomen werde voor een [fol. 28] baecken ende geraemt op RR, es den cours bevonden op 22¼ graden van suyden naer oosten ende daer op afwinckelende 20 roeden 1 duym heeft het instrument gegeven dese regel: 128 geven 1000, wat geven 2001, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen QQ ende RR es 156 roeden 3 voeten 2 duymen.

[Wijde van RR tot SS] Vorder hebben een baecken doen stellen op een uytsteec of poinct geraemt SS ende de raynge bevonden op 62 graden 1/3 van westen naer suyden ende daer uyt winckelende 20 roeden 4 duymen heeft het instrument gegeven desen regel: 172 geven 1000, wat geven 2004, daeruyt es bevonden dat de spatie tusschen RR ende SS es 116 roeden 5 voeten 1 duym.

[Molenweteringe. Wijde van SS tot TT] Ende verbij ’t voors. baecken seylende tot aen de Molenweteringe geraemt TT wiens loop es op 16 graden drie quaert van oosten naer ‘t noorden, hebben ’t baecken gestelt op SS afgepeylt ende bevonden op 73½ graden van west naer suyden ende daer op afwinckelende 16 roeden 2 duym heeft het instrument gegeven desen regel: 77 geven 1000, wat geven 1602, daeruyt bevonden es 208 roeden 5 duymen. Hierop gehoocht 15 roeden die men in ’t winckelen hier te cort genomen heeft, comt de spatie tusschen beyden 223 roeden 5 duymen.

[Vrolantscheweteringe. Wide van TT tot VV] Hebben voorts een baecken doen stellen op de Vrouwelantscheweteringe geraemt VV ende ‘tselve afpeylende bevonden op 34 graden 3 quaert van westen naer suyden ende daer op afwinckelende 15 roeden 3 duymen heeft het instrument gegeven desen regel: 93 geven 1000, wat geven 1503, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen TT ende VV es 161 roeden 6 voeten een duym.

[Paddegat. Wide van VV tot WW] Voorts gecomen sijnde an de Vrouwelantsweteringe hebben den inneloop vandien geraeyt ende bevonden op 15 graden van ’t west naer ’t noorden ende een baecken doen stellen opten oosthouc van ’t Paddegat geraemt WW ende ‘tselve afpeylende bevonden cours te hebben op 49 1/6 graden van suyden naer oosten ende daervan innewinckelende [fol. 29] 35 roeden 5 duymen heeft het instrument gestelt dees regel: 155 geeft 1000, wat geeft 3505, daeruyt bevonden es de distantie te wesen 226 roeden 1 voet 2 duymen.

Ende alsoo hiermede den dach gepasseert was, hebben wij overnacht in ’t Paddegat voor de woninge van Bruyn Cornelisz. van Couhorn.

Den 6en july

Goetstijts der mergens mit het rijsen van de sonne hebben wij ’t besoinge weder angevangen ende alsoe sonderlinge sdaichs tevooren mits den wint groot gebrec was gevonden in ’t stellen van de baecken die deur den wint niet stille staende, qualick in ’t gesicht des oochs const werden gehouden, eensdeels gestelt ter plaetsen daer die mits het gebodt niet bequamelicken en consten werden gesien, soe hebben wij goetgevonden mr. Salomon van Dulmanhorst, lantmeter, te committeren ter opsichte van ’t stellen van de baecken om die te stellen ter behoorlicker plaetse daer hij onse baecken siende van gelijcken van ons gesien const werde sonder verhinderinge ‘tsij deur ’t geboomte of yet anders ende van gelijcken om de baeckens behoorlicken te doen swiepen, dertoe hem last ende instructie was gegeven.

[Scheit van de Brasemmeer] Vorder hebben van de plaetse geraemt XX op een stuck lants ancomende den rijcken bour afgescheyden mit een sloote rayende 18 graden van oosten naer noorden aen de suytsijde van dewelcke gelegen waren de landen van Cornelis Jan Fransz., beyde leggende in den ambachte van Reynsaterwoude gelijck ons angeseyt werde deur Jan Dircxz. op Ofwegen, alwaer volgende ’t seggen van Willem Jacobsz. Koyt het Westermeertgen ende Brasemmeer soude eynden ende ’t Paddegat ’t begin van des Heeren van Warmonts visscherie soude beginnen, afgepeylt de baecke gestelt op WW ende den cours van dien herwerts genomen bevonden op 51 graden een quaert van westen naer suyden ende daeraf winckelende 19 roeden 2 duymen, heeft ’t instrument gegeven desen regel: 101 geven 1000, wat geven 1902, daeruyt bevonden [fol. 30] [Wide van WW tot XX] es de distantie tusschen WW ende XX te wesen 188 roeden 3 voeten een duym.

[Wide van XX tot YY] Vorder hebben een baecken doen stellen aen d’ander sijde van ’t Westermeertgen op ’t scheyt van de ambachten van Alckemade ende Esselickerwoude daer, soe ons de voornomde Koyt seyde, des stats wateren eynden ende des Heeren van Warmonts wateren beginnen soude ter plaetse geraemt YY ende de [niet ingevuld?] afpeylende es den cours van dien bevonden op 11 graden een quaert van westen naer suyden, ende van der voors. plaetse XX afwinckelende 14 roeden 4 duymen heeft ’t voors. instrument gegeven desen regel: 176 geven 1000, wat geven 1404, daeruyt bevonden es de distantie tusschen XX ende YY te wesen 89 roeden 7 voeten 7 duymen.

[Westhouc van ’t Paddegat] Van de voors. plaetse YY afrayende tot den houck daeraen geraemt ZZ ende genaemt de Westhouck van ’t Paddegat es den cours bevonden 45 1/6 graden van oost naer noorden ende metter keten lang gemeten 40 roeden.

[Wijde van YY tot ZZ. Afpeylinge omtrent den westhouc van ‘t Paddegat] Ter welcker plaetse alsoe wij op YY geen genouchsaem gesocht [=gesicht] en hadden de gelegentheyt van de ommeleggende plaetsen afpeylende es bevonden: Leymuyden op 59 graden 1/6 van oost naer noorden, Reynsaterwoude op 31 graden 5/6 van oost naer noorden, Langeraer op 72 graden van suyt naer oost, Alphen op 18 graden 2/3 van suyt naer oost, Koudekerc op 64 graden 1/3 van west naer suyden.

[Wide van ZZ tot A<] Voorts rayende van den voors. westhouc van ’t Paddegat opten inham geraemt A< es den cours bevonden op 61 graden ½ van noort naer west ende mitter keten gemeten op 50 roeden.

[Roelofaertsoonsveensvaert. Wide van A< tot B<, wide van B< tot C<] Van daer voorts rayende over den inham geraemt B<, wesende de vaert van Roeloffaertszsveen, inneraeyende 19 graden van westen naer ’t suyden es den cours bevonden op 26 [27?] ½ graden van noorden naer ’t westen ende lang gemeten [fol. 31] 203 roeden. Van de voors. B< naer den loop van de voorschreven vaert uytwaerts raeyende naer den houck geraemt C< es gemeten op 33 roeden.

[Pieter Hobbensoons Bancken. Wide van C< tot D<] Voorts hebben een baecken doen stellen op eenen uytsteeckenden houc genaemt Pieter Hobbenszs. Bancken ende es de west scheyt van de Brasemmeer ende ’t Westermeertgen geraemt D< ende daerop afraeynde es den cours bevonden op 15 graden van oosten naer noorden, ende van daer winckelende 23 roeden een duym heeft ’t voors. instrument gegeven desen regel: 85 geven 1000, wat geen 23-0-1, daeruyt bevonden es de distantie tusschen C< ende D< te wesen 270 roeden 7 voeten.

[Wide van D< tot E<] Van daer rayende op den houck geraemt E< es den cours bevonden 55 graden 1/6 van oosten naer noorden ende es afgemeten op 35 roeden.

[Langewech. Wide van E< tot F<] Vorder hebben een baecken doen stellen opten Langewech geraemt op F< ende den cours bevonden op een graet ¾ van suyden naer ’t westen ende daerop afwinckelende 25 roeden 3 duymen heeft ’t voors. instrument gestelt desen regel: 104 geven 1000, wat geven 2503, daeruyt bevonden es de distantie tusschen E< ende F< te wesen 240 roeden 6 voeten 7 duymen.

De voors. Langewech afgepeylt sijnde es bevonden te rayen op 10½ graden van westen naer ’t suyden.

Van de voors. Langewech raynge maeckende op ’t brutggetgen aen ’t suyteynde van de Oude Weteringe es bevonden op 62 graden van ’t oost en noorden ende gemeten mitter ketene op 133 roeden.

Van daer voorts opgemeten ter langde de westsijde van de Oude Weteringe tot beneffens ’t Gotspat of ’t veer hierboven es tsamen bevonden 160 roeden.

Van daer voorts opmetende tot aen ’t laetste huys op ’t Noorteynde rechts neven de sloot hiervoren getekent II es tsamen lang bevonden 530 roeden.

[Wide van F< tot G<] Ende van daer voorts opmetende tot opten houc van de Meer ter plaetse geraemt G< es tsamen bevonden 647 roeden.

[Afpeylinge opten noortwesthouc van de Oude Weteringe] Opten vers. noortwesthouc van de Oude Weteringe dicht aen der Meeren afpeylende doende van de ommeleggende plaetsen es bevonden: [fol. 32] Warmont op 19 graden ten westen naer ’t suyden, Sassenhem op 84½ graden van westen naer noorden, Lisse op 58 graden van ’t westen naer ’t noorden, Hillegom op 30 graden van ’t westen naer noorden, Haerlem op drie graden 1/6 van noorden naer ’t westen.

[De Gooch. Wide tusschen G< en H<] Voorts hebben een baecke doen stellen opte Gooch, innerayende 23 graden van westen naer suyden, geraemt H<, ‘twelc afpeylende es sijn cours bevonden op 39 graden 1/6 van westen naer suyden ende daer op afwinckelende twintich roeden 2 duymen heeft instrument gestelt desen regel: 73 geven 1000, wat geven 2002, daeruyt bevonden es de distantie tusschen G< ende H< te wesen 274 roeden 2 voeten 4 duymen.

[Nieuwe Weteringe. Wide tusschen H< en I<] Voorts hebben een baecken doen stellen opte Nieuwe Weteringe geraemt I< ende daer op rayende es bevonden op eenentwintich graden ¾ ten westen naer ’t suyden ende daer afwinckelende 20 roeden heeft het instrument gestelt desen regel: 89 geven 1000, wat geven 2000, daeruyt bevonden es de distantie tusschen H< ende I< te wesen 224 roeden 7 voeten 1 duym, afgetrocken daervan 30 roeden dat ’t baecken verbij de Nieuwe Weteringe es gestelt geweest, blijft de mate 194 roeden 7 voeten 1 duym. De voors. Nieuwe Weteringe haren inloop afpeylende es bevonden op twee graden van noorden naer oosten.

Opte voors. Nieuwe Weteringe hebben wij ons ondervraecht waer ’t ambacht van Alckemade aldaer sijn scheyt heeft van Esselijckerwoude, ten welcken wij berecht sijn dat de heele Nieuwe Weteringe in Alckemade leggen ende mit Esselijckerwoude niet gemeens hebben souden, invougen dat de stadt de visscherije van deselve Nieuwe Weteringe deurgaende toecomende es.

[Wide van I< tot K<. De Aa. Wide van K< tot L<] Vorder afrayende op eenen houck geraemt op K< es den cours vandien bevonden op 2 1/6 graden van westen naer suyden, ‘twelc mitter ketene gemeten es op 275 roeden, daerop gehoocht [fol. 33] de laest voorgaende afgetrocken 30 roeden comt de distantie tusschen de Nieuwe Weteringe ende K< op 305 roeden van de voors. plaetse afrayende tot aen de Aa ter plaetse geraemt L< es bevonden op 10¼ graden van westen naer suyden ende es mitter ketene gemeten op 190 roeden.

Waermede wij ’t besoinge van deselven dage mits ’t ancomen van der nacht staeckende, hebben overgenacht in de Aa.

Den 7en july

[wide van l< tot M<] Des morgens mit ’t begin van de dage ’t werck weder bij der hant nemende, hebben begonnen aen L< ende afpeylende tot de plaetse in de AA geraemt M< es den cours bevonden op 26½ graden van westen naer suyden ende daer op afwinckelende 15 roeden 3 duymen heeft het instrument gestelt desen regel: 182 geven 1000, wat geven 1503, daeruyt bevonden es dat de spacie tusschen beyden es 82 roeden vijf voeten 8 duymen.

[Hanepoeltgen. Wide van M< tot N<. Ommering van ’t Hanepoeltgen. O<. Wide van O< tot P<] Ter voors. plaetse genomen [=gecomen?] sijnde omtrent het Hanepoeltgen, wesende mede een gedeelte van stadts visscheriën, innegaende uyter AA mit eenen crommen ingang, daervan den ommetrec mit veel moeyten ende tijtverlies soude hebben moeten werden gemeten, hebben daerom een baecken doen stellen in den houc van de voors. poel geraemt N<, ‘twelc over landt geraeyt es op 85 graden van ’t noorden naer oosten ende om de hoochde van de crommicheyt des vers. ingangs te vinden, hebben daer uyt gewinckelt 54 roeden, mer om te comen tot de mate van N< afgewinckelt 25 roeden 5 duymen, daeruyt het instrument heeft gegeven desen regel: 201 geven 1000, wat geeft 2505, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen beyden es 124 roeden 6 voeten 2 duymen, ‘twelc om den ommering van ’t vers. poeltgen mitsgaders sijnen in- ende uytgang te begrooten, hier bij gissinge genomen wert drievoudich ende sulx in als geraemt op 373 roeden 8 voeten 6 duymen, ende sulx wederkerende uyt ’t Hanepoeltgen ter plaetse geteyckent [fol. 34] hebben de boge afgepeylt ter plaetse geraemt P< op 22 graden van oosten nair suyden ende ‘tselve in sijn crommicheyt mitter ketene gemeten op 100 roeden.

[wide van P< tot Q<] Vorder de voors. plaetse afrayende tot daer geraemt es Q< es den cours bevonden op 38 graden buyten de laestvoorgaende raynge ende ‘tselve mitter ketene gemeten op 35 roeden.

[wide van Q< tot R<] Van daer afpeylende tot R<, wesende mede een boge, es sijn cours bevonden op 89 graden buyten de laestvoorgaende raynge ende tselve mitter ketene gemeten in sijn crommicheyt op 45 roeden.

[wide van R< tot S<] Van daer afpeylende tot S< es sijn cours bevonden op 45 graden buyten de laestvoorgaende raynge ende in sijn rechte gemeten op 22 roeden.

[wide van S< tot T<] Van daer afpeylende tot T<, wesende eenen inham, es sijn cours bevonden op 53½ graden binnen de laestvoorgaende raynge ende daer op afwinckelende 20 roeden 5 duymen heeft het instrument gegeven desen regel: 123 geven 1000, wat geven 2005, daeruyt bevonden es dat de spatie tusschen beyde sij 163 roeden.

[Jan Jeroenssoonspoeltgen. Wide van T< tot V<] Van daer afpeylende eenen boge daervan ’t uyterste geraemt es V< comende aen Jan Jeroenszspoeltgen es den cours bevonden op 61½ graden van ’t westen naer ’t suyden, welcke boge spanninge hadde van 25 roeden ende es de peese of rechte linie vandien gemeten op 50 roeden.

[wide van V< tot W<] Van daer afpeylende de plaetse geraemt W< in ’t voors. poeltgen es den cours bevonden op 85½ graden van ’t westen naer ’t suyden ende daerop afwinckelende 6 roeden 4 duymen heeft ’t voors. instrument gegeven desen regel: 137 geven 1000, wat geven 604, daeruyt bevonden es de spacie tusschen beyden te wesen 44 roeden 7 voeten 2 duymen.

[Lijckesloot. Wide van W< tot X<] Van daer afpeylende tot opten houc van Lijckesloot ter plaetse geraemt X< es raynge bevonden op 44 graden van noorden naer westen ende op afwinckelende 10 roeden 3 duymen heeft ’t voors. instrument gestelt desen regel: [fol. 35] 157 geven 1000, wat geven 1003, daeruyt bevonden es de spatie tusschen beyden te wesen 63 roeden 8 voeten 8 duymen.

[wide van X< tot Y<] De voors. Lijckesloot afgepeylt sijnde es bevonden op 11½ graden van oosten naer noorden ende van ’t begin off tot aen Lijckepoel ter plaetse Y< mitter keten afgemeten op 234 roeden.

[Lijckepoel. Ommetrec van Lijckepoel] De voors. Lijckepoel deur het voors. instrument in ’t cruys afgemeten sijnde es bevonden in der lengte te rayen op 12¼ graden van suyt naer oosten ende daerop uytwinckelende 10 roeden heeft ’t instrument gestelt desen regel: 169 geven 1000, wat geven 10, daeruyt bevonden es de spatie tusschen beyden te wesen 59 roeden 1 voet 7 duym, die verhoocht moet sijn mit twee roeden dewelcke ’t instrument tot voordeel gegeven es, mits men ter plaetse niet bequamelicken en mocht gaen, comt tsamen 61 roeden 1 voet 7 duym ende bevonden ter (sic!) rayen in de brede op 83½ graden van noorden naer westen ende daeruyt afwinckelende 7 roeden heeft ’t instrument gestelt desen regel: 127 geven 1000, wat geven 7, daeruyt bevonden es de spatie tusschen beyden te wesen 55 roeden 1 voet 1 duym, welcke twee spatiën opten anderen gehoocht daernaer gemiddelt ende mit driën vermeerdert sijnde, comt den ommetrec van Lijckenpoel bij raminge sulx die in den gemeenen ommetrec in consideratie compt 171 roeden 4 voeten 2 duym.

Ende sulx voorgaende Lijckesloot te rugge keerende ter gelijcke lengde van 234 roeden sijn wedergekeert ter plaetse van X<.

[wide van X< tot Y<] Van daer voorts op een houc daeraen geraemt op Y< es sijn cours bevonden vlac noorden ende mitter keten gemeten 5 roeden.

[wide van Y< tot Z<] Van daer afpeylende op een inham geraemt [fol. 36] Z< es sijn cours bevonden op twintich graden van westen naer suyden ende gemeten op tnegentich roeden.

[De Waterloos. Jan Jeroenssoonspoel. Wide van Z< tot A#] Van daer voorts afpeylende op eenen inham geraemt op A# staende opte Waterloos ende comende genouch op ’t eynde van Jan Jeroenssoonspoel es sijn cours bevonden op 76½ graden binnen de laetste roynge ende gemeten op 72 roeden.

[wide van A# tot B#] Van daer voorts afpeylende ’t begin van de Waterloos ter plaetse geraemt B# es sijn cours bevonden op 43 graden ¾ van west naer suyden gemeten op 93 roeden.

[wide van A# tot C#] Van daer voorts afpeylende ter plaetse geraemt C# es sijn cours bevonden op 75 graden buyten de voorgaende streec ende mit ’t voorgaende gemeten op 106 roeden.

[wide van A# tot D#] Van daer voorts afpeylende ter plaetse geraemt D# es den cours bevonden op 57 graden binnen de voorgaende streec ende mit ’t voorgaende gemeten op 137 roeden.

[wide van A# tot E#] Van daer voorts afpeylende ter plaetse geraemt E#, wesende den houck van Coppoel die men oock nomt Mourijnspoel, es den cours bevonden op 34 graden buyten de voorgaende streec ende mit ’t voorgaende gemeten op 165 roeden.

[Coppoel. Wide van E# tot F#] Van daer voorts afpeylende de Coppoel ter plaetse geraemt F# es den cours gevonden op 29 graden ¾ van oosten naer noorden ende lang gemeten op 50 roeden.

Van daer voorts afpeylende in den eersten houck daeraen ter plaetse geraemt G# es den cours bevonden 41 graden ½ van ’t suyden naer ’t oosten.

[Rijpweteringe. Wide van F# tot H#] Vorder afpeylende tot in den houck daeraenvolgende ter plaetse geteyckent H# wesende den houck van de Rijpweteringe es den cours bevonden op 37 graden van ’t westen [fol. 37] naer ’t suyden welcke voors. twee afpeylinge in hun brede lijnrecht afgemeten sijn op 100 roeden, daerop gehoocht 50 roeden voor de mate totten houc toe van de Rijpweteringe comt tsamen 150 roeden.

[Waterloos. Wide van H# tot I#] Van d’ander sijde van de Rijpweteringe afrayende naer de Waterloos ter plaetse geraemt I# es den cours bevonden op 33 graden ¾ van noorden naer westen ende daerop afwinckelende 15 roeden 4 duymen heeft ’t voors. instrument gestelt desen regel: 155½ geven 1000, wat geven 1504, daeruyt bevonden es de spatie tusschen beyden te sijn 96 roeden 7 voeten 2 duymen.

[De Zever. Wide van I# tot K#] Van daer tot opten houck van de Sever ter plaetse geraemt K# daervan de rayngen niet en sijn gemaect als wesende conform de ander sijde hiervooren, es lang gemeten op hondertdertich roeden.

Waermede ’t besoinge, de son op ’t ondergaen sijnde, voor denselven dage es geëyndicht, overnachtende in ’t beginsel van den Seven [=Sever].

Den 8en july

hebben wij des mergens vrouch mit het angaen van den dage ons werck weder bij der hant genomen in ’t begin van de Seven [=Sever] geteyckent als boven K#.

[wide van K# tot L#] Ende van daer tot L# afpeylende es den cours bevonden op 40 graden van ’t noort naer ’t westen ende mitter keten gemeten 40 roeden.

[wide van K# tot M#] Van daer tot M# afpeylende es den cours bevonden op 60 graden buyten ’t voorgaende ende mitter keten op ’t voorgaende gemeten op 60 roeden.

[wide van K# tot N#] Van daer tot N# afpeylende es den cours bevonden op 12 graden binnen ’t voorgaende ende voorts opgemeten tot 110 roeden.

[fol. 38] [wide van K# tot O#] Van daer tot O# afpeylenden es den cours bevonden op 29 graden buyten ende voorts opgemeten tot 145 roeden.

[wide van K# tot P#] Van daer tot P# afpeylende es den cours bevonden op 6 graden buyten ende voorts opgemeten tot 252 roeden.

[Kever. Wide van K# tot Q#]. Van daer tot Q# wesende ’t eynde van Seven of Sever ende ’t begin van de Kever afpeylende es den cours bevonden op 33 graden binnen ende voorts opgemeten tot 350 roeden.

[’t Sweylant. Wide tusschen Q# en R#] Van daer afpeylende langs de Kever tot R#, wesende ’t eynde van dien daer ’s Sweylant begint, es den cours bevonden op 80 graden van noorden naer ’t westen ende daerop afwinckelende 20 roeden 7 duymen heeft ’t voorschreven instrument gestelt desen regel: 137½ geven 1000, wat geeft 2007, daeruyt bevonden es de spatie tusschen beyden te sijn 145 roeden 9 voeten 6 duymen.

[wide van R# tot S#] Van daer voorts langs ’t Sweylandt afpeylende op S#, es den cours bevonden op 108 graden buyten ende es mitter ketene gemeten ter lengde van 115 roeden.

[Afpeilinge op S#] Ter voors. plaetse S# alle de ommegelegen plaetsen afpeylende hebben bevonden: Leyden op 49 graden ¾ van westen naer suyden, Warmont op 5½ graden van westen naer suyden, Sassenhem op 42 graden van noort naer westen, Hillegom op 84 graden ¾ van oost naer noorden, Haerlem op 78 2/3 graden van oosten naer noorden.

[wide van S# tot T#] Van daer voorts langs ’t Sweylant afpeylende op T# es den cours bevonden op 25 graden van ’t westen naer ’t suyden. Ende daerop afwinckelende 22 roeden 2 duym heeft ’t voors. instrument gegeven desen regel: [fol. 39] 56 geven 1000, wat geven 2203, daeruyt bevonden es de spatie tusschen beyden te sijn 393 roeden 2 voeten 1 duym.

[d’ Sijp. Wide van T# tot V#] Van T# tot V# wesende den suythouc van de Sijp ende van de Sijl afpeylende es den cours bevonden op 64 graden van suyden naer ’t westen, ende daerop afwinckelende 8 roeden 5 duym heeft ’t voors. instrument gestelt desen regel: 114½ geven 1000, wat geven 805, daeruyt bevonden es de spatie tusschen beyden te sijn 70 roeden 3 voeten.

[wide van W# tot X#] Van daer voorts de voors. Sijpe innemetende beginnende ter plaetse geraemt W#, wesende de noorthouc van de Sijp, tot X# es den cours van dien bevonden op 11½ graden van suyden naer oosten ende mitter keten afgemeten 45 roeden.

[wide van W# tot Y#] Van daer voorts tot Y# es den cours van dien bevonden op 23½ graden binnen ende es tot daer toe gemeten op 116 roeden. Van daer voorts tot Z# comende aen den houc van ’t Vennemeertgen es den cours afgepeylt ende bevonden op 60 graden buyten ende tot daer toe opgemeten 226 [?] roeden ende daerop gehoocht 21 roeden die voor aen den innegang ongemeten waren gebleven, comt tsamen 248 roeden. [wide van W# tot Z#]

[’t Vennemeertgen]. ’t Voors. Vennemeertgen afpeylende ter plaetse geraemt A* es lang gemeten 15 roeden mer afpeylende van Z# tot in den eersten houc es den cours van dien bevonden in de winckel als op 90 graden buyten ende lang gemeten tot in den tweden houc daer de vaert naer ’t Sweylant loopt 70 roeden.

Van daer tot opten houc van de vaert uyt Vennemeertgen naer de Rijpweteringe lopende overslaende sulx de vaert naer Sevenhuysen, geraemt B*, geraemt in ver[ge?]lijckinge van ’t voorgaende op gelijcke 70 roeden.

Van de plaetse A* tot B* afpeylende es [fol. 40] den cours van dien bevonden op 76 graden van suyt naer oost ende daerop afwinckelende 15 roeden 5 duymen heeft ’t voorschreven instrument gegeven desen regel: 187 geven 1000, wat geven 1505, daeruyt bevonden es de spatie tusschen beyden te sijn 80 roeden 4 voeten 8 duymen, invougen dat daerop gehoocht sijnde eerst 15 roeden ende 248 roeden over de geheele langde van de Sijp, sulx die alsvooren aen d’ander sijde es afgemeten, comt de geheele lengde van B* tot V# 344 roeden 4 voeten 8 duymen. [wide van V# tot B*]

[wide van V# tot C*] Van den mont van de Sijp alsvooren V# de Sijl langs tot C* afpeylende es bevonden sijn cours op 23 graden van oosten naer noorden ende lang gemeten op 22 roeden.

[wide van V# tot D*] Van daer tot de plaetse geraemt D* afpeylende es den cours bevonden op 55 graden een quaert van westen naer suyden ende voorts opgemeten op 90 roeden.

[wide van V# tot E*] Van daer tot E* afpeylende es bevonden op 7 graden buyten ’t voorgaende ende voorts daer op gemeten tot 147 roeden.

[wide van V# tot F*] Van daer tot F* afpeylende es bevonden op 13 graden buyten ’t voorgaende ende tot daer toe afgemeten op 190 roeden.

[wide van V# tot G*] Van daer tot G* rechts beneffens de scheepmaeckerije van Pieter Henricxz. Jonge afpeylenden, es bevonden 41 graden binnen ’t voorgaende ende daerop afgemeten tot 280 roeden.

Van waer wij de afpeylingen ende vorder mate naergelaten hebben als ons rustende op ‘tgunt diesangaende hiervooren es gedaen wesende, daerop comende de 1e 660 roeden, de mate aen de Sijlbrugge.

[Afpeylinge aen de Dwersweteringe] De Dwersweteringe innepeylende es den cours van dien bevonden op 73½ graden van ’t suyden [fol. 41] naer ’t oosten daervan men de distantie hiervoren vint ende daer ter plaetse afrayinge gedaen hebbende van de ommeleggende toorns es bevonden de Hoochlants kerc tot Leyden op 57 graden 1/6 van westen naer ’t suyden, Valckenburch op 83 graden van ’t suyden naer ’t westen, Reynsburch op 70 graden 2/3 van ‘t suyden naer ’t westen, Warmont op 20 1/3 graden van ’t suyden naer ’t westen ende Sassenhem op drie graden van suyden naer den oosten, invougen dat den ommetrec van stadts wateren es belopende ter nombre van 30.940 roeden ende meer ten opsichte van de lijnrechte der rayngen, behouden nader calculatie.

Waermede wij ’t besoinge van den ommetrec eyndende, sijn den 8en july 95 des avonts omtrent sesse uyren weder binnen Leyden gecomen. ’t Welck wij ondergeschreven mit onse handen ende onderteyckeninge bevestigen, ende es ondergeteyckent Jasper van Banckhem, J. van Hout, S.F. van Merwen, Jacob van Banchem gesworen lantmeter van Rijnlant, Salomon Davidtsz.

Voor copie van de origine ondergetekent alsboven uytgegeven ende es desen daermede bevonden overeen te comen desen 25en february 1597; onder stondt: bij mij ende was geteyckent J. van Hout.

Opten 10en augusti 1595 sijn de vroonmeesteren ende secretaris ten overstaen van Louris Andriesz. van Swaenswijc, burgermeester, ende meester Rombout Hogerbeets, pensionaris, mit hem leydende de heer meester Johan van Banchem mitsgaders de drie lantmeters bovengenomt weder gereyst op ’t Vroon om de voorgeroerde chaerteringe te vorderen ende van de metinge deur ’t gesicht den voorn. heeren een levendich vertooch te doen ende sulx gecomen sijnde op ’t eylant genaempt de Beynstrop gelegen boven De Vennip hebben ter plaetse weynich beneden ’t huys ‘twelc der meeren naestgelegen es afpeylende bevonden: Haerlem op een halven graet van noorden naer oosten, Amsterdam op 58 1/3 graden van noorden naer oosten, Leyden op 30 1/6 graden van suyden naer westen, ende Lisse op 57 2/3 graden van suyden naer westen. In ’t vorder hebben deur een instrument groot [fol. 42] ses voeten verdeelt in sijn langte aen 90 ende sijn brede aen elcker sijde 240 gelijcke deelen in rechter linie afgesien het toornken van Sint Pancraeskerc binnen Leyden ende daerop afwinckelende ter lengde van 100 roeden heeft ’t voors. instrument gestelt desen regel: 24 geven 1000, wat geven 100, daeruyt bevonden es de spatie tusschen de voors. plaetse opte Beynstrop ende de stadt Leyden tot ’t voors. toorntgen toe te wesen 4166 roeden 16/24. Vorder deur ’t voors. instrument in rechte linie afsiende den toorn van Amsterdam ende daerop afwinckelende van gelijcke hondert roeden langde heeft ’t voorschreven instrument gestelt desen regel: 19 geven 1000, wat geven 100, daeruyt bevonden es de spatie tusschen de vers. plaetse opte Beynstrop ende den toorn van Amsterdam te wesen 5263 roeden ende 3/19. Ende van de voors. plaetse omtrent 25 of 30 roeden suytoostwaerts op lopende ende aldaer door ’t voors. instrument in rechter linie afsiende den toorn van Haerlem ende daer of afwinckelende 75 roeden 1 voet heeft ’t voors. instrument gestelt desen regel: 26 geven 1000, wat geven 751, daeruyt bevonden es de spatie tusschen de voors. plaetse opte Beystrop totten Haerlemschen toorn toe te wesen 2888 roeden 4 voeten 16/26.

Ten laetsten van deselve plaetse noch terugge lopende omtrent 25 of 30 roeden ende van daer deur ’t vers. instrument in rechter linie afsiende den toorn van Aelsmaer ende daerop afwinckelende 58 roeden heeft het instrument gestelt desen regel: 26 geeft 1000, wat geven 58, daeruyt bevonden es dat den toorn van Aelsmaer van de vers. plaetse opte Beynstrop wijt es 2230 roeden 20/26.

Waermede wij ons besoinge staeckende ende mitten anderen maeltijt houdende, esset gebeurt datter een schuyt met visschers [fol. 43] sijn seyl streec onder De Vennip ende soe wij speurden dat deselve voorhadde diefsgewijs in stadts wateren te visschen ende deselve een wijl daernaer ons gewaer werdende, seyl maeckte ende voor de wint af liep naer d’ Oude Weteringe toe, sijn wij hem gevolcht, menende hem inne te [opengelaten] om ‘twelc te beter te mogen doen wij de brede focke bijstelden, ‘twelc hij siende, vielen mit hem driën boven haer seylen op de riemen wechroyende mit alle haer macht ende soe de wint jegens den avont minderde en conden wij hem (hoewel wij veel van hem innewonnen) niet achterhalen, mer laecte voor los mit omtrent een boochschoot voordeels de Weteringe innevarende de Drecht op, invougen dat de vroonmeester te rade werden om opte selve te vervolgen ende waer ‘t doenlick te betrapen, mer om hem te vrijer te maicken ende alle achterdencken te benemen liet de vroonschuyt naer Leyden varen omme hem in ’t visschen te betrapen, mits welc de voorn. burgermeester mit ’t vorder geselschap langs de Braessemeer naer Leyden sijn gevaren daer sij quamen omtrent ten drie uyren in der nacht. ’t Welc sulx gedaen ende geschiet te wesen getuygen wij ondergeschreven, ende es geteyckent S.F. van Merwen, Jacob van Banchem geswooren lantmeter van Rijnlant, Salomon Davidtsz., Jasper van Banchem, J. van Hout.

Voor copie van het origine besoinge onder mij ondergeschreven berustende uytgegeven, daermede naer vergelijckinge overeencomende, ‘twelck ic getuyge mit mijn handt ende onderteyckinge desen 25en february 1597. Onder stont geteyckent J. van Hout.

[fol. 44] Opten tienden mey 1597 sijn de voornomde vroonmeester ende secretaris mit de voornomde drie lantmeters ende tot heurluyder dienst ende behulp medegenomen hebbende Pieter Jan Broersz., bode mitter busse, Aelbert Adriaensz. ende Pieter Pietersz. Gaergelt, schuytvoerders, des avonts gereyst uyt Leyden opte vroonwateren ende

Opten 11en meye ‘smergens

[Beynstorp] Voor dage gecomen sijnde aen de Beynstrop hebben daer gevonden Willem Jacobz. Koyt ende Vreric Jansz. Corfbreyer, visschers, uyt De Cage.

Ende hebbende opte Beynstrop onder ’t gerechte van Reynsaterwoude aen den houc van ’t gasthuyslant van Haerlem een baecken doen rechten bij ons geacht mit de letter A, sijn gegaen opten suytwesthouck van deselve Beynstrop op een camp genaemt ’t Verremeerslant bij ons geraemt B ende afrayende van B tot A es bevonden op 65½ graden van west naer noort. Vorder hebben een baecken doen stellen op een ander houc van de voors. Verremeers, compt bij ons geraemt C, van B afrayende 63 graden van noort naer oost, ende om de lengde te weten tusschen B ende A hebben ter plaetse B deur ’t instrument hierboven afgewinckelt twintich roeden daeruyt quam desen regel: 88 geven 1000, wat geeft 20-0-0, es bevonden dat tusschen B ende A langde es van 227 roeden 2 voeten 7 duymen 24/88.

Vorder om de langde te weten van B tot C heeft ’t instrument gestelt desen regel: 170 geeft 1000, wat geeft 28-2-0, daeruyt de lengde bevonden es op 165 roeden 8 voeten 7 duym 40/170.

[’t Eylandeken ’t Veer] Ende alsoo wij staen opten voors. houck B, sagen een cleyn eylandeken, hebben wij omtrent ten midden van ‘tselve een baecken doen stellen bij ons geraemt mit D ende afpeylende es de raynge van B tot D bevonden op 82½ graden van oosten ten suyden.

Ende om de langde tusschen beyden te wesen [fol. 45] de wijte van ’t water te vinden heeft ’t instrument gestelt desen regel: 102 geeft 1000, wat 12-0-0, ende es bevonden 117 roeden 6 voeten 4 duymen ende 72/102. Weder opte Beynstrop comende sijn gegaen tot opten houck van de 7 Margen, bij ons geraemt E ende hebben een baecken doen stellen opten houck van Maerten Claessoons lant tot Lisse, bij ons geraemt E [=F?].

Ende raynge maickende van E tot C es bevonden 52½ graden van suyden tot westen ende van E tot F 37 graden van westen ten noorden.

Ende souckende de langde tusschen E ende C heeft ’t instrument gestelt desen regel: 187 geven 1000, wat geven 15-0-0, ‘twelck uytbrengt 80 roeden 2 voeten 1 duym 73/187.

Mer tusschen E ende F heeft ’t instrument vier roeden innewaerts lopende om tersijden te mogen afwinckelen gestelt desen regel: 124 geven 1000, wat geven 25-0-0, ‘twelc uytbrengen soude tweehonderteene roede ses voeten een duym 16/24.

Mer de voors. vier roeden daer op hogende compt tsamen 205 roeden 6 voeten 1 duym 16/124.

Vorder soe wij bevonden de distantie tusschen F ende A te wesen een boge, rayende op 74½ graden van suyden ten westen, hebben wij tusschen F ende A mit de keten gemeten in als ter lengte van 136 roeden ende gecomen sijnde op 65 roeden hebbende de peyl tot de plaetse die wij stelden G mit de keten gemeten op 35 roeden.

’t Voors. eylandeken genaemt ’t Veer es in de langde van oosten ten westen gemeten op 17 roeden ende van noorden ten suyden op 12 roeden.

[Vennip] Ende naerlatende om vergeeffs werck te mijen t’ caerteren van De Vennip deurdien de voornomde Van Merwen ende secretaris in den jare [niet ingevuld] die in ’t particulier hebben gemeten ende gecaerteert ende de gelegentheyt vandien daeruyt in de jegenwoordige caerte sullen brengen, hebben wij een baecken doen stellen opten noorthouck [fol. 46] van de Cleyne Vennip, bij ons gestelt H, ende overvarende aen ’t vastelandt van De Vennip ‘twelc aen Hillegom compt ter plaetse bij ons geraemt I, comende aen Derchoort, hebben om te vinden de wijte tusschen A ende H ende van gelijcken tusschen H ende I eerst de raynge gemaict ende die bevonden op 67 graden van noort nair oost, ende afwinckelende ter plaetse I 59 roeden heeft ’t instrument gestelt ten opsichte van A: 87 geeft 1000, wat geven 59-0-0, ende ten opsichte van H: 107 geeft 1000, wat geven 59-0-0, invougen dat distantie van I tot A te weten tot de Beynstrop es bevonden op 678 roeden 1 voet 6 duymen 8/87, ende de distantie tusschen 1 ende H es bevonden op 551 roeden 4 voeten 5 duymen 20/107, daeruyt volcht dat de distantie tusschen A ende H es 126 roeden 7 voeten 6 duymen.

Sijn voorts geseylt op ’t eylant van Roversbrouck opten houck van de Grevelinge, bij ons geraemt A, ende hebben opten noorthouc vandien, geraemt B, een baecken doen stellen van gelijcken opten houc van Truyencamp geraemt C ende afrayende van A tot B es bevonden op 37½ graden van westen naer noorden, ende van A tot C es bevonden op drie graden van suyden ten westen ende om de distantie te vinden hebben wij ter plaetse A afgewinckelt ‘twelc doende ’t instrument ons gegeven heeft desen regel: 119 geeft 1000, wat geven 126-0-0, ‘twelc uytgebrocht heeft 218 roeden 4 voeten 8 duymen 88/119.

‘twelc gehoocht mit tien roeden deurdien wij te beter te winckelen soeveel hadde moeten inneloopen, compt de wijte tusschen A ende B 228 roeden 4 voeten 8 duymen.

Mer ten opsicht van G heeft ’t instrument ons gegeven desen regel: 233 geeft 1000, wat geeft 50-0-0, ‘twelck de distantie tusschen A ende C heeft gestelt op 214 roeden 5 voeten 9 duymen 53/233, [fol. 47] ende alsoe de linie tusschen A ende C een hollen booch maecte, hebben de hollicheyt bevonden inne te winckelen 50 roeden.

Opten 12 mey

Hebben wij des mergens wel vrouch ons laten vinden op Roversbrouc opten houc genaemt Frans Keyerslant, bij ons geraemt D, ende afraynge maickende hebben van D tot C te rayen 31 graden van noorden ten oosten ende van D tot E als op Rotshoel daer wij een baecken hadden doen stellen, es bevonden te rayen op 52 graden van suyden ten westen.

Ende om de langde te vinden tusschen D ende C heeft ’t instrument gestelt desen regel: 194 geven 1000, wat geeft 25, uytbrengende sulx 128 roeden acht voeten ses duymen 116/194, ende tusschen D ende E heeft het instrument gestelt desen regel: 154 geven 1000, wat geven 20, uytbrengende sulx 129 roeden 8 voeten 7 duymen 2/154.

Sijn voorts geseylt opten houc van de Rondecamp, ter plaetse bij ons geraemt F, hebbende alvoren een baecke doen stellen op Paeu Ooms horn, ter plaetse bij ons geraempt G. Ende afpeylende hebben bevonden van F tot E op 82 graden van noorden ten oosten ende van F tot G op 52 graden van westen ten noorden.

Vorder om de langde te vinden ende daertoe afwinckelende heeft ’t instrument van F tot E gegeven desen regel: 203 geeft 1000, wat geeft 20, daeruyt bevonden es de lengde tusschen beyden te wesen 98 roeden vijf voeten 2 duymen 44/203, ende van F tot G heeft ’t instrument gegeven desen regel: 129 geeft 1000, wat geeft 25, soedat dienvolgende tusschen beyden wijde es van 193 roeden 7 voeten 9 duymen 109/129.

Sijn voorts geseylt opten houck of horn van Dignum Janssoons lant, geraemt H, ende daer [fol. 48] raynge maickende, hebben bevonden van H tot G 39 graden van noorden naer oosten, ende van H tot B te weten den noorthouck van Roversbrouc twee graden van suyden nair westen.

Ende om van beyts de lengte te vinden, hebben naer gewoonte afgewinckelt ende uyt het instrument gecregen tusschen H ende G desen regel: 125 geeft 1000, wat geeft 25, mits welc ’t onderscheyt tusschen beyden es 200 roeden, ende deur ’t instrument tusschen H ende B becomen desen regel: 185 geven duysent, wat geeft 48, daeruyt volcht dat tusschen H ende B langde es van 259 roeden 4 voeten 5 duymen 175/185, ende es tusschen H ende B een inham of hollen booch ter langde van omtrent 80 roeden, bij raminge innelopende meest treckende af comende naer H toe, ende een baecke hebbende doen stellen aen vastelant op Schapenkasenhorn om de wijde van ’t Geestwater, naer gewoonte heeft ’t instrument gegeven desen regel: 222 geven 1000, wat geeft 15, uyt de werckinge van ‘twelck bevonden es de wijde tusschen H ende Schapenkasenhorn te wesen 67 roeden 5 voeten 6 duymen 168/222.

Ten laetsten ter voorscreven plaetse H afpeylingen doende, hebben Sassenhem gevonden op 37 graden ende drie quartier van suyden ten westen ende Lisse op 86 graden een quartier van westen ten noorden.

[Abenes] Sijn voorts geseylt op een suythouck van Abenes geraemt mit A, genaemt De Camer, ende hebben aldaer voor ’t eerste afgepeylt een baecken gedaen stellen op Roversbrouc op Truyencamp aldaer, geteyckent mit [vermoedelijk hier iets niet ingevuld] daervan de raynge was 67½ graden van suyden ten westen ende naer gewoonten afwinckelende heeft ’t voorschreven instrument gestelt desen regel: 104 geeft 1000, wat geeft 14, daeruyt bevonden es de wijte van de Langerac, te weten ’t water tusschen beyden, te wesen [fol. 49] 134 roeden 6 voeten 1 duym 56/104.

Hebben voorts een baecken doen stellen opten houc genaemt Meeuwoort, geraemt B, maickende eenen hollen booch, ende van gelijcken een twede baecken op een houc geraemt O ende afpeylinge maickende es van A tot B bevonden te rajen 62½ graden van oost ten suyden ende van A tot O 78 graden ende een quaert van noort ten oosten.

Voor de lengden ten beyden sijden souckende heeft ’t instrument gestelt desen regel tusschen A ende B: 190 geeft 1000 – 25-0-0, ende tusschen A ende O 98 geeft 1000 – 13-0-0, invougen dat de lengte es bevonden tusschen A ende B 131 roeden 5 voeten 7 duymen 170/190, ende tusschen A ende O 132 roeden 6 voeten 5 duymen 30/98.

Vorder sijn voorts geseylt in den inham genaemt Korsgenstuyn, geraemt C, ende van daer afpeylende op B es de rayinge bevonden op 80 graden van suyden naer westen, maickende eenen hollen boge, ende daerop naer gewoonten afwinckelende heeft het instrument gestelt desen regel: 107 geeft 1000, wat geeft 20, invougen dat de lengde tusschen B ende C bevonden es op 186 roeden 9 voeten 1 duym 63/107.

Sijn voorts gestelt aen den houc van Huyckesloot, geraemt mit D, ende aldaer afrayende opten inham CC es bevonden op 15 graden ende een halve van noorden nair oosten.

Van gelijcken afrayende opten anderen houc van Huyckesloot aen de Groote Meer, geraemt E, es bevonden te rayen op 17 graden van oosten nair suyden, ende terselver plaetse ooc afrayende opten houck F es bevonden op 27 (of 28?) graden van noorden nair oosten.

Ende om de langde te vinden heeft mit het afwinckelenden naer gewoonte het instrument gestelt de volgende regelen: eerst tusschen D ende CC 85 geven 1000, wat geeft 25, [fol. 50] uytbrengende sulx 294 roeden 1 voet 1 duym 65/85, ende tusschen D ende E es mitter keten gemeten ter lengde van 105 roeden.

Vorder afpeylende van E tot F es de raynge bevonden op 38 graden van westen nair noorden ende om de lengde te vinden afpeylende heeft ’t instrument gestelt desen regel: 139 geeft 1000, wat geeft 25, daervan de uytcompste wesende 179 roeden 8 voeten 5 duymen 85/139, moet verhoocht werden mit 28 roeden ten opsicht men om de raynge te vinden soeveel roeden heeft moeten inneloopen, comt tsamen 207 roeden 8 voeten 5 duym.

Van gelijcken gegaen op ’t poinct G genaemt Gotshorn ende hebbende doen stellen opten acker geraemt F maickende een hollen booch ende daerop afpeylende es de raynge bevonden op 76 graden ende 3 quaert van oost naer suyden; vorder terselver plaetse rayende van G tot O es bevonden op 87 graden ende een vierendeel van noorden ten westen.

Ende om de distantie van de plaetsen te vinden hebben doen afwinckelen naer gewoonte ende door ’t instrument bevonden tusschen G ende F desen regel: 212 geeft 1000, wat geeft 35, ende tusschen G ende O desen regel: 135 geeft 1000, wat geeft 20, waeruit bevonden es de distantie te wesen tusschen G ende F 165 roeden negen duymen 92/212, ende tusschen G ende O 148 roeden 1 voete 4 duymen 110/135.

Hebben vorder de mate geleyt over de dwerste van ’t lant, beginnende aen den inham tusschen B ende C, weynich boven C tot F, ter langde van hondert roeden, ende over de breete beginnende omtrent CC eyndende tusschen F ende G naerder aen de F comende mer tien roeden.

Opten 13en meye hebben wij des mergens bij der hant genomen het eylant voor ’t Griet genaemt de Nesse ende opten Ransloothouck bij ons geraemt A metende tot B hebben bevonden 14 roeden. Voorts van den houck aen der Meeren, geteyckent C, tot den houck aen ’t Griet geteyckent D afmetende, hebben bevonden [fol. 51] langde van 40 roeden ende van A tot D afrayende es bevonden vlack suytoost; voorts afmetende de wijte tusschen den houck D ende den houck E, maickende verscheyden inhammen, hebben bevonden 70 roeden in der lengde ende es raynge van D tot E bevonden op 79 graden van noorden ten oosten.

Vorder op E afrayende nair F es bevonden hem te drayen uyt de voorgaende linie tusschen D ende E 32 graden te meerwerts ende de mate leggende tusschen E ende F es gemeten op 263 roeden. Ende gecomen sijnde tot 50 roeden van E of hebben uytgewinckelt tot aen den cant van ’t Griet 16 roeden. Voorts gecomen sijnde op 100 roeden lengde van E off, hebben tot aen den cant van ’t Griet toe afgewinckelt 20 roeden ende es de brede van ’t vers. lant omtrent F gemeten op 40 roeden ende van gelijcken de brede omtrent E op gelijcke 40 roeden.

Vorder op F wesende den houc van de Grietsloot afrayende naer FF es bevonden op 36 graden van suyden naer westen ende afpeylende van F tot de Reynsloothouc es raynge bevonden van 58 graden van suyden naer westen ende es de voors. Grietsloot omtrent F wijt bevonden op 13 roeden.

Vorder om de wijde van ’t Griet omtrent D vinden ende daertoe afwinckelende, heeft ’t instrument gestelt desen regel: 25 geeft 200, wat 6, ‘twelck uytbrengt juyst 48 roeden.

Sijn voorts van daer geseylt naer Huyckesloot om ’t eylant tusschen Huyckesloot ende de Aa bij der handt te nemen ende beginnende op ’t erf van Maerten Pietersz. Croeyl, geraemt mit A, hebben onsen ommegang genomen tegen de sonne ende afrayende op Heymenshorn, geraemt B, es bevonden op 15 graden van ’t westen naer ’t noorden lang uytgemeten op 160 roeden, ende es de wijte van Huyckesloot bevonden op 30 roeden.

Vorder afrayende op ’t eerste poinct daeraen, genaemt Diepleger, geraemt C, es bevonden 80 graden van de voorgaende raynge tegen de son inne ende lang gemeten 65 roeden.

[fol. 52] Vorder afrayende op d’ eerste camp of hollicheyt daeraen, genaemt Smaicken veel ons, geraemt D, es bevonden op 36 graden binnen de voorgaende raynge ende lang gemeten 140 roeden.

Vorder van daer afrayende op ‘t 1e uytsteeckende poinct genaemt Smackenhorn, bij ons geraemt E, hebben ‘tselve jegens de voorgaende raynge bevonden in de winckel ende lang gemeten op 114 roeden.

Vorder van daer afrayende op ‘t 1e poinct daeraen, genaemt Balgerscamp opten houc van Balgeriet, geraemt F, es bevonden op 49 graden binnen van de voorgaende raynge ende lang gemeten op 114 roeden.

Vorder van daer afrayende langs Balgeriet op ’t eerste poinct daeraen tot Dobbencamp geraemt G es bevonden op 13 graden binnen de winckel ende lang gemeten op 110 roeden.

Vorder aldaer innelopende langs den inham of ’t water genaemt De Dobbe es gemeten 19 roeden lang tot aen de Dobbesloot ende es de wijte van deselve Dobbe vervolgende de raynge van F tot G in rechter linie ter plaetse geraemt HH wesende den houck van de Vierdalf Morgen lang bevonden 35 roeden 8 voeten 9 duymen.

Van daer voorts afrayende tot opten houck daeraen genaemt Keverhorn, geraemt I, es bevonden op 33 graden een quaert van suyden ten westen ende lang gemeten op 95 roeden.

Van daer voorts afraeyende opten eersten houc daeraen geraemt K daer de Buyrvaert begint ende bevonden op 31 graden binnen de winckel jegens de voorgaende raynge ende lang gemeten op 125 roeden.

Van daer voorts afrayende opte eerste crimp daeraen, geraemt L, es bevonden op 50 graden binnen ende lang gemeten 20 roeden.

Van daer voorts affrayende op ’t eerste poinct daeraen, geraemt M, es bevonden op 23 graden van oosten naer suyden ende lang uytgemeten op 22 roeden.

Van daer voorts afrayende opte eerste crimp of hollicheyt daeraen, geraemt N, es bevonden op 22 roeden.

Van daer voorts affrayende op ‘t 1e poinct daeraen geraemt O es bevonden op 23½ graden [fol. 53] buyten de voorgaende raynge ende lang gemeten 60 roeden ende negen roeden verder, tot waer toe ’t water van K of genaemt sijnde de Buyrvaert, voorts sijn naem verandert ende genomt wert de Aa.

Van daer voorts afrayende tot d’ eerste crimp off hollicheyt daeraen, geraemt P, es jegens de voorgaende raynge gevonden in de winckel ende lang gemeten 40 roeden.

Van daer voorts afrayende tot een houck van de Aa an de Meer geraemt Q daer men seyt dat den Wendeldijc of Houte Claesendijc soude leggen, es bevonden op 42 graden buyten ende lang gemeten op 136 roeden.

Van daer voorts rayende op een baecken gestelt aen der Meer ter plaetse geraemt R ende genomt Wilmershorn omtrent de Meerhuysen es bevonden op 64 graden binnen ende om de langde vandien te vinnen hebben door ’t afwinckelen gecregen desen regel: 82 geeft 1000, wat geeft 15, daeruyt volcht de distantie vandien te wesen 182 roeden 9 voeten 2 duym 56/82, ende van daer voorts rayende tot opten houc van Huyckesloot, hiervooren geteyckent A, es bevonden op 18 graden een quaert binnen van de voorgaende raynge ende nair gewoonte afwinckelende heeft ’t instrument gestelt dese regel: 167 geven 1000, wat geven 20, daeruyt volcht de wijde tusschen beyden te sijn 119 roeden 7 voeten 6 duymen 8/167.

Waermede bij ’t besoinge voor dien dach hebben gestaect mits ’t ancomen van den nacht.

Opten 14en mey smergensvrouch mitten dage hebben wij bij der hant genomen het eylant genaemt Achter de Buyrt ende beginnende aen den Oude Aa opten houc van Dircxhorn, bij ons geraemt A, hebben op een baecken gestelt opten eersten uytsteeckende houc genaemt Tycamp, geraemt B, afrayende bevonden ‘tselve te strecken op 26½ graden van oosten nair suyden.

Ende naer gewoonten afwinckelende heeft ’t instrument gestelt desen regel: [fol. 54] 226 geeft 1000, wat geeft 15-0-0, volgende denwelcken de langde tusschen A ende B bevonden es op 66 roeden 3 voeten 7 duymen, daer op gehoocht 6 roeden die om de winkelinge te vinden innegelopen sijn, compt de lengde van A tot B in als 72 roeden 3 voeten 7 duymen.

Van B voorts rayende opte eerste hollicheyt off crimp daeraen, geraemt mit C, es bevonden op 40 graden van suyden ten westen ende lang gemeten op 170 roeden.

Van C voorts rayende op ’t eerste poinct daeraen, maeckende een inham of hollicheyt ter plaetse geraemt D, es bevonden op 39 graden buyten de voorgaende raynge ende uytgemeten op 50 roeden.

Van D voorts raynge op 56½ graden van suyden ten westen tot beneffens de Waterloes comende aen Cleypoel en geraemt mit E, maeckende een ront gespannen boge, es gemeten ter lengde van 80 roeden ende es ’t lant aldaer genaemt ’t Schoelandt.

Van E voorts rayende naer de hollicheyt daeraen gelegen aen de Seven, wijt wesende omtrent tien roeden, geraemt F, maickende alsvooren een gespannen boge daervan de coorde van de voorgaende raynge bevonden es in den winckel te comen ende es gemeten op 42 roeden.

Van F voorts rayende drie graden van oost naer suyden ter plaetse geraemt G comende opte Sever, maickende alsvoren een schiefsen boge, es uytgemeten op 55 roeden.

Van G voorts rayende 26 graden van de voorgaende raynge binnen op ‘t 1e poinct, maickende eenen inham off hollicheyt, eyndende an de Kercsloot, wijt omtrent tien roeden omtrent de Kever, ter plaetse geraemt H, es uytgemeten op 70 roeden.

Van H voorts rayende op ’t eerste poinct daeraen 43 graden binnen maeckende eerst een cleyne hollicheyt, daeraen een poinct ende daeraen een meerder hollicheyt tot op ’t eerste poinct daeraen, geraemt I, comende aen de Buyrvaert, es uytgemeten op 170 roeden.

Van I tot het eerste poinct daeraen, geraemt K, es lang gemeten 25 roeden.

[fol. 55] Van K rayende 23 graden van oosten naer suyden naer L es lang gemeten sessenveertich roeden.

Van L rayende naer ’t poinct daeraen, geraemt M, 29 graden binnen es lang gemeten op 22 roeden.

Ende van M rayende 23½ graden buyten nair de plaetse hiervooren geraemt A daer de Buyrvaert eynt es lang gemeten 69 roeden.

Sijn daernaer geseylt naer ’t eylant gelegen tusschen de Kever ende Seven ende beginnende aen de Kercsloot, hebben beyde de uyterste houcken geraemt A ende B rayende bevonden op 55 graden van westen ten noorden ende op 35 graden van noorden ten westen ende breet gemeten op 37 roeden. Vorder van ’t midden tusschen A ende B beginnende rayende naer F op 37 graden van suyden ten oosten es ’t voorschreven eylant in der lengde gemeten ende bevonden van ’t begin tot CC 60 roeden, van CC tot DD 65 roeden ende van DD tot F 70 roeden. Es vorder in der brede gemeten van B tot C op 32 roeden, van D tot E op 77 roeden ende boven aen den houc omtrent F comende aen de Seven es ’t breet 20 roeden.

Sijn voorts van daer geseylt naer ’t eylant van De Cage omme ‘tselve ooc bij der hant te nemen ende gecomen sijnde opten houc genaemt Cevendergen, bij ons geraemt mit A, hebben een baecken doen stellen opten houck van Jonckersoosterlandt, comende op ’t scheyt van de Hemmeer, geraemt mit B, ‘twelck bij afpeylinghe bevonden es op 37½ graden van suyden ten westen ende werckende deur desen regel die ons het instrument gaff: 27 geeft 100, wat geeft 25-5-0, es de langde vandien bevonden op 94 roeden 4 voeten 4 duymen.

Van gelijcken twe baeckens hebbende doen stellen, de eene op eenen houck genaemt de Suytsijde, ter plaetse doen geraemt BO ende verandert in M ende den anderen opten houck genaemt de Calvercamp, doen geraemt CO ende verandert in L ende sijn deselve bij afpeylinge bevonden van A tot M op 49 graden van noorden ten oosten ende van A tot L op 61 graden van noort ten oosten, maeckende beyde deselve afraynge eenen grooten inham ende werckende deur den regel: [fol. 56] 146 geeft 1000, wat geeft 20, es bevonden dat de distantie tusschen A ende M lang es 136 roeden 9 voeten 8 duymen 92/146. Van gelijcken werckende deur den regel: 116 geeft 1000, wat geeft 27, es bevonden tusschen A ende L lengde te wesen 232 roeden 7 voeten 6 duymen 100/116.

Sijn van daer voorts geseylt op den houc genaemt Aeckershorn, wesende mer 2 roeden breet, bij ons geraemt C ende van daer afrayende de baecke gestelt op B maickende een grooten inham van ’t Sweylandt, es bevonden op 59½ graden van westen ten noorden, ende werckende deur desen regel die ons ’t instrument nair gewoonte afwinckelende gegeven heeft: 163 geven 1000, wat geven 12-0-0, es de lengde tusschen B ende C bevonden te wesen 73 roeden 6 voeten 1 duym 157/163.

Van daer voorts afrayende op een baecken gestelt op Croylehouc, wesende ’t suyteynde van De Cage, geraemt D, es bevonden op 70½ graden van westen ten noorden, maickende eenen groten inham genaemt Eymbertspoel ende nair gewoonte afwinckelende heeft ’t instrument gestelt desen regel: 131 geven 1000, wat geven 15-0-0, es daeruyt bevonden de spatie tusschen C ende D te wesen 114 roeden 5 voeten 0 50/131.

Van daer voorts seylende op ’t voors. suyteynde van De Cage, genaemt Croeylenhouc, geteyckent D, ende aldaer afrayende den loop van ’t gangpat in der rechte langs de huysen, es bevonden op veertich graden binnen de voorgaende raynge ende tot de eerste bocht toe bij ons geraempt E afgemeten op 100 roeden.

Ende van daer afrayende op ’t noorteynde van De Cage, bij ons geraemt F, es bevonden op 21 graden van noorden ten oosten ende lang gemeten op 140 roeden.

Van den voors. noorthouc afrayende opten houc daeraen comende, geraemt [=genaemt] den houck aen den Aec, geraemt G, maeckende eenen groten inham, es bevonden op 48 graden van noorden ten oosten ende lang gemeten 109 roeden.

Van G voorts afrayende opten houc daeraen, ‘twelc men nomt het noorteynde van ’t eylandt van De Cage, comende aen Balgeriet, maickende een groten inham, es bevonden op 46 graden van oosten ten suyden ende lang gemeten op 110 roeden.

[fol. 57] Van H voorts afrayende opten houck van ’t ommelant geraemt I es bevonden op 5 graden buyten de laest voorgaende raynge ende lang gemeten 140 roeden.

Van I voorts afrayende naer den volgenden houc geraemt K es bevonden op 75 graden binnen ende lang gemeten 85 roeden.

Van K voorts afpeylende opten volgende houck genaemt Calverscamp geraemt alsvooren L es bevonden op 32 graden buyten ende lang gemeten op 60 roeden.

Ende es de raynge tusschen L ende M bevonden op 18 graden binnen de winckel.

Opten 15en mey 97

[Vogelscamp] hebben wij gemeten het eylandeken voor De Cage, genaemt Vogelscamp, wesende ’t water tusschen beyden wijt omtrent twaelf roeden ende maickende raynge van de sijde tegen De Cage aen es bevonden op 75 graden van west ten noort ende bij der mate breet gevonden elf roeden. Vorder de mate in der lengde vandien leggende es bevonden op 28 roeden ende rayende op 8 graden van westen ten noorden ende op ’t achterste eynde es uytgemeten ter brede van 6 roeden.

[Cruysvenne] Hebben noch gemeten het eylantdeken voor De Cage, genaemt de Cruysvenne, wesende ’t water tusschen De Cage ende de voors. Cruysvenne wijt omtrent 25 roeden.

Ende raynge maickende van de houck van de oude schanssen geraemt A binnentreckende ses roeden om de raynge te vinden tot den houc van de Cruysvenne geraemt B es bevonden op 84 graden van suyden ten westen ende in der brede aldaer gemeten 90 roeden.

Vorder rayende van A tot C es bevonden op twaelf graden van suyden ten westen ende omtrent ten midden lang bevonden 75 roeden tot de dwerslinie van C tot D ende van daer mede tot E es noch lang bevonden 50 roeden.

Vorder de brede metende tusschen C ende D es bevonden op 37 roeden.

Ende afrayende van C tot E es bevonden op vijff graden binnen van de laest voorgaende raynge ende lang gemeten 50 roeden ende es boven omtrent ten halven tusschen C, D ende E, ‘twelck genaemt es ’t Schoelandt, breet gemeten 6 roeden.

[fol. 58] [Den Tuyn] Ten selven dage hebben wij noch bij der hant genomen het eylant genaemt Den Tuyn omtrent De Kage ende beginnende aen ’t houcgen van ’t campgen bij ons geraemt A hebben afgepeylt in der lengde op 23 graden van suyden ten westen ende de brede gemeten ter plaetse geraemt tusschen B ende C op 17 roeden; hebben voorts de brede gemeten omtrent D ende bevonden op 47 roeden, ende tusschen G ende H omtrent Tijs Jaep Evertssoons sloot op 46 roeden in der brede.

Ende de mate leggende opter lengde hebben bevonden van A tot de dwerslinie tusschen B ende C op 15 roeden. Voorts opmetende tot de dwerslinie tusschen E ende F op 95 roeden ende tot de dwerslinie tusschen G ende H, te weten aen Tijs Jacob Evertssoons sloot voorts opmetende tot hondertsessendertich roeden.

Vorder metende van de dwerslinie tusschen G ende H tot de dwerslinie tusschen K ende I sijn gemeten tien roeden ende raynge maickende van de helfte tusschen K ende I tot tusschen M ende L es bevonden op 43 graden van suyden ten westen.

Vorder es ’t lant tusschen L ende M daer ’t comt aen ’t Norremeersgat breet gemeten op sestien roeden ende ’t voorscreven Norremeersgat geraemt op omtrent vijftich roeden ende van daer rayende opten houck geraemt N es bevonden op 19 graden van oosten ten suyden ende lang gemeten van de plaetse geraemt # tot N toe op honderttsestich roeden.

Vorder rayende van den houc N tot den houck O genaemt het Horntgen van de Beyning, es bevonden op 26 graden van noorden ten oosten ende gemeten op 130 roeden van ’t voorschreven horntgen O es breet gemeten op vijftien roeden.

[’t eylant over de Norremeer] Ende hebben wij noch ten voorschreven dage bij der hant genomen het eylant over de Norremeer, wesende het laetste eylandt ende beginnende aen Meyns Roussenhorn, bij ons geraemt A, hebben afgeraeyt op den houck van den Spriet, bij ons geraemt B, ende ‘tselve bevonden op vierendertichstalve [=33½] grade [fol. 59] van suyden ten westen ende om de lengde vandien te vinden hebben naer gewoonte afgewinckelt ende deur den regel die ons instrument gaf als: 129 geeft 1000, geeft 20, bevonden de distantie tusschen A ende B te wesen 155 roeden 5 voeten drie duymen 113/129.

Vorder van de voorschreven A rayende op den houc van de Walckerlee geraemt D es bevonden op 14 graden van west naer noorden, ende door het instrument becomen hebbende desen regel: 67 geeft 1000, wat geeft 13: 194 roeden 0 voeten 2 duymen 66/67, es de lengde tusschen A ende D bevonden te wesen [niet ingevuld]

Voorts geseylt sijnde opten houc genaempt ’t Parcgen, geraemt C, ende aldaer afrayende op B als een houc van de Spriet, es bevonden te raeyen op achtentwintich graden drie quaert van oost ten suyden ende lang bevonden door den volgenden regel door ’t instrument gegeven: 51 geeft 1000, wat geeft 6, de lengde van C tot B te wesen 117 roeden 6 voeten 4 duymen.

Ende opten voorscreven houc C afrayende naer D als den houc van Walckerlee es bevonden op negenentwintich graden van noort ten oosten ende daervan naer gewoonte afwinckelende heeft het instrument gestelt desen regel: 55 geven 1000, wat geven 9, daeruyt bevonden es de distantie tusschen C ende D te wesen 163 roeden 6 voeten 4 duymen 35/55.

Waermede wij ons besoigne dusverre geëynt hebbende, sijn den vijftienden mey vijftienhondertsevenentnegentich jegens den avont weder naer Leyden gekeert. Des ten oorconden hebben wij desen onderteyckent, voorbehouden nairder calculatie. Ende es ondergeteyckent S.F. van Merwen, Jacob van Banchem geswooren lantmeter van Rijnlant, Salomon Davidtsz., Jasper van Banchem, Mij jegenwoordich, J. van Hout.

[fol. 60] Onder stondt geschreven: Voor copie van het origine besoinge onder mij onderscreven berustende uytgegeven daermede naer collatie overeencomende, ‘twelc ic getuyge mit mijn handt ende onderteyckeninge desen 25en augusti 1597. Onder stont geteyckent J. van Hout.

 

Jan van Hout en de waterverversing van Marendorp

P.J.M. de Baar

 

Inleiding

Een van de grote problemen in de tijd van Jan van Hout was de vervuiling van grachten door afvalwater, met name afkomstig van de textielnijverheid. Waren in de Middeleeuwen de vooral vervuilende vollerijen en ververijen door de hele stad verspreid (met in de zestiende eeuw wel een concentratie in de wijk rond het Levendaal), vooral door de enorme bloei van die nijverheid aan het eind van de zestiende eeuw ontstonden grote problemen. Zeker niet in het minst door de invloed van Van Hout voor en achter de schermen werd gekozen voor een oplossing om de Donkere Gracht tussen Janvossensteeg en Paradijssteeg te verbreden tot Volmolengracht (later Vollersgracht) en die afsluitbaar te maken. Over dit plan is al veel gepubliceerd, te beginnen bij Salomon van der Paauw in 1828. Door een paardenmolen (rosmolen) kon het vuile water door een duiker in de sloten ten noorden van de stad gemalen worden. Door vers water uit de Marendorpse Achtergracht en daarmee uit de andere stadswateren in te laten, werd het vuile water naar de molen gestuwd. Maar kennelijk voldeed dit systeem slechts kort, want niet alleen de Donkere Gracht was vervuild door de eraan gevestigde vollerijen e.d., maar de hele wijk stonk in de zomer vanwege vervuild water.

In 1599 waren veel inwoners van de bonnen ten noorden van Marendorp (=nu Haarlemmerstraat) het beu en richtten zich met een rekest tot het stadsbestuur, met het verzoek ook hun grachten te laten bemalen door de paardenmolen. Dit zou echter een grote investering vergen voor een uitgekiend stelsel van vijf afsluitingen (schotdeuren, ook wel sluizen genoemd, al wekt dat nu verwarring, omdat bij dat woord aan een schutsluis gedacht wordt en hier betrof het keersluizen) en het stadsbestuur voelde er niets voor die kosten door de stad te laten dragen. Alle inwoners van die bonnen werden geacht er voordeel van te hebben (er waren enkele uitzonderingen die maar half of voor driekwart ervan profiteerden) en dus moesten zij er maar voor betalen. Omdat het innen bij huurders een vrijwel onmogelijke opgave was, moesten de eigenaren betalen, zeker ook omdat die er lang profijt van zouden hebben door eventueel hogere huuropbrengsten en verkoopwaarden.

Om een redelijk eerlijke verdeelsleutel te krijgen, nam Van Hout als basis de verponding. Dit was een inmiddels uit de kinderziekten gegroeid systeem van (gewestelijke) belastingheffing op basis van de (geschatte) huurwaarde van alle huizen, tuinen enz., enigszins vergelijkbaar met onze Onroerend Zaakbelasting (OZB), die ook als basis voor andere belastingen geldt. Om de kosten van de afsluitingen enz. en een spaarpotje voor toekomstig onderhoud om te slaan, kwam Van Hout tot een tarief van net iets meer dan tweederde van de jaarlijks verschuldigde verponding. Hij rekende eerst precies uit welk bedrag zou behoren bij welk bedrag in de Verponding 1599; zijn ‘spiekbriefje’ is helemaal aan het eind afgeschreven (ter verantwoording, maar mogelijk voor later hergebruik). Door een klerk liet hij, na eerst afschriften van de belangrijkste stukken over de gang van zaken, het verpondingskohier overschrijven met het bedrag, en ruimte voor de vermelding van het bedrag van de omslag. Die schreef Van Hout er zelf in. Hoeveel keer zal hij niet bij veelvoorkomende bedragen in de verponding zijn uitgerekende aanslag neergepend hebben? Gezien de nu benodigde tijd om alles over te typen moet hem dat zeer vele uren gekost hebben, en het is ook nog eens heel saai werk. Waar Van Hout alle bedragen voluit schreef (en herhaalde in Romeinse cijfers), kon anno 2022 niet volstaan worden met wat Arabische cijfers – neen, alles is letterlijk getranscribeerd.

Verantwoording en gebruiksaanwijzing

De volledige tekst is getranscribeerd, zodat het origineel niet meer benodigd is (tenzij in geval van gerechtvaardigde twijfel aan de transcibeerkunde van ondergetekende). Het hele boekje (ongeveer A5-formaat, ingebonden in een perkamenten band) is gefolieerd; dit is hier weergegeven met [fol. xxx]. Versokanten zijn niet vermeld, maar dit wijst zichzelf. De kopiist heeft de folio’s van het Verpondingskohier in zijn tekst in de marge overgenomen (voor gemakkelijk terugzoeken); dit is hier aangegeven met [fo. xxx], ook al bestaat dat kohier niet meer. De vele hulptellingen aan de onderrand van bladzijden zijn niet overgenomen; dit leek zinloos en heel ingewikkeld. Bij betaling van het verschuldigde werd dit door Van Noorde of een klerk in de marge genoteerd met een soort ligatuur, afkorting van sol. = solvit = heeft betaald of heeft voldaan. Die afkorting is hier gehandhaafd. Vaak staat er geen datum bij; aan te nemen is dat dat in 1599 was. Betalingen in 1600, 1601, 1602 en zelfs enkele in 1603 zijn wel van een datum voorzien; als één eigenaar veel panden had, is dat vaak eenzelfde datum.

Gebruiksmogelijkheden

De tekst in een Word-bestand is een weergave van de oorspronkelijke tekst, maar minder geschikt voor rekenwerk, sorteren en dat soort zaken, waar een databestand véél meer mogelijkheden biedt. Zo kan dan b.v. gesorteerd worden op datum van betaling, in koppeling met de te betalen bedragen: hebben de eigenaren van de duurste (en meeste) panden het langst gewacht met betalen? Hoeveel mensen en wie precies voldeden uiteindelijk hun aanslag met een rentebrief, dus een betaling op termijn? Hoeveel (eerder hoe weinig) eigenaars bezaten de meeste panden? Sommigen bezaten hele rijen pandjes, vaak van de minste soort, waar anderen slechts één huis bezaten. Enz. Een mogelijkheid is ook de invoeging in Historisch Leiden in Kaart (Hisgis e.d.), al is het maar voor een heel klein deel van de stad. Omdat deze omslag geheven werd een paar jaar voor de aanleg van het Oud Belastingboek zouden de namen moeten corresponderen met de namen van de eigenaren uit 1601 en afwijkingen zouden meteen moeten blijken uit verkopen, na te gaan in Vetus (en Waarboeken e.d.). Kortom, ook al voegt deze omslag soms niets wezenlijks toe aan onze kennis, die wordt wel bevestigd en vanwege de bedragen voor de verponding is de waarde van de panden goed te vergelijken met andere panden in dezelfde straat of buurt. Hopelijk biedt deze transcriptie veel gebruikersgemak voor degenen die de gegevens willen gebruiken, en dit wordt toegewenst door

P.J.M. de Baar, 2022.

Transcriptie van SA II inv.nr. 5175.

Op het schutblad heeft bode met de roede (=deurwaarder) Jacob Gommersz. van Noorde of een tresoriersklerk genoteerd: ’t gelt ende de behoufte leggen in mijn cassgen op mijn camer.

[fol. 1]. Gdb [=Gerechtsdagboek] E fol. 27verso.

Aen Mijn Edele heeren van de Gerechte der stede van Leyden.

Vertoonen mit aldereerbiedinge d’ ondergeschreven personen, alle gehuysden ende geërffden op ende aen de Achter- ende Vestgraften ende dairomtrent onder ’t bonne van Marendorp Lantzijde binnen deser stede, hoe dat het water in de voors. grachten continuelic geïnfecteert ende geheel vuyl ende stinckende is, zulcx dat ‘tselve waeter nergens toe bequaem es noch gebruyckt can werden, tot grote intereste ende ongeryff van den supplianten ende andere ter voorschreven plaetse geseten, want behalven dat de supplianten mitten heuren heure neringe door de vers. infectie nyet bequamelic en cunnen gedoen, zoe en cunnen zij oock het water tot bereydinge van haer spijse ende andere nootwendicheyden, ooc tot het wateren van de beesten nyet besigen noch gebruycken zulcx dat zij ’t water uyten Ouden Rijn moeten haelen zo men aldair ter plaetse van weynich bornputten is verzien doordien de gront aldaer nyet goet en is, al welcke schade, intereste ende groot ongeryff geholpen can werden mit d’ opneminge van een gat ende deurvaerte in deser stede walle tot in de stede vestgraft, waeromme de supplianten benodicht zijn haer te keeren tot Uwe Edele, versouckende ootmoedelicken dat dezelve believen op 't alderspoedichste in ’t scheyden van de vers. Achter- ende Vestgrachten buyten ’t Padmoes oostwerts aen een gat ende deurvaerte in deser stede walle te doen maicken gelijc onlancx op Sinte Jacobsgraft gemaect is om dairdeur verversinge [fol. 2] van water te becomen ende alle andere nootwendicheden in ende uyt te brengen als hoy, misse, turff, hout ende diergelijcke dinghen, ooc dairdeur te melcken te vaeren, verhopende ende U Edele gantschelic toevertrouwende dat zij in desen van geen minder qualité geacht en zullen werden als alle andere burgeren deser stede mit gelijcke deurvaerte versien zijnde, immer ten regard van de veelheyt van de neringen ende menichte van de personen die door de voors. openinge ende deurvaerte gevordert ende gedient zullen wezen ende dairvan dese stadt grote profyten es treckende als bij Uwe Edele nairder zal cunnen werden gecolligeert uyte bijgevouchde stucken.

Dit doende, etc.

Onder stont geteyckent: bij mij Roelant Jansz.; bij mijn Engel Adriaenszoon, schoemaicker; Willem Danielsz. van Delff; Mees Allertszoon de Haes; Bouwen Jacobszoon; Jan Danielszoon van Delff; Adriaen Adriaensz.’s merck; Willem van Oy; Andries van Oorteghem; Jan Cornelisz.; Cornelis Ozierszoon; bij mij Pieter Tonisz.; Frans Zoesten; Vincent Pietersz.; Symon Lamberts merck; Gillis Claesz vleyschouders merck; Pieter van der Mersche; jonge Jan Centen merck; Heyndrick SerJans; Jan Willemszoon, zeemtouwer; bij mij Cornelis Jansz.; Jan Martensz.; Joachim van Outeren; Aris Pietersz. merck; Jasper Pietersz.’s merck; Cornelis de Lantsheere merck; bij mijn Adriaen Jacobszoon van Dam; bij mij Aernt Cornelisz.; Andries de Gotter, tobbeerder; Heyndrick Huybertsz., tobeerder; bij mij Rombout Janszoon, tobeerder; Geryt Thoniszoons merck; Thonis Corneliszoon Bouman merck; Willem Symonszoon; Broer Jansz., smidt; Claes Dircxzoon, vleyshouder.

Op de [fol. 3] merge stont: Die van de Gerechte deser stadt Leyden, in haer vergaderinge op ’t Raidthuys der voors. stede gezien hebbende den innehouden van de jegenwoirdighe requeste ende angehechte verclaringhe ende dairop als nair behoiren lettende, hebben besloten ende verclaert dat zij om eenighe merckelicke redenen ende zwaricheyden hem bewegende, geensints geraden en vinden noch toestaen en connen datter in deser stede wallen meer openingen off watergaten om dairdoor uyt ende inne te vaeren zouden werden gemaect als dair jegenwoirdelicken inne zijn, mer om de thoonders alle mogelicke ende behoirlicke vordernissen te doen, zijn tevreden dat tot costen deser stede mitten eersten een duycker zal werden geleyt deur deser stede walle beneffens de Achtergraft daer die in der vestsloote compt in gelijcker vougen als neffens de Zijtgraft teneynde zij toonders bij middel vandien te beter ende bequamelicker zullen sijn geryft ende gedient van waterlosinghe ende verversinghe, ontseggende de toonders mitsdezen haer vorder verzouck. Aldus gedaen opten 21en january 1599.

Gdb E fo. 43verso

Opte requeste dairbij de gebuyren van Marendorp Lantzijde versochten dat de openinge in der walle hemluyden vergunt ende geconsenteert eerstdaechs zoude moghen werden bij der hant genomen ende gemaect, temeer naerdien ’t water in der grachte begint te stincken en zulcx hoochnodich es dat dezelve grafte wert ververscht, es [fol. 4] geapostilleert: Die van de Gerechte deser stadt Leyden hebben op ’t verzouc van de supplianten gecommitteert ende committeren mitsdezen Andries Jacobsz., trezorier-extraordinarys deser stede, omme tot costen ende lasten deser stede mitten eersten d’openinge van der walle te bevorderen, alles volgende de acte die de suplianten tot dien eynde opten 21en january anno 1599 lestleden es verleent. Gedaen den 24en aprilis 99.

Gdb E fo. 72

Die van de Gerechte hebben gecommitteert ende committeren mitsdesen Pieter Adriaenszoon van der Werff ende Jan IJsnoutsz. van der Nesse, burgermeesteren, haer medebroederen, omme mitten eersten ende zoe rasch mogelic es te doen maicken schotdeuren voor de Marenbrugge, voor ’t Marengat, voor ’t watergat van St. Ursulen ende voor de brugge in Marendorp aen St. Jans Aelmoeshuys om bij behulp van dezelve mit de volmoelen [dit moet wel een vergissing zijn en bedoeld zijn: rosmolen, die aan de Vollersgracht] ’t water tusschen beyden te moghen uytmaelen ende ververschen, ende dairtoe te mogen versoucken ende gebruycken den dienst ende ’t behulp van zodanighe meestertimmerluyden als zij gereetst aen der hant zullen vinden ende zullen de penningen hiertoe van node voor ’t eerst tot last deser stede ter ordonnantie van de vers. gecommitteerde werden betaelt deur Andries Jacobsz., trezorier-extraordinaris ende gecommitteerde tot de opsicht van des stadts getimmerten, ende naderhant ter ordonnantie van de Gerechte ommegeslagen tot last van de gehuysden die daermede bevonden zullen werden gedient ende geryft te zijn. Gedaen den 27en july 99.

[fol. 5] Gdb E fol. 78verso.

Die van de Gerechte hebben op ’t versouck ende ernstich aenhouden van Pieter Adriaenszoon van der Werff, haer medebroeder in burgermeesterschappe, geresolveert ende geconsenteert dat in plaetse van ’t gat in der wallen den gebuyren bij voorgaende resolutie bewillicht om te dienen tot ververssinge beneffens de Achtergraft achter Marendorp ter plaetse dair de walle jegenwoirdelick wert doorgegraven teneynde voors. aldair gemaict zal werden een open watergat omme mit in ende uyt vaerende schepen ende schuyten te werden gebruyct van zodanighe wijde ende hoochde als ’t watergat es beneffens Sint Jacobsgraft, belastende den tresorier-extraordinarys ende gecommitteerde tot de opsicht van des stadts getimmerten ende anderen diesangaende hem hyernair te gedragen, van ‘twelc geordonneert es gemaect ende de voorn. Van der Werff ooc anderen die ’t angaet gelevert te werden acte. Aldus gedaen opten 19en augusti anno 1599.

Gdb E fo. 82

Geeft mit aldereerbiedinge te kennen Uwe Edele onderdanige de gemeen gebuyren van de Maeren binnen deser stede hoe dat zij supplianten verstaen hebben dat Uwe Edele van meyninge zoude zijn te doen hangen twe sluysen, d’eene voor de Marenbrugge ende d’ander voor ’t Marengat, ‘twelc nyet alleen zoude strecken tot groot ongeryff van de supplianten die ’t water tot vordernisse van haer neringen dagelicx met uyt- ende invaeren moeten gebruycken, mer mede tot heurluyder schade ende interesse die zij deur ’t derven van de vaerte aldaer zouden mogen comen te lijden, behalven de groote periculen ende schaden die in ‘t uytmaelen van ’t water zouden staen te verwachten [fol. 6] in ’t scheuren, borsten [=barsten] ende ommevallen van eenige huysen responderende opte wateren, ende mede van de brouwerije staende aen de Marenbrugge, dairuyt ooc eenich vorder ongeluck zoude mogen bejegenen zoe dezelve brouwerije in ’t brouwen ende anders nimmermeer sonder volck is; ende dewijle het water van de Maren bij hemzelffs goet is, overmits de schone tochte ende diepte die de Maren deurgaens is hebbende, ende dat de vuylicheyt van ’t water in dezelve Maren principalicken compt uyt d’ Achtergraft mitsgaders uyte graft terzijden van ’t Pesthuys, ‘twelc lichtelick te beletten zal sijn mits hangende twe sluysen, d’ eene voor het bruggetgen aen Dirc Cornelisz. vleyshouders huysinge ende d’ ander voor het bruggetgen aen de huysinge van Claes Cornelisz. bouman, ende leggende een duycker onder ’t Marengat opte diepte van omtrent twe roedevoeten om het vuyle water uyte voors. twe grachten mitsgaders uyte vestsloot alsoe te leyden naer de molen, soe is ‘t dat de suplianten hen keeren tot Uwer Edele, versouckende zeer ootmoedelicken dat dezelve believen van ’t voors. voorgenomen werck om redenen als boven te desisteren ende in plaetse van dien de twe sluysen te hangen voor de voors. twe bruggetgens ende den duycker te leggen onder ’t Marengat om zulcx alle infectie wech te nemen, mitsgaders de periculen, schaden ende interesten van de supplianten te verhoeden. Dit doende etc., ende was ondergeteyckent: Frans Adriaensz.; Evert Harmansz.; bij mij Job Dircxzoon; Rembrant Jansz.; Claes Lenertsz., cuyper; Dirck Cornelisz., vleyshouder; bij mij Symon Heyndricxz.; Aernt Willemsz., schoemaicker; Frans Verhaick, leertouwer; Jan Garbrantszoon, vleyshouder; Pieter Jansz. van Rossem. Is geapostilleert: sij de jegenwoirdige requeste gestelt [fol. 7] in handen van Pieter Adriaensz. van der Werff ende Jan Ysnoutsz. van der Nes, burgermeesteren, als gecommitteerden van de Gerechte tot bevorderinge van de voorgenomen verversinge van de Maren ende graften dairinne uytwaterende omme hem op ’t te kennen geven te informeren, haer bevinden aen de bancke te rapporteren, daer bijvougende haer advys teneynde daernair ende ‘tselve gehoort, op ’t versouc te werden gedaen ende gedisponeert nair behooren. Aldus gedaen opten 19en augusti 1599. Mij jegenwoordich, getekent J. van Hout. Lager stont noch geapostilleert: Die van de Gerechte, gehoort ’t voorgaende rapport ende advis van haer gecommitteerde medebroederen, persisteren bij haer voorgaende resolutie ende verclaren dat de toonders angaende jaer [sic! =haer] jegenwoirdige versouc zullen hebben patiëntie. Aldus gedaen in haer vergaderinge op ’t Raidthuys desen 23en augusti 1599. Mij jegenwoirdich, onderteyckent J. van Hout.

Gdb E fo. 111verso

Die van de Gerechte deser stad Leyden hebben op ’t Raidthuys in haer vergaderinge gecommitteert ende gelast, committeren ende lasten mitsdezen Jasper van Banchem ende Claes Corneliszoon van Noordt, jegenwoirdige schepenemeesteren, omme te maicken den ommeslach van alle de costen gevallen over ’t maicken van de schotdeuren voor de Marenbrugge, voor ’t Marengat, voor ’t watergat van St. Ursulen ende voor de brugge in Marendorp aen Sint Jans Aelmoeshuys, bij Pieter Adriaensz. van der Werff ende Jan IJsnoutsz. van der Nes als gecommitteerde van die van de Gerechte volgende resolutie in date den 29en july 99 gedaen maecken om bij behulp van dezelve mit de volmolen ’t water [fol. 8] tusschen beyden te moghen uytmaelen ende ververssen ende dit al tot laste van de gehuysden die daermede bevonden zullen werden gedient ende geryft te zijn. Aldus gedaen op ’t Raidthuys in vergaderinghe van de Gerechte opten 12en january anno 1600.

Gdb E fo. 111verso

Op huyden desen 12en january 1600 hebben die van de Gerechte deser stadt Leyden op ’t Raidthuys in haer vergaderinge geresolveert ende verstaen dat de costen gevallen over ’t maicken van het vijffde sluysgen staende in dezer stede veste tusschen ’t Marengat ende Zijlpoort achter de huysinge van Pieter Adriaenszoon van der Werff voor dees mael alleen zullen comen tot laste deser stede ende van nu voortsaen tot coste ende laste van de gehouffslaechde aldaer. Aldus gedaen op ’t Raidthuys ten dage ende jare alsboven.

[fol. 9] Achtervolgende de commissie ende last bij die van de Gerechte deser stad Leyden opten 12en january voorleden volgende de acte hiervooren overscreven gegeven ende verleent op ons, Jasper van Banchem ende Claes Corneliszoon van Noorden, in dier tijt schepenemeesteren, hebben wij tot ons behulp ende assistentie genomen hebbende Jan van Hout, secretarys, ter plaetse gaende besichtinge gedaen ende oochmerc genomen van de gelegentheyt der goten ende watergangen boven opter straeten lopende ende uytcomende binnen den bosem [=boezem] besloten mit de vijff schotdeuren als ten eersten bezuyden de Marenbrugge, ten tweden bewesten ’t watergat aen de Rintmoelen off Sint Ursulen, ten derden benoorden ’t Marengat, ten vierden bezuyden de brugge van St. Jans Aelmoeshuys (de costen van welcke vier schotdeuren volgende de voorgaende onse commissie ende last moeten werden gevonden, ommegeslagen ende gedraghen over den gehuysden die daerbij zullen sijn gedient ende geryft), ende ten vijffden de schotdeur comende voor het nyeuwe watergat ‘twelc volgende de resolutie van de Gerechte, genomen den 19en augusti 99, gemaect zijnde in de lange vest beneffens ’t Padtmos, voor deese eerste reys volgende nairder resolutie van de Gerechte van den 12en january zestienhondert, beyde mede hyervooren overgeschreven, geheel genomen es tot laste deser stede, tot verlichtinghe van den voorschreven gehuysden die den last ende ’t onderhout vandien mit ende beneffens de andere vier schotdeuren dairnaer t’samen zullen moeten draghen, ende hebben zulcx bevonden ende verclaert dat in de gedaen costen voor dees eerste reys ende van nu voortsaen gelden ende dragen [fol. 10] zullen alle de gehuysden onder de bonnen van Overmaren Landtzijde mitsgaders van Oost- ende West Marendorp Lantzijde, in zulcken verstande nochtans dat het huys van Pieter Adriaensz. van der Werff comende in Marendorp genaempt “De Wolff in ’t Schaepsvel” nyet meer en zal gelden dan mit drie vierdepaerten, dat de twe huysen dair oostwerts aen dairvan het twede genaempt es “’t Bloeyende Vlas” in den ommeslach vrij zijn ende nyet gelden en zullen, dat de vordere huysen beginnende mit “De Pellicaen” oostwerts aen tot het naestlaetste huys aen St. Jans Aelmoeshuysbrugge in Marendorp nyet en zullen gelden off contribueren dan mitter helfte, ende dat ’t huys dicht aen de voors. brugge zal gelden ende contribueren mit drie vierdepaerten, ende dit al ten opsicht de waterlosinge voor opter straeten omtrent de voors. “Pellecaen” dwers deur Marendorp loopt ende loost zuytwerts aen nair den Rijn toe; van gelijcken dat ’t voors. Aelmoeshuys van St. Jans tot den voors. ommeslach nyet en zal gelden off contribueren dan mitter helfte ende dat ’t huys van Huych Lijcken, molenaer, opten houc van der vest aen de Zijlepoort vrij zijn ende nyet gelden en zal ten opsicht dat de gote langs de huysen in Marendorp dicht voor de poorte mede dwers door Marendorp wert geleyt ende voorts loost deur de walle in der vestgraften. Ten laetsten dat oock in den voorscreven ommeslach mede gelden ende contribueren zullen de volgende huysen staende ende gelegen onder Marendorp Rijnzijde ten opsicht de goote aen de zuytsijde langs Marendorp van den houc van de Donckersteech aff westwerts aen loopt ende loost onder de Marenbrugge binnen [fol. 11] den voors. boesem, als ’t huys van Jacob van der Bouchorst, zijdelaickencoper, dair “De Graeff van Leycester” uythangt, mit de helfte, ’t huys van Dirc Jansz. van der Beec oostwerts daeraen mit drie vierdepaerten, ’t huys van Aeltgen Adriaensdochter vorder oostwerts daeraen in ’t geheel ende ’t huys van Huych Cornelisz. backer opten houc van de Donckersteech mit een vierdepaert. Aldus gedaen opten 16en aprilis zestienhondert bij ons ondergeschreven: (w.g.) Jasper van Banchem, Claes Corneliss. van Noordt, Mij jegenwoordich J. van Hout.

Verclaringe van de costen gedaen, gemaect ende gevallen ter zaicke van ’t maicken van de vier sluysen ende schotdeuren hyervoren t’samengetrocken ende overgelevert bij Andries Jacobsz., tresorier-extraordinaris, als de betalingen vandien gedaen hebbende mit ende beneffens den anderen uytgeven bij hem tot laste deser stede gedaen.

Eerst betaelt aen Cornelis Heeren, scheepmaicker, voor dertien eycken plancken gelevert aen Jan Dircxz., timmerman, ’t stuc tot 2 gulden 8 stuyver, zedert den 8en october 99 volgende specificatie ende quitantie   31 g. 4 s.

[fol. 12] Noch betaelt aen Jacob Vrericxz., houtcoper, voor een Hasselsche balc opten 28en october gelevert aen Cornelis Egbertsz., timmerman, volgende quitantie  45 g.

Noch betaelt aen Cornelis Janszoon van Valckenburch, houtcoper, over verscheyden pertiën van hout in zijne specificatie in ’t lange verclaert, bij hem tusschen den 28en augusti 99 ende 5en december dairaen gelevert aen Jan Dircxz. ende Cornelis Egbertsz., timmerluyden, volgende quitantie achter de voorgaende specificatie gestelt de somme van  304 g. 14 s. 8 p.

Noch betaelt aen Jacob Antonisz. in Deventer, houtcoper, voor vijftien droge deelen bij Cornelis Egbertsz. gehaelt, ’t stuc tot 12 stuyvers volgende zijn quitantie  9 g.

Noch betaelt aen Cornelis Egbertsz., timmerman, voor arbeytsloon bij hem mit zijne knechten verdient aen het maicken ende wercken van drie sluysgens of verlaten aen de Marenbrugge, aen Sint Ursulen ende aen de brugge bij St. Jans Aelmoeshuys, begonst den 28en augusti 99 volgende specificatie ende quitantie een somme van 176 g. 18 s.

Noch betaelt aen Jacob Dircxz., [fol. 13] houtcoper ende timmerman, voor arbeytsloon bij hem ende zijn knechten verdient, mitsgaders voor eenige pertiën gelevert hout aen ’t maecken van de sluyse of ’t verlaet aen ’t Marengat volgende specificatie ende quitantie t’samen een somme van 168 g. 10 s.

[in het handschrift van Jan van Hout: tot hiertoe f 735-6-8]

Noch betaelt aen Pieter Goossensz., smit, volgende specificatie ende quitantie ter saicke van verscheyden pertiën ijserwerck, bij hem den 26en octobris 99 beginnende gelevert aen Jan Dircxzoon tot de sluysen voor ’t Maerengat een somme van  46 g. 13 s.

Noch betaelt aen de voornomde Pieter Goossensz., smit, volgende een twede specificatie ende quitantie ter zaecke van ijserwerc bij hem den 20en septembris 99 begonst te leveren aen Cornelis Egbertsz. voornoemt aen ’t sluysgen of ’t verlaet bij de Rintmoelen, een somme van  42 g. 18 s. 13 p.

Noch betaelt aen dezelve Pieter Goossenszoon, smit, volgende een derde specificatie ende quitantie ter zaecke van ijserwerck bij hem den 29en octobris 99 begonst te leveren aen Cornelis Egbertszoon voornoemt voor ’t sluysgen [fol. 13] off ’t verlaet voor de Marenbrugge, een somme van 40 g. 1 s. 12 p.

Noch betaelt aen dezelve Pieter Goossensz., smit, volgende een vierde specificatie ende quitantie ter saicke van ijserwerc bij hem gelevert aen Cornelis Egbertsz. voornoemt voor ’t sluysgen off verlaet bij St. Jans Aelmoeshuys een somme van 34 g. 5 s.

[in de marge in de hand van Jan van Hout: de voergaende 4 pertijen beloopen f 163-18-9]

Noch betaelt aen handen van Aernt Jansz., smit, ter saicke van ’t beslaen van acht hooffden tot de sluysen off verlaten om dezelve mede op te winnen, dairaen gelevert hebbende hondertveertien pont ijser, een somme van 12 g. 9 s. 8 p.

Noch betaelt Dirck Walichsz, slootmaicker, ter saicke van een paer hangelessen aen ’t huysgen dair de touwen van ’t hec in gesloten werden gemaict te hebben tot 30 st.; noch voor een slot aen ’t vers. huysgen 2 g.; noch van ’t maicken van een paer hangelessen aen ’t huysgen dair de lijnen van ’t hec bij de Reynsburgerpoort in gesloten werden 25 st.; ende voor een slot mit een pijpslotel, plaet ende ring dairtoe 2 g.; maickende de voorgaende pertiën t’samen   6 g. 15 s.

[fol. 15] Noch betaelt aen handen van Huych Ozierszoon ende Heyndric Eewoutsz. t’samen een somme van elff guldens acht stuvers ter saicke zij elc tiendalven dacht, d’een mit zijn schip tot 13 ende d’ander tot 11 stuver ’s daechs gewrocht hebben an de sluys bij de Reynsburgerpoort, hier gelijcke 11 g. 8 s.

Noch opten tweden octobris 99 betaelt Marten Oziersz. van drie dagen tot 11 stuver ’s daechs de dammen te hebben helpen opnemen  33 s.

Noch betaelt Michiel Huygensz. [ende] Michiel Dircxz. van dat zij elcx drie dagen tot 13 stuver ’s daechs gewrocht mitte cley uyte dammen wech te varen, t’samen 3 g. 18 s.

Noch aen handen voorn. betaelt over elc drie dagen gewrocht mit dammen voor de Marenbrugge, ’s daechs tot 11 stuver, comt  3 g. 6 s.

Opten 24en octobris betaelt aen Michiel Huygensz., Michiel Dircxz. ende Heyndric Eeuwoutsz. van dat zij elc zes dagen, te weten beyde Michelen tot elff ende Heyndric tot 9 stuver ’s daichs, gewrocht hebben an de Marenbrugge mitten dam uyt te oosen om ’t vlot bequaem te mogen leggen, hieronder begrepen elc drie nachten dat zij de dammen droochgehouden hebben ’s nachts elc tot 6 stuver, comt  10 g. 8 s. 8 p.

[fol. 16] Betaelt Marten Oziersz. van vijff schoften ter noot geholpen te hebben ’s daechs 9 stuver, t’samen  9 s. 4 p.

Opten 3en octobris, 6en, 13en, 20en ende 27en novembris betaelt aen handen van Michiel Dircxz., Michiel Huygensz. ende Henric Eeuwoutsz. t’samen een somme van drienvijftich guldens bij haer verdient (te weten bij beyde Michielen elc over dertichstalven dach ’s daechs elc tot elff stuvers ende over elc negen nachten ’s nachts tot 6 stuver ende aen Heyndric Eewoutszoon over negenentwintich dagen ’s daichs 9 stuver ende over zeven nachten ’s nachts mede tot 6 stuver) mit oosen ende de cley wech te voeren uyte dammen aen ’t Marengat, bij St. Jansclooster ende an de Marenbrugge, hier gelijcke  53 g.

Noch gelevert tot de vier sluysen gelevert t’saemen zestien tonnen tras, de ton jegens 25 stuver, compt  20 g.

Noch aen de vier sluysen twe hoet calcx, ’t hoet tot drie guldens, comt  6 g.

Noch bij raming an de voors. vier sluysen verwrocht achtduysent IJsselsche clinckert, yder duysent tot vierdalve guldens, comt t’samen  28 g.

Noch aen elcke sluys gewrocht twe knechts mit een opperman tot 15, 14 ende 10 stuver ’s daechs den tijt van vier dagen, comt elcken dach 39 stuver ende over de zestien dagen eenendertich gulden vier stuvers, hier gelijcke  31 g. 4 s.

[fol. 17] Ende alsoe bij de voornomde Andries Jacobszoon, trezorier-extraordinarys, de voorscreven betalinge gedaen zijn mit ende beneffens de vordere materialen ende arbeytsloonen tot last van de stadt ende dat zulcx waerschijnlicken veel pertijen in desen onwetende tot last van de stadt blijven, zoe wert hyer genomen voor alle de versuymde ende vergeten pertiën een somme van … [in de marge in de hand van Jan van Hout: Nota. Zij afgesproocken. Es goetgevonden dit te laeten tot last van de stadt zonder de gemeente hiermede te bezwaren.]

Somma in als 1087 g 18 s. 5 p.

Behalven ‘twelc de gecommitteerde tot het maicken van de ommeslach gelieven zal dairop te letten dat dezelve notelicken zal dienen verhoocht zoe ten opsichte van de vacatiën van schepenen ende secretarys in dezen gebesoingeert hebben als datter notelicken eenighe penningen bij de beurse zullen moeten blijven om de anstaende oncosten ende reparatiën dairmede te doen ende vervallen teneynde nyet van node en zij daeromme mit grote costen ende moeyten nyeuwen ommeslach te maecken. [in de marge in de hand van Jan van Hout: Nota. Zij afgesproocken. Es goetgevonden den ommeslach te maecken datter 200 gulden zullen mogen bij de beurs blijven].

[fol. 18] Om welcke voors. penningen te vinden zullen gelden ende contribueren de volgende personen genomen naer rate van de binnengestelde sommen daermede zij in de verpondinghe van den jare 99 zijn gestelt.

[in de marge in een andere hand] Dese restanten zijn overgestelt in ’t verpondingbouck van 1600 onder ofte voor ygelycx naem ende waer sol. voor staet is betaelt ende moet hyer gedoot zijn, dan die veel pertië moeten geven staen achter in mijn bouck van 99, elck hoeveel het beloep, ende ’t gelt ende quitantie leyt in de schrijfflae onder mijn schrijftoor.

[in het handschrift van Jan van Hout] Nota. Zij altsamen geconfereert jegens ’t verpondingbouc 1599 daer dees ommeslach uyt genomen es.

[fo. 449] [doorgehaald:] Dit sluysgelt staet elck onder zijn naem in mijn verpondingbouck van 99 volgens ’t schrijft in ’t bouck voorin gestelt ende waer sol. voor staet is betaelt ende wat doorgeslagen is dat is op het bouck mede gedoot; hier voor memorie. Is overgestelt in ’t bouck van 1600]

Maren oostzijde beginnende aen de vest zuytwerts aen.

Numero 1 Adriaen Willemsz., nair beloop van 26 stuver mit zeventien stuyvers zes penningen 17 s. 6 p. sol.

2. Jan Harmansz. huys nair beloop van 26 stuver mit zeventien stuyvers zes penningen 17 s. 6 p. sol.

3. Adriaen Gerytsz. van Velsen huys nair beloop van 26 stuver mit zeventien stuyvers zes penningen 17 s. 6 p. sol.

4. verso [=Verpondingskohier fo. 449verso] Dirc Jansz. van der Beecx zoutkeet, nair beloop van 20 gulden mit dertien gulden zeven stuvers veertien penningen 13 g. 7 s. 14 p. sol. opten 22en july 1600

[5]. Des stadts huys dat de poortier bewoont, in de verpondinge niet staende, es achter gebracht onder de vrije huysen, hier  niet.

6. Andries Jasperszoons huys nair beloop van 3 gulden mit twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. 6en september 1602.

7. [overgeslagen]

8. Dirck Jansz. van der Beecx huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyver mit twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 22en july 1600.

[fol. 19] [fo. 450] 9. Dirc Jansz. van der Beecx huys nair beloop van 2 gulden mit zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 22en juli 1600.

10. Tomas Heyndricxz. warmoesmans huys nair beloop van 3 gulden mit twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. opten 7en january 1602.

11. Fluwele Willem turfdragers huys nair beloop van 26 stuyvers mit zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

12. Catrijn Reyersdochters huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers mit drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. opten 23en november 1600.

13. Cornelis Florisz., schoenmaickers erffgenamen huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers mit drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. opten 12en september 1602.

Verso [= fo. 450v.] 14. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers mit vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 3en juli 1602.

15. Gijsbert Willemsz., warmoesman, nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers mit vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 25 february 1603.

16. Dezelve noch een huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers mit drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. alsvooren.

17. Jacob Michielsz.’s huys nair beloop van 2 gulden 5 stuyvers mit dertich stuyvers twee penningen  30 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

18. Dirck Harmansz.’s huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers mit vier gulden vijf stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 20] [fo. 451] 20. Huybert Jansz., warmoesman, nair beloop van 3 gulden 4 stuyver mit twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 15en marty 1602.

21. Claes Oziersz.’s huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers: vier gulden vijf stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p.  sol. opten 3en january 1602.

22. Marijtgen Pietersdr.’s huys dat zij bewoont, nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p.  sol. opten 18en october 1602.

[verso] 23. Garbrant Aerntsz.’s erffgenamen huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 5en september 1602.

24. Nanning Kaerlsz.’s huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

25. Heyndric Goossensz.’s werchuys nair beloop van 32 stuyvers mit eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

26. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 452] Claesteech noortzijde oostwerts aen

27. Trijn Baerntsdr.’s huys nair beloop van 32 stuyvers mit eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

28. ontbreekt

29. Dirck Willemsz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 14 augusty 1602

[fol. 21] 30. Bastiaen Corteyls huys nair beloop van 32stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 8en september 1602

[verso] Coddesteech westzijde noortwerts aen

31 en 32 ontbreken

33. Dirck Harmansz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers mit eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

34. Gijsbert Willemsz. warmoesmans huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 453] 35. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

36. Cornelis Willeboortsz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

37. Dezelve noch een huys aldair nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

38. Catrijn Reyersdr. nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[verso] 39. Dirck Jansz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 g. 6 p. sol. opten 22en juli 1600

Coddesteech oostzijde zuytwerts aen

[fol. 22] 43 Dirck Jansz. van der Beecx huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en july 1600

[fo. 454] 44. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en juli 1600

45. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en july 1600

46. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en july 1600

47. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p.  sol. opten 22en july 1600

48. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen 17 s. 6 p. sol. opten 22en july 1600

[verso] 49. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 22en july 1600

50. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 22en july 1600

51. Dezelve noch een camer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en juli 1600

52. Cornelis Dircxz. chirurgijns halven tuyn(?) nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 23] 53. Dezelve noch een huysgen nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 455] 54. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

55. [overgeslagen]

56. Mr. Cornelis Dircxz. chirurgijns huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

57. Jeroen Jansz.’s huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 14en augusti 1601

58. Lenaert Heyndricxz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. van Leendert [geen datum vermeld]

[verso] 59. Cors Gerytsz. huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

59a. Jan Jansz. snijders huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 22en augusti 1602

60. Jeroen Jansz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 14en augusty 1602

Weder Claesteech noortzijde oostwerts aen

61. Jeroen Jansz.’s huys genaempt De Romeyn, nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 14en augusty 1602

[fol. 24] 62. Barbara ’t vischwijffs huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 6en february 1602

[fo. 456] 63. Dezelve noch een huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 6en february 1602

64. Jacob Pietersz. cuypers huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 12en juny 1601

65. Cors Dircxz.’s huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

Miraeckelsteech of St. Annenstraet westzijde noortwerts aen

66. Cors Dircxz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum genoemd]

67. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

67a. Jeroen Jansz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 14en augusti 1602

69. Jeroen Jansz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 14en augusty 1602

68. Jan Cornelisz. Groens huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 25] 70. Jan Heyndricxz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. ten vollen [geen datum vermeld]

71. Cors Dircxzoons huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 457] 72. Geryt Dircxz. chipiers huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  16 s. 6 p. sol. opten 1en juny 1602

73. Pons Willemsz. cum sociis huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

74. Dezelve cum sociis noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

75. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

76. Jan Dircxz. cramer nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[verso] 77. Pieter Longespe nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 1en juny 1602

78. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

79. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

[fol. 26] 80. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren

81. Dezelve noch een tuyn nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren

[fo. 458] 82. Jan Claesz. turffdragers weduwe nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

83. Joseph Claesz. turfdragers weduwe nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

84. Willem Claesz. vischcoper nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 6en february 1602.

Miraeckelsteech oostzijde beginnende an de vest zuytwerts aen

85. [overgeslagen]

86. Heyndric Jansz. bostelmans erffgenamen huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 17en juny 1602

87. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 17en juny 1602

88. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. [sol.] alsvooren

89. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

[fol. 27] 90. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17s. 6 p. sol. alsvooren

[fo. 459] 91. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

92. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

93. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

94. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

95. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 17en juny 1602

96. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 17en juny 1602

96a. Claes Vlas, schoemaickers tuyn, nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 15en mei 1602

97. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 15en mey 1602

98. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

[fol. 28] 99. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

100. Jan Martsz. botercruyers huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 460] 101. Henrick Bostelmans erfgenamen huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p.  [geen aantekening over betaling]

102. Dezelve erffgenamen noch een huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p.  [geen aantekening over betaling]

103. Mr. Lieven Poulsz.’s [van de Cruyce?] huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 11en augusty 1600

104. [overgeslagen]

105. Pieter Dammasz.’s huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 14en july 1603

106. Jacob Baerntsz. den Hafts huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Weder Claesteech noortzijde oostwerts aen

107. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

108. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 29] 109. Jan Pietersz. Voys huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 411] 110. Guilliame de Bijen huys nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers: drie gulden vier stuyvers vier penningen  3 g. 4 s. 4 p. sol. opten 5en mei 1601

111. Jan Adriaensz. botercruyers weduwen huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

112. Claes Cornelisz. goutsmits schuyr nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 10en decembris 1603

113. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

114. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

115. Mr. Lieven Poulsz.’s huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 11en augusty 1600

Claesteech zuytsijde westwerts aen

116. Andries de Vogelaers huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

117. Jacob Pancrasz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 17en july 1602

[fol. 30] 118. Anthonis Jansz. leertouwers huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 462] 119. Cornelis Florisz. metselaers huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. mit een rentebrieff [dit geldt ook voor de volgende drie posten]

120. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. alsvooren

121. Dezelve noch een tuyn nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. alsvooren

122. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p.  sol. alsvooren

123. Theus Jansz. glaesmaickers huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p.  sol. opten 1en juny 1602.

124. Dezelve noch een huys naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 1en juny 1602

125. Dirc Cornelisz. vleyschouders huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 17en juny 1602

126. Dezelve noch een tuyn nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 17en juny 1602

127. Pieter Jansz. van Rossums huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 30en juny 1600

[fol. 31] 128. Engel Adriaensz. schoemaicker nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 19en marty 1601

[fo. 463] 129. Cornelis Cornelisz. vleyshouder nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

130-132. [overgeslagen]

133. Geertgen Aelbrechtsdr.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 5en marty 1601

134. Jan Gerytsz. timmermans huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Weder Maren oostzijde zuytwerts aen

135. Jacob Cornelisz. Buenens huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers: vier gulden vijf stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p. sol. opten 12en augusty 1602

136. Jan Gerytsz. Pots huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 23en novembris 1600

137. Cornelis Cornelisz. vleyschouders huys nair beloop van 8 gulden: vijf gulden zeven stuyvers twee penningen  5 g. 7 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 464] 138. Evert Harmansz.’s huys nair beloop van 6 gulden 10 stuyvers: vier gulden zes stuyvers veertien penningen  4 g. 6 s. 14 p. sol. opten 7en juny 1602

139. Wouter Joppen schoemaickers huys nair beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. mit een rentbrieff

[fol. 32] 140. Job Dircxz. warmoesmans huys nair beloop van 5 gulden: drie gulden zeven stuyvers  3 g. 7 s. sol. opten 23 novembris 1600

141. Huybert Heyndricxz.’s weduwen huys nair beloop van 8 gulden: vijf gulden zeven stuvers twee penningen  5 g. 7 s. 2 p. sol. opten 12en april 1601

142. Pieter Jansz. van Rossums huys nair beloop van 10 gulden: zes guldens veertien stuyvers  6 g. 14 s. sol. opten 30en july 1600

143. Dezelve noch een huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. opten 30en july 1600

144. Jan Garbrantsz. vleyschouders huys nair beloop van 9 gulden 16 stuyvers: zes gulden elff stuyvers vier penningen  6 g. 11 s. 4 p. sol. opten 16en augusti 1601

145. Aernt Geryt Fransz.’s huys nair beloop van 5 gulden 16 stuyvers: drie gulden zeventien stuyvers veertien penningen  3 g. 17 s. 14 p. sol. opten 23en novembris 1600

146. Adriaen Pietersz. Vergeyls weduwen huys nair beloop van 3 gulden 10 stuyvers: twee gulden zes stuyvers veertien penningen  2 g. 6 s. 14 p. sol. opten 18en october 1601

147. Dirck Cornelisz. Vets huys nair beloop van 10 gulden 6 stuyvers: zes gulden achtien stuyvers  6 g. 18 s. sol. opten 22en february 1602

[fo. 465] Hyer wert d’ Achtergraft overgespronghen

148. Claes Lenertsz.’s cuypers huys nair beloop van 5 gulden 10 stuyvers: drie gulden dertien stuyvers tien penningen  3 g. 13 s. 10 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 33] 149. Garbrant Aerntsz.’s huys nair beloop van 7 gulden 10 stuyvers: vijf gulden zes penningen  5 g. 6 p. sol. opten 5en september 1602

Hier wert Cornelis Bartelmeesz.’s poort overgesprongen

150. [overgeslagen]

151. Jan Fransz. smits achterhuys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

Marendorp noortzijde oostwerts aen

152. Jan Fransz. smits houchuys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers: vier gulden vijf stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

153. Cornelis Bartelmeesz. botercopers huys nair beloop van 8 gulden: vijf gulden zeven stuyvers twee penningen  5 g. 7 s. 2 p. sol. opten 6 marty 1601

154. Floris Willeboortsz.’s huys nair beloop van 4 gulden 17 stuyvers: drie gulden vier stuyvers veertien penningen  3 g. 4 s. 14 p. sol. opten 1en february 1601

155. Floris Jansz. backers huys nair beloop van 8 gulden: vijf gulden zeven stuyvers twee penningen  5 g. 7 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 466] 156. Jan Gerytsz. Kessels huys nair beloop van 11 gulden 11 stuyvers: zeven gulden veertien stuyvers tien penningen  7 g. 14 s. 10 p. sol. opten 13en octobris 1601

Hyer wert ’t steechgen overgespronghen

[fol. 34] 157. [overgeslagen]

158. Aernt Symonsz. scrienwerckers huys nair beloop van 7 gulden: vier gulden vier penningen  4 g. 4 p. sol. opten 14en augusty 1601

159. Anthonis van den Bosch huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers: vier gulden vijff stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p. sol. opten 17en october 1602

160. Dezelve noch een camer nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 17en october 1602

161. Cornelis Cornelisz. Goes huys nair beloop van 3 gulden 10 stuyvers: twee gulden zes stuyvers veertien penningen  2 g. 6 s. 14 p. sol. opten 20en juny 1602

162. Jan Cabbeljaus huys nair beloop van 7 gulden 14 stuyvers: vijf gulden drie stuyvers twee penningen  5 g. 3 s. 2 p. sol. opten 26en july 1600

163. Harman Evertsz. vleyshouders huys nair beloop van 6 gulden: vier gulden vier penningen  4 g. 4 p. sol. opten 21en february 1602

164. Cornelis Gerritsz. clocluyders huys nair beloop van 3 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

Jan Vossensteech westzijde noortwerts aen

[fo. 467] 165. [overgeslagen]

166. Cornelis Pouwelsz. schippers huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 14en augusty 1602

167. Tonis Jacobsz. tinnegieters huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 11en mey 1602

[fol. 35] 168. Cornelis Jansz. smits huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

169. Louris Heyndricxz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

170. Jan Gerytsz.’s huys naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 12en october 1601

171. Pieter Heyndricxz. schoemaickers huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 5en juny 1601

Hier wert d’ Achtergraft overgespronghen

172. Jan Symonsz. Boumans erfgenamen huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. mit een rentbrieff [dit geldt ook voor de volgende drie posten, maar naar het schijnt ook voor de daarop volgende zes posten]

173. Dezelve noch een huys naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17s. 6 p. sol. alsvooren

[fo. 468] 174. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen 17s. 6 p. sol. alsvooren

175. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren

176. Cornelis Florisz. metselaers huys nair beloop van 3 gulden 11 stuyvers: twee gulden zeven stuyvers acht penningen  2 g. 7 s. 8 p. sol. alsvooren

[fol. 36] 177. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren

178. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren

179. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren

180. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren

Weder Jan Vossensteech

181. Dezelve noch een huys nair beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. alsvooren

182. Joost Davidts huys naer beloop van 3 gulden 16 stuyvers: twee gulden tien stuyvers twaelff penningen  2 g. 10 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 469] 183. [overgeslagen]

184. Gillis Brae nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

185. Dezelve nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers: drie gulden zeventien stuyvers vier penningen  3 g. 17 s. 4 p. sol. [geen datum ingevuld]

186. Aelbert Harmansz. backer nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 3en july 1602

[fol. 37] 187. Abraham Cornelisz. van der Mersch nair beloop van 2 gulden 10 stuyvers: driendertich stuyvers acht penningen  34 s. 8 p. sol. [geen datum ingevuld]

188. Gillis Baerntsz. nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum ingevuld]

189. Pieter Thonisz. poortier nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelf penningen  26 s. 12 p. sol. opten 28en marty 1602

190. Joost Willemsz. backer nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers: twee gulden elf stuyvers acht penningen  2 g. 11 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

191. Roelandt Robijn naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

Hyer wert de Claesteech overgesprongen

192. Claes Cornelisz. van Noorts huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 10en december 1603

[fo. 470] 193. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

194. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

195. Maljaert Burchgraeffs weduwe nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 3en july 1601

[fol. 38] 196. Dezelve naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. alsvooren

197. De stadt naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

198. Dezelve stad naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

199. Pieter Claesz. schipper naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

200. Jacob Claeszoon Bouman nair beloop van 6 gulden 5 stuyvers: vier gulden drie stuyvers vier penningen  4 g. 3 s. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

201. De stadt aldaer nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

202. Dezelve stad naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 471] 203. Dezelve stad naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

204. De Huyssittemeesteren nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 22en november 1600

Jan Vossensteech oostzijde zuytwerts aen

[fol. 39] 205. Dionys van Steenstraten nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 28en juny 1602

206. Dezelve naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 28en juny 1602

207. Bussaert van Simpels weduwe nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

208. Hans de Smiths huys naer beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

209. Willem Calffs huys nair beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. opten 15en october 1601

210. Dionys van Steenstraten huys nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. opten 28en juny 1602

211. Hans Gillis huys naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 472] 212. Jan Weyns huys naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

213. Adriaen Hamen huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 28en juny 1602

214. Joost van der Heyden huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 40] 215. Dirck Pietersz. Vouch nair beloop van 2 gulden 9 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

216. Dezelve nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers: drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. [geen datum vermeld]

217. Dezelve naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  21 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

218. Dezelve nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

Beestemarct noortzijde oostwerts aen

220. Christiaen Stoop nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 473] 221. Mr. Lieven Poulsz. nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelf penningen  26 s. 12 p. sol. opten 11en augusty 1600

222. Jan Cornelisz. van der Booch nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 12en marty 1602

223. Dezelve nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 12en marty 1602

224. Jan Dircxz. stoeldrayer nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. renten(?)

[fol. 41] Beestemarct oostzijde zuytwerts aen

De nummers 225-230 [overgeslagen]

’t nieuwe Schagensteechgen westzijde noortwerts aen

[fo. 474] 231. Jan Harmansz. timmerman nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

232. Dezelve naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Weder Beestemart zuytsijde westwerts aen

233. Dezelve naer beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

234. Dezelve naer beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

235. Mr. Wouter Speelmans weduwe nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

236. Jan Harmansz. timmerman nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. van Carel Jillissen

[fo. 475] 237. Cathalina Houffnagels nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 11en marty 1602

[fol. 42] 238. Dezelve naer beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 11en marty 1602

Weder Jan Vossensteech oostzijde zuytwerts aen

239. Pieter Longespe naer beloop van 25 stuyvers: zestien stuvers twaelff penningen  16 s. 12 p. sol. opten 1en juny 1602

240. Dezelve naer beloop van 25 stuyvers: zestien stuyvers twaelff penningen  16 s. 12 p. sol. alsvooren

241. Dezelve naer beloop van 16 stuyvers: tien stuvers tien penningen  10 s. 10 p. sol. alsvooren

Achtergraft noortzijde oostwerts aen

242. Pieter Longespe nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. alsvooren

243. Dezelve nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. alsvooren

244. Claes Liebaert nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twe penningen  34 s. 2 p. sol. opten 4en juny 1602

[fo. 476] 245. Michiel van den Driessens huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 43] 246. Pieter van den Woude nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34s. 2 p. sol. opten 16en july 1602

247. Dezelve naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 16en july 1602

Jan Vossensteech oostzijde over ’t bruggetgen in ’t poortgen

248. Mr. Geryt organist nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers: drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. opten 8en juny 1603

249. Jan Aelbertsz. snijder nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

250 en 251 [overgeslagen]

252. Kourt Woutersz. van Bijlevelt nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertyen stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. opten 14en augusty 1602

253. Pouls Gerritsz. lindewevers weduwe nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 2en october 1601

Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

[fo. 477] 254. Dezelve weduwe nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 17en october 1601

255. Jan Joppen ballemaicker nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 44] 256. Pieter Claesz. van Medenblicx weduwe nair beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. opten 19en aprillis 1602

257. Quiring Cornelisz. nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en september 1601

258. Gillis van der Wege nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. opten 8en augusty 1600

259. Mr. Jan Meesz. chirurgijn nair beloop van 5 gulden: drie gulden zeven stuyvers  3 g. 7 s. sol. opten 2en augusty 1601

’t Schagensteechgen westzijde noortwaerts aen

260. Mr. Jan Meesz. chirurgijn nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. voldaen [geen datum vermeld]

261. Dezelve nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsvooren

[fo. 478] 262. Gillis van der Wege nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 8en augusty 1600

263. Pieter Veecke, Vlaming, nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 23en november 1600

264. Dezelve nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 23en november 1600

[fol. 45] Weder Marendorp noortzijde oostwaerts aen

265. Pieter Veecke, Vlaming, nair beloop van 7 gulden: vier gulden zes stuyvers veertien penningen  4 g. 6 s. 14 p. sol. opten 23en november 1600

266. De Huyssittenen nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. opten 22en november 1600

267. Jan Willemsz. zeemtouwer nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 6en december 1603

268. Dezelve naer beloop van 3 gulden 17 stuyvers: twee gulden elf stuyvers acht penningen  2 g. 11 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld; kennelijk dezelfde als hierboven]

269. Marie Adriaensdr. nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 479] 270. Dezelve naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

271. Cornelis Pietersz. metselaer nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

272. Dezelve nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers: twee gulden elff stuyvers acht penningen  2 g. 11 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

Hogelantsche Kersteech westzijde noortwerts aen

[fol. 46] 273 [overgeslagen]

274. Cornelis Pietersz. metselaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

275. Dezelve nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  26 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

276. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

277. Neeltgen Leendertsdr. nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 8en marty 1602

278. Claes Gommersz. slijper nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 480] 279. Cornelis Cornelisz. visscher nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Nieuwe Volmolengracht westzijde uyten zuyden noortwerts lopende van de Achtergraft aff

280 en 281 ontbreken

282. Jacob de Loper nair beloop van 8 gulden 6 stuyvers: vijf gulden elff stuvers vier penningen  5 g. 11 s. 4 p. sol. opten 1en september 1602

283. Claes Cornelisz. van Noort nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelf penningen  26 s. 12 p. sol. opten 10en december 1603

284. Dezelve nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelf penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 47] 285. Dezelve nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 p. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

Hier wert de steech die men nair de Beestemarct gaet overgesprongen

286. Dirck Pietersz. Vougen naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. renten

[fo. 481] 287. Dezelve nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuvers twaelf penningen  26 s. 12 p. sol. renten

288. Claes Rijckaerts huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 28en juny 1602

289. Dionys van Steenstraten nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 28en juny 1602

290. Cornelis Florisz. nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 10en augusti 1602

291. Dezelve naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 10en augusti 1602

292. Dionys van Steenstraten nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 28en juny 1602

In de poort

[fol. 48] 293. Pieter Vermersch, vleyshouder, nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 17en october 1601

Weder Volmolengraft

[fo. 482] 294. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [als 293]

295. Dezelve nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [als 293]

296. Dezelve naer beloop van van 32 stuyvers: eenentwintich stuvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [als 293]

Nieuwe Volmolengraft oostzijde van de vest zuytwerts aen

297. Jan Dircxz. timmerman nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 9en augusti 1600

298. Dezelve nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 9en augusti 1600

299. Claes Cornelisz. van Noordt nair beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. opten 10en december 1603

[fo. 483] 300. Dezelve naer beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. [als 299]

[fol. 49] 301. Dezelve naer beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. [als 299]

302. Dezelve naer beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. [als 299]

303. Dezelve naer beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. [als 299]

304. Dezelve naer beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. [als 299]

305. Cornelis Dircxz. cruydenier nair beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. opten 25en mey 1601

306. Dezelve naer beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. opten 25en mey 1601

307. Dezelve naer beloop van 35 stuyvers: drientwintich stuyvers zes penningen  23 s. 6 p. sol. opten 25en mey 1601

308. Stoffel Jacobsz. nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en july 1600

309. Sweer Jansz. nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 28en november 1601

[fo. 484] 310. Mr. Vranc Ottensz. de Man nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 50] Opte Achtergraft

311. Dezelve nair beloop van 2 gulden: sessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

Weder Hogelantsche Kerstege westzijde noortwerts aen

312. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

313. Sweer Jansz. naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 28en november 1602

314. Stoffel Jacobsz. nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

315. Cornelis Dircxz. nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 25en meye 1601

316. Claes Cornelisz. van Noordt nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 10en december 1603

317. Dezelve nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [als 316]

318. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [als 316]

[fol. 51] [fo. 485] 319. Dezelve nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [als 316]

320. Dezelve nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [als 316]

321. Jan Dircxz. timmerman nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 11en augusty 1600

322. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 11en augusty 1600

323. Christiaen Porreth naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  24 s. 2 p. sol. opten 19en april 1600.

324. Jan Dircxz. timmerman nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 9en augusty 1600

325. Dezelve naer beloop van 5 gulden 15 stuyvers: drie gulden zeventien stuyvers vier penningen  3 g. 17 s. 4 p. sol. opten 9en augusty 1600

Hogelantsche kercsteech oostzijde zuytwerts aen

326. Andries van Ortigum, zeemtouwer, nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 12en augusti 1603 van Mees Gedeonsz.(?)

[fol. 486] 327 [overgeslagen]

328. Jan Adriaensz. Bouman nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  sol. opten 17en aprilis 1602

[fol. 52] 329. Gijsbert Cornelisz. van Duvenvoirde nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

330. [overgeslagen]

331. Jan Corsz., coperslager, naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 7en marti 1601

332. Dezelve naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 7en matry 1601

333. Mees Allertsz., schoemaicker, nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten [datum niet vermeld]

334. Roelant Jansz., schoemaicker, naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. ten vollen [geen datum vermeld]

335. Mees Allertsz. ende Roeloff Jansz. nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 18en juny 1602.

[fol. 487] nrs. 336 en 337 [overgeslagen]

338. Jan Pietersz. Cley’s weduwe nair beloop van 9 gulden 6 stuyvers: zes gulden vier stuyvers tien penningen  6 g. 4 s. 10 p. sol. [geen datum vermeld]

339. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

340. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

341. Willem ende Symon Willemsz., viscopers, nair beloop van 32 stuyvers: eentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 6en february 1603

[fol. 53] 342. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren

343. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. alsvooren.

344. Claes Dircxz. van Montfoorts erffgenamen 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 10en marti 1601

345. Dezelve nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 10en marti 1601

346. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 10en marti 1601

[fo. 488] 347. Claes de vellewasscher nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

348. Mr. Lieven van de Cruysse naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 11en augusti 1600

349. Frans Cornelisz. backer nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. opten 2en marty 1602

350. Dezelve naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld, dus wel 2 maart 1602]

351. Japer Pietersz. nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 54] 352. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

353. Dezelve nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

354. Dezelve naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twe penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

Hier wert d’ Achtergraft overgesprongen

Weder Kercsteech oostzijde zuytwerts aen

[fo. 489] 355. Joncheer Niclaes de Groot nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 15en juny 1602

Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

356. Roelant van Stabel [=Stavel?] nair beloop van 4 gulden 8 stuyvers: twee gulden negentien stuyvers  2 g. 19 s. sol. opten 7en september 1601

357. Joncheer Niclaes de Groot naer beloop van 12 gulden 3 stuyvers: acht gulden twee stuyvers tien penningen  8 g. 2 s. 10 p. sol. opten 9en september 1601

’t Oude Lombaertsteechgen westzijde

[fol. 55] ’t Oude Lombaertsteechgen oostzijde zuytwerts aen

358. [overgeslagen]

359. Rombout Jansz. naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

360. Dezelve naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

361. Dezelve nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

In ’t poortgen

[hier de nummers 362-365 overgeslagen?]

Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

[fo. 490verso] 366. Pieter Gerytsz. naer beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. opten 17en october 1602

367. [overgeslagen]

368. Geryt Anthonisz., zeemtouwer, nair beloop van 8 gulden 13 stuyvers: vijf gulden vijftien stuyvers twaelff penningen  5 g. 15 s. 12 p. sol. opten 20en september 1602

369. Gillis Claesz. vleyschouder nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers: vier gulden vijff stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p. sol. opten 8en augusty 1603 van Claes(?) Gillisz.(?)

[fo. 491] 370. Tonis Cornelisz. bouman nair beloop van 5 gulden: drie gulden zeven stuyvers  3 g. 7 s. sol. opten 14en marty 1602

[fol. 56] 371. Symon Lambertsz. decker nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 12en july 1601

Corte Bouwenlouwensteech westzijde noortwerts aen

372. Symon den decker naer beloop van 3 gulden 12 stuyvers: twee gulden acht stuyvers twee penningen  2 g. 8 s. 2 p. sol. [op 12 juli 1601 als boven]

373. Dezelve naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [als boven]

Corte Bouwenlouwensteech oostzijde zuytwerts aen

374. [overgeslagen]

375. Joris Willeboortsz. nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 17en aprilis 1602

376. Frans Joosten nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten [geen datum ingevuld] ten vollen

377. Joost IJsers nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 6en marty 1602

[fo. 492] 378. Jan Baltensz. nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  26 s. 6 p. sol. opten 14en juli 1603

379. Willem Pelgrims weduwe nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 57] 380. Jan Cornelisz. van der Booch nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

381. Frans Joostensz. nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. ten vollen [geen datum vermeld]

382. Jacob Fransz. metselaer nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

382a. Jacob Fransz. metselaer nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

383. [overgeslagen]

384. Frans Joostensz. nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. ten vollen [geen datum vermeld]

385. Pieter Tonisz. naer beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. opten 28en juny 1602

386. Dezelve naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers  twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 28en juny 1602

[fo. 493] 387. Claes Gillisz. naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en february 1602

388. Dezelve naer beloop van 6 gulden: vier gulden vier penningen  4 g. 4 p. sol. opten 22en february 1602

[fol. 58] 389. Neel Jan Buersz. nair beloop van 7 gulden 8 stuyvers: vier gulden negentien stuyvers twee penningen  4 g. 19 s. 2 p. sol. opten 4en september 1601

Lobbesteech westzijde noortwerts aen

In ’t voors. steechgen oostzijde zuytwerts aen

390. [overgeslagen]

391. Huybert Pieterszoon nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 1en marty 1601

392. Willem Huybrechtszoon nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen sol. [geen datum vermeld]

393. Lijsbeth Claesdr. nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

394. Marijtgen Jansdr. nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 494] 395. Jan Cornelisz. metselaer nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 25en aprillis 1602

396. Mr. Willem Gerritsz.’s weduwe naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 16en july 1602

Weder Marendorp noortzijde oostwaerts aen

[fol. 59] 398. Steven Meesz.’s huys naer beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. opten 20en juny 1602

399. Jan Baerntsz. witmaicker nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

400. Claes Wybis huys opten houc nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

Corte Duysentraetsteech westzijde noortwerts aen

401. Claes Wybis voornoemt nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

402. Lonchuysens erffgenamen nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 30en july 1600

[fo. 495] 403. Pieter Pietersz. linnenwever nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 21en september 1601

404. Heyndric Huybertsz’s huys nair beloop van 3 gulden 6 stuyvers: twee gulden vier stuyvers vier penningen  2 g. 4 s. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

Corte Duysentraetsteech oostzijde zuytwerts aen

406. Marie Paedtzen kinderen nair beloop van 2 gulden 5 stuyvers: dertich stuyvers twee penningen  30 s. 2 p. sol. opten 28en augusti 1602

[fol. 60] 407. Claes Jacobsz. backer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 17en juny 1602

408. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 17en juny 1602

409. Neeltgen Ottendr. nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

410. Broer Jansz. smit nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 30en july 1600

[fo. 496] 411. [overgeslagen]

412. Claes Jansz. franchijnmaicker nair beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. opten 4en mey 1602

Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

413. Broer Jansz. smit naer beloop van 3 gulden 11 stuyvers: twee gulden zeven stuyvers elf penningen  2 g. 7 s. 11 p. sol. opten 30en july 1600

414. jonge Jan Vincentensz. nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

415. Pieter Tonisz. poortier nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. opten 28en marty 1602

416. Cornelis Pietersz. linnenwever nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 61] 417. Willem Symonsz. zeemtouwer nair beloop van 5 gulden 16 stuyvers: drie gulden zeventien stuyvers veertien penningen  3 g. 17 s. 14 p. sol. opten 20en october 1603

418. Dezelve naer beloop van 5 gulden 16 stuyvers: drie gulden zeventien stuyvers veertien penningen  3 g. 17 s. 14 p. sol. opten 20en october 1603

419. Balten Meltensz. linnenwever nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. [geen vermelding van betaling]

420. Vincent Pietersz. witmaicker naer beloop van 8 gulden: vijf gulden zeven stuyvers twee penningen  5 g. 7 s. 2 p. sol. opten 6en marty 1601

[fo. 497] 421. [overgeslagen]

422. Cornelis Franszoon nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 12en september 1602

[doorgehaald] 422. Cornelis Fransz. nair beloop van 2 gulden.

Crayevangersteech westzijde noortwerts aen lopende

423. Job Dircxz. witmaicker nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 4en marty 1601 van den schout

424. Dezelve naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 4en marty 1601 van den schout

425. Aeltgen Dircxdr. naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 62] 426. Meynert Gerytsz. franchijnmaicker nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

427. Pieter Adriaensz. van der Werff nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 21en january 1601

De Werff oostzijde zuytwerts aen

[doorgehaald] 427. Pieter Adriaensz. voornoemt nair beloop van 2 gulden

[fo. 498] 428. Dezelve naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 21en january 1601 dees aengetogen pertiën [geldt voor de nummers t/m 432]

429. Dezelve naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [zie bij 428]

430. Dezelve naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelf penningen  26 s. 12 p. sol. [zie bij 428]

431. Dezelve mit ‘Het Ongelooff’ 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [zie bij 428]

432. Dezelve Van der Werff mit ‘De Wolf in ’t Schaepsvel’ over de drie vierdepaerten van 2 gulden 11 stuyvers als: 38 stuyvers 4 penningen: vijfentwintich stuyvers tien penningen  25 s. 10 p. sol. [zie bij 428]

433. Heyndric Fransz. van Moerendaels huys van dezen ommeslach vrij zijnde, hier  niet

[fol. 63] 434. Weyntgen de heeckelsters huys ‘In ’t Bloeyende Vlas’ van desen ommeslach mede vrij zijnde hier  niet

435. Pieter Adriaensz. van der Werffs huys genaemt ‘De Pellicaen’ nair beloop van de he[l]ft van 6 gulden 8 stuyvers als 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 21en january 1601

436. Heyndric van Zijls weduwen huys nair beloop van de helft van 5 gulden 11 stuyvers als 2 gulden 15 stuyvers 8 penningen: zevenendertich stuyvers twee penningen  37 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

437. Adriaen Heeren huys nair beloop van de helft van 4 gulden 10 stuyvers als 2 gulden 5 stuyvers: dertich stuyvers twee penningen  30 s. 2 p. sol. opten 12en mey 1600

[fo. 499] 438. Matijs Jansz. boumans weduwen huys nair beloop van de helft van 7 gulden 14 stuyvers als 3 gulden 17 stuyvers: twee gulden elff stuyvers acht penningen  2 g. 11 s. 8 p. sol. opten 7en septembris 1601

439. [overgeslagen]

440. Cornelis Tijsz. boumans weduwen huys nair beloop van de helft van 6 gulden 15 stuyvers als 3 gulden 7 stuyvers 8 penningen: twee gulden vijff stuvers vier penningen  2 g. 5 s. 4 p. sol. opten 5en july 1601

441. Aernt Cornelisz.’s huys nair beloop van de helft van 6 gulden 8 stuyvers als 3 gulden 4 stuyvers: twee guldens twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten [geen datum vermeld] ten vollen

442. Adriaen Jacobsz. van Dams huys nair beloop van de helft van 5 gulden 15 stuyvers als 2 gulden 17 stuyvers 8 penningen: twee guldens twaelf stuyvers acht penningen  [doorgehaald 2 g. 12 s. 8 p. en verbeterd in] 38 s. 10 p. sol. opten 17en augusti 1601

443. Deszelvens huys nair beloop van de helft van 4 gulden 10 stuyvers als 2 gulden 5 stuyvers: dertich stuyvers twee penningen  30 s. 2 p. sol. alsvooren

444. Adriaen Adriaensz. calcbranders huys nair beloop van de helft van 3 gulden 17 stuyvers als 38 stuyvers 8 penningen: vijfentwintich stuyvers twaelff penningen  25 s. 12 p. sol. opten 30en november 1601

[fol. 64] 445. Marytgen Gijsbrechtsdr., Pieter Cornelisz. steenplaetsers weduwen huys nair beloop van de helft van 3 gulden 17 stuyvers als 38 stuyvers 8 penningen: vijfentwintich stuyvers twaelf penningen  25 s. 12 p. sol. opten 22en juny 1603 [geldt ook voor de volgende post]

446. Dezelve voor haer ledich erff ende achterhuys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 22en juny 1603 [als bij 445]

447. Cors [niet ingevuld] witmaickers huys nair beloop van de helft van 5 gulden 9 stuyvers als 2 gulden 14 stuyvers 8 penningen: zessendertich stuyvers acht penningen  36 s. 8 p. sol. opten 8en january 1602

[fo. 500] 448. Geryt Mairtsz.’s huys aen de brugge nair beloop van de drie vierdepaerten van 4 gulden 10 stuyvers als 3 gulden 7 stuyvers 8 penningen: twee gulden vijf stuyvers vier penningen  2 g. 5 s. 4 p. sol. opten 21en february 1602

Hyer werd de graft overgesprongen

449. Sincte Jans Aelmoeshuys, in de verpondinge nyet gestelt zijnde, mer hiernair gebrocht onder de ongetaxeerde getimmerten hier  nyet

450. Huych Liclaesz. molenaers huys van desen ommeslach vrij zijnde hier  nyet

Achtergraft noortzijde westwerts aen

451. [overgeslagen]

452. Jan Dircxz.’s cramer nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 4en juny 1601

453. Pieter Adriaensz. van der Werff nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17s. 6 p. sol. opten 21en january 1601

[fol. 65] 454. Dezelve noch een camer nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 21en january 1601

[fo. 501] 455 en 456 [overgeslagen]

457. Dezelve noch een huys mette brouwerije nair beloop van 35 gulden: drientwintich gulden negen stuyvers  23 g. 9 s. sol. opten 21en january 1601

458. Andries de Gotters huys nair beloop van 3 gulden: twee gulden vyer penningen  2 g. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

459. Vincent Pietersz. witmaickers schuyr nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 6en marty 1601

460. Dezelve noch een huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

461. Lijsbeth Jansdr.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

462. Vincent Pietersz.’s huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 6en marty 1601

463. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 6en marty 1601

464. Meynert Gerytsz. erff nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers: drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. [geen datum vermeld]

465. Jasper Pietersz. leertouwer nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 66] [fo. 502] 466. Oude Claes Jansz. pargamentmaickers huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

Lange Duysentraetsteech noortwerts aen

467. Dezelve noch een huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

468. Meynert Gerytsz’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

469. Arien pannebackers huys naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

470. Jasper Pietersz. leertouwers huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 s. sol. [geen datum vermeld]

471. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

472. Caerl Joosten huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

473. Pons Willemsz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

474. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 67] [fo. 503] 475. Dezelve noch een huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

Dusentraetsteech westzijde zuytwerts aen

476. ’t Leprooshuys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 17en juny 1601. Dit ende de aengetogen pertie [dus t/m post 565]

477. ‘tzelve Leprooshuys naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

478. ‘tselve Leprooshuys aldair naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

479. ‘tselve Leprooshuys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

480. ‘tselve Leprooshuys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

481. ‘tselve Leprooshuys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

482. ‘tselve Leprooshuys aldair nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

483. ‘tselve Leprooshuys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

[fol. 68] [fo. 504] 484. ‘tselve Leprooshuys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

Weder Achtergraft noortzijde westwerts aen

485. Dezelve noch een huys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

486-548 [overgeslagen]; dit waren wellicht de 63 huisjes van het Mierennest, die gratis of voor zeer lage huren bewoond werden door armen. Dit wordt achteraan nog apart vermeld.

Weder Achtergraft westwerts aen

[fo. 509verso] 549. ’t Leprooshuys een huys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

550. ‘tselve Leprooshuys noch een huys aldair nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

551. Dezelve noch een huys aldair nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

552. Dezelve noch een huys aldaer nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuvers twe penningen  34 s. 2 p. sol. [zie 476]

553. Dezelve noch een huys aldaer nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuvers twe penningen  34 s. 2 p. sol. [zie 476]

Lange Bouwenlouwensteech oostzijde noortwerts aen

[fol. 69] 555. ’t verseyde Leprooshuys aldaer een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

556. Dezelve noch een huys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

557. Dezelve noch een huys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

558. Dezelve noch een huys aldair nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

559. Dezelve noch een huys aldaer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

560. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

561. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

562. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

563. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

564. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

[fol. 70] 565. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [zie 476]

Lange Bouwenlouwensteech westzijde zuytwerts aen

566. Cornelis Lantsheere nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. opten 17en aprillis 1602

567. [overgeslagen]

568. Jan Pietersz.’s loyerff nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

569. [overgeslagen]

570. Engel Adriaensz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 17en marty 1601

571. Jan Danielsz’s huys ende loyerff nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  21 s. 12 p. sol. opten 10en october 1602

572. Jan ende Willem Danielsz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsboven

573. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 512] 574. Symon Pietersz. schoemaickers huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 27en april 1601

575. Cornelis Jacobsz. Bies cum socio huys ende loyerff nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 71] 576. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

577. Claes Jansz. de Winter nair beloop van 2 gulden 12 stuyvers: vierendertich stuyvers twaelff penningen  34 s. 12 p. sol. opten 26en september 1602

578. Frans Cornelisz. houtcoper nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 2en marty 1602

579. Dezelve nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. alsvooren

580. ontbreekt (het kan ook zijn dat 579 ontbreekt; er is in geknoeid)

581. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. alsvooren

582. Jan Pietersz. van der Laens huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  27 s. 6 p. sol. mit renten [geen datum vermeld]

583. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. mit renten [geen datum vermeld]

Weder Achtergraft noortzijde westwerts aen lopende

584. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. mit renten [geen datum vermeld]

[fo. 513] 585. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. mit renten [geen datum vermeld]

[fol. 72] 586. Aernt Cornelisz. witmaicker nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten [geen datum ingevuld] ten vollen

587. Frans Cornelisz. houtcoper nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 2en marty 1602

588. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsboven

589. Dezelve noch een huys naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsboven

590. Dezelve noch een huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. alsboven

591. Dezelve noch een loodze nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 2en marty 1602

592. Jasper Pietersz. leertouwer nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

D’ 1e somma uyt ’t bon van Marendorp Landtzijde beloopt in contribuanten 1196 gulden 16 stuyvers 12 penningen. Ende ‘tgeen zij in desen contribueren 800 gulden 7 stuyvers 10 penningen.

Uyt ’t bon van Overmaren Rijnzijde [verbeterd in: Landtzijde: [in margine: Dit gehele bon van Overmaren Rijnsijde es hier qualic en t’onrecht gestelt als in desen ongehouden zijnde yet te contribueren].

[fo. 515] Marendorp zuytsijde beginnende an de Reynsburgerpoort oostwerts aen

[fol. 73] 1. Alijdt Gerytsdr.’s huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

2. Adriaen Gerytsz. coman nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers

Hyer wert de Schapesteech overgesprongen

3. Gijsbert Thonisz.’s huys nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers

4. Willem Danielsz.’s huys nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers

5. Willem Thymansz. smits huys nair beloop van 3 gulden

Hyer wert Jan Bannensteech overgesprongen

6. Pieter Thomasz.’s huys nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers

[fo. 516] 7. Geryt Dircxz. comans huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

8. Jan Cornelisz. Pans lijndrayers huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers

[fol. 74] 9. Leonardt Stoters huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers

10. Cornelis Arisz. boumans erfgenamen nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

11. Pieter Jansz. kistemaicker nair beloop van 4 gulden 10 stuvyers

12. Mr. Jan Thismus(?) slootmaickers weduwen huys nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers

13. Jan Corsz. timmermans huys nair beloop van 8 gulden 10 stuyvers

14. [overgeslagen]

15. Dezelve naer beloop van 26 stuyvers

16. Jan Pietersz. van Dams erfgenamen huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers

[fo. 517] 17. Jacob Jansz. van Dams huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers

18. Dezelve noch een huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

Hier wert Jan Kennewechsteech overgesprongen

[fol. 75] 19. Willem IJsbrantsz.’s huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers

20. Cornelis Jansz. van Amersfoorts huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers

21. Aernt Mairtsz.’s weduwen huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers

22. Dezelve noch een huys nair beloop van 3 gulden

23. Pieter Mathijsz.’s huys nair beloop van 32 stuyvers

24. Jan de Bloc verwers huys nair beloop van 9 gulden

[fo. 518] 25. Marijtgen Jansdr.’s huys nair beloop van [niet vermeld]

26. Gommer Gommersz.’s weduwe ende erffgenamen nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers

27. Jan Jacobsz. schoelapper nair beloop van 32 stuyvers

28. Jan Jansz. van Rossums weduwe nair beloop van 7 gulden 1 stuyver

[fol. 76] 29. Quiring Adriaensz. boomgaertman nair beloop van 3 gulden 10 stuyvers

30. Dezelve noch een camer nair beloop van 32 stuyvers

31. [overgeslagen]

32. Pieter Vergeyls huys nair beloop van 2 gulden

33. Cornelis Willemsz. verwers huys nair beloop van 7 gulden

[fo. 519] 34. Jan Dirc Jaspersz.’s huys nair beloop van 9 gulden

35. Henric Adriaensz. backers huys nair beloop van 10 gulden 12 stuyvers

36. Jan IJsnoutsz. [van der Nesse] burgermeester cum sociis huys ende brouwerije nair beloop van 36 gulden 6 stuyvers

Hier wert de steech overgespronghen

37. Pieter Roelen cuypers huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers

38. Jan IJsnoutsz. van der Nes huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers

[fol. 77] 39-41 [overgeslagen]

42. Jacob Dircxz. smits huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

[fo. 520] 43. Cornelis Dircxz. backers huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyver

Hyer wert de Corte Vrouwensteech overgesprongen

44. Commertgen Gommersdr.’s huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers

45. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 5 stuyvers

46. Cornelis Jansz. snijders huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers

47. Dezelve noch een huys naer beloop van 3 gulden 4 stuyvers

48. Cornelis Aerntsz. van Tetroeden huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers

49. Aernt Jansz.’s huys nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers

50. Mr. Cornelis Dircxz. [Vougen?] chirurgijns huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers

[fol. 78] 51. Willem Matheusz. couckebackers huys nair beloop van 5 gulden

Hyer wert Goegerredensteech overgesprongen

[fo. 521] 52. Symon Jansz. cuypers huys nair beloop van 32 stuyvers

53. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden

54. Dezelve noch een huys nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers

55. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers

56. Jan Jacobsz.’s huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers

57. Dirck de Gorters huys naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers

58. Mr. Cornelis Dircxz chirurgijns huys nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers

59. Jacob Roveroys huys nair beloop van 8 gulden 7 stuyvers

[fol. 79] 60. Adriaen Adriaensz. bierdragers weduwen huys nair beloop van 2 gulden

Hier wert Bereveltssteech [Barreveltsteeg] overgesprongen

[fo. 522] 61. Harper Jansz. schippers huys nair beloop van 5 gulden 10 stuyvers

62. Adriaen Gerritsz. van Borssen huys nair beloop van 5 gulden 10 stuyvers

63. Eeuwout Pietersz. glaesmaickers huys nair beloop van 4 gulden

64. Claes Cornelisz. van der Maes huys nair beloop van 7 gulden 3 stuyvers

65. Geryt Fransz. vleyschouders huys nair beloop van 4 gulden

66. Dirck Joostensz. huys nair beloop van 7 gulden 14 stuyvers

Corte Maren westzijde zuytwerts aen

67. Geryt Fransz. vleyshouders erffgenamen huys nair beloop van 6 gulden 10 stuyvers

[fol. 80] [fo. 523] 68. [overgeslagen]

69. Heyndrick Jansz. bostelmans weduwen huys naer beloop van 4 gulden 10 stuyvers

70. Jan Gerritsz. scheepmaickers erffgenamen huys nair beloop van 5 gulden 10 stuyvers

Rijn noortzijde westwerts aen nair de Bostelbrugge

71. Gerrit Fransz. vleyshouders erffgenamen nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers

72. Jan Gerytsz. scheepmaickers erffgenamen nair beloop van 32 stuyvers

73. Geryt Fransz. vleyshouders erffgenamen nair beloop van 32 stuyvers

Hier wert den uytgang van Adriaen Gerritsz. overgesprongen

74. Willem Lourisz. schuytvoerder nair beloop van 3 gulden

75. Cornelis Gerytsz. scheepmaicker nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers

76. Dezelve noch een huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers

[fol. 81] Berreveltsteech westzijde

[fo. 524] 77. Jan Gerytsz. naer beloop van 20 stuyvers

78. Dezelve naer beloop van 20 stuyvers

Weder Rijn noortzijde westwerts aen

79. De voors. Jan Gerytsz. nair beloop van 3 gulden 10 stuyvers

80. Egbert Jansz. timmerman nair beloop van 3 gulden 11 stuyvers

81. Claes Allertsz. naer beloop van 4 gulden 16 stuyvers

82. Cornelis Aerntsz. van Tetroede nair beloop van 3 gulden 11 stuyvers

In ’t poortgen

81. Michiel Jansz. schuytvoerder nair beloop van 2 gulden

[fo. 525] Weder opten Rijn

84. Marijtgen Symonsdr.’s huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers

[fol. 82] Goegerridensteech oostzijde noortwerts aen

85-87. [overgeslagen]

88. Symon Jansz. cuyper nair beloop van 26 stuyvers

89. Dezelve nair beloop van 26 stuyvers

90 en 91 [overgeslagen]

Weder Rijn noortzijde westwerts aen

[fo. 526] 92. Cornelis Aerntsz.’s huys nair beloop van 30 gulden

93. Willem Mouringsz. warmoesman nair beloop van 3 gulden 16 stuyvers

Corte Vrouwensteech oostzijde noortwerts aen

94. Jan de Bloc verwer nair beloop van 12 gulden 17 stuyvers

95. Lenaert Philipsz scheepmaickers weduwe naer beloop van 3 gulden 17 stuyvers

96. Jan Engelsz. van Aecken nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers

[fol. 83] 97. Egbert Jansz. timmerman nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

98. Commertgen Gommersdr. nair beloop van 2 gulden

Corte Vrouwensteech westzijde zuytwerts aen

[fo. 527] 100. Gillis van Hasevelde nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers

101. Jan Cornelisz. snijder naer beloop van 4 gulden 16 stuyvers

102. Dirck Cornelisz. schrienwercker nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

103. Weyntgen de heeckelsters huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers

104. Allert Claesz. veerschippers huys nair beloop van 6 gulden

Weder Rijn noortzijde westwerts aen

105. Claes Willemsz. de Munts huys nair beloop van 5 gulden 9 stuyvers

[fol. 84] 106. Jacob Aerntsz.’s huys nair beloop van 4 gulden 3 stuyvers

107-110 [overgeslagen]

Weder Rijn noortzijde westwerts aen

[fo. 528verso] 111. Wybrant Thadeus Capiteyns nair beloop van 6 gulden 10 stuyvers

112 en 113 [overgeslagen]

114. Heyndric Heyndricxz. bostelman nair beloop van 32 stuyvers

[fo. 529] 115. Willem Centen warmoesmans weduwe nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers

116. Geertgen Gerytsdr.’s erffgenamen nair beloop van 11 gulden 4 stuyvers

117. [overgeslagen]

118. Jacob Aerntsz. metselaer nair beloop van 2 gulden

119. Willem Jacobsz. cuypers huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

In ’t poortgen

120. Willem Jacobsz. voornoemt huys nair beloop van 20 stuyvers

[fol. 85] 121. Dezelve noch een huys nair beloop van 20 stuyvers

122. Dezelve noch een huys nair beloop van 20 stuyvers

Weder Rijn noortzijde westwerts aen

[fo. 530] 123. Caerl Gillisz. timmerman nair beloop van 5 gulden 10 stuyvers

124. Geryt Evertsz. vleyshouders huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers

125. Huybert Willemsz. mosselman nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers

126. [overgeslagen]

127. Barbara Jacobsdr. nair beloop van 2 gulden 5 stuyvers

128. Jan Jansz. coornmeters huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers

129. Cornelis Gerritsz. timmerman naer beloop van 6 gulden 8 stuyvers

130. Cornelis Jansz. van Amersfoort nair beloop van 32 stuyvers

[fol. 86] 131. Dieuwer Claesdr.’s huys nair beloop van 32 stuyvers

132. Geryt Michielsz. molenaers huys nair beloop van 3 gulden

[fo. 531] 133. Geryt Aerntsz. schippers weesen(?) huys nair beloop van 3 gulden

Jan Kennewechssteech westzijde zuytwerts aen

134. [overgeslagen]

135. Adriaen Gerritsz. comans huys nair beloop van 26 stuyvers

136. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers

137. Jan Corsz. timmerman nair beloop van 26 stuyvers

Weder Rijn noortzijde westwerts aen

138. Garbrant Fransz. deckers huys nair beloop van 2 gulden

139. Broer Jansz. boomgaertman nair beloop van 3 gulden 11 stuyvers

[fol. 87] [fo. 532] 140. Jan Corsz. timmerman nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers

141 en 142 [overgeslagen]

143. Jan Pietersz. scheepmaickers weduwe nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers

144. Dezelve noch een huys naer beloop van 3 gulden 17 stuyvers

145. Pons Adriaensz.’s huys nair beloop van 3 gulden 10 stuyvers

146. Willem Jansz. de Munts huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers

147. Claes Jansz. Vos timmerman nair beloop van 2 gulden

148. [overgeslagen]

149. Pieter Dircxz. wielmaicker nair beloop van 2 gulden

[fo. 533] 150. Pieter Goossensz. smits huys nair beloop van 2 gulden

’t steechgen oostzijde noortwerts aen

151. Geryt Dircxz. comans schuyr nair beloop van 32 stuyvers

[fol. 88] ’t steechgen westzijde zuytwerts aen

152. Willem Lenaertsz. schippers huys nair beloop van 32 stuyvers

153. Dignaer Jansz. scheepmaickers huys nair beloop van 26 stuyvers

Weder Rijn noortzijde westwerts aen

154. [overgeslagen]

155. Dignaer Jansz. scheepmaickers huys nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers

[fo. 534] 156. [overgeslagen]

157. Joris Andriesz. timmermans weduwen huys nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers

Weder Rijn noortzijde westwerts aen

158 en 159. [overgeslagen]

160. Cornelis Gerritsz. scheepmaickers huys nair beloop van 9 gulden 12 stuyvers

161. Jan Cornelisz. in den Otters huys nair beloop van 3 gulden 14 stuvyers

In de Paerdesteech oostzijde noortwerts aen

[fol. 89] [fo. 535] 162. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers

163. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers

164. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers

Tot hiertoe, beginnende voor fol. 72 verso, alhier t’onrecht gestelt.

Uyt ’t bon van Overmaren Lantzijde

Marendorp noortzijde beginnende aen de Reynsburgerpoort oostwerts aen

[fo. 537] 1. Quirijn Adriaensz. boomgaermans huys nair beloop van 5 gulden: drie gulden zeven stuyvers  3 g. 7 s. sol. opten 8en marty 1602

2 en 3 overgeslagen; een van deze twee moet zijn het later door Van Hout tussengevoegde: Ste. Catrijnengasthuys rosmolen naer beloop van 4 gulden: 2 g. 13 s. 8 p. sol. opten 7en november 1600

4. St. Catrijnengasthuys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. alsboven

5. Geryt Lenaertsz.’s huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers: vier gulden vijf stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p. sol. opten 23en november 1600

[fol. 90] 6. [overgeslagen]

7. Griete Gerritsdr.’s erfgenamen huys nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers: twe guldens elff stuyvers acht penningen  2 g. 11 s. 8 p. sol. opten 24en juny 1602

In ’t poortgen genaemt De Cleyne Werelt

[fo. 538] 8. Jan Willemsz. de Munts huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 26en july 1600

9. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 26en july 1600

10. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 26en july 1600

Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

11. Dezelve noch een huys nair beloop van 7 gulden: vier gulden zes stuyvers veertien penningen  4 g. 6 s. 14 p. sol. opten 26en july 1600

12. Heyndric Jansz. smits huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers: vier gulden negen stuyvers  4 (of 3?) g. 9 s. sol. [geen datum vermeld]

13. Jan Claesz. in De Roos huys, nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 29en july 1600

14. [overgeslagen]

15. Dezelve noch een huys nair beloop van 9 gulden 12 stuyvers: zes gulden acht stuyvers tien penningen  6 g. 8 s. 10 p. sol. opten 29en july 1600

[fol. 91] 16. Jan Heyndricxz. cuypers huys nair beloop van 3 gulden 16 stuyvers: twee gulden tien stuyvers twaelff penningen  2 g. 10 s. 12 p. sol. opten 25en july 1600

[fo. 539] 17. Michiel Zweersz. wielmaickers huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers: drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. opten 22en november 1600

18. Cornelis Garbrantsz. [of Cornelia Garbrantsdr.? Geknoeid] ’s huys nair beloop van 8 gulden 7 stuyvers: vijf gulden twaelff stuyvers  5 g. 12 s. sol. opten 3en january 1602

19. [overgeslagen]

20. Engel Cornelisz. Tols huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

21. [overgeslagen]

22. Eymbert Tonisz.’s huys nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers: twee gulden elff stuyvers acht penningen  2 g. 11 s. 8 p. sol. opten 12en july 1602

Sint Ursselensteech westzijde noortwerts aen

23. [overgeslagen]

24. Cornelis Gerritsz. lantmans camertgen nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 22en november 1600

25. Dirck Quiringsz. cuyper nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 14en augusty 1602

[fo. 540] 26. Deliaen Franssendr. nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

27. Pieter van Noort snijders huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 92] 28. Marijtgen Lourisdr.’s huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten [geen datum vermeld]

29. ’t Vrou Lijsbethsgasthuys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 18en juny 1601

30. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. alsboven

31. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsboven

32. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. alsboven

St. Ursselensteech oostzijde zuytwerts aen

33. Jan Jansz. Saly’s achterhuys nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers: drie gulden vier stuyvers vier penningen  3 g. 4 s. 4p. sol. opten 13en marty 1601

[fol. 541] Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

34. Jan Jansz.’s verseyt huys nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers: vier gulden vijf stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p. sol. opten 13en marty 1601

35. Adriana Jansdr. van der Goes erffgenamen nair beloop van 9 gulden 12 stuyvers: zes gulden acht stuyvers tien penningen  6 g. 8 s. 10 p. sol. opten 22en february 1602

[fol. 93] 36. Dezelve noch een huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 22en february 1602

37. Dezelve noch een huys nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. opten 22en february 1602

38. Joriaen Harmansz. hoemaickers huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

39. Jacob Jansz. van Gameren huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers: drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. opten 17en mey 1602

40. [overgeslagen]

41. Jan Jansz. van Gameren erffgenamen huys nair beloop van 7 gulden: vier gulden dertien stuyvers twaelff penningen  4 g. 13 s. 12 p. sol. opten 7en marty 1601

42. Jan IJsnoutsz. van der Nes huys nair beloop van 12 gulden 16 stuyvers: acht guldens elff stuyvers vier penningen  8 g. 11 s. 4 p. sol. opten 22en november 1600

[fo. 542] 43. Dezelve noch een huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 22en november 1600

Weder Marendorp noortzijde oostwerts aen

44. ontbreekt

45. Aernt Cornelisz. stooffmaickers huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelf penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

46. Aernt Symonsz. kistemaickers huys nair beloop van 3 gulden: twee guldens vier penningen  2 g. 4 p. sol. opten 22en november 1600

[fol. 94] 47. Matijs Willemsz. hoemaickers huys nair beloop van 7 gulden 14 stuyvers: vijf gulden drie stuyvers twee penningen  5 g. 3 s. 2 p. sol. opten 10en augusti 1601

Hier wert de Josephsteech overgespronghen

48. Huych Cornelisz. slootmaickers weduwen huys nair beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. opten 25en july 1600

49. Symon Adriaensz.’s huys nair beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. opten 6en marty 1601

[fo. 543] 50. Dirck Jaspersz.’s huys naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 22en october 1603

’t Vrouwenkerchoff westzijde noortwerts aen

51. Lijsbeth Cornelisdr.’s huys naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

52. De huyssittenen mit St. Agnieten bouhuys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en november 1600

53. Alijdt Jansdr.’s huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

54. De huyssittenen camer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en november 1600

[fol. 95] 55. Dezelve noch een camer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en november 1600

56. [overgeslagen]

57. Dezelve noch een camer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en november 1600

58. Dezelve noch een camer nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 22en november 1600

In ’t Kercsteechgen oostzijde

[fo. 544] 59. Cornelis Martsz. clappermans huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 1en augusty 1600

’t Vrouwenkerchoff noortzijde zuytwerts aen

60. Job Dircxz. metselaers nyeut huys nair beloop van 3 gulden 5 stuyvers: dertich stuyvers twee penningen  30 s. 2 p. sol. opten 11en augusti 1602

61. Anna Jansdr.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

62. De kercmeesteren huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 11en november 1600

63. Fijtgen Cornelisdr.’s huys nair beloop van 3 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 96] 64. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

’t Vrouwenkerchoff oostzijde zuytwerts aen, beginnende opten houc

65. [overgeslagen]

66. Jacob Doezen nyeut huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 545] 67. Doe Jacobsz. steenplaetsers huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

68. De kercmeesteren huys aldair nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 11en november 1600 van mijnselven

69. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 11en november 1600 van mijnselven

70. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 11en november 1600 van mijnselven

[geen nummer, maar zal zijn 71] Cornelis Jansz. cleermaickers huysgen nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Huysen aen de kerc vast zijnde

72. Cors de smits huysken nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 97] Aen de westzijde van Marendorp

73. Jan van den Berges huysken nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 22en november 1600

74. Adriaen Harmansz. slootmaickers huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. renten [geen datum vermeld]

Hier wert den toorn overgesprongen

75. De kercmeesteren huys an de kerc nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 11en november 1600 van mijnselven

[fo. 546] 76. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 11en november 1600 van mijnselven

Weder Marendorp

77. [overgeslagen]

78. Aernt Pietersz. schrienwerckers huys nair beloop van 2 gulden 18 stuyvers: achtendertich stuyvers twaelff penningen  38 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

79. Jan Pietersz. smits huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

80. Cornelis Jansz. cleermaickers huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. opten 16en july 1603

[fol. 98] 81. Pieter IJsbrantsz. Pannekoucx huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

82. Cors Jansz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 26en july 1600

83. Jacob Jacobsz. in De Vergulde Schaer’s huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers: drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. [geen datum vermeld]

84. Pieter Willemsz. schoemaickers huys nair beloop van 4 gulden 7 stuyvers: twee gulden achtien stuyvers vier penningen  2 g. 18 s. 4 p. sol. opten 8en january 1602

85. Geertgen Damen vischcoopsters huys nair beloop van 4 gulden 7 stuyvers: twee gulden achtien stuyvers vier penningen  2 g. 18 s. 4 p. sol. opten [geen datum vermeld] ten vollen betaelt

[fo. 547] 86. Jan Badewijnsz. lijndrayers huys nair beloop van 5 gulden 3 stuyvers: drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. opten 18en october 1602

87. Cunera Claesdr.’s huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. renten [geen datum vermeld]

88. Jan Gerritsz. Gool cuypers huys nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

89. Adriaen Jansz. coperslagers huys nair beloop van 3 gulden 11 stuyvers: twee gulden zeven stuyvers acht penningen  2 g. 7 s. 8 p. [geen aantekening over betaling]

Hier wert ’t Spijkerboorsteechgen overgespronghen

[fol. 99] 90. Rombout Jansz. van Rossums huys nair beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. opten 16en october 1601

91 of 92. [een van deze is overgeslagen] Dezelve noch een huys nair beloop van 8 gulden: vijf gulden zeven stuyvers twee penningen  5 g. 7 s. 2 p. sol. opten 16en october 1601

93. Cornelis Gerritsz. de Haes huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. ten vollen [geen datum vermeld]

94. Frans Adriaensz.’s huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. ten vollen als volcht

95. Dezelve noch een huys mitte brouwerije nair beloop van 36 gulden: vierentwintich guldens twee stuyvers veertien penningen  24 g. 2 s. 14 p. [lijkt veranderd te zijn in 4 p.] sol. opten 28en(?) augusty 1602

[fo. 548] Spijckerboorsteech oostzijde beginnende van Marendorp noortwerts aen

96. Rombout Jansz. van Rossums huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 16en october 1601

97. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 16en october 1601

98. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 16en october 1601

99. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 16en october 1601

[fol. 100] 100. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 16en october 1601

Spijckerboorsteechgen westzijde zuytwerts aen nair Marendorp lopende

101 en 102. [overgeslagen]

103. Broer Jansz. boomgaertmans huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 549] 104. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

105. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelf penningen  26 s. 12 p. sol. [geen datum vermeld]

106. Willem Willemsz.’s huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Maren westzijde noortwerts aen naer ’t Marengat

107-109 [overgeslagen]

110. Rembrant Jansz. van Rossums stallinge nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 16en october 1601

111. Cornelis Jacobsz. vleyshouwers huys nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers: drie gulden zeventien stuyvers vier penningen  3 g. 17 s. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

Hyer wert de Spijckerboorsteech overgespronghen

[fol. 101] 112. Harman Evertsz.’s cleyn huysken nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. opten 28en juny 1601

[fo. 550] 113. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 28en juny 1601

’t Vrouwencoersteechgen zuytsijde nair de kerck toe

114. Willem Danielsz. houtsagers huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

115. Joost de molenaers huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

116. Dirck Jansz. lindewevers huys nair beloop van 2 gulden 5 stuyvers: dertich stuvers twee penningen  30 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

117. Cornelis Heyndricxz. haringmans huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 12en july 1602

’t Vrouwencoersteechgen noortzijde nair de Maren toe

118. Pieter Cornelisz. de Haes huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 11en augusty 1600

119. Dezelve noch een huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 11en augusty 1600

[fol. 102] Weder Maren westzijde noortwerts aen

[fo. 551] 120. Cornelis Schouten cuypers erfgenamen huys nair beloop van 4 gulden 10 stuyvers: drie gulden vier penningen  3 g. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

121. Schout Aerntsz. tappers huys nair beloop van 5 gulden 10 stuyvers: drie gulden dertien stuyvers tien penningen  3 g. 13 s. 10 p. sol. [geen datum vermeld]

122. Geryt Claesz. Roos, vleyshouders huys nair beloop van 5 gulden 10 stuyvers: drie gulden dertien stuyvers tien penningen  3 g. 13 s. 10 p. sol. opten 12en aprillis 1602

123. Claes Cornelisz. boumans huys nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

Hyer wert ’t bruggetgen overgespronghen

124. Pietertgen Dircxdr.’s huys nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers: twee gulden elff stuyvers acht penningen  2 g. 11 s. 8 p. sol. ten vollen [geen datum vermeld]

125. Jacob Joostensz. warmoesmans huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

126. Nelletgen Gerrit Bruynen cuypers huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

127. Jeroen Fredricxz. warmoesmans huys nair beloop van 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. ten vollen [geen datum vermeld]

[fol. 103] 128. Bouwen Cornelisz. lindewevers weduwen huys naer beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. [geen datum vermeld]

[fo. 552] 129. Cornelis Cornelisz. vleyshouders huys naer beloop van 5 gulden 3 stuyvers: drie gulden negen stuyvers  3 g. 9 s. sol. opten 28en marty 1601

130. Marijtgen Goutiersdr.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. ten vollen betaelt [geen datum vermeld]

131. Cornelis Cornelisz. Witgens huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

Vrouwencamp zuytsijde westwerts aen

132. Marijtgen Jansdr.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. ten vollen [geen datum vermeld]

133. Andries Jaspersz.’s huys nair beloop van 2 gulden 11 stuyvers: vierendertich stuyvers twee penningen  34 s. 2 p. sol. opten 6en september 1602

134. Balten Jansz. ballemaickers huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 18en april 1601

135. Dirc Cornelisz. Gardeniers huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. renten(?) [geen datum vermeld]

136. Cornelis Baerntsz. varckenslagers huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen 13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 104] Vrouwenkercsteech oostzijde zuytwerts aen

[fo. 553] 137. Michiel Jansz.’s huys naer beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 2en mey 1602

138. Jacob Jansz.’s erfgenamen huys naer beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. van Bouchorst [geen datum vermeld]

139 en 140 [overgeslagen]

141. Aeltgen Gijsbertsdr.’s erffgenamen huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Op ’t Achtergraffgen naer ’t pastoorshuys toe

142. Dezelve Aeltgens huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

143. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

144. De kerc mit ’t pastoorshuys nair beloop van 3 gulden 17 stuyvers: twee gulden elf stuyvers acht penningen  2 g. 11 s. 8 p. sol. opten 11en july 1602

Vrouwencamp noortzijde oostwerts aen nair de Maren toe

[fo. 557] 145-168 [overgeslagen]

169. Jacob Jansz. boumans huys nair beloop van 3 gulden 16 stuyvers: twee gulden tien stuyvers twaelf penningen  2 g. 10 s. 12 p. sol. opten 9en marty 1601

[fol. 105] 170 [overgeslagen]

171: Jacob Jansz.’s huys nair beloop van 3 gulden 16 stuyvers: twee gulden tien stuyvers twaelff penningen  2 g. 10 s. 12 p. sol. opten 9en maey(?) 1601

171a. Dirck Symonsz. vleyshouders huys nair beloop van 5 gulden 15 stuyvers: drie gulden zeventien stuyvers vier penningen  3 g. 17 s. 4 p. sol. opten [geen datum vermeld] ten vollen

172. Dezelve noch een huys naer beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

173. Dezelve noch een huys naer beloep van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 s. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

Weder Vrouwencamp noortzijde oostwerts aen nair de Maren toe

[fo. 558verso] 174-177 [overgeslagen]

178. Dirck Jansz.’s huys naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

179. Pieter Jansz. metselaers erffgenamen nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

180. Beatricx Willemsdr.’s huys naer beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Stommesteech westzijde noortwerts aen nair de vest toe

[fo. 559] 181. [overgeslagen]

182. Pieter Jansz.’s huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

183. Jan Meesz.’s huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

[fol. 106] 184. Jasper Jansz.’s huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. opten 28en july 1602

185. Pieter Gijsbrechtsz. van der Codden huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

186. [overgeslagen]

187. Floris Cornelisz. zoutmans huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

188. Rutgen Kievits huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

189. Huych Cornelisz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

Stommesteech oostzijde zuytwerts aen

[fo. 560] 190. Dirck Pietersz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Weder Vrouwencamp noortzijde oostwerts aen nair de Maren toe

191. [overgeslagen]

192. Claes Willemsz. timmermans huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

193. Adriaen Eeuwoutsz.’s huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. mit een rentebrieff [geen datum vermeld]

[fol. 107] Coman Claesteech westzijde noortwerts aen

194. Dezelve noch een huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

195. Dezelve noch een huys naer beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

196. Geryt van Velsen huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

Coman Claesteech oostzijde zuytwerts aen nair de Camp toe [deze tekst komt per vergissing twee keer voor]

[fo. 561] 197. Meerle Messiaens huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

198. Jacob van Noorde cum sociis nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

Weder Vrouwencamp noortzijde oostwerts aen nair de Maren toe

199 en 200. [overgeslagen]

201. Andries Appelmans huys nair beloop van 5 gulden: drie gulden zeven stuyvers  3 g. 7 s. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

[fol. 108] 202. Dezelve noch een huys nair beloop van 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

203. Sebastiaen de Roy’s huys nair beloop van 10 gulden: zes gulden veertien stuyvers  6 g. 14 s. sol. opten 1en augusty 1600

De Veststeech oostzijde zuytwerts aen

[fo. 562] 204. Sebastiaen de Roy nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 1en augusty 1600

205. Frans Willeboortsz.’s huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

206. Mr. Gijsbrecht van Dams huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 18 marty 1601

207. Balten Jansz.’s huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17s. 6 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

Weder Vrouwencamp noortzijde oostwerts aen

208. Hessel Claesz.’s huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

209. Mr. Gijsbrecht van Dams huys nair beloop van 2 gulden: zessentwintich stuyvers twaelff penningen  26 s. 12 p. sol. opten 18en marty 1601

[fol. 109] 210. Floris Michielsz.’s weduwen huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

211. Jan Ysnoutsz. van der Nes huys nair beloop van 26 stuyvers: zeventien stuyvers zes penningen  17 s. 6 p. sol. opten 18en july 1601

Maren westzijde noortwerts aen nair de vest toe

[fo. 563] 212. Dirck Cornelisz. schippers weduwen huys nair beloop van 5 gulden 2 stuyvers: drie gulden acht stuyvers vier penningen  3 g. 8 s. 4 p. sol. [geen datum vermeld]

213. Adriaen Claesz.’s huys nair beloop van 20 stuyvers: dertien stuyvers zes penningen  13 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld]

214. Jan IJsnoutsz. van der Nes huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

215. Dezelve noch een schuyr nair beloop van 6 gulden 8 stuyvers: vier gulden vijf stuyvers acht penningen  4 g. 5 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

216. Floris Willeboortsz. cum sociis huys nair beloop van 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuyvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

217. Dezelve noch een huys nair beloop van 32 stuyvers: eenentwintich stuyvers zes penningen  21 s. 6 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

218. Dezelve noch een huys in den houc nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers: drie gulden vier stuyvers vier penningen  3 g. 4 s. 4 p. sol. [geen datum vermeld] ten vollen

2e Somma uyt ’t bon van Overmaren Lantzijde beloopt in contribuanten 505 gulden 4 stuyvers, ende ‘tgeen zij in desen contribueren 337 gulden 15 stuyvers 8 penningen

[fol. 110] Uyt ’t bon van Marendorp Rijnzijde

Marendorp zuytsijde beginnende aen de Marenbrugge oostwaerts aen

103. Jacob Cornelisz. van der Bouchorsts huys genaemt ‘De Graeff van Leycester’ nair beloop van de helft van 8 gulden als 4 gulden: twee gulden dertien stuyvers acht penningen  2 g. 13 s. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

104. Dirck Jansz. van der Beecx huys nair beloop van drie vierdepaerten van 4 gulden 16 stuyvers als 3 gulden 12 stuyvers: twee gulden acht stuyvers twee penningen  2 g. 8 s. 2 p. sol. opten 22en july 1600

105. Aeltgen Adriaensdr.’s huys nair beloop van 4 gulden 16 stuyvers: drie gulden vier stuvers vier penningen  3 g. 4 s. 4 p. sol. opten 6en february 1602

106. Huych Cornelisz.’s huys opten houc van de Donckersteech nair beloop van de helft van 6 gulden 8 stuyvers als 3 gulden 4 stuyvers: twee gulden twee stuvers veertien penningen  2 g. 2 s. 14 p. sol. [geen datum vermeld]

3e Somma uyt ’t bon van Marendorp Rijnsijde beloopt in contribuanten: 15 gulden 12 stuyvers; en ‘tgeen zij in desen contribueren: 10 gulden 8 stuyvers 12 penningen

[fol. 111] Behalven alle welcke in den voors. ommeslach ooc moeten gelden ende contribueren de volgende getimmerten die in den ordinaris verpondingen verbijgegaen ende vrijgelaten worden boven de huysen die elc in ’t zijn ancomende in de verponding zijn gestelt: [zij dit mitte gecommitteerden afgesproocken ende verhandelt]

Eerst de 13 huyskens van St. Jans Aelmoeshuys in Marendorp an de Zijlpoort voor de helfte genomen op 6 gulden 10 stuyvers: vier gulden zes stuyvers veertien penningen  4 g. 6 s. 14 p.

Noch des stadts loyhalle van baeyen doucken mitsgaders van de saeyfusteynen genomen op 30 gulden: twintich guldens een stuyver twaelff penningen  20 g. 1 s. 12 p. sol. opten 8en september 1602

Noch des stats 63 huyskens die men nompt ’t Mierennest genomen op 63 gulden: tweeenveertich gulden vijf stuyvers twaelff penningen  42 g. 5 s. 12 p. sol. opten 8en september 1602

Noch des stats getimmerte daer de moelen inne staet teynden de Volmolengraft genomen op 3 gulden: twee gulden vier penningen  2 g. 4 p. sol. opten 8en september 1602

Noch de stadt mit de 2 huysen die bewoont werden bij de poortiers van ’t Marengat ende van de Rijnsburgerpoort elc op 26 stuyvers  34 s. 12 s. sol. opten 8en september 1602

Noch de Vrouwenkercke genomen op 30 gulden: twintich gulden een stuyver twaelff penningen  20 g. 1 s. 12 p. fol. opten 11en november 1600 van mijnselven

Noch des stats conroyerije geweest zijnde St. Agnietenconvent genomen op 15 gulden: tien gulden veertien penningen  10 g. 14 p. sol. opten 8en september 1602

[fol. 112] Noch het Dolhuys ende Pesthuys geweest zijnde St. Ceciliënconvent genomen op 30 gulden: twintich gulden een stuyver twaelff penningen  20 g. 1 s. 12 p. sol. opten 7en december 1600 hoewel de quitantie van ouwer date is

Noch de [niet ingevuld] huysgens genaemt ’t aelmoeshuys van Pieter Symonsz., gelegen in de Josepstege, genomen op 9 gulden: zes gulden acht penningen  6 g. 8 p. sol. [geen datum vermeld]

Noch de meesteren van de Huysarmen mit de vorder getimmerten ‘twelck St. Michielsconvent es geweest, genomen op 15 gulden: tien gulden veertien penningen  10 g. 14 p. sol. opten 22en november 1600

Noch ’t Vrou Lijsbethsgasthuys genaemt mitte Leprosen mitsgaders de vorder getimmerten van St. Ursulenconvent genomen op 30 gulden: twintich guldens een stuyver twaelff penningen  20 g. 1 s. 12 p. sol. opten 17en juny 1601

Noch de 14 huyskens van het Aelmoeshuys van die van Tetroede genaempt St. Stevensclooster genomen op 14 gulden: negen gulden zeven stuyvers zes penningen  9 g. 7 s. 6 p. sol. opten 26en september 1603

4e Somma over de huysen ende getimmerten die vrij zijn van de ordinarys verpondingen ende daerinne niet en contribueren beloopt zo zij in desen zijn getaxeert of zij daerin contribueren 398 gulden 4 stuyvers, ende ‘tgunt zij in desen te gelden hebben: 166 gulden 4 stuyvers 4 penningen

[fol. 113] De gehele somma van den contribuanten in haer begrijpende de voorgaende 4 sommen beloopt ten opsicht van de contribuanten 2115 gulden 16 stuyvers 12 penningen ende ten opsicht van ‘tgeen zij in desen zullen contribueren: 1314 gulden 16 stuyvers 2 penningen [van dese somme in ’t geheel heeft in reeckeninge verantwoort ergo hier geheel quyt]

Ende de oncosten bedragen als hiervoren fo. 17: 1087 gulden 18 stuyvers 5 penningen

Jegens malcanderen vereffent soe schiet hier over zo over ‘tgeen bij de beurse zal blijven als om de oncosten daermede te betalen een somme van 226 gulden 17 stuyvers 13 penningen; ic zegge: tweehondertzessentwintich guldens zeventien stuyvers twaelf [sic!] penningen.

Aldus gedaen ende geraemt onder ’t behagen van die van de Gerechte deser stede opten lesten meye des jaers 1600. Mij jegenwoordich, J. van Hout 2-6-0

[fol. 114] Gehoort bij die van de Gerechte deser stadt Leyden in haer vergaderinge op ’t Raedhuys der voors. stede het rapport van den voorgaende ommeslach, hebben deselve geapprobeert ende bevesticht, approberen ende bevestigen mitsdesen, belastende elceenen die ’t aengaet dezelve desenvolgende aen handen van Jacob van Noorde Gommerszoon, bode mitte roede van ’t quartier, als daertoe mitsdesen gestelt ende gecommitteert onweygerlicken te betalen op peyne van daervoren dadelicken te werden geëxecuteert ende daertoe geconstringeert volgende de keuren ende ordonnantiën deser stede, in zulcken verstande dat de contribuerende personen hiervoren zullen mogen volstaen mits den voorgaende ommeslach elc in den haren furnierende ende opbrengende op drie paeyen of termijnen, te weten een gerecht derdepaert in gereden gelde ende de reste op tweemaelen zes maenden telcken mede een gelijc derdepaert. Aldus in vergaderinge van die van de Gerechte op ’t Raedhuys desen 1en juny des jaers zestienhondert. Mij jegenwoordich, J. van Hout 2-6-0.

[fol. 115] Staet daeruyt dees ommeslach es gemaect

De gehuysden alhier onder Marendorp Lantzijde contribueren in der verpondinge mit   1195-18-12

Van Overmaren Lantzijde            501-12-0

Van Marendorp Rijnsijde             15-12-0

De vrije getimmerten tesamen 245-10-0

                                               Somma 1958-12-12

De costen als voor fo. 17 bedragen  1087-18-5

De costen van den ommeslach te maecken voor de vacatiën van schepenen ende secretarys ’t scrijven van ’t bouc van de ommeslach mit ’t collecteren van de bode geraemt op  24-0-0

Ende es geraemt den ommeslach zoveel te verhogen datter om de toecomende costen te vinden bij der beurse zal blijven  200-0-0

Somma  1311-18-5

Hieruyt stellende desen regel:

1959 gulden dragen 1312 gulden; wat draecht 1 gulden genomen op 1000 ?

Comt 1000 – 6697

100 - 669

10 – 66

1 – 6

Prouve:

1000000 – 6697294

900000 – 6027561

50000 – 334860

9000 – 60273

[opgeteld] 13119988

[Berekening van het tarief in deze omslag]

Alle huysen in de verpondinge geldende 16 stuyvers moeten hier dragen 10 s. 10 p.

20 s. – 13 s. 6 p.

25 s. – 16 s. 12 p.

26 s. – 17 s. 6 p.

32 s. – 21 s. 6 p.

35 s. – 23 s. 6 p.

38½ s. – 25 s. 12 p.

2 g. – 26 s. 12 p.

2 g. 5 s. – 30 s. 2 p.

2 g. 10 s. – 33 s. 8 p.

2 g. 11 s. – 34 s. 2 p.

2 g. 12 s. – 34 s. 12 p.

2 g. 13 s. 8 p. – 36 s. 8 p.

2 g. 15 s. 8 p. – moeten hier dragen 37 s. 2 p.

[fol. 116] 2 g. 18 s. moeten hier dragen 38 s. 12 p.

3 g. – 2 g. 4 p.

3 g. 4 s. – 2 g. 2 s. 14 p.

3 g. 7 s. 8 p. – 2 g. 5 s. 4 p.

3 g. 10 s. – 2 g. 6 s. 14 p.

3 g. 11 s. – 2 g. 7 s. 8 p.

3 g. 12 s. – 2 g. 8 s. 2 p.

3 g. 16 s. – 2 g. 10 s. 12 p.

3 g. 17 s. – 2 g. 11 s. 8 p.

4 g. – 2 g. 13 s. 8 p.

4 g. 7 s. – 2 g. 18 s. 4 p.

4 g. 8 s. – 2 g. 19 s.

4 g. 10 s. – 3 g. 4 p.

4 g. 16 s. – 3 g. 4 s. 4 p.

4 g. 17 s. – 3 g. 4 s. 14 p.

5 g. – 3 g. 7 s.

5 g. 2 s. – 3 g. 8 s. 4 p.

5 g. 3 s. – 3 g. 9 s.

5 g. 10 s. – 3 g. 13 s. 10 p.

5 g. 15 s. – 3 g. 17 s. 4 p.

5 g. 16 s. – moet hier dragen 3 g. 17 s. 14 p.

6 g. moet hier dragen 4 g. 4 p.

6 g. 5 s. – 4 g. 3 s. 4 p.

6 g. 8 s. – 4 g. 5 s. 8 p.

6 g. 10 s. – 4 g. 6 s. 14 p.

7 g. – 4 g. 13 s. 12 p.

7 g. 10 s. – 5 g. 6 p.

7 g. 14 s. – 5 g. 3 s. 2 p.

8 g. – 5 g. 7 s. 2 p.

8 g. 6 s. – 5 g. 11 s. 4 p.

8 g. 13 s. – 5 g. 15 s. 12 p.

9 g. – 6 g. 8 p.

9 g. 6 s. – 6 g. 4 s. 10 p.

9 g. 12 s. – 6 g. 8 s. 10 p.

9 g. 16 s. – 6 g. 11 s. 4 p.

10 g. – 6 g. 14 s.

10 g. 6 s. – 6 g. 18 s.

11 g. 11 s. – 7 g. 14 s. 10 p.

12 g. 3 s. – 8 g. 2 s. 10 p.

12 g. 16 s. moet hier dragen 8 g. 11 s. 4 p.

[fol. 117] 14 g. moet hier gelden 9 g. 7 s. 8 p.

15 g. moet hier gelden 10 g. 14 p.

20 g. – 13 g. 7 s. 14 p.

30 g. – 20 g. 1 s. 12 p.

35 g. – 23 g. 9 s.

36 g. – 24 g. 2 s. 4 p.

63 g. moet hier gelden 42 g. 5 s. 12 p.

[fol. 118] Dese restanten zijn overgestelt

De stadt met 5 plaese [=percelen] als folio 61 ende 61verso  76-3-6

Dirck Jansz. van der Beeck boven 14 plaetse als folio 18verso, 21verso, 22, 110, tsamen 29-7-6 sol. [geen datum vermeld]

Pieter Longespee met 10 plaetse als folio 15verso ende 16, 42, comt  9-15-4

Nelletgen ’t bostelwijff mit 13 plaesse folio 26verso, 27 ende 27verso  9-16-6

Claes van Noort met 20 huysen folio 29, 37verso, 46verso, 49, 50verso  22-15-10

Cornelis Florisz. metselaer tot 12 plaetsen als folio 31, 31verso, 36 ende verso, 47 verso  17-5-14

Pieter Vermersch vleyshouwer met 5 plaese als folio 48 ende 55verso  6-17-12

Frans Cornelisz. houtcoper met 10 plaetse folio 53verso, 71, 72 ende verso  15-2-6

Neel van Rotterdam met 8 huysen als folio 53verso, 54, 66verso, 73verso  9-9-14

Pieter Adriaensz. van der Werff mit 10 huysen als 52 ende verso, 53 ende 55, samen  34-14-10 sol. [geen datum vermeld] ontfangen 18-12-8

’t Vrou Lijsbethsgasthuys met 31 plaesse als folio 67 ende verso, 68 ende verso, 69, 70, 111verso, 92 ende verso  53-11-0 Opten 5en augusty 1600 ontfangen 17-0-0. Sol. ten vollen

De Huyssittenen mit 9 plaetsen als folii 94verso, 99, 112, 45, 38verso  19-1-12 sol. opten 22en november 1600

De Vrouwenkerck mit 7 plaetse als folio 111verso, 95verso, 96verso, 97  27-16-0 Sol. opten 12en november 1600

St. Catrijnengasthuys mit 3 plaetse als folii 89verso, 92  24-0-0 Hiervan heeft Ysbrant quytantie ende ic ben niet betaelt

Rembrandt Jansz. mit 8 plaetse als folio 99 ende verso  13-15-0

 

Jan van Hout en de grens tussen De Vennip en Hillegom 

P.J.M. de Baar

 

Inleiding

Stadssecretaris Jan van Hout was een super-regelneef. Toen in 1607 onduidelijkheid, om niet te zeggen ruzie, ontstond over waar precies de grens liep tussen De Vennip en Hillegom, was het op zijn lijf geschreven om dat tot op de bodem uit te zoeken en grondig te ‘regelen’. En dat heeft hij gedaan! Samen met Jasper van Banchem, een maatje waarmee hij al heel wat uren in allerlei schuiten had doorgebracht bij het uitzoeken van diverse zaken waar het vooral het Haarlemmermeer en de aangrenzende streken betrof, mocht hij ook dit keer weer een klusje opknappen. Op zijn gründliche manier spitte hij alle archieven door waarin ook maar een snipper informatie over die grens zou kunnen zitten, liet stukken elders kopiëren, nam contact op met werkelijk iedereen die er maar wat van zou kunnen weten en hield een uitvoerig ‘verbaal’. Dat werd bijgehouden zodra hij maar even een pauze daarvoor kon benutten, of mogelijk zelfs tijdens het varen, zodat het meteen na terugkeer in Leiden afgesloten kon worden. Zo is ook het verbaal van werkelijk alles wat maar op deze grensscheiding betrekking heeft in zijn handschrift tot ons gekomen. Gelukkig heeft hij een klerk een net-afschrift laten maken, want dat leest heel wat gemakkelijker. Dit is dan ook voor de transcriptie gebruikt, al wijkt dat net-exemplaar hier en daar een paar letters af van het concept; Van Hout heeft zelf ervoor gezorgd (door het zorgvuldig te collationeren) dat die afwijkingen niet belangrijk waren. En het vervolg is wel in het (klad)handschrift van Van Hout, op de twee laatste brieven na, die na zijn dood door zijn opvolger geschreven zijn. Indrukwekkend zijn vooral zijn talloze berekeningen; wie die bladzijden vol cijfertjes ziet, zal meteen beseffen hoeveel tijd het hem gekost moet hebben om dat allemaal op een moeizame en ingewikkelde manier uit te rekenen. Hij was als het ware zelf een soort zakjapannertje; zelfs met behulp van zo’n apparaat is ook nu het berekenen nog niet gemakkelijk. Het doet onze bewondering voor Jan van Hout maar weer eens stijgen…

De Vennip / Hillegom

De Vennip was een haast ontvolkte ambachtsheerlijkheid die in 1553 door de stad Leiden werd gekocht ter bescherming van de rechten die het had op de visserij in het Haarlemmermeer. Door afspoeling was het in oppervlakte enorm achteruitgegaan, waarbij het in twee delen uiteengevallen was: een paar eilandjes in de Meer en een stuk land tegen Hillegom aan. Dit was in 1588 opgemeten door Symon Fransz. van Merwen en de toen gemaakte kaart werd door Van Hout als voornaamste bron gebruikt bij de grensscheiding. Voor zijn eigen gemak maakte hij een Register van de nieuwe metinge van De Vennip [Stadsheerlijkheden inv.nr. 28]. Daarin vermeldde hij, kennelijk overgenomen van de kaart, van elk kavel het nummer, de grootte en de naam van de eigenaar. Op die namen heeft hij een index op voornaam gemaakt, waarbij van iedere grondeigenaar meteen gezien kon worden welke kavels met welke oppervlakten die bezat. Die index is los bijgevoegd. In de linkerbovenhoek van het Register heeft Van Hout genoteerd, wellicht pas in 1607: “1588. Dit register te verschrijven; in elcke zijde niet meer te stellen dan 4 pertiën mit de belenden van elcke pertie omme daerop aen te teyckenen de veranderingen van de eygenaers ende de bezwaringen.” Kennelijk had hij een register voor ogen op de manier van het register Vetus, waarin als een soort kadaster alle eigendomsovergangen en dergelijke per perceel geregistreerd zou worden. De kaart van Van Merwen is nu niet meer aanwijsbaar, maar uit inv.nr. 59 blijkt dat die kaart op 16 februari 1818 uitgeleend werd aan W.B. Huijgens, de burgemeester van De Vennip, wellicht in het kader van de grensbepaling, die op 18 februari 1818 door de landmeter van het kadaster J. van Beek in een proces-verbaal werd vastgelegd. De kaart werd pas op 23 oktober 1820 op het stadhuis terugbezorgd. Omdat wel de grens met Hillegom vastgelegd was, maar niet de grens in de Meer met b.v. Aalsmeer, gebeurde dat alsnog op 8 juli 1826. De Vennip besloeg toen een enorm stuk water; omdat de droogmaking van de Meer op zich liet wachten, konden twee pogingen van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland om De Vennip te voegen bij Hillegom niet tot resultaat leiden. Pas bij wet van 11 juli 1855 (Staatsblad nr. 96) werd opruiming gehouden onder al die kleine gemeenten, soms (net als De Vennip) onbewoond, en vond de samenvoeging van De Vennip met Hillegom plaats, ingaande 15 augustus 1855. De gedeelten ten oosten van de Ringvaart van de Haarlemmermeer gingen naar Noord-Holland en de nieuwe gemeente Haarlemmermeer.

De door Jan Pietersz. Dou gemaakte kaart op perkament van de nieuwe scheidslinie uit 1608 is bewaard gebleven (PV_PV71480), maar is wel lastig te interpreteren. Of ook deze kaart nog een rol gespeeld heeft in 1818, is niet bekend. Veel brieven en andere losse stukken die in 1607-1608 door Van Hout ontvangen zijn, bleven bewaard (inv.nr. 31, 10 stuks). Waar er drie zaken speelden, de nieuwe grensscheiding, de herziening van de kohieren van met name de verponding door de verschoven grens en de afkoop van de tijnsen door Claes Jansz. Verwer, heeft Van Hout er twee succesvol kunnen afronden (maar vraag niet ten koste van hoeveel inspanning), waar men daarna eeuwenlang gemak van had. De kwestie van de tijnsen was echter afhankelijk van een derde (Verwer), die niet erg toeschietelijk bleek. De reis van Van Hout naar het zuiden, zijn ziekte en uiteindelijk overlijden verhinderde dat hij ook die laatste zaak succesvol zou afronden. Van Hout kon heel hard en grondig werken, maar derden kon hij toch niet altijd dwingen…

Transcriptie

Archief Stadsheerlijkheden en Vroonwateren inv.nr. 30.

VERBAEL AENGAENDE DE QUESTIE DE STADT VAN LEYDEN BEJEGENT ANGAENDE ’T SCHEYT VAN DES STADTS LIMITEN VAN DE HEERLICHEYT VAN DE VENNIP JEGENS DIE VAN HILLEGOM.

In de marge: Voor mij om gevoucht te werden bij den stucken.

Nota: Te leggen in deliberatie van die van de Gerechte of men niet vorder mit die van Hillegom en zal procederen tot zuyveringe van de collectboucken zo van de verpondinge als morgengelden omme zulx geheel van den anderen te zijn. Opten 8en novembris 1608 bij die van de Gerechte hierop resolutie genomen om de collectboucken te zuyveren daer ic, Jan van Hout, toe gecommitteert zij.

COMMISSIE OP BANCHEM EN MY, IAN VAN HOUT

Alsoe Cornelis van Immerseel Cornelisz., schout van der stadt Leyden ambachtsheerlicheyt van De Vennip, den burgermeesteren ende regierders derzelver stede vertoont ende te kennen gegeven heeft hoe dat hem van schout, schepenen ende ambachtsbewaerders van Hillegom eenige moeyte ende ongebruyc bejegent ten opsichte van ’t scheyt van de voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip, soe es ’t dat dezelve zaecke geleyt zijnde in communicatie ende deliberatie mit ’t collegie van schout ende schepenen, representerende die van de Gerechte derzelver stede, dezelve van de Gerechte gecommiteert hebben ende committeren mitsdezen Jasper van Banchem, heurluyder medebroeder als beneffens het vroonmeesterschap eenige jaren lang ’t schoutampt van de voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip bedient hebbende, mitsgaders Jan van Hout, secretarys der voors. stede, omme hem mitte eerste gelegentheyt te vervougen opter voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip ende hem voor ’t eerste zoveel mogelicken es te informeren opte verschillen ende questiën ten opsichte voors. verresen, ende omme dezelve mit de voors. van Hillegom in der vruntschappe te verdragen ende af te handelen, ende zulcx doende blijckelicke ende kennelicke mercpalen ende scheytteyckenen te stellen, waermede niet alleen deze, mer alle toecomende zwaricheyden zullen mogen zijn ende blijven verhoet, gelijc zij ten meesten oorboor van dezer stede ende tot behoudenisse van derzelver gerechticheyt bevinden zullen te behoren.

Aldus gedaen ter vergaderinge van de voors. Gerechte ende naer resumptie eyntelicken gearresteert opten 22en february anno 1600zeven.

[fol. 2] Omme welcke commissie hiervoren overgescreven te beginnen ende voltrecken, hebben de voorn. gecommitteerden voor ’t eerste doen depescheren de volgende drie missiven:

1e. Den eersamen onzen goeden vrunden schout, schepenen ende ambachtsbewaerders van Hillegom, onze goede vrunden ende nagebuyren.

Eersame, goede vrunden ende naergebuyren, naer onse minlijcke groetenisse,

Wij zijn deur onsen schout van de ambachtsheerlicheyt van De Vennip bericht van eenige moeyten ende misverstant alrede verresen ende die vorder verducht werden aengaende ’t scheyt van onze voors. ambachtsheerlicheyt ende U E. ambacht van Hillegom, ende alzoe zodanige questiën gemeenlicken zeer teder zijn ende grote moeyten ende zwaricheyden mit hem brengen, zo zouden wij zeer gaerne dezelve (zoo ’t mogelicken es) mitter minne verdragen ende uyter wege brengen; hebben daeromme goetgevonden eenige uyten onsen te committeren die hen bij Uwer E. zullen laten vinden op woonsdage toecomende en veertien dagen, dewelcke wezen zal den 14en der anstaende maent marty, goetstijts des margens jegens negen of tien uyren, ernstelicken ende op alle vruntschappen begerende dat Uwer E. daerentegens gelieve alles te prepareren, zo de getuygen die hierop zullen dienen gehoort, brieven, tytelen ende alle vorder bescheyt daertoe dienlijcken, omme onse voors. gecommitteerde te mogen dienen tot vrundelicke onderrechtinge van de gelegentheyt der zaecken ende wechneminge van alle geschillen ende misverstanden, ende tot dien eynde van uwer zijde oock te verscrijven ende aldaer jegenwoordich te laten vinden dengeenen die ’t angaet en behoort; wij en zullen niet laten U E. in den onsen te doen bejegenen mit aller vruntlicheyt ende mitterdaet te betonen dat wij mit ons gebuyren geen questiën of onminne en begeeren, mer mit dezelve te voeden ende onderhouden gebuyrsaemlicke vruntschappen, mit behout van eens yegelix gerechticheyt ende dezen tot geenen anderen eynde dienende, bevelen wij u onze

Eersame, goed vrunden ende naergebuyren, in [fol. 3] Godtlicke schut en scherm ter zalicheyt. In Leyden dezen 25en february zestienhondertzeven.

Uwer E. goede vrunden en naergebuyren, de burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden.

2e. Den eersamen ende zeer voorsienigen Cornelis Cornelisz. van Immerzeel, schout van de ambachtsheerlicheyt van De Vennip, wonende tot Lisse.

Heer schout, naer mijne vruntlicke anbiedingen. Ic zeynde Uwer E. mits dezen missyf van burgermeesteren aen die van Hillegom, mit een copie vandien, daeruyt U E. zal verstaen wat aen hemluyden gescreven wert ende hem in ’t vorder weten mach waernaer te gedragen; ’t zal u gelieven u te vervougen naer Hillegom ende den brief zelf te overantwoorden ende mij te verwittigen bij missyf wat zij daerop zeggen. Gij zult u ten dage dienende oock aldaer laten vinden, mit u brengende niet alleen de caerte, mer oock de vorder stucken, ‘tzij protocollen, tijnsboucken ende ander bescheyt, dat Uwer E. De Vennip aengaende onder hem mach hebben, oock schicken dat an der hant mogen zijn eenige oude of andere personen die ons daerinne onderrechtinge zullen mogen doen; ’t waer oock goet, es ’t doenlicken, te becomen eenige brieven van eygendom of copiën autentyc vandien van de goede luyden die landen hebben op of omtrent het scheyt daer de questie gemoveert wert gelegen. Hieromme doet u naersticheyt gelijc de heeren burgermeesteren u ‘tzelve van harten betrouwen. Ick hebbe ten voorbescheyden dage mede bescreven om hem ter plaetse in questie te laten vinden Jan van Heusden als die lange jaren van tstadtswegen het schoutampt van De Vennip heeft bedient ende zulcx oock waerschijnlicken eenige kennisse vandien es hebbende, omme ons oock te dienen tot onderrechtinge voor zoveel mogelicken; ende blijft hiermede, heer schout, Godlicke schut ende scherm anbevolen. In Leyden dezen 25en february 1600zeven.

Van mij, U E. dienstwillige vrunt, ende es ondergeteyckent: J. van Hout.

[in de marge toegevoegd: Wij zijn der meeninge omme ten voorbescheyden dage ende tijde mitter vroonschuyte te comen aen de Beec tot Hillegom; zult derhalven gelieven ordre te geven datter een schuyte aen der hant mach zijn omme ons aen ’t hooch te voeren.

[fol. 4]

3e. Den eersamen, wijzen ende zeer voorsienigen Jan van Heusden, bailly ende schout tot Noortwijck, mijnen gonstigen goeden vrunt.

Eerzame, wijse, zeer voorsienige heere, gonstige goede vrunt,

Mijnen heeren burgermeesteren dezer stadt Leyden als ambachtsheeren van De Vennip hebben eenige questie gecregen mit die van Hillegom aengaende ’t scheyt van de jurisdictiën ten wederzijden, ende alzoe U E. over eenige jaren (langen tijt) van dezer stede wegen ’t schoutambacht van De Vennip heeft bedient ende zulx waerschijnlicken ons in dezen zult connen onderrechtinge doen van der zaecken gelegentheyt, ende het zulx zij dat dezer stede gecommitteerden sich jegens woonsdage toecomende en veertien dagen dewelcke wezen zal den 14en der anstaende maent marty tot Hillegom zullen laten vinden omme alles (zoo ’t mogelic es) mitter minne te beslechten, so hebbe ic Uwer E. ten bevele van de heeren burgermeesteren mitsdezen oock wel willen verzoucken zich ten voors. dage goetstijts jegens negen of tien uyren smergens te laten vinden in den dorpe van Hillegom, mit u brengende uwe protocollen, tijnsboucken ende vordere stucken, die ende indien Uwer E. eenige ’t ambacht van De Vennip aengaende mach hebben bewaert, omme den gecommitteerden dezer stede te dienen tot onderrechtinge van de zaecken ende dezelve daerinne bij te staen van zijn goeden raet ende advis, onder eerlicke ende behoorlicke beloninge, ende zo ic mij des vertrouwe, dat hem Uwer E. in dezen gaerne zal laten gebruycken ende dese vruntschappe en dienst der stadt Leyden niet en zult weygeren, zal ic dezen hiermede eynden ende u,

Eersame, wijze, zeer voorsienige heere, gonstige goede vrunt, Godtlicke schut ende scherm mitsdezen anbevolen. Mit haest in Leyden dezen 25en february 1600zeven.

Uwer E. goede vrunt, ende is ondergetekent: J. van Hout.

Op welc scrijvens de voorn. schout van Lisse ende De Vennip geantwoort heeft mit de volgende missyf:

Den E. ende zeer voorsienigen Johan van Hout, secretarys der stadt Leyden, wonende in de Nonnesteech. Den brenger drie groot.

[fol. 5] Heer secretarys. Ic hebbe op gistermargen lestleden het missive zelfs ter handen gestelt aen de gesubstitueerde schout tot Hillegom in presentie van Louris Henricxz. Croon, out-secretarys aldaer, ende hebbe henlieden het doubelt vandien voorgelesen, waerop sij mij voor antwoort gaven dat zij hen daernaer souden reguleren ende daermede wel tevreden waren dat zulcx zoude geschieden. Ic zal ooc schicken alle behouften ter materie dienende mede te brengen volgende U E. schrijvens. Dan ic meene noch eens middelretijt bij U E. te commen om van de saec te spreecken. Anders niet dan U E. den Almogenden bevolen. Tot Lisse desen 28 february 1607 stilo novo.

Per U E. goeden vrunt, ende is ondergeteyckent: C. van Immerseel.

Om de voorgenomen zaecke naer behoren jegens de voorgaende reys te prepareren, heeft de secretarys deurzocht de stucken die de stadt heeft de voors. ambachtsheerlicheyt angaende, ende bevonden dat:

1393 sondaechs naer St. Odulphusdach [=15-6-1393]. Dirck, burggrave van Leyden, ridder, heeft Henrick van Heemskerck, zijn neve, om dienst gedaen ende te doen ’t ambacht ende gerecht geheten De Vennep, belegen mit een water dat geheten es de Meer aen de zuytzijde, ende an de noortzijde mit wildernisse van den Hout, streckende aen dat ambacht van Hillegom, te houden te leen van de burggrave in alre manieren hij dat van Zijnen G[enadigen] heere de Grave van Hollandt hielt.

Dat 1462 Tielman van Heemskerck; 1482 Adriaen Tielmansz. van Eemskerc; 1523 Tielman Adriaensz. van Eemskerck, elck in den zijnen, oock becomen zouden hebben de voorgaende ambachtsheerlicheyt.

Vorder dat 1542 oct. 23 Jacob van Ligne, grave van Faulcquenberge, baron van Belloel, heere van Wassenaer, burchgrave van Leyden, heere van Monstreel, van Thullijn, van Ravengny, raet ende camerling van de Keyserlijcke Majesteyt, als man ende voocht van joncfrou Maria van Wassenaer, verleent Adriaen van Eemskerc Adriaensz. ’t ambacht ende gerecht geheten De Vennep mit alle zijn toebehoren, hem anbestorven bij ’t overlijden van Tielman van Heemskerck, zijn broeder, belegen een water dat geheten es de Meer aende zuytzijde, ende de noortzijde mitter wildernisse, streckende aen dat ambacht van Hillegom, te houden tot een oversterflicken erfleen, den jonger man voor ’t ouder wijff daer zij even naer zijn, te verheergewaden mit een muyter havick of 40 st[uyvers] daervooren, gedaen in jegenwoordicheyt Segers van Alveringen, meester van de Reeckenkamer, ende meester Adriaen Brasser, advocaet.

Dat 1542 octobris 26 Adriaen van Eemskerc Adriaensz., schiltknape, voor Cornelis Bartoutsz, griffier, Vranck van der Houf ende Dirc van Leeuwen, leenmannen [fol. 6] opgedragen heeft ten behouve Zegelijns van Halveringen, heere tot Hofwegen, dat ambacht ende gerecht geheten De Vennip mit alle zijn toebehoren, belegen een water dat geheten es de Meer aen de zuytzijde ende aen de noortzijde mitter wildernisse van den Houte, streckende aen dat ambacht van Hillegom, etc.

Dat 1542 novembris 22 certificatie verleden es voor Huych van Treslong, schout van Hillegom, bij Henric Bantsz., out 52 jaren, Dirc Tonisz., out 80 jaren, Claes Dircxz., out 52 jaren, ten verzoucke van heer Zeger van Alveringen, ritter, dat Bant Jansz., zijn vader, doen 70 jaren geleden eerst schout werde van De Vennip, ende dat hij denzelven menichmalen heeft horen zeggen dat hij een bezegelden brieff hadde horen lesen, dat een schout van De Vennip, boven alle dat de visscherije, vogelrije, tijnsen ende schouwen anging, eens ’s weex mocht jagen in alle graven wildernissen mit twee winden ende een spangoel, ooc in ’t ambacht aldaer schieten mocht reygers, puttoors ende alrehande vliegende wilt, uytgezeyt zwanen.

Dat 1543 marty 17 investituyr gegeven es om Zegelijn van Halveringen, heere van Hofwegen, meester van de Reeckenkamer, van ’t ambacht ende gericht dat geheten es De Vennep mit alle zijn toebehoren belegen aen een water dat geheten es de Meer an de zuytzijde ende aen de noortzijde de wildernisse van den Houte, streckende aen dat ambacht van Hillegom, present Jasper van Treslong, bailly van Den Briel, ende meester Adriaen Brasser.

Dat 1545 marty 26 investituyr gegeven ende verleent es om Pieter van Roen als oom ende voocht van Josue van Alveringen, in zijn leven reeckenmeester in Hollant, van ’t ambacht ende gerechte dat geheten es De Vennep mit alle zijn toebehoren, belegen aen een water dat genaempt es de Meer aen de zuytzijde ende noortzijde de wildernisse van den Houte, streckende aen dat ambacht van Hillegom, present meester Adriaen Brasser ende Barthout van Assendelft, secretarys.

Dat 1552 juny 6 acte gepasseert es daerbij joncvrouwe Margriete van Roon, mit consent meesters Everaerts Nicolay, haren man, als momboirsche of voocht van haer kinderen, gewonnen bij heren Zegelijn van Alveringen, heer tot Hofwegen, ende bijzonder van Josue, haren zoon, vercoopt den burgermeesteren der stede van Leyden tot derzelver stede behouff, de heerlicheyt van De Vennep mit alle zijn toebehoren ende ancleven, zulcx als men die te leen houdende es van de Heere ende Huyze van Wassenaer, ende bekent voldaen te zijn mit een somme van 180 g[ulden]

Dat 1552 juny 6 Jacob grave van Ligne, van Faulckenberge etc. als vader ende voocht van Phillips van Ligne, onsen zoon, heere van Wassenaer, burchgraef van Leyden, investituyr geeft Geryt Roelofsz. in den name ende ten profijte van der stede van Leyden van dat ambachte ende gerechte dat geheten es De Vennep mit alle zijn toebehoren, belegen aen een water dat genaemt es de Meer an de zuytzijde ende aen de noortzijde de wildernisse van den Houte, streckende aen ’t ambacht van Hillegom, presenten meester [fol. 7] Adriaen Brasser, advocaet, Geryt van Vackensteyn ende Johan van der Mersche. Dat de hofrechten ende heergewaden van ’t voors. leen vanouts geweest zijn na de brieven: 2 lb. [pond]; ’t zegel 6 lb.; registerine 6 lb.; clercq 39 s[chellingen=stuivers]; z[amen] 16 lb. 19 s.

Dat 1558 february 17 Jacop van der Graft ende Claes Adriaensz., burgermeesteren, verhuyrt hebben Cornelis Pietersz., eertijts binnenjager van de za[liger] heer van Brederode, ’t schoutampt van De Vennip mit alle profijten horende tot dezelve ambochtsheerlicheyt, uytgezondert de visscherije, zes jaren lang om 7 gulden 4 stuyvers tsjaers, Baefmisse 1558 ’t eerste, ende jaerlix te leveren een registerken inhoudende specificatie van alle diegene die jaerlix den tijns betalen.

Ende dat 1593 february 19 de Ridderschap, Eedelen ende Steden van Hollant ende Westvrieslant, representerende de Staten van denzelven lande, investituyr verleenen om meester Franc Duyc, burgermeester der stadt Leyden, in den name ende tot profijt van dezelve stadt, als daertoe bij de meerderheyt van stemmen van die van de Grote Vroetschappe van Leyden voors. vercoren zijnde in plaetse van Geryt Roelofsz. van der Mije, dat ambacht ende gerecht dat geheten es De Vennep mit alle zijnen toebehoren, belegen aen een water dat geheten es de Meer aen de zuytzijde ende aen de noortzijde de wildernisse van den Houte, streckende aen ’t ambacht van Hillegom, te houden vanwegen de Graeflicheyt ende Hoge Overicheyt van Hollant als bezitters van de heerlicheyden, goeden ende gerechticheyden van den Huyze van Wassenaer ende Zuytwijc, tot eenen onversterflicken erfleen. [het origineel hiervan bevindt zich in inv.nr. 10]

Voorts heeft de voors. secretarys onderzocht ende bevonden dat ’t schoutambacht van De Vennip successivelicken es bedient geweest bij de volgende personen:

Van ’t jaer 1558 tot 1568 bij Cornelis Pietersz., binnenjager

Van ’t jaer 1568 tot de 2e troublen toe bij Cornelis Gerytsz. van Nieuwenhoven

Van de voors. 2e troubles tot 1587 bij Jan van Heusden

Van ’t jaer 1588 tot 1592 toe bij Symon Tomasz. van Zwieten als vroonmeester

Van ’t jaer 1593 tot 1603 bij Jasper van Banchem als vroonmeester

Ende van ’t jaer 1604 of tot noch toe bij Cornelis Cornelisz. van Immerzeel.

‘Twelck dusverre gezeyt zij zowel van de brieven ende titulen dewelcke onder de stucken ende papieren van de stadt zijn, de voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip angaende, mitsgaders van de schouten die [fol. 8] ’t schoutampt aldaer van ‘tstadtswegen bedient hebben.

Opten 13en marty 1600zeven, zijnde de voorn. gecommitteerde bereyt om te vertrecken, hebben den schout van Lisse ende De Vennip verwitticht mit de volgende brieven: Sij behandicht Cornelis van Immerzeel, schout van De Vennip ende van Lisse, tot Lisse. In Leyden dezen 13en marty 1600zeven naermiddach ten vier uyren.

Heer Schout, naer groetenisse. De heer schepen Banchem, ick ende den lantmeter reysen van dezen avont mit ’t sluyten van de poort uyt, om mergen mitten dach voor Hillegom te mogen zijn ende een uyr of twee tijts te hebben omme mitten anderen tevoren te mogen spreecken; ’t zal u gelieven u mitten dach te laten vinden tot Hillegom om ons waer te nemen, daervan u mit dezen expressen wel heeft willen verwittigen.

Uwer E. goeden vrunt, ende is ondergeteyckent J. van Hout, secretarys.

Alle de voors. zaecken invougen voorseyt tevoren bereyt wezende, zijn wij, Jasper van Banchem, schepen ende vroonmeester der stadt Leyden, ende Jan van Hout, secretarys der voors. stede, op dynsdage den 13en marty des lopenden jaers 1600zeven, medegenomen hebbende mr. Jan Pietersz. Dou, gesworen lantmeter, recht voor ’t sluyten van de poorten mitter vroonschuyte gereyst uyt Leyden ende quamen zulcx tot Hillegom in de Beecke den 14en smergens mitten daege, alwaer wij vonden Cornelis van Immerseel, der voors. stadt Leyden schout van De Vennip, tot dien eynde ‘sdaechs tevoren beschreven zijnde, ende hebben ten zelven tijde bij hulpe van Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouc, eenige innewoonder van De Vennip, ons geïnformeert opte gemoveerde questiën, te weten van de plaetsen daer de schouten van De Vennip tot noch toe jaerlix haer schouwen aengeleyt hadden, ende van de plaetsen daer die van Hillegom pretendeerden dat die behoorden te werden aengeleyt, in denwelcken zij van Hillegom meest volchden ’t zeggen ende de aenwijsingen van Louris Henricxz. Croon, out-secretarys, ende van Jan Henricxz., timmerman, zijn broeder, ende hebben zulx de mate daer op doen leggen bij de voorn. meester Jan Pietersz. Dou, ‘twelc doende bevonden es:

Ten opsichte van de Beecke, langs dewelcke heenen gemeten es beginnende beneffens den [fol. 9] buytensten cant van den zuytvleugel der steenen brugge die over de Beeck leyt, de plaetse daer Banchem ende Immerzeel verclaerden dat zij gewoon waren haer schou te beginnen ende aen te leggen, quam op: 58 roeden 3 voeten 7 duymen, verdeelinge van tienen, gelijc wij in dezen alomme gebruyct hebben, ende dat de plaetse bij de voorn. van Hillegom gepretendeert ende bij hem mit een gesteecken paeltgen angewezen, quam op: 59 roeden 5 voeten 4 duymen, wezende zulcx ’t verschil in dezen: 1 roede 1 voet 7 duymen.

Sijn voorts van daer gegaen opte Elsbrouckerlaen, ende aldaer de mate beginnende recht in ’t midden van den Heerwech die wij breet bevonden: 1 roede 7 voeten, ende gecomen zijnde ter lengde van: 29 roeden 6 voeten, te weten teynden de geest of croften ter plaetse daer de weyden beginnen, lieten wij ons beduncken dat aldaer ’t begin behorende genomen te werden, ende dat de stadt op de metinge van den jaere 88 quade anwijsinge zoude zijn gedaen, in welcke onze achterdencken wij deur verscheyden andere zaecken gelijc hiernaer zal werden angeroert gestijft ende gesterct zijn geweest, ende voorts metende, hebben bevonden dat de plaetse daer Banchem ende Immerseel aenwesen dat zij haer schouwen jaerlicx plachten aen te leggen ende te beginnen, quam ter lengde van 53 roeden 3 voeten, ende bij de voorn. van Hillegom gepretendeert ende mit een gesteecken paeltgen aengewesen ter lengde van: 54 roeden 4 voeten, invougen dat ’t verschil in dezen zoude zijn: 1 roede 1 voet.

Ten laetsten zijn van daer gegaen opte Venneperlaan ende aldaer de mate beginnende uyt de west- of noortwestzijde van de wech, aen de heyninge, ende gemeten hebbende ter lengde van 73 roeden 7 voeten, lieten wij ons om redenen voors. beduncken dat aldaer ’t begin van De Vennip behoorde genomen te zijn. Mer voorts metende ter lengde van 79 roeden 4 voeten verclaerden de voorn. Banchem ende Immerzeel dat zij aldaer gewoon waren haer schou aen te leggen ende te beginnen ende de plaetse bij de voors. van Hillegom gepretendeert, mede mit ’t steecken van een paeltgen aengewesen, quam ter lengde van 83 roeden 1 voet, invougen dat ’t verschil in desen aen quam op: 3 roeden 7 voet.

D’ oorsaec die ons in dezen beweecht heeft achterdencken te nemen, dat op ’t voors. meten van den jare 88 quade ende onbehoorlicke anwijsingen zijn gedaen geweest, es: ten eersten deurdien wij bevonden dat ’t scheyt meest zoude comen midden deur weylanden vast aen denanderen verheelt, zonder mit sloten of mit andere merckelicke of blijckelicke teyckenen afgescheyden te zijn; dat wij oock bevonden hebben dat meest alle de landen in den jare 1544 opte generale metinge van De Vennip doen [fol. 10] gedaen bij meester Symon Meesz. van Edam (die wij verstaen een perfect lantmeter geweest te zijn ende hem ’t stuck wel verstaen te hebben) groter uytgemeten zijn geweest dan bij der metinge anno 1588, deur meester Symon Fransz. van der Merwen gedaen. Ten derden dat ons het ooch alomme beter ende bequamer scheyt aenwees. Ende lieten ons beduncken dat om het rechte scheyt te vinden men niet en behoorde te staen op het zeggen ende anwijzen van eenige personen, geen redenen van haer anwijzinge wetende te geven, immers niet op diegeene dewelcke opte voors. metinge van den jare 88 ’t scheyt nae haer fantasye angewesen hebbende, daervan nu wijcken ende nieuwe scheytselen anwijsen tot naerdeel van de stadt, mer dat men ’t rechte scheyt zal connen vinden uyt ’t bewijs ende de brieven van de eygenaers van dat haere landen wildernisse zijn geweest, deurdien alle de leenbrieven van den jare 1393 aen stellen tot een noortbelenden niet ’t ambacht van Hillegom, mer de wildernisse van den Houte, ende ‘tgunt uyte wildernisse gecomen es, oock te vinden zal zijn uyte boucken ende registeren van ’s graven of houtvesters erfhuyren.

Ende hiermede wederkeerende naer onse schuyte, es aldaer bij ons gecomen Jan van Heusden, die wij (als mede lange jaren schout van De Vennip geweest zijnde) tot onsen behulp mede verscreven hadden. Hebben voorts deur Immerzeel van onze compste doen verwittigen de gesubstitueerde schout van Hillegom mitten ambachtsbewaerders ende gezworens aldaer, mit een anzeggen dat als zij bij denanderen zouden zijn, dat wij bij hem zouden comen omme gesamentlicken in conferentie te treden, mer verstonden uyt denzelven Immerzeel dat zij niemant en hadden bescreven, mer alleenlicken verwachteden Claes Jansz. Verwer van Haerlem, dewelcke noch niet gecomen en was. Mits ‘twelck wij te rade werden naer hemluyden toe te gaen ende zoe wij onderwegen bejegenden joncheer Andries van Tienen, bailly ende hooftoffichier aldaer, die wij begroeteden ende aenspraecken, uyt hem verstaende dat hij noch niemant van de heeren van de Reeckeningen niet alleen niet bescreven, mer aldaer om andere zaecken te verrichten gecomen was ende van de voorgenomen questiën niet en wiste, en zulx gesamentlicken gaende ten huyse van de voors. gesubstitueerde schout mitten heer bailly Tienen vergeselschapt, vonden se aldaer vergadert; ende hemluyden de oorzaecke van onse compste geopent hebbende, gelijc zij daervan tevoren deur scrijven van burgermeesteren (welcken brief aldaer gelesen werde) waren verwitticht, beclaechden wij ons dat zij degeene die ’t behoorde ende anging (zo zij behoort hadden) niet en hadden bescreven, invougen [fol. 11] dat wij die gecomen waren om de zaeck in der vruntschap af te doen, niet en zouden connen doen.

Omme niettemin niet te scheyden zonder yet te doen, hebben onderlinge gemaect het accord ende verdrach alhier innegelijft: [het origineel is bewaard als Stadsheerlijkheden inv.nr. 32] Alsoe tusschen die van de ambachte van Hillegom ter eenre zijde ende burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van De Vennip ter andere zijde geschillen geresen zijn ende meerder verducht werden, nopende ’t scheyt van de respective jurisdictiën ende ’t anleggen van de schouwe bij den schout van De Vennip in der tijt te doen opte Venneperlaen, opte Beeck ende op Elsbrouckerlaen, ende het zulcx zij dat de voorn. burgermeesteren om zodanige geschillen mitter minne uyter wege te leggen, naer voorgaende scriftelicke advertentie alhier in den ambachte van Hillegom gesonden hadden Jaspar van Banchem, haerluyder medebroeder in den gerechte, ende Jan van Hout, secretarys, mer dat de voorn. van Hillegom versuympt hadden van ‘tgunt voors. es ende van de jegenwoordige tsamencompste te verwittigen de Heeren van de Reeckeningen vanwegen de Graeflicheyt ende ambachtsheerlicheyt van Hillegom, zo is ’t dat de gesubstitueerde schout van Hillegom mit de ambachtsbewaerders ende gesworens aldaer in dezen geassisteert mit joncheer Andries van Tienen, haerluyder bailly ende hooftofficier aldaer, met den voorn. gecommitteerden der stadt Leyden geaccordeert zijn dat de voors. schout van De Vennip bij provisie ende onvermindert eens yegelix gerechticheyt zijne voors. schouwen zal anleggen ter plaetsen tot noch toe gewoonlicken ende gebruyct ter tijt ende wijlen toe tusschen de voors. Heeren van de Reeckeningen ende van Leyden nopende ’t scheyt van haerluyder respective jurisdictiën naerder ende ander verdrach zal zijn gemaect. Ende ten opsichte van de schouwen in de Leeck ende Elsbrouckerlaen, dewelcke aen d’ een zijde beschout moeten werden bij die van Hillegom ende aen d’ ander zijde bij die van De Vennip, dat dezelve van nu voortsaen bij de schoutten ten wederzijden zullen gedaen werden teffens ende op eenen dach ende uyre beginnende, gelijc oock ten zelven dage mede zal werden beschout de Beecke, zo bij de voors. van Hillegom als bij die van De Vennip, elc in heur respective jurisdictiën, alles naer voorgaende kercgebot ofte affixie van billetten volgende de keuren van de heeren Dijcgrave ende Hogeheemraiden van Rijnlant. Ende dit al op pene dat eenich van beyde de schouten ende croosheemraden versuymich zijnde de voorbescheyden uyr waer te nemen, dat de achterblijvende schout gehouden zal zijn te dragen alle de costen opten zelven dach gevallen en gedaen, ende dat zij gesamentlicken eenen anderen dach zullen ramen om te schouwen alsvooren. Des ten oirconden desen bij de voorn. contrahenten ondergeteyckent opten 14en marty anno 1600endezeven, ende es geteyckent: A. van Tienen, Dierc H. Veygen [=Huygen?], merc gestelt bij de hant van Wouter Willemsz. [een rechtopstaande drietandige hooivork], Louris Henricxz., Gerrit Florysz., bij mij Cornelis Claesz., bij mij Gerrit Gerritsz., [fol. 12] merc gestelt bij de hant van Dirc Jansz. [een Andrieskruis met enkele uitsteeksels], Jasper van Banchem, J. van Hout, C. van Immerzeel.

Vorder alzoe tusschen de innegelanden van De Vennip ende den voorn. Immerseel als schout oock eenige questiën verresen waren op ’t doen van zijne reeckeninge van de jaren 1604 ende 1605 ter zaecke van eenige articulen bij den schout in uytgeven gebracht, die zij innegelanden niet en verstonden tot last van ’t ambacht te passeren, zoe zijn alle dezelve questiën naer voorgaende geblijf aen ons ende aen den voorn. bailly Tienen uyter wege geleyt ende bij apostille opten cant van de reeckeningen beneffens de gecontroverteerde articulen gestelt gerecht, te weten in plaets van tien guldens tsjaers bij den schout gestelt ter zaecke van ’t scrijven van collect- ende gaerboucken, hebben hem toegevoucht voor dezelve twee jaren elck jaer 5 gulden, zonder ‘tzelve voor den toecomenden tijt te trecken in consequentie. Op ’t articul daerbij hij stelde 4 gulden 14 stuyvers voor zeeckere vier boucken van dewelcke hij specificeerde mer drie, ende onder dezelve een bouck tot het protocol, hebben verclaert dat ’t protocol moet comen tot last van de schout ende niet van ’t ambacht, deurdien de goede luyden ’t protocolleren van de brieven betalen, ende hebben hem voor de vordere twee boucken tot last van ’t ambacht gepasseert: 2 gulden 8 stuyver.

Op een pertye van 20 stuyver ten comptoir van Pieter Bor, rentmeester van Noort-Hollant, betaelt ter zaecke van de bede ‘twelc de innegelanden verclaerden dat alleen betaelt behoorde te zijn bij Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouck voorn. als eenige gehuysde in De Vennip, ten opsicht de beden in andere ambachten bij de gehuysden werden gedragen, ‘tzelve pertye hebben wij tot laste van den ambachte gepasseert deurdien wij ‘tzelve insgelijcx bevonden gepasseert te zijn in voorgaende reeckeninge.

Ende ten opsichte van een partije van thien gulden over tien dachgelden bij de schout gestelt gevacheert te hebben ten opsicht voor eenige sollicitatiën in zaecke van ’t gemeen ambacht gedaen, hebben wij hem gepasseert de rechte helfte als vijf gulden, mit verclaringe dat hij voortsaen niet en zoude voornemen daervan hij de costen van meening waer te brengen tot last van ’t ambacht dan mit voorgaende communicatie mit eenige van de voorneemste innegelanden.

Waermede alle de onderlinge uytstaende geschillen uyte weech geleyt zijnde, beclaechden hem eenige innegelanden dat de schout in plaetse dat de voorgaende schouten den jaerlixen tijns hadden geheven ende gegadert in een herberge tot Hillegom, dezelve nu gaderde ten huyse van de voorn. Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouc opte Vennip, allegerende dat hem ‘tzelve te zeer ongeryflic was; op ‘tzelve hebben wij angenomen naerder mitten heeren burgermeesteren [fol. 13] te spreecken. Ende hebben bij manier van voorslach, mit verclaringe dat wij des geenen last en hadden, geopent of de innegelanden niet gegadingt en zouden zijn den tijns mit zodanigen penning als zij mit burgermeesteren verdragen zouden connen, eenswechdragens af te copen ende hemzelven ten eewigen dagen te bevrijden. Hierop heeft de voorn. Claes Jansz. Verwer, die middelertijt gecomen was, verclaert dat hij daerop overbodich was te treden in onderhandelinge mit burgermeesteren, mit zulcken bescheyde dat alle de andere innegelanden gesamentlicken ende elc in ’t zijn zodanigen verdrach mede zouden mogen genieten indien ’t hem beliefde.

Ten laetsten verstonden wij dat de questiën in desen gemoveert op ’t scheyt van de jurisdictie meest voorgenomen waren ten faveur van de voorn. Claes Jansz. Verwer, dewelcke sustineerde dat hij in ’t dragen van de jaerlicxe ommeslagen zo in Hillegom als in De Vennip te hooch gestelt was. Op ‘twelck wij hem ter antwoorde gaven dat ons ‘tzelve niet aen en ging, ende dat hij verlichtinge mocht zoucken in ‘tgeen daer reden toe diende daer ende zulcx hij te rade vinden zoude, daeraen die van Leyden in ‘tgunt rechtmatich zoude zijn, nae haer vermogen gaerne de goede hant zouden houden.

Ende mit alle ‘tselve eynde maeckende ende den tijt tusschen twee ende drie uyren naermiddage verlopen zijnde, hebben afscheyt genomen ende ons verveucht nae Leyden, daer wij quamen den 15en smergens corts naer zeven uyren, overnacht hebbende in De Cage.

Alle ‘twelck wij den heeren burgermeesteren ende regierders dezer stadt Leyden voor ons wedervaren in dezen rapporteren ende mit onse onderteyckeningen bevestigen,

(w.g.) Jasper van Banchem                         J. van Hout

[fol. 14] Naer verloop van eenigen tijt heeft joncheer Aernt van Tienen, bailly van Lisse, Hillegom ende Noortwijckerhout, gecreven de volgende brieven:

Eerntfeste und frome, wijze ende voorsinnige, zeer discrete Johan van Houten, secretaris der stadt Leyden.

Eerntfeste und frome, voorsinnige ende zeer discrete goede vrundt, alsoe U E. wel kennelicken is dat U E. mitsgaders Van Bancken in de voorleden zomer als gecommitteerden vanwegen die E. heeren burgermeesteren ende raeden der stadt Leyden nopende het different van de jurisdictie tusschen de heerlicheyt van Hillegom ende De Vennip, alle welc different dier tijt niet afgedaen en conde werden vermits die sobere preparatie van die van Hillegom, ende ten anderen dat het principalicken oock de Graeflicheyt van Hollant mede concernerende was, ‘twelck doen tijt bij mijn angenomen werde (als bailly) die E. Heeren van de Reeckeningen aen te dienen, welcke voors. heeren overmits diversche andere besoingen van de landen tot noch toe mijn geene resolutie conde geven, maer hebbe deur mijne gedane beloften aen U E. ten laetsten zoeveel vercregen dat de E. Heeren van de Reeckeningen gecommitteert hebben mijn zwager den premier van de Reeckeningen omme op maendage toecomende goetstijts voor de noen hem tot Hillegom te laten vinden om mit de gecommitteerden van de E. heeren der stadt Leyden op ’t stuc voorn. te handelen ende overzulcx op mijn begeert aen U E. te willen scrijven dat U E. believe de E. heeren voors. U E. meesters aen te dienen dat haer E. believen zal ten voorn. dage mede haer E. gecommitteerden tot Hillegom over te zeynden omme de zaecke voors. tot een goet effect te brengen. Dit doende, zal U E. wel doen t’ kenne den Almogenden, die ic bidde U E. mitsgaders de E. heeren van Leyden in goede gesontheyt ende prosperiteyt te willen sparen, mijn zeer gebiedende in U E. goede gratie, sonder te vergeten U E. heeren ende meesters. Zeer ijlens tot Hillegom den 2en novembris 1607. Onder staet geschreven: U E. dienstwillige goede vrunt, wes ick vermach. A. van Thienen.

De voorgaende brieven bij mij, Jan van Hout, op zaturdage den derden novembris des middaechs omtrent ten twaelf uyren uyt handen van Jan van Heusden ontfangen hebbende, hebbe dezelve terstont daeraen naer de middage gecommuniceert mit de heer schepen Banchem ende op zondage [fol. 15] daeraen, wezende den 4en ‘smiddaechs ten twaelf uyren mit het Collegie van die van de Gerechte op ’t Raethuys gesamentlicken vergadert zijnde, ende haerluyder E. goetduncken wat in dezen tot voorstant ende behoudenisse van des stadts gerechticheyt vorder te doen stont, afgevordert, ende es goetgevonden ende besloten dat wij Jasper van Banchem, schepen ende vroonmeester, ende Jan van Hout, secretarys, ons ten voorbescheyden tijde tot Hillegom zouden laten vinden omme de comparitie waer te nemen in der vruntschap nopende ’t scheyt te verdragen ende zulcx daerinne voorts te vorderen ende de zaecke te voltrecken opten voet bij ons genomen ende begonst ende breder in ’t voorgaende verbael verclaert.

Volgende denwelcken zijn wij op maendage den 5en novembris goetstijts smergens ten zeven uyren (mit ons genomen hebbende meester Jan Pietersz. Dou, gesworen lantmeter van Rijnlant, omme ons ten dienst te staen in ‘tgene wij denzelven van bederf mochten hebben) mitter wagen gereyst naer Hillegom, alwaer wij comende over tien uyren, vonden aldaer de heer Philips Doublet, eerste meester van de Reeckeningen, geassisteert mit joncheer Aernt van Tienen, bailly, mit schout ende ambachtsbewaerders van Hillegom; vonden daer oock Cornelis van Immerzeel, schout van De Vennip. Ende de oorsaeck van onser compste sommaerlic verhaelt zijnde, was goetgevonden de heer Doublet de gelegentheyt van de zaecken ende zulx ’t verschil of de questie op ’t werck te vertogen ende aen te wijzen. Om ‘twelc te doen, hebben doer meester Jan Pietersz. Dou voorn. de mate doen leggen, eerst opte Vennipperlaen, daeraen langs de zuytwestzijde van de Beeck ende ten derden langs de Elsbrouckerlaen, ende ‘tzelve doende, hebben bevonden alles in vougen het hiervoren bij ons es geverbaliseert, ‘twelck wij de heer Doublet voorlazen, die daervan een doubelt of extract versocht.

Eyntelicken om der zaecken in der vruntschap een eynde te maecken, zijn wij bij provisie ende op ’t advoy ende welbehagen van ons principalen ten wederzijden, te weten aen d’ een zijde de heeren van de Reeckeningen vanwegen der Graeflicheyt ende aen d’ ander zijde van de heeren burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van De Vennip, overcomen en verdragen dat wij ten wederzijden de mate van meester Symon Meesz. van Eedam, dewelcke in den jare 1544 in januario en februario gemeten heeft ’t gehele ambacht van Hillegom ende in maert ende april daeraen ’t gehele ambacht van De Vennip, zullen nemen ende houden voor het decisoir van deze zaecke of questie, ende dat wij zulx uyt het register van zijn metinge perfecte staet, reeckeninge ende calculatie zullen maecken [fol. 16] van de gansche grote der landen bij hem onder ’t ambacht van Hillegom gemeten, ende leggende tusschen de Leeck aen de noortoostzijde, Elsbrouckerlaen aen de zuytwestzijde, den Heerwech aen de noortwestzijde, ende ’t ambacht van De Vennip aen de zuytoostzijde, welcke calculatie gesamentlicken gemaect ende innegewillicht zijnde, zal men die van Hillegom de gehele nombre van mergentalen mit goeder extensie van Rijnlantsche mate doer een of twee lantmeters toe meten, ende zulcx een linierecht scheyt maecken (niet uyt ende innelopende zo de chaerte jegenwoordelick doet) zoverre ende ter plaetsen daer ’t dezelve maet zal anwijzen ende zal men dezelve plaetse mit scheytpalen lijnrecht over denanderen comende afpalen, opte Leec, opte Vennipperlaen, opte Beeck ende opte Elsbrouckerlaen. Ende belangende de landen over dewelcke ’t voors. scheyt zal comen te lopen, dat men alsdan mit eenen pertinentelick zal meten, te weten ter naester afgegraven sloten toe, omme te weten hoeveel elc in ’t zijn behout, ‘tzij in den ambachte van Hillegom, ‘tzij in den ambachte van De Vennip, daermede zij elc in hun particulier ten beyden zijden in de contributiën zullen mogen volstaen, zonder vorder gemoeyt of geïnquieteert te mogen werden. Alle ‘twelc zulx geprepareert ende gecaerteert zijnde, zal het den principalen ten wederzijden werden vertoont, geopent ende geremonstreert, omme bij dezelve of geadvoyeert of gedesadvoyeert te werden, in welcken gevalle te weten van desadvoy partijen ten wederzijden zullen zijn, staen ende blijven op eens yegelicx gerechticheyt, mer ’t besoinge geadvoyeert zijnde, zullen alomme niet alleen vaste mercteyckenen gestelt, mer oock behoorlicke scheytbrieven mit goede onderscheydentlicke verclaringe ende mate gemaect ende verleden werden omme hem partijen daernaer ten eewigen dagen te mogen gedragen.

In ’t vorder en connen wij de heeren van de Gerechte niet bergen dat alsoe joncheer Wouter van Lauwijc, wonende in den ambachte van Hillegom opte hofstede van Treslong, ons des middaechs t’ zijnen huyse te gast gebeden ende genodicht hadde, beneffens de heeren Doublet ende Tienen mit haer huysvrouwen (beyde daer gelogeert) ende dezelve Van Lauwijc getrout hebbende joncvrouwe Cornelia, dochter joncheer Johan Monix, een van de meeste innegelanden in De Vennip es, dat over tafel weder propoosten rezen van ’t aflossen van den tijns ende dat wij onder ander voorslougen dat hoewel wij diesaengaende van onse principalen niet en waren gelast, wij onder haer behagen voor de redemptie afeysten den penning tweehondert, invougen dat zij van elc eygen ‘twelc men betaelt mit een oortgen, genomen naer ’t laetste register van den tijns, zouden geven twee gulden tien stuvers, ‘twelc wij alhier [fol. 17] daeromme ter gedachtenisse brengen omme dengeenen dewelcke naderhant daervan zoude mogen comen te spreecken of handelen, te dienen ter onderrechtinge.

Ende hiermede een eerlick afscheyt genomen hebbende, hebben ons naer huys vervoucht, alwaer wij quamen des avonts omtrent acht uyren.

‘twelck wij de heeren van den Gerechte voor ons wedervaren in dezen rapporterende, hebben ’t jegenwoordige onze verbael mit onze onderteyckeningen besloten ende bevesticht. (w.g.) Jasper van Banchem                        J. van Hout

Opten 24en novembris 1600zeven heeft de secretarys den schout van Lisse en De Vennip gedaen ’t extract van Hillegom omme mit advis van Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouck daerop aen te teyckenen de landen die alleen leggen tusschen de Leeck ende Elsbrouckerlaen, mer geen andere.

1608 mey 24 es de secretarys gereyst naer Den Hage omme mit monsieur le premier Doublet te spreecken ende eenen dach te ramen om ’t besoinge te voltrecken ende zijn aldus t’samen voorsproocken en besloten dat hij op woonsdage den vierden juny eerstcomende goetstijts jegens den avont binnen Leyden zal schicken meester Florys, lantmeter, omme mit ons voorts te reysen naer De Vennep ende Hillegom, daer zij raemden opten 5en smergens mitten dage te wezen omme de metinge opten voorgenomen voet gesamentlicken doer beyde de lantmeters te doen, ende zulcx ’t werck ten vollen te prepareren, daerbij de heere Doublet, zo hij verclaerde, niet en behoufde te wezen ende dat zijluyden de rest naderhant in Den Hage wel afhandelen zullen connen.

Welck besluyt bij de voorn. secretarys gecommuniceert zijnde de voorgemelte Van Banchem, es afgevaerdicht de volgende missyf:

Den eersamen ende zeer voorsienige Cornelis van Immerzeel Cornelisz., schout van de ambachten van Lisse ende De Vennep, in Leyden 26 mey 1608.

Heer schout, naer groetenisse. Ic bin opten 24en dezer geweest in Den Hage ende hebbe gesproocken mitte heere Philips Doublet, eerste reeckenmeester; wij zijn tsamen verdragen dat Zijn E. op woonsdage den 4en juny [fol. 18] eerstcomende goetstijts jegens den avont alhier binnen Leyden zal zeynden meester Floris, lantmeter (die de Heeren van de Reeckeninge gewoon zijn te gebruycken) omme mit ons voorts te gaen mitter vroonschuyt naer Hillegom, alwaer wij voorgenomen hebben ons mit ’t griecken van den dach te laten vinden omme de metinge opten voorgenomen voet gesamentlicken door beyde de lantmeters te doen ende zulcx ’t werck ten vollen te prepareren, daerbij de heer Doublet, zo hij verclaerde, niet en behoufde te wezen, ende dat wij de rest naderhant in Den Hage wel afhandelen zouden. Hiervan hebbe ick U E. mitsdezen inderhaest wel willen verwittigen teneynde ghij hiervan tijdelicken waerschout de heer Tienen, bailly, omme hem alsdan binnen Hillegom te laten vinden, oock schout ende ambachtsbewaerders en schepenen van Hillegom om vaerdich te wezen mit haren originelen legger van de metinge, want ons eerste werck eer ende alvoren de metinge te beginnen zal zijn perfectelick te sommeren de grote der landen bij meester Symon Meesz. in Hillegom gemeten, te weten gelegen tusschen de Leeck aen de noortoostzijde, Elsbrouckerlaen aen de zuytwestzijde, den Heerwech aen de noortwestzijde ende ’t ambacht van De Vennip aen de zuytoostzijde, ‘twelck U E. tevoren mit Cornelis Andriesz. zoveel doenlick moocht prepareren; ende zal Cornelis Andriesz. mit U E. opten voorbescheyden dach notelick mede jegenwoordich moeten zijn; oock en zoude niet quaet achten dat gij ende Cornelis Andriesz. saturdaechs tevoren, ‘twelck wezen zal den lesten mey, t’samen hier binnen quaemt omme malcanderen tevoren te spreecken. Ende blijft hiermede, heer schout, Godlicke schut ende scherm anbevolen van mij, Uwer E. goede vrunt, ende is ondergeteyckent: J. van Hout.

[als een soort Postscriptum is hier aan toegevoegd: men moet ooc vaerdich hebben deelen en sparren om over te breggen, en baecken en palen]

Welck scrijven de voorn. Van Immerzeel, schout, beantwoort heeft mit den volgenden brief:

E., wijze, zeer voorsienige Johan van Hout, secretarys der stadt Leyden. Tot Lisse 30 mey 1608.

Heer secretarys, ic hebbe Uwer E. missyf op zonnendage omtrent 11 uyren ontfangen ende den inhout vandien wel verstaen, ‘twelc ic volgende dies naergecomen ende mijn zoon terstont naer Hillegom mit een briefgen gezonden hebbe aen den schout aldaer, om hem in alles daernaer te reguleren. U E. hadde wel gewilt dat ick met Cornelis Andriesz. op morgen, zijnde zaturdage, [fol. 19] binnen gecomen zoude hebben, ‘twelck ongelegen compt ter oorsaecke van de meyschouwe die alsdan wezen zal; ick en weet anders noch meerder niet daertoe te doen dan mijnheeren alsdan te verwachten ende zo alsser yet zoude mogen aen resten, mijnheer mach noch scrijven. Hiermede U E. de genade des Alderhoochsten bevolen.

Opten 4en juny zestienhondertacht zijn wij, Jasper van Banchem, vroonmeester ende schepen der stadt Leyden, ende Jan van Hout, secretarys, als gecommitteerden van der stadt Leyden, geassisteert mit meester Floris Jacobszoon, lantmeter, geschict vanwegen de Camer van de Reeckeningen, ende meester Jan Pietersz. Dou, mede gezworen lantmeter, mitter vroonschuyte gevaren uyt Leyden naer Hillegom omme (gelijc de voorscreven secretarys mitten heere Doublet, eerste meester van de Reeckeningen, verdragen was) te vorderen de zaecke van ’t maecken van ’t scheyt van de ambachten van Hillegom ende De Vennip, ende overnacht hebbende onder Abenes zijn mitten dage gecomen voor de Beeck van Hillegom, ende die met grote moeyten opvarende, eyntelicken tot Hillegom, alwaer wij vonden joncheer Andries van Tienen, bailly, ende Cornelis Cornelisz. van Immerzeel, schout van Lisse ende De Vennip, ende optredende zijn gegaen ten huyze van Geryt Gerytsz., schout van Hillegom, ende hebben ten overstaen van de vers. bailly, beyde de schouten, mitsgaders Frans Florysz. ende Dirck Huygensz., ambachtsbewaerders, Claes Huygensz. van Hout, Jan Henricxz., timmerman, ende Geryt Florisz., gezworens, geopent het ambachtsregister van de metinge in den jare 1544 gedaen bij meester Symon Meesz. van Eedam, lantmeter, ende daeruyt bevonden dat alsdoen bij hem in Hillegom gemeten zijn de volgende landen:

Eerst aen de Leeck mergen roeden
Dirck Willemsz. aen den Heerwech, nu Claes Jansz. Verwer - 363
Pieter Jansz. van Delf tot Haerlem, nu Claes Huygensz. van Hout - 417
Cornelis Allertsz. aen den Heerwech, nu Claes Jansz. Verwer - 448
Trijn Henrixdr. tot Haerlem, nu Claes Jansz. Verwer 3 -  
Alijt Henrixdr. tot Haerlem, nu Claes Jansz. Verwer - 321
[fol. 20] Geurt Willem Gerytsz.'s wedue, nu Alijt Cornelisdr. ende            
Louris Henricxz. tsamen 3 184
Aelbert Banten, nu Symon Aelbertszoon - 437
Dirck Symonsz. aen de Vennipperlaen, nu Lijsbeth Claesdochter,                
wedue van Dirck Dircxz. van der Leth - 528
Hier compt de Venneperlaen                                                    
Pieter Symonsz.'s croft aen den Heerwech, nu Dammas Jacobsz. - 205
Geryt Willemsz. daer zijn huys op staet, nu Lijsbeth Pieters,                 
wedue van Dirck Aelbertsz. - 420
Dirck van Houten, nu Cornelis Dircxz. van Hout cum sociis 3 -  
De pastorye, nu de predicant ende Geryt Gerytsz., schout - 400
Gijsbert van Nieurode, nu Zijpensteyn ende Schuyrbrant 3 -  
Hier comt de Beeck                                                            
Claes Dirck Tonisz., nu Jan van Gerwen 1 -  
Claes Symonsz. tot Velsen, nu Cornelis Arysz. Vinckenbrouck - 547
Henrick Banten, nu Jan van Gerwen ende Cornelis Arysz. 1 144
Dirck Symonsz., nu Lijsbet Claesdr, wedue van Dirc Dircxz. van der            
Leth, Cornelis Jacobsz. ende d'erfgenamen van Adriaen Baerten 2 107
Claes Barten, nu Lijsbeth Claesdr. voorn. - 178
Pieter Symonsz., nu Pieter Claeszoon - 112
Meester Dirck van Hout, nu jonge Pieter Claesz. - 160
Cornelis Allertsz., nu d' erfgenamen van Magdaleen Basgens tot                
Haerlem 1 300
Henric Banten, nu Claes Jansz. Verwer - 165
Meester Abel van Coulster, nu d' erfgenamen van Jan Verwer 2 84
Sinct Barberengasthuys tot Haerlem, nu Claes Jansz. Verwer - 217

 

Comt in als de menichte van 28 margen 337 roeden.

[fol. 21] Welcke calculatie mit bewilligen ende ten overstaen van de voors. van Hillegom gemaect zijnde, hebben den voorn. lantmeters bevolen dat zij van de wech of ter Merenwaerts tusschen de Leeck ende Elsbrouckerlaen zouden afmeten de voors. menichte van achtentwintich mergen driehondertzevenendertich roeden.

Ten welcken voldoende, hebben opte Leec van de Heerwech of, afgemeten de langde van 61 roeden.

Opte zuytzijde van de Beeck ter langde van 52 roeden 2 voeten

Ende op Elsbrouckerlaen ter langde van 50 roeden 3 voeten

‘twelc comt van ’t midden van ’t bruggetgen 9 roeden 8 voeten

De lengde tusschen de Leeck ende Venneperlaen es gevonden 84 roeden 6 voeten

De lengde tusschen de Venneperlaen ende de Beeck es gevonden 85 roeden

Ende de langde tusschen de Beeck ende ter halver sloot aen Elsbrouckerlaen es gevonden 106 roeden 6 voeten, elck opter helft gemeten

Comt tsamen 276 roeden

Ende op ’t scheyt aen de Leeck een rayinge maeckende es bevonden den kerctoorn van Haerlem op 16½ graden van noorden ten oosten

’t Huys te Heemstede van Haerlem mitte zon omgaende 11½ graden

Aelsmaer mede van Haerlem mitte zon omgaende 83 graden 20 minuyten

Leymuyden mede van Haerlem mitte zon omgaende 122 graden 25 minuyten

Reynzaterwoude mede van Haerlem mitte zon omgaende 130 graden 40 minuyten

Den toorn van Hillegom van Haerlem tegen de zon omgaende 148 graden 25 minuyten

Ende ’t Hof van Nieurode mede van Haerlem tegens de zon omgaende 161 graden juyst

Opte Elsbrouckerlaen ter plaetse daer de scheytpael es gestelt een rayinge maeckende es bevonden:

De stadt Leyden op 24 graden van zuyden ten westen

Lisse van Leyden mitte zon ommegaende 11 graden 30 minuyten

Hillegom van Leyden mitte zon omgaende 150 graden 45 minuten

’t Hof van Nieurode van Hillegom mitte zon omgaende 15 graden

Aelsmoer van Hillegom mitter zon omgaende 104 graden 36 minuten

[fol. 22] Leymuyden van Hillegom mitte zon omgaende 143 graden 20 minuten

Ende Reynsaterwoude van Hillegom mitter zon omgaende 152 graden 48 minuten

Ende opte zwaricheyt bij die van Hillegom voorgewent van dat onder de voors. 28 mergen 337 roeden begrepen waren eenige landen in den jare 44 niet gemeten, mer zedert uyter wildernisse ingewonnen ende tot lant gemaect, zo hebben wij hem daerop ter antwoorde gegeven, dat ‘tzelve bewezen zijnde, wij hem zulcx zouden te goede laten comen, ende onse merteyckenen ofbreken proportionelicken verstellen ende versteecken.

Ende hiermede afscheyt nemende van de bailly Tienen, zijn voorsproocken dat wij op donredage den 12en juny ons in Den Hage zouden laten vinden bij de Heeren van de Reeckeningen omme de zaecke eyntelicken te voltrecken, ende alzoe de bailly Tienen naderhant bevont dat hem denzelven dach ongelegen zoude comen, es die verlengt tot dynsdage den 17en juny daeraenvolgende toe, ‘twelc die van Hillegom mede aengezeyt es.

Ende opdat den voors. geraemden dach niet en zoude comen in vergetinge, heeft de secretarys voorn. tot dien eynde afgevaerdicht de volgende brieven:

Eedelen, eerntfesten, eerzamen, wijzen ende zeer voorzienigen joncheer Aernt van Tienen, bailly van Noortwijckerhout, Hillegom ende Lisse, mijnen waerden heer ende gonstigen goeden vrunt.

Eedele, eerntfeste, eerzame, wijze, zeer voorsienige heere, gonstige goede vrunt,

Ic houde Uwer E. indachtich van ons afscheyt ten huyze van joncheer Lauwijc genomen, te weten dat ick ende de heer vroonmeester Banchem ons op dynsdage den 17en juny zullen laten vinden in Den Hage omme mitten Heeren van de Reeckeningen de questie aengaende ’t gescheyt van de ambachten van Hillegom ende Vennip eyntelick te sluyten ende af te handelen, van ‘twelck U E. gelieven zal te verwittigen die van Hillegom, omme hem daer bij te vougen indien ’t hem gelieft, oock de heer Doublet, U E. schoonbroeder, ende zelfs den dach waer te nemen; ende hiermede, Eedele, eerntfeste, eerzame, wijze, zeer voorsienige heere, gonstige goede vrunt, blijft Godtlicke schut ende scherm anbevolen. In Leyden dezen 8en juny 1600acht.

Uwer E. dienstwillige vrunt, ende is ondergeteyckent J. van Hout.

[fol. 23]Opten 17en juny 1600acht zijn wij, Banchem ende Van Hout, gereyst naer Den Hage omme volgende ’t genomde afscheyt mitten Heeren van de Reeckeningen te accorderen ende over te comen, ende alsoe ’t besoinge tot laet in den avont viel zijn thuysgecomen opten 18en des mergens, wezende middelertijt het accort getroffen achtervolgende de acte hier innegelijft: [het origineel op perkament is bewaard gebleven als Stadsheerlijkheden inv.nr. 33]

Op huyden den zeventhienden juny des jaers 1600endeacht zijn ter Camere van de Reeckeningen op ’t Hof in Den Hage gecommen ende verschenen Jaspar van Banchem, presiderende schepen, ende Jan van Hout, secretaris der stadt Leyden, als gecommitteerden van burgermeesteren ende regierders derzelver stede, ambachtsheeren van De Vennep, omme met die van de Reeckeningen vanweghen der Graeflicheyt eyntelick over te commen ende te verdragen aengaende het rechte scheyt van de ambachtsheerlicheyden aen d’ een zijde van De Vennep ende aen d’ ander zijde van Hillegom tusschen Elserbrouckerlaen ende die Leecksloot, volgende de caerte daervan gemaect bij meesters Floris Jacobszoon ende Jan Pietersz. Dou, gezworen lantmeters, ter voors. Camere vertoont ende overgelevert. Ende zijn de voors. van de Rekeningen vanwegen der Graeflicheyt hierop alvooren gehoort hebbende Gerrit Gerritsz., schout van Hillegom, ende Jan Henricxzoon, gesworen aldaer, ten overstaen van Pieter Bor, rentmeester-generael van Noorthollant, ende joncheer Andries van Thiennen, bailly van Noortwijckerhout, Lisse ende Hillegom ter eenre zijden, mitten voorn. Van Banchem ende Van Hout vanwegen burgermeesteren ende regierders der voors. stadt Leyden ter andere zijden, onderlange overgecommen ende verdragen dat de achtendetwintich morgen driehondertzevenendertich roeden bij de voorn. lantmeeters oostwaerts van den Heerwech ter meerenwaert tusschen de voors. Elsbrouckerlaen ende de Leeckesloot afgemeten, sullen werden verhoocht mit een morghen vierhonderttweeenveertich roeden, ende dit ten opsichte van de landen die tzedert de metinge van meester Symon van Eedam uyter wildernisse ingewonnen zijn, ende zulcx dier tijden in der mate niet en zijn begrepen geweest, te weten ten eersten tweendertich roeden voor het stuxken aen den Heerwech ten zuyden van de Beeck gelegen; ten tweden een morgen tweehondertachtendetwintich roeden voor ’t lant voor ’t Huys te Nieuroden tuschen den Heerwech ende de graft van ‘tzelve huys; ten derden tzestich roeden voor ’t stuxken aen den driesprong; ende ten vierden honderttweeendetwintich roeden voor de stroocke landts noortwaerts daeraen; ende dat zulcx de rechte scheytpalen proporcionelicken oostwaerts aen ter meerenwaert sullen werden gestelt. Voorder dat de linie zulx ende gelijck dezelve tusschen de voors. scheytpalen (als boven gestelt zijnde) sal werden bevonden voor nu ende ten eeuwigen dagen zal gehouden geacht werden ende wezen het rechte scheyt van beyde de voors. ambachten. Volgende denwelcken de schouten, schepenen, croesheemraden ende alle andere diesaengaende zich ten wederzijden zullen hebben te gedragen sowel ten [fol. 24] opsichte van het verzegelen, schouwen ende ‘tgunt voorder sal moghen voorvallen, ‘twelck van gelijcken zal verstaen werden ten opsichte van de contributiën ten wederzijden, welverstaende dat middelertijt ende zolange tusschen die van Hillegom ende De Vennep geen eyntelick besluyt en zal zijn genomen mit hoeveel landen daer de scheytlinie over lopen sal in elck ambacht zullen hebben te gelden, bij provisie de contributie ten wederzijden zullen werden geheven opten voet soo jegenwoordelijck in gebruyck is. Des ten oorconde zijn hiervan gemaect twee acten daervan aen elcker zijden een es, onderteyckent vanweghen de Heeren van de Reeckeningen bij meester Dierick van Santen, auditeur der voors. Camere, ende vanweghen die van Leyden bij de voorn. Van Banchem ende Van Hout. Gedaen ten burele van der Camere van de Rekeninghen in Den Haghe voors., ten dage ende jare alsboven. Ende es ondergeteyckent: D. van Santen, Jasper van Banchem, J. van Hout.

Overgescreven uyt zijn originelen in platteforme in franchijn, gescreven ende ondergetyckent als boven, berustende onder de stucken ende papieren der stadt Leyden, ende dezen daerjegens gelezen ende vergeleecken zijnde, es daermede gelijcmatich ende overeencomende bevonden dezen 23en juny des jaers 1600acht. ‘twelck ick onderges. mit mijn hant ende onderteyckeninge mitsdezen bevestige, (w.g.) J. van Hout.

Opten 22en juny 1600acht bij Jasper van Banchem, eerste ende presiderende schepen, ende Jan van Hout, secretarys, op ’t raethuys ter vergaderinge van die van de Gerechte dezer stadt Leyden (altsamen behalven de schout jegenwoordich) rapport gedaen zijnde van ‘tgunt bij hem tot noch toe gedaen ende gehandelt was ten opsicht van ’t scheyt der ambachtsheerlicheyden van De Vennip ende Hillegom, mit vertooch van de acte in het regart vandien ter Camere van de Reeckeninge gepasseert opten 17en juny laetstvoorleden ter voors. vergaderinge in ’t lange gezien ende gelezen, ende daerop in deliberatie geleyt zijnde wat de vers. van de Gerechte in dezen vorder verstonden gedaen te werden, te weten indien men van meeninge ware (gelijck t’anderen tijden voorgeslagen was) d’ ambachtsheerlicheyt van De Vennip te vercopen, het recht van de visscherije daeruyt voor de stadt behoudende, dat men in dien gevalle geen noot en zoude hebben van dezer stede wegen eenige vorder costen of moeyten te doen, mer in ’t vorder daermede te laten bewerden degeene mitte welcke van stadtswegen in dier vougen zoude werden gehandelt, es eendrachtelicken goetgevonden en besloten dat het gemaecte accort bij den gecommitteerden mitten eersten geheel ende ten vollen zal worden afgemaect ende voltrocken, ende dat zij niet geraden en vinden de voors. ambachtsheerlicheyt te vercopen of der stede afhandich te maecken. Aldus gedaen ten dage ende jare voors. Onder staet: In kennisse van mij, ende es ondergeteyckent: J. Swanenburch.

[fol. 25] Omme de resolutie bij die van de Gerechte als hiervoren genomen te voltrecken, heeft de secretarys afgevaerdicht de zeyntbrieven hier innegelijft:

Eedelen, eerntfesten, eerzamen, wijzen ende zeer voorsienigen joncheer Aernt van Tienen, bailly van Noortwijckerhout, Hillegom ende Lisse, mijnen waerden heere ende inzonderen goeden vrunt.

Eedele, eerntfeste, eerzame, wijze ende zeer voorzienige heere, gonstige goede vrunt,

De heer vroonmeester Banchem ende ick hebben volgende onzen last ende om te voltrecken ’t accord bij ons mitte Heeren van de Reeckeninge gemaect, de scheytpalen doen vaerdich maecken, ende omme die ter behoorlicker plaetsen te stellen ende vorder ’t gehele besoinge eyntelick af te maecken, hebben ons voorgenomen mitter hulpe Gods op donderdage toecomende die wezen zal den tienden dezer des morgens goetstijts mitten middage ons te laten vinden tot Hillegom, ende den lantmeter mit ons te brengen omme zijns diensts te gebruycken niet alleen in ’t zetten van de scheytpalen, mer oock omme mit eenen wege de grootte van de landen daerover de scheytlinie lopen zal, ten wederzijden te meten. Hiervan en hebbe ick niet connen laten Uwer E. te verwittigen, opdat dezelve gelieve hem daerbij te laten vinden, ende die van Hillegom hiervan te doen waerschouwen, oock de Heeren van de Reeckeninge indien ’t U E. goetvint, teneynde Haer E. bij zoverre zij de zaecke van zodaniger importantie achten, of yemant uyten haren mogen committeren omme daertoe te assisteren of een twede lantmeter daerbij te vougen, zo dezelve Heeren van de Reeckeningen te rade vinden zullen, ende dezen tot geenen anderen eynde dienende, bidde den Alderhoochsten U, Eedele, eerntfeste, eerzame, wijze ende zeer voorzienige heere gonstige goede vrient, te nemen in zijn heylige hoede, schut ende scherm ter zalicheyt. In Leyden dezen 6en july 1600acht.

Uwer E. dienstwillige vrunt, ende es ondergeteyckent J. van Hout.

Den eersamen ende zeer voorsienigen Cornelis van Immerzeel Cornelisz., schout van Lisse ende van De Vennip, mijnen goeden vrunt. In Leyden 1608 july 6.

Heer schout, naer groetenisse. Ick hadde U gezeyt [fol. 26] van op woonsdage toecomende tot Hillegom te zijn, mer zo ick dien dach alhier notelic hebbe te besoingeren, es den dach besloten tegens donredage, gelijck ick de heer Tienen verwitticht hebbe bij brieven daervan doubelt hierbij gaet, waeruyt U E. van als onderrecht zijnde, zult u daernae gedragen ende ons aldaer verwachten, ende blijft hiermede den Heer bevolen van mij, Uwer E. goeden vrunt, ende is ondergetyckent: J. van Hout.

Opten 9en july 1600acht ‘savonts mit ’t sluyten van de poorten zijn Jasper van Banchem, vroonmeester, eerste ende presiderende schepen, mitsgaders Jan van Hout, secretarys, gecommitteerden van die van den Gerechte, gereyst uyt Leyden, geassisteert mit meester Jan Pietersz. Dou, gezworen lantmeter, meester Jan Ottensz. van Seyst, stadtsmeestertimmerman, mit Jochim, een van zijn knechten, om ‘t besoinge van ’t scheyt tusschen Hillegom ende De Vennip te voltrecken, ende daer opten 10en smergens gecomen zijnde, hebben ten overstaen van de schout van Hillegom ende verscheyden gebuyren aldaer de mercken of scheytpalen bij de voors. gecommitteerde doen bereyden ende tot dien eynde medegenomen op ’t rechte scheyt doen stellen, d’ eerste in de campe ancomende Claes Jansz. Verwer tot Haerlem, dicht opten cant van de sloot loopende ten noortoosten langs Elsbrouckerlaen, de twede dicht aen de Leeck in de campe lants ancomende Frans Kies tot Haerlem, ende de derde aen de zuytwestzijde van de Beecke in ’t lant ancomende joncheer Johan van Gerwen, hebbende alvoren de provisionele gestelde mercpalen uytwaerts ter meerenwaerts gebracht drie roeden zeven voeten zeven duymen, verdeelinge van tienen, invougen dat de pael op Elsbrouckerlaen comt van de Heerwech ofmetende 64 roeden 7 voeten 7 duymen, aen de Beeck 55 roeden 9 voeten 7 duymen, ende aen de Leeck omtrent 66 roeden. [fol. 27] Hebben vorder doer de voors. meester Jan Pieterszoon Dou, lantmeter, doen afmeten de landen daerover de voors. scheytlinie lopende es om te weten hoeveel lants elc leggende hadde in De Vennip ende hoeveel in Hillegom ende de collectatiën van de verpondingen ende margengelden daernaer voortsaen te werden gerecht ende mitten jare 1600negen beginnende, en zulx beginnende aen de Leeck es bevonden dat:

Frans Kies tot Haerlem een gedeelte van nu[mmeri]s 34, 35, 36 aen de Leeck, ‘twelck Claes Jansz. Verwer van Haerlems was, ‘tsamen groot gemeten vijf margen 210 roeden, nu 2 mergen 260 roeden.

Claes Jansz. Verwer van Haerlem het rest van nus. 34, 35, 36 leggende noortoostwaerts van Vennipperlaen, nu 2 morgen 562 roeden

Lourys Henrixz. Croon voorgaende in De Vennip niet gemeten, getyckent Z, 15 roeden.

Symon Aelbrechtsz. voorgaende in De Vennip, mede niet gemeten, geteyckent Y, 13 roeden.

Ende Lijsbeth Claesdr., mede voorgaende in De Vennep, niet gemeten, geteyckent X, 16 roeden.

Hier wert de Venneperlaen overgesprongen

Cornelis Dirxz. van Hout een gedeelte van nuo. 52 zuytwestwaerts van Vennipperlaen, ‘twelck Grietgen Dirxdr.s was, tsamen groot gemeten 1 mergen 373 roeden, nu 491 roeden.

Claes Joostensz. als man ende voocht van Maritgen Willemsdr., zijn huysvrouwe, over de rest van nuo. 52, ‘twelck mede Grietgen Dircxdr.s was, 497 roeden.

Cornelis Dircxz. van Hout voorn. nuo 53 gemeten op 1 mergen 310 roeden, nu 1 mergen 333 roeden.

Dezelve Cornelis Dircxz. van Hout een gedeelte van nuo. 54, tsamen groot gemeten 2 mergen 362 roeden, nu 2 mergen 258 roeden.

Florys Fransz. over het achterste rest van nuo. 54 ‘twelck Neel Jansdr.s, zijn schoonmoeders, was, 163 roeden.

Geryt Gerytsz., schout tot Hillegom, nuo. 55, ‘twelc de pastorye was, groot gemeten 1 mergen 362 roeden, nu 1 morgen 364 roeden.

Joncheer Melchior Schuyrbrant, ‘twelc joncheer Johan Monix, zijn schoonvaders, was, nuo. 56, groot 2 mergen 404 roeden, nu 2 morgen 530 roeden.

Dezelve ende was als voren gelegen aen de Beeck, nuo. 57, groot gemeten 2 mergen 348 roeden, nu 2 morgen 540 roeden.

Hier wert de Beeck overgesprongen

Joncheer Johan van Gerwen, ‘twelc joncheer Johan Monix, zijns schoonvaders, was, aen de Beeck nuo. 82, groot gemeten 478 roeden, nu 415 roeden.

Pieter Jansz., ‘twelc Cornelis Andriesz. van Vinckenbrouc, zijns schoonvaders, was, nuo. 83, groot gemeten 1 mergen 460 roeden, nu 1 morgen 444 roeden.

[fol. 28] Cornelis Jacobsz., nuo. 84, ‘twelc Jan Cornelisz. was, groot gemeten 1 mergen 260 roeden, nu 1 morgen 247 roeden.

Jonge Pieter Claesz., nuo. 85, ‘twelck gemeten was 1 morgen 311 roeden, nu 1 morgen 267 roeden.

Lijsbeth Claesdochter, wedue van Dirc Dirxz. van der Leth, in zijn leven schout tot Hillegom, nuo. 86, groot gemeten 1 mergen 405 roeden, nu 1 morgen 290 roeden.

…. ‘twelc mede voorgaende in De Vennip niet en es gemeten, geteyckent D, 70 roeden.

Claes Jansz. Verwer tot Haerlem ‘twelc Jan Verwer, zijns vaders, was, een gedeelte van nuo. 87, ‘tsamen groot gemeten 1 mergen 203 roeden, nu 1 morgen 80 roeden.

Anna Baerten, wedue van Pieter Claesz. van Voorhout, mit haer zusters kinderen de rest van nuo. 87 gelegen aen Elsbrouckerlaen, 113 roeden.

Somma van mergentalen bij Merwen in desen gemeten: 24 mergen 286 roeden ende hier 26 mergen 568 roeden.

Ten laetsten hebben ten overstaen van verscheyden innegelanden van De Vennip opgenomen ende gesloten de reeckeninge van den schout Immerseel aengaende de collectatiën over ’t ambacht van De Vennip van de jaren 1605, 1606, 1607 ende zulcx ’t besoinge afgehandelt hebbende, zijn naer Leyden gekeert ende aldaer gecomen den 12en des morgens.

Alle ‘twelck de voorn. Van Banchem ende Van Hout die van de Gerechte dezer stadt Leyden voor haer wedervaren in dezen rapporteren, ende mit haer onderteyckeninge bevestigen dezen 12en july 1600acht.  (w.g.) Jasper van Banchem  J. van Hout.

[fol. 29] Specificatie van de costen gedaen ende uytgeleyt bij Jasper van Banchem, eerste ende presiderende schepen, mitsgaders vroonmeester, ende Jan van Hout, secretarys dezer stadt Leyden, als gecommitteerden van die van de Gerechte derzelver stede, om te beslechten de questiën mit die van Hillegom ontstaen ende verresen ter zaecke van ’t scheyt der ambachtsheerlicheyden van De Vennip ende van Hillegom, in guldens van veertich groten ’t stuck, stuvers ende penningen naer beloop vandien.

Eerst belangende de costen gedaen opten 13en, 14en ende 15en marty 1600zeven opte eerste reyse naer Hillegom, begrepen in het verbael van folio 1 tot folio 13verso ende bedragende 36 gulden 3 stuyvers, dezelve zijn tot laste van dezer stede in reeckeninge gebracht in des vroonmeesters 14e reeckeninge folio 99 – hier daervan ’t gedencken.

Opten 5en novembris 1600zeven zijn de voorn. Van Banchem ende Van Hout voor de twede reys mitter wagen gereden naer Hillegom omme mitte heere Philips Doublet, eerste meester van de reeckeningen, ende gecommitteerden van de Camere te handelen gelijc gedaen es volgende ’t geverbaliseerde beginnende folio 14 ende eyndende folio 17, ende ten zelven dage uytgeleyt eerst over ‘tgunt bij de lantmeter ende dienaers ten huyse van de schout van Hillegom verteert es geweest 5 gulden 14 stuyvers; noch dat bij den voerman es verdroncken 6 stuyvers 12 penningen; noch voor wagevracht 4 gulden; ende voor dachgelt van de voorn. Van Banchem ende secretarys mitte busdrager ende secretarysclerck elck vier guldens ende tien stuvers, comt tsamen 9 gulden, maeckende in eender somme – 19 gulden 12 penningen.

Opten 24en mey 1600acht es de secretarys gereyst in Den Hage omme mitte Heeren van de Reeckeningen eenen dach te ramen omme ’t begonste werck bij de hant te nemen ende te vorderen omme tot een afscheyt te raecken, ten welcken dage gehandelt es volgende het geverbaliseerde [fol. 30] folio 17, comt de secretarys voor zijn dachgelt mit zijn clerck zonder wagenvracht alsoe dezelve bij ordonnantie apart tot stadts laste wert betaelt – 4 gulden 10 stuyvers.

Opten 4en juny 1600acht zijn de voorn. Van Banchem mitte secretarys geassisteert mit twee lantmeters weder gereyst naer Hillegom ende vacherende vier dagen als den 4en, 5en, 6en ende 7en, hebben gebesoingeert volgende het geverbaliseerde beginnende folio 19 ende eyndende folio 22 ende zulx doende betaelt ende uytgeleyt eerst aen Willem Cornelisz., waert in ’t Hof van Hollant, voor spijs ende dranck tsamen 44 gulden; noch voor een half vat biers 3 gulden; noch aen de schipper met zijn knecht voor vier dagen diensts, ‘sdaechs tsamen 30 stuyvers, compt 6 gulden; ende voor de vacatiën en dachgelden van de vroonmeester ende secretarys elx ‘sdaechs tot 30 stuyvers, mits het defroy, comt tsamen 12 gulden; maeckende de voors. vier partijen in eender somme – 65 gulden.

Opten 17en juny 1600acht zijn de voors. vroonmeester ende secretarys tsamen gereyst in Den Hage omme mitte Heeren van de Reeckeninge te accorderen gelijc gedaen ende te zien es bij het geverbaliseerde beginnende folio 23 ende eyndende folio 24, comt hem voor haer vacatiën ende dachgelden voor twee dagen mit des secretarys clerc, zonder wagenvracht alzoe dezelve naer gewoonte ende gelijc hiervoren verhaelt es bij ordonnantie apart wert betaelt, tsamen – 15 gulden.

Opten 9en july 1600acht zijn de voorn. vroonmeester ende secretarys weder gereyst naer Hillegom, geassisteert mit meester Jan Pietersz. Dou, lantmeter, Jan Ottensz. van Seyst, des stadts meester timmerman, ende een van zijn knechten, ende hebben uytgeweest [fol. 31] vier dagen, ende middelertijt gebesoingeert als te zien es bij ’t geverbaliseerde beginnende folio 26verso ende eyndende folio 28, ende uytgeleyt voor een half vat biers 2 gulden 10 stuyvers; voor een kruycke biers op ’t meten gedroncken 12 stuyvers; voor een zoo visch aen Philips Jacobsz. 30 stuyvers; van gelijcken voor een zoo visch aen Willem Jacobsz. Koyt 18 stuyvers; voor een maetgen zouts 2 stuyvers 8 penningen; voor een zoo eyeren 6 stuyvers; voor wijn, broot, vleysch ende ander cost ende behouften medegenomen 13 gulden 11 stuyvers 4 penningen [zie voor specificatie bij *]; voor vier dagen diensts van de schipper mit zijn knecht tsamen ‘sdaechs 30 stuyvers = 6 gulden; ende voor de vacatiën ende dachgelden van den vroonmeester ende secretarys elcx tot 30 stuyvers ‘sdaechs alsvoren ten opsicht van het defroy, comt 12 gulden; maeckende tsamen de voorgaende negen partijen in eender somme – 37 gulden 9 stuyvers 12 penningen.

Noch betaelt aen handen van meester Jan Pietersz. Dou, gesworen lantmeter, voor zijn diensten ende vacatiën ten opsicht van ’t voors. besoinge gedaen, te weten eerstelic in martio 1607 voor ’t copiëren van de chaerte van De Vennip, gemaect bij Merwen, in een bouck aen 7 partijen om daerop bequamelic te mogen besoingeren 3 gulden 10 stuyvers; noch een dach geweest opte Vennip om preparatie te maecken tot de scheydinge tusschen de ambachten van De Vennip ende Hillegom 2 gulden; noch den 4en july 1600acht uytgevaren ende den 5en, 6en, 7en gemeten mit Florys Jacobsz., gesworen lantmeter, tot Hillegom van de wech af ter meerenwaerts 28 morgen 337 roeden lants, mitsgaders de cleyne stuxkens aen d’ een of d’ ander zijde van de scheytlinie gelegen, ende alle tzelve gecaerteert, comt zijn sallarys 14 gulden; noch den 9en july uytgevaren ende den 10en ende 11en july afgemeten totte voors. 28 morgen 337 roeden noch 1 morgen 442 roeden mitsgaders alle de landen gelegen op ’t scheyt van De Vennip ende Hillegom, te weten hoeveel in elc ambacht gelegen was, zijnde aen elcke zijde van de scheytlinie 20 pertijen ende in als 31 morgens 197 roeden, daeraen verdient 14 gulden [fol. 32]; ende betaelt aen pergament totte caerten 30 stuyvers, maeckende tesamen de voorgaende vijf partijen in eender somme – 35 gulden.

Belangende de dachgelden van de voorn. Jan Ottensz. van Zeyst, stadtsmeestertimmerman, mitsgaders zijn voors. ende andere knechten, zo ter zaecke van ’t maecken van de voorscreven scheytpalen mittet snijden van de wapenen zo van de Graeflicheyt als van de stadt daerop gestelt, als van dezelve te stellen, daervan es de betalinge gedaen bij Geryt Lenaertsz., tresorier-extraordinarys ende gecommitteerde totter opsichte van des stadts getimmerten, die dezelve betalingen tot tstadts laste in reeckeninge brengen zal, hier daervan ’t gedencken.

Ende betaelt aen Jan van Hout, secretarys, eerst voor extract bij hem gelicht uyt ’t comptoir van Dijcgrave ende Hogeheemraiden van Rijnlant van de metinge van Hillegom bij meester Symon Meesz. van Eedam gedaen 2 gulden 2 stuyvers; noch voor copie van een brief in date 1514 6 stuyvers; noch voor draechloon van verscheyden brieven 6 stuyvers; noch voor copie van het register van de metinge van De Vennip, mede gedaen bij meester Symon Meesz. van Eedam, den schout gelevert om daerop te besoingeren, 20 stuyvers; noch voor copie van ’t provisionele accord gemaect den 14en marty 1600zeven ende gelevert aen de bailliu Tienen 6 stuyvers; noch voor extract uyt ons geverbaliseerde van den 13en ende 14en martii, de heere Doublet gelevert, 12 stuyvers; ende voor ’t geheele verbael, groot 32 bladeren, tweemael te grosseren, ’t een om bij den stucken te werden bewaert, ende ’t ander aen de vroonmeester gelevert omme op ’t doen van zijn reeckeninge te vertonen, tsamen 6 gulden 8 stuyvers, comende tsamen de voorgaende 7 partijen in eender somme - 11 gulden.

Somma van alle de oncosten bedraecht 187 gulden 8 penningen. [uit het concept fol. 16 blijkt de verdeling: Craen f 13-11-4; de Camer f 8-18-0; ic [=Van Hout] f 33-2-0; Dou f 35-0-0; Banchem de rest f 97-9-8=f 187-0-12 [maar uit diverse optellingen komt ineens f 187-0-8 naar boven]

Des ten oorconden dezen bij ons gecommitteerden ondergescreven geteyckent opten 7en septembris 1600acht. (w.g.) Jesper van Banchem  J. van Hout

[Hier eindigt het verbaal zoals overgeschreven door de klerk. Maar het concept gaat nog veel verder. Daarin bevinden zich niet alleen bovengemelde stukken, maar ook in het handschrift van Jan van Hout berekeningen en specificaties van de kosten en lijsten van landerijen, en ook [fol. 7] Nota. Te lichten extract authentyck uyt het register van de metinge van ’t ambacht van Hillegom gedaen in den jare 1543, 1544 of daernaer, van de landen gelegen tusschen de Leeck ten noorden ende Elsbrouckerlaen ten zuyden ende tusschen den Heerwech ten westen ende De Vennip ten oosten, actum 24 marty 1607. In de marge heeft Van Hout genoteerd: Gelevert aen den griffier Zwanenburch om dit aen Egmont te vervolgen [met andere woorden: Van Hout gaf een verzoek aan zijn griffier om dat extract te vragen aan Dirck van Egmont, secretaris van Rijnland; hij deed dat niet zelf, gezien hun vijandschap]. Ic hebbe dit extract becomen ende daervoor doen betalen f 2-2-0. Betaelt voor copie van den brieff van date 1514 f 0-6-0. Zij bij Dou de chaert gecopieert in een bouc aen quartieren, ‘t 1e ’t eylant, het 2e tusschen de Leec ende Vennipperlaen, ‘t 3e tusschen Venneperlaen ende de Beec, ‘t 4e tusschen de Beeck ende Elsbrouckerlaen, ‘t 5e tusschen Elsbrouckerlaen ende de Mollemsloot, ‘t 6e tusschen de Mollemsloot ende Gerryt Avenwech, ende ‘t 7e tusschen Geryt Avenwech ende de Zantsloot of Keysersloot, uytcomende aen Leeckedeux(?).

1607 april 7 heeft mij de schout afgevordert ’t doubelt van het register van de metinge van De Vennip van ’t jaer van 1544, ‘twec hij mij gelevert hadde, mer alsoe ic daerop begonst hebbe te besoingeren ende zulx verscheyden notelen opte cant angeteyckent ende der meeninge ben ‘tzelve mit d’ 1e gelegentheyt voor zoveel mogelicken es te voltrecken, hebbe ic hem toegeseyt ‘tzelve te doen copiëren ende hem de copie te doen leveren huyden acht dagen.

De voors. schout verclaerden mij ten dage voors. dat hij verstaen hadde datter in Den Hage onder d’ erfgenamen van Franchois Tielmansz. geweest zijnde curateur van den desolaten boel van Cornelis Willemsz., in zijn leven schout van Zassem, verscheyden collectbouxkens De Vennip angaende, zouden berusten. Ic hebbe hem last gelaten daernaer te vernemen ende te verstaen of men die zouden mogen becomen. Hij zeyde mij van gelijcken datter ooc verscheyden collectbouxkens van De Vennip berusteden onder Louris Henricxz., out-secretarys. Hij nam aen hem te spreecken; t’ 1e dat hij binnen Leyden comt mij te willen comen aenspreecken.

[Na zeer veel berekeningen in priegelhandschrift met doorhalingen vervolgt het met:] Naer verloop van eenigen tijt heeft joncheer Aernt van Thienen, bailly van Lisse, Hillegom ende Noortwijckerhout, geschreven de volgende brieven: [en dan volgt de brief van 2 november 1607, zoals hierboven onder [fol. 14] vermeld. Op fol. 14v. staat nog een specificatie van het bedrag van f 13-11-4 aan uit Leiden meegebrachte etenswaren [zie boven bij *]: Staet ende verclaringe van de oncosten gevallen opte reys bij Jaspar van Banchem, vroonmeester, ende Jan van Hout, secretarys, gedaen naer Hillegom den 10en july 1608 altemalen verschoten bij Eeuwout Craen [notaris en werkzaam voor Van Hout]:

Eerst voor 4 stopen Franschen wijn tot 15 stuyvers, f 3-0-0; voor acht tarwen- ende vier halve wittebollen f 1-0-0; voor een schapenbilletgen f 1-4-0; voor een stuck rintvleysch wegende 14½ pont tot 3½ stuver ’t pont f 2-10-14; voor een flesgen brandewijns f 0-15-0; voor azijn f 0-1-0; voor twee roemers f 0-3-8; voor een ham mit twee tongen f 2-16-0; aen boter f 1-14-0; aen 1 pont kaerssen f 0-5-0; aen zout f 0-1-2; aen mostaert f 0-0-12; [opgeteld] f 13-11-4.

[fol. 16v.] Eedelen, eerntfesten, eerzamen, wijzen ende zeer voorzienigen joncheer Aernt van Tienen, bailly van Noortwijckerhout, Hillegom ende Lisse, mijnen waerden heer ende gonstigen goeden vrundt,

Eedele enz., De heren burgermeesteren ende regierders alhier hebben mij opten 8en(?) dezer [=november 1608] belast omme ’t besoinge van de scheydinge tusschen des stadts ambachtsheerlicheyt van De Vennip ende het ambacht van Hillegom eyntelicken [doorgehaald en vervangen door: ...[onleesbaar] ten vollen uytersten(?)] voltrecken ende zulx voorts te varen tot zuyveringe van de collec[doorgehaald en vervangen door: gaderboucken] zo van de verpondingen als morgengelden voor zovele angaet de landen daerover de scheytlinie lopende es, omme te weten wat ende hoeveel elc ten opzicht vandien ten wederzijden zal hebben te gelden ende te contribueren, daervan ic U E. mitsdezen wel hebben willen voorwittigen teneynden dezelve ’t eerste hij binnen Leyden comt gelieve bij mij te comen omme naerder daerop mitten anderen te handelen ende beraden hoe wij dees zaeck best zullen anleggen om die (gelijc ’t notelic es ende behoort) ten goeden eynden te brengen. Ic geloof dat die van Hillegom de zaecke zullen willen verderen gelijc zij tot noch toe gedaen hebben, te weten mitte naers tegen de crebbe, ende dat zij tot ‘tzelve niet en zullen zijn te brengen zonder daertoe te gebruycken dan hartheyt van de Camer ende van U E., van welcke beyde de vrage es (als niet anders begerende dan ‘tgeen rechtmatich ende billicken es) hem verzeeckert houden. U E. mach dese zaeck eerst die van Hillegom voorstellen omme van hem te verstaen eer men verder … deet of zij mit gemoede ende vruntschap ‘tzelve begeren te beginnen ende daerop mit mij in onderhandelinge te treden altijts onder ’t behagen aen d’ een zijde van de Heeren van de Reeckeninge ende aen d’ ander zijde van burgermeesteren, omme ‘twelc te doen men ten wederzijden moet hebben openinge van de boucken van de laetste verpondingen ende mergengelden. Belangende den thijns zal U E. gelieven hem voor te stellen dat de burgermeesters de verder landen niet alleen niet tijnsbaer en begeren te maecken, mer den tijns te laten zo die nu es. Ooc (gelijc t’anderen tijden voorgeslagen es) te handelen tot afcoop van de tijns in ’t generael ende opdat de innegelanden verzoeck te mogen zijn, alzoe burgermeesteren de ambachtsheerlicheyt te leen houden van den Huyze van Wassenaer, ‘tzelve bij de Heeren Staten te doen approberen ende bevestigen. Ende blijft hiermede, eedele etc. dezen 10 november 1608, godtlicke schut ende scherm anbevolen van mij [niet ondertekend, maar Van Hout].

[fol. 17] 1608 nov. 11. Eersamen etc. Cornelis van Immerzeel, schout van de ambachten van Lisse ende De Vennip. Heer schout, naer groetenisse. Ic zeynde u in dezen gesloten open missyf aen den heer Tienen die gij omme van den inhouden ten dien bewust ende onderrecht te zijn lezen besluyten ende Zijn E. mit mijnen vruntlicke anbiedingen behandigen ende verantwoorden zult. Hebt gij ooc eenige gelegentheyt omme daerop tevooren te spreecken mitten schout van Hillegom ende Jan Henricxz. (die de pen es daer dit compas op draeyt) ende de zaeck wat tevooren te bezeyden; gij moocht het doen ende hun gemoet ondertasten. Mijn heeren en begeren niet dan ‘tgeen rechtmatich ende billick es, ’t eerst dat u E. binnen comt, brengt mij ’t laetste cohier van de verpondinge mit ’t gaerbouc van ’t mergengelt, opdat ic van dezer zijden voor zoveel mogelicken mach becomen zodanigen onderrechtinge mit haer in onderhandelinge te treden ende de gerechticheyden mit reden te verdedigen, ende blijf hiermede, heer schout, in de hoede Godes ende gegroet van mij [niet ondertekend, maar Van Hout].

De eerzamen, wijzen ende zeer voorzienigen heer Jacop Paeds, commis der stadt Leyden tot anhoringe van ‘s gemeenlants reeckeningen in Den Hage. In Leyden 1608 november 11. Paedts, gonstige goede vrundt [naer groetenisse aen u ende u l[ieve] huysvrouwe]. Ic hebbe van stadtswegen te handelen mit die van Hillegom, daertoe mij van noode es te weten wat diezelve van Hillegom de voorleden 3 of 4 jaren gegouden hebben in de verpondinge ende van gelijcken wat die van De Vennip? Stelt ‘tzelve bij gescrifte omme op zondage toecomende op burgermeesterenmaeltijt, daertoe U E. geropen ende genodicht es ende wert, mitsdezen over te brengen ende leveren aen handen van uwen goeden vrundt. [Omdat Paedts zich er gemakkelijk van af maakte, door de gevraagde zaken op het hem toegezonden briefje van Van Hout te schrijven en dat aan hem terug te geven, welk briefje door Van Hout in het verbaal geschoven is, is ook de netversie bewaard gebleven en die wijkt op slechts een paar ondergeschikte puntjes af. Paedts gaf, kennelijk uit de rekeningen die in Den Haag berustten, de volgende informatie:] 1605 Hillegom f 2758-3-8, Vennip f 605-7-8¾; 1606 Hillegom f 2256-13-11, Vennip f 495-6-3¾. [Van Hout heeft dit in zijn concept-verbaal overgenomen: Paedts heeft mij gezeyt, en dan volgen dezelfde cijfers, waar hij nog aan toegevoegd heeft: 1608 opte gulden vierdalf groot minder, dus in 1608 hetzelfde bedrag als in 1607 op een fractie na. In 1604 werd kennelijk exact hetzelfde bedrag als in 1605 ontvangen, en in 1607 hetzelfde als in 1606.]

Te onderzoucken uyte reeckeningen van Rijnlandt de groote van Hillegom ende De Vennip. Ooc ‘tgunt ic gemaect ende bij gescrift gestelt hebbe angaende de contributie van De Vennip omme te crijgen gratie in conformité van de andere dorpen aen de Meer gelegen.

Hillegom plach te gelden 411 mergen 300 roeden, es groot bevonden 1000 mergen ende es gemodereert te contribueren mit 700 mergen. Dou in ’t chaertbouc te doen stellen de gehele Vennip in ’t cleyn gelijc ’t in mijn chaertgen staet; ooc een chaert van de scheydinge.

Vennip heeft van 1588 op hemzelffs gecontribueert mit 186 margen 300 roeden; zijn anno 1598 ten opzicht van ’t afspoelen van ’t eylandt vermindert 6 morgen 431 roeden ende contribueren overzulx nu met 179 margen 469 roeden.

[hieronder volgen de berekeningen van de bijdrage van Claes Jansz. Verwer tot Haerlem, en daarna enkele bladzijde vol optellingen, waar een telmachine nog eer mee zou inleggen. Zijn methode is voor een niet-wiskundige wel niet te volgen. Op de achterkaft staat:] Minuyt verbael nopende ’t scheyt van de ambachtsheerlicheyden van De Vennip ende Hillegom. Zij gegrosseert ende gevoucht in ’t bouc van De Vennip.

[Hieronder volgt iets merkwaardigs: een berekening van de grootte van de Beemster, waar hij in geïnteresseerd was vanwege een dienstreis daarheen, beschreven door Wim Zalm, ‘Jan van Hout op dienstreis naar de Beemster, Leids Jaarboekje 113 (2021) p. 110-121. Omdat deze informatie mogelijk ontbreekt in het verbaal van die reis van 21-26 oktober 1608, volgt hier de transcriptie]

Angaende de Beemster ende ’t bedijcken vandien. De Beemster zo die jegenwoordelicken bedijct wert, zeyt men dat groot zoude zijn 9000 mergen, comt de superficie of vlacte vandien roeden 5.400.000 voeten 777.600.000, ende men zeyt dat zij deur de banc mit water diep staet zes roedevoeten, zodat in haeren ring of te leggen caden gesloten zouden zijn 4.665.600.000 taerling of cubycke voeten, genomen dat 5 cubycke voeten maecken een ton of vat waters. Comt 933.120.000, te weten negenhondertdrieendertich millioenen hondertduysentendetwintichduysent vaten waters. Om ‘tzelve water uyt te malen zijn besteet 42 moelens, zo men zeyt van eene grootte, invougen dat men hout dat elc evenveel zal uytmaelen, comt tot last van elcke moelen 22.217.143 vaten, ende als men gissinge maecte dat alle de moelens gesamentlicken een duym waters zouden mogen uytwerpen en verlagen, zo zouden zij de plasse connen uytmalen in 72 dagen ende zoude elcke moelen in effecte lozen 308.571 vaten ‘sdaechs. Genomen dat een achtcante molen mit elcken ommegang van ’t waterrat werpt uyt 20 vaten waters ende gaet elcke uyr om 240 malen, te weten elcke minuyt 4werven , zo zoude elc uyr uytgeworpen werden vaten 4800 ende in ’t etmael genomen voor 1 dach 115.200. [Hierbij valt op te merken dat Van Hout een denkfout maakt: niet alle 42 molens waren parallel geschakeld omdat ze niet de volledige diepte konden bereiken, maar waren in gangen vierhoog geschakeld. Gemakshalve gerekend moeten zijn cijfers t.a.v. de wateropbreng per molen dus door vier gedeeld worden!]

[fol. 20] Continuatie van ’t verbael angaende De Vennip.

Hillegom heeft anno 1607 gegonden in de verpondinge 2256-13-11 ende ’t ambocht van Hillegom plach voor de vermetinge te contribueren mit 411 margen 300 roeden. ’t Es bij de metinge groot gevonden 1000 margen, ende gracie genieten van 300 margen, gelt in ’t Waterschap mit 700 margen. [hierna volgen berekeningen, zoals: 700 mergens gelden 22567, wat 1?, met als uitkomst] ’t welc opte margen d’ een deur d’ ander beloopt omtrent 3 gulden 4 stuyvers 9 penningen. De Vennip heeft van den jare 1588 aen gecontribueert mit haer volle groote als 186 margen 300 roeden. Es anno 1598 ten opzicht van ’t afspoelen van ’t eylandt vermindert mit 6 margen 431 roeden ende gelt zulx alsnoch mitte overblijvende 179 margen 469 roeden; gelt in de verpondinge 495-6-3¾. [volgen weer berekeningen, zoals: 179 margen 469 roeden gelden 4953, wat 1?] ’t welc opte margen d’ een deur d’ ander beloopt omtrent 38 stuyvers 9 penningen. Ende [de hierna volgende tekst is ook overgeleverd in een net-kopie in inv.nr. 66] alzoe in den voorleden jare 1608 opte questie bij die van Hillegom gemoveert op ’t scheyt van de ambachtsheerlicheyt van De Vennip, daerop mit die van de Reeckeningen vanwegen der Graeflicheyt een accordt ende zulx een vast scheyt gemaect ende gestelt es ende dat dienvolgende de landen daerover de scheytlinie es loopende zijn gemeten omme daeruyt te weten hoeveel lants elc leggende hadde in De Vennip ende hoeveel in Hillegom ende de collectatiën van de verpondingen ende van de morgengelden daernaer voortsaen ende mitten jare 1600negen beginnende te werden gerecht, soe es dienvolgende vanwegen burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheren van De Vennip gemaect de volgende staet ende verclaringe hoe ‘tzelve ten opzicht van De Vennip zal werden genomen ende in ’t werc gebracht:

Frans Kies tot Haerlem, comt een gedeelte van ’t landt aen de Leeck, ‘twelc Claes Jansz. Verwer’s was ende in der chaerte van den jare 1588 geteyckent nu.s 34, 35, 36, daervan Claes Jansz. Verwer voorn. de reste alsnoch toecomende es, doen t’samen groot gemeten 5 margen 210 roeden ende nu ‘tgeen Frans Kies comt 2 margen 260 roeden ende ‘tgeen Claes Jansz. Verwer comt 2 margen 527 roeden, maeckende t’samen 5-187, invougen dat hier vermindert zijn 23 roeden. ’t Voors. landt pleech in de verpondinge te staen op 16 gulden 4 stuyvers, beloopende opte mergen omtrent 3 gulden 8 penningen. 5 mergen 210 roeden gelden 162, wat 1? [volgt een berekening] ende zullen naer proportie van de voors. verminderingen alsnu in de verpondingen gelden: Frans Kies mit 7 gulden 7 stuyvers 7 penningen, ende Claes Jansz. Verwer mit 8 gulden 14 stuyvers 5 penningen.

Lourys Henricxz. Croon, out-secretarys, comt een partijeken in der chaerte van dees metinge geteyckent mit Z, d’welc voorgaende onder De Vennip niet en was gemeten, nu groot gevonden 15 roeden ende genomen naer proportie van de landen van de voorn. Kies ende Verwer daer naest gelegen, zoude gelden in de verpondinge 1 stuyver 10 penningen.

[fol. 21] Symon Aelbrechtsz. comt een partijeken in der chaerte van dees metinge geteyckent mit Y, mede voorgaende in De Vennip niet gemeten, nu groot bevonden 13 roeden, ende zoude zulx in de verpondinge gelden naer beloop alsvoren 1 stuyver 5 penningen.

Lijsbeth Claesdr. comt ooc een pertijeken in der voors. chaerte van dees metinge geteyckent mit X, mede voorgaende in Der Vennip niet gemeten, nu begroot op 16 roeden, ende zoude zulx in der verpondinge gelden naer beloop alsvoren 1 stuyver 11 penningen.

Hier wert de Vennipperlaen overgesprongen

Cornelis Dirxz. van Hout mit een gedeelte van ’t landt zuytwestwaerts van Venneperlaen, ‘twelc Grietgen Dircxdochters was, nu.o 52, daervan Claes Joostenz., man ende voocht van Marijtgen Willemsdochter, de rest comt, t’samen [anno 1588] groot 1 margen 373 roeden, nu groot ’t partije van Cornelis Dirxz. 491 roeden ende ’t partije van Claes Joostensz. 497 roeden, maeckende t’samen 1 margen 388 roeden, wezende zulx vermeerdert mit 15 roeden, plagen te staen in de verpondinge op 33 stuyvers, ‘twelc es de mergen omtrent 20 stuyvers 6 penningen. 973 dragen 165, wat 1? [volgen berekeningen] ende zullen naer proportie van de voors. vermeerderinge alsnu in de verpondingen gelden Cornelis Dirxz. van Hout mit 16 stuyvers 11 penningen ende Claes Joostenz. mit 16 stuyvers 14 penningen.

Cornelis Dirxz. van Hout voorn. nu.o 53 in ’t jaer 88 groot gemeten 1 margen 310 roeden, nu op 1 margen 333 roeden, wezende zulx vermeerdert mit 23 roeden. Dezelve Van Hout over een gedeelte van nu.o 54, daervan de reste comt Florys Jansz., t’samen anno 88 gemeten op 2 margen 362 roeden ende nu groot gemeten ’t partie van Cornelis Dirxz. van Hout op 2 margen 258 roeden ende ’t partie van Florys Jansz. op 163 roeden, maeckende t’samen 2 margen 421 roeden, wezende zulx vermeerdert mit 59 roeden, welcke 3 partijen begroot alsvoren t’samen in de verpondinge gelden 11 gulden 2 stuyvers, ‘twelc es de mergen op omtrent 2 gulden 13 stuyvers 14 penningen. [volgen berekeningen; ook alle marges staan vol optellingen en dergelijke] ende zouden nu proporcionelicken tesamen moeten gelden 11 gulden 9 stuyvers 2 penningen, daervan Cornelis Dirxz. van Hout moet gelden naer advenant de voors. 1 margen 333 roeden 3 gulden 3 stuyvers 12 penningen; dezelve naer advenant van de voors. 2 margen 258 roeden 6 gulden 10 stuyvers 13 penningen. Ende Florys Jansz. naer beloop van zijn voorgaende 163 roeden 14 stuyvers 10 penningen.

Geryt Gerytsz., schout tot Hillegom, nu.o 55, ‘twelc de pastorye was, in ’t jaer 1588 gemeten op 1 margen 362 roeden; nu op 1 margen 364 roeden, ende zulx vermeerdert mit 2 roeden, plach in de verpondige te staen op 4 gulden, ‘twelc es de mergen op omtrent 2 gulden 9 stuyvers 15 penningen, [fol. 22] ende zal nu naer zijn grootte van 1 margen 364 roeden gelden in de verpondingen 4 gulden 3 penningen.

Joncheer Melchior Schuyrbrandt ‘twelc joncheer Johan Monix, zijns schoonvaders, was, nu.o 56, vanouts gemeten op 2 margen 404 roeden, ende nu groot bevonden 2 margen 530 roeden, wezende zulx vermeerdert 126 roeden; dezelve Schuyrbrandt ende was mede zijns voors. schoonvaders, gelegen aen de Beeck nu.o 57, vanouts groot gemeten 2 margen 348 roeden, ende nu groot gevonden 2 margen 540 roeden, wezende zulx vermeerdert 192 roeden. De voorgaende landen plagen t’samen in de verpondinge te gelden mitte volgende partijen als nu.o 43: 2 m 593 r, 44 1 m. 378 r, 50 2 m. 436 r, 51 1 m. 292 r., dit 56 2 m. 404, dit 57 2 m. 348 r., samen 14 morgen 51 r., ende stonden t’samen op 20 gulden, ‘twelc es de morgen op omtrent 28 stuyvers 7 penningen. 8451 gelden 20, wat 1? [volgen berekeningen] Zal nu voorts gelden naer beloop de voorgaende 2 morgen 530 roeden nu.o 56 mit 4 gulden 1 stuyver 14 penningen naer beloop van de 2 morgen 540 roeden nu.o 57 mit 4 gulden 2 stuyvers 6 penningen ende mitte geheele 14 mergen 369 roeden mit 20 gulden 15 stuyvers 9 penningen.

Hier wert de Beeck overgesprongen

Joncheer Johan van Gerwen, ‘twelck joncheer Johan Monix, zijn schoonvader, was, een pertie aen de Beecke nu.o 82, ‘twelc anno 88 groot gemeten was 478 roeden ende nu niet groter bevonden es dan 415 roeden, comt minder of ondermate 63 roeden. De voorgaende landen plagen t’samen in de verpondinge te gelden mitte volgende pertijen als nu.o 70 1 m. 160 r., 72 2 m. 10 r. ende deze 478 roeden [opgeteld] 4 morgen 48 roeden ende stonden t’samen op 8 gulden, ‘twelc es de morgen op omtrent 39 stuyvers 4 penningen. 2448 dragen 8, wat 1? [volgen berekeningen] ende zal nu gelden naer advenant van 3 morgen 585 roeden mit 7 gulden 15 stuyvers 15 penningen.

Pieter Jansz., ‘twelc Cornelis Andriesz. van Vinckenberch [Vinckenburch], zijn schoonvaders, was, nu.o 83 anno 88 groot gemeten 1 morgen 460 roeden, ende nu niet groter bevonden dan 1 morgen 444 roeden, ende zulx vermindert mit 16 roeden; ’t voorgaende landt plach tesamen in de verpondinge te gelden mit nu.o 61 1 morgen 458 roeden, dit 83 1 morgen 460 roeden, t’samen 3 morgen 318 roeden, mit 7 guldens, ‘twelc es de mergen omtrent 39 stuyvers 11 penningen. 2118 dragen 7, wat 1? [fol. 23] Ende zal nu gelden naer advenant van 3 morgen 302 roeden mit 6 guldens 19 stuyvers.

Cornelis Jacopsz. nu.o 84 ‘twelc Jan Cornelisz.’s was, anno 88 gemeten ter grootte van 1 morgen 260 roeden, ende nu groot bevonden 1 morgen 247 roeden, ende zulx vermindert 13 roeden, plach in de verpondinge te gelden mit 4 gulden 1 stuyver 4 penningen, ‘twelc es de mergen omtrent 2 gulden 16 stuyvers 9 penningen. 860 dragen 40625, wat 1? [volgen berekeningen] Ende zal nu gelden naer beloop van de voors. 1 morgen 247 roeden mit 4 gulden.

Jonge Pieter Claesz., nu.o 85, ‘twelc in ’t jaer 88 groot was gemeten 1 morgen 311 roeden, ende nu groot bevonden es 1 morgen 267 roeden, invougen dat het es vermindert 44 roeden. Lijsbeth Claesdr., wedue van Dirc Dirxz. van der Leth, in zijn leven schout tot Hillegom, nu.o 86 was anno 88 gemeten ter grootte van 1 morgen 405 roeden ende es nu groot bevonden 1 morgen 290 roeden, invougen dat het vermindert es 115 roeden. De voorgaende landen plagen in de verpondinge te gelden mitte volgende pertijen als nu.o 64 1 m. 480 r., 65 1 m. 573 r., 76 2 m. 155 r., ’t voorgaende 85 1 m. 311 r., ’t voorgaende 86 1 m. 405 r., comt t’samen 9 morgen 124 roeden, een somme van 13 gulden, ‘twelc es de margen omtrent 28 stuyvers 4 penningen. 9 morgen 124 roeden dragen 13, wat 1? [volgen berekeningen] Ende zullen nu gelden jonge Pieter Claesz. naer beloop van zijn 1 morgen 267 roeden mit 2 gulden 13 penningen ende Lijsbeth Claesdr. naer beloop van haer 1 morgen 290 roeden mit 2 gulden 1 stuyver 15 penningen.

… [geen naam vermeld] mit het partije in de chaerte van dees metinge geteyckent mit D voorgaende in den jaere 88 in Der Vennip niet gemeten, mer nu mit 70 roeden, ende zal gelden in de verpondinge naer beloop van de landen aen beyden zijden gelegen ‘twelc zijn de landen nu.o 86 ende nu.o 87. Belangende 86 ‘tzelve gelt alsvoren de mergen omtrent 28 stuyvers 4 penningen. 87 was anno 88 groot gemeten 1 morgen 203 roeden ende gelt in de verpondinge 3 gulden 8 stuyvers 12 penningen, ‘twelc es opte mergen omtrent 2 gulden 11 stuyvers 6 penningen. [volgen berekeningen] De voors. 2 sommen van 28 stuyvers 4 penningen ende van 2 gulden 11 stuyvers 6 penningen opten anderen gehoocht ende dan gehalfdeelt zijnde, comt te bedragen 39 stuyvers 13 penningen, ‘twelc bedraecht over 70 roeden daermede dit partije zal contribueren in de verpondinge 4 stuyvers 10 penningen.

[fol. 24] Claes Jansz. Verwer tot Haerlem, ‘twelc Jan Verwers, zijns vaders, was, een gedeelte van nu.o 87, daervan de rest toecomt Anna Baerten, wedue van Pieter Claesz. van Voorhout, mit haer zusters, gelegen aen Elsbrouckerlaen, anno 88 t’samen groot gemeten 1 morgen 203 roeden ende nu bij der mate groot bevonden ’t pertije van Claes Jansz. Verwer 1 morgen 80 roeden ende ’t pertije van Anna Baerten 113 roeden, comt t’samen 1 morgen 193 roeden, invougen dat hier verminderinge es van 10 roeden ende hebben in de verpondinge t’samen gegouden 3 gulden 8 stuyvers 12 penningen, ‘twelc bedraecht opte mergen 2 gulden 11 stuyvers 6 penningen, ende zullen nu voorts gelden naer rato van de bevonden grootte: Verwer mit 2 gulden 18 stuyvers 4 penningen ende Anna Baerten 9 stuyvers 11 penningen.

‘twelc dusverre gezeyt zij angaende de verclaringe op het redres van het register van de verpondinge over de landen onder de scheytlinie gelegen.

Om nu voorts te betogen ’t voordeel of achterdeel dat aen d’ een zijde De Vennip aen d’ ander zijde Hillegom uyt ’t jegenwoordige besoinge becomt of erlangt dient de volgende balanchieringe [in de net-kopie: waechschael of balanche] van de winst jegens ’t verlies: vermeerdert Symon Aelbertsz. 13, Louris Hendricxz. Croon 15, Lijsbeth Claesdr. 16, Cornelis Dirxz. van Hout 15, dezelve 23, dezelve mit Florys Jansz. 59, Geryt Gerytsz. Schout 2, Schuyrbrant 126, dezelve 192, … 70 [opgeteld 531 roeden]. Vermindert Frans Kies [en Verwer] 23, Gerwen 63, Pieter Jansz. 16, Cornelis Jacopsz. 13, jonge Pieter Claesz. 44, Lijsbeth Claesdr. 115, Verwer 10 roeden [opgeteld 284 roeden]. Vereffent comt dat De Vennip in als vergroot es mit 247 roeden.

Ic hebbe in desen calculatie gemaect van landen in de verpondige staende de mergen op 1-0-6, 1-8-4, 1-8-7, 1-19-4, 1-19-11, 1-19-13, 2-9-15, 2-11-6, 2-13-14, 2-16-11, 3-0-8. [volgen nog berekeningen]

[de volgende tekst is ook in minuut overgeleverd in inv.nr. 42; de afwijkingen daar zijn tussen vierkante haken vermeld]

Eerntfesten, eerzamen, wijzen ende zeer voorzienigen heere Claes Jansz. Verwer, mijnen waerden heer ende gunstigen goeden vrunt, tot Haerlem. Eerntfeste, eerzame, wijze, zeer voorzienige heere, gonstige goede vrundt, naer mijne gedienstige anbiedingen. Ic hebbe volgende ons laetste afscheyt op ’t Raedhuys alhier genomen den 7en january laetstvoorleden, gesproocken mijnen Edele heeren burgermeesteren angaende het aflossen van den tijns van De Vennip bij U E. ten behouve van alle de gemeene innegelanden te doen jegens den penning 200, daerinne dezelve heeren burgermeesteren ende [ooc ’t collegie van] schepenen tevreden zijn ende mij gelast hebben ‘tzelve te voltrecken staende nochtans tot meerder verzeeckertheyt naderhant daerop te versoucken approbatie van de Grote Vroetschappe alhier. Ende omme ’t werc te bevorderen ‘tzelve te bereyden, hebbe ic daervan een bewerp gemaect dat ic mitsdezen overzeynde. ’t Zal U E. gelieven daerop zijn goetduncken over te scrijven omme mij daernaer in ‘t voltrecken te gedragen. Ic hebbe miteenen beworpen een verclaringe op ’t redres van het register van de verpondinge van De Vennip voor zoveel angaet de pertijen landen onder de scheytlinie gelegen, daervan ooc doubelt hier beneffens gaet, ‘twelc U E. meteenen gelieven zal in den uwen te doerzien ende ‘tzelve mij weder over te schicken mit zijn advis daerbij. Ic vinde (om de waerheyt te bekennen) groote ongelijcheyt in hetzelve register van de verpondinge ende laet mij beduncken dat uwer landen nu.o 34, 35, 36 ten inzichte van de naestgelegen veel te hooch zijn gestelt ende dat het nu als men daerinne [fol. 25] notelicken eenige veranderingen moet doen gelegentste zouden comen om in ’t geheel eenich redres op ’t register te doen. Men mocht (bij manier van ende tot dien eynde voorslaen) kercgeboden ende uytroupingen doen opdat elc die yet voornaem te clagen mochte werden verwitticht omme zijn bezwaernissen tijtlicken aen te dienen omme daerop naer behoren te werden geleth. Heel effen te maecken es niet mogelicken; ’t naeste dient gezocht. De verpondinge es een geduyrige last die (zoo ’t schijnt) niet leechlicken ophouden zal. Ende dezen tot geenen anderen eynde dienende, bidde den Almogenden U E. te nemen in zijn H(eilige) hoede ter zalicheyt. Mit haest in Leyden dezen 17 january 1609. Uwer E. dienstwillige vrundt [niet ondertekend, maar Van Hout; de minuut is wel door hem ondertekend]

Te communiceren de Grote Vroetschappe

[het volgende stuk is ook overgeleverd in twee net-exemplaren, geschreven door Jan van Hout persoonlijk; één exemplaar met vouwen, dat opgestuurd is naar Verwer en kennelijk door hem geretourneerd, ongetekend. Vanwege enkele tekstuele verschillen is het afwijkende uit het net-exemplaar hieronder tussen vierkante haken weergegeven. Stadsheerlijkheden inv.nr. 42]

Opte voorwaerden ende in manieren hiernaervolgende zijn Jaspar van Banchem, presiderende schepen, ende Jan van Hout, secretarys der stadt Leyden, gecommitteerden van burgermeesteren ende regierders derzelver stede als ambachtsheeren van De Vennip, ter eenre zijden, ende Claes Jansz. Verwer, borger der stadt Haerlem, als mede-innegelande van De Vennip in dier qualité voor hemzelven mitsgaders ooc vanwegen ende ten behouve van allen den gemeenen innegelanden van de voors. ambachtsheerlicheyt van De Vennip ter andere zijden, gesamentlicken overgecomen ende verdragen nopende de quytinge, bevrijdinge ende gantsche aflossinge van den thijns staende opte landen onder de voors. ambachtsheerlicheyt gelegen die van outsheer ende tot noch toe mit grote moeyten, oncosten ende bezwaernisse zowel van den voors. stede ende de gecommitteerden vandien als van den gemeenen innegelanden geeyscht, betaelt ende ontfangen es opten 1en january als dat de voors. Claes Jansz. Verwer in der qualité alsvoren ten behouve ende aen handen van burgermeesteren ende regierders voorn. in de maent van …[opengelaten; in net-exemplaar: julio eerstcomende] verscijnende teffens in hooftgelden [hooftsomme] ende gangbare munte volgende ende gelijc der Heeren Staten [ordonnantie ende] tollerantie opten loop van de gelden alsdan wezen zal, zal opbrengen voor elcken eygen te weten 4 penningen payments volgende het laetste register van den thijns geheven den 1en january des loopenden jaers 1600negen twee gulden 10 stuyvers bedragende van hooftgelden. Vermits welcke betalinge den voors. thijns van De Vennip voor zoverre de stadt van Leyden ende haere ambachtsheerlicheyt angaet voor nu als dan ende dan als nu ten eeuwigen dagen zal zijn [wezen ende] wert geheven mitsdezen [voor] afgelost ende gequeten ende de landen daervan gevrijt ende ontslagen ofte het recht van de voors. stadt aen ende ten behouve van de voors. Verwer [mits dezen] gecedeert, opgedragen ende overgegeven. Ende teneynde de gemeene innegelanden van De Vennip de cracht ende werckinge van het jegenwoordige verdrach mede mogen genieten, zo zal desen vercondicht ende uytgeropen werden niet alleen mitter clocke in desen naestgelegen steden van Haerlem ende Leyden, mer ooc in de kercken ende vierscharen van Hillegom ende Lisse als 2 de naestgelegen dorpen van gelijcken mit anpleckinge van billetten tot zelve plaetsen te doen, teneynde alle degeene die innegelanden van De Vennip zijn ende ’t jegenwoordige accordt mede begeren te genieten hun gedeelte naer rate, advenante ende proportie van de eygens daermede zij op ’t vertijnsen den voorn. 1en january 1609 ten registere gestelt zijn, zijn [in] penningen zullen hebben op te brengen aen handen van den voors. Claes Jansz. Verwer voor den laetsten dach van [oningevuld; meye] eerstcomende ende van hem zullen mogen nemen absolute quitantie, op peene dat naer verloop van denzelven dach de gerechticheyt van dezelven tijns, gelijc als vanouts voor zoveel ’t gedeelte van de gebreeckigen angaet zal comen en wezen ten behouve ende profijte van de vers. Claes Jansz. Verwer omme daermede te mogen winnen ende verliesen en mitten zelven gebreeckelicken naderhandt in haer wijse [perticulierlicken te] handelen, verdragen ende overcomen gelijc [‘t] hem goetduncken ende believen zal ende of ‘t de voorn. burgermeesters van Leyden als ambachtsheeren van De Vennip zelfs waren. Ende omme de voorn. Claes Jansz. Verwer mitten gemeenen innegelanden van De Vennip desen angaende ten genougen [te] bewaeren ende verzeeckeren ten opzicht de voorn. van Leyden de geroerden ambachtsheerlicheyt opte name van mr. Franc Duyc de Jode, jegenwoordelick eerste ende presiderende burgermeester derzelver stede, ten onversterflicken erfleen houden van den Huyse van Wassenaer, zo zullen de voorn. van Leyden ’t jegenwoordige accordt, verdrach ende overcompste doen bevestigen, ratificeren ende confirmeren van de Edel Mogende Heeren Staten ’s landts van Hollandt ende Westvrieslandt oft Haer Edele Gecommitteerde Raden. Tot voldoeninge van ‘twelc mitsdezen verbonden werden de goeden van de voors. stadt Leyden mitsgaders van de voors. Claes Jansz. Verwer, jegenwoordige ende toecomende, roerende ende onroerende, gerechticheyden ende inneschulden, stellende alle dezelve mitsgaders de vruchten en de keure vandien tot bedwang van allen rechten ende rechteren, ende dit alles ter goeder trouwen, zonder argelist ende op ’t advoy ende welbehagen van de heeren burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden. Aldus gedaen binnen der stadt Leyden ende dezen ondergeteyckent opten 7en january 1600negen bij ons [niet ondertekend]

[fol. 26, in het handschrift van Joost van Swanenburch, de opvolger van de overleden Jan van Hout]

Erntfeste, wijse, discrete, zeer voorsienige heer Claes Jansz. Verwer, wonende tot Haerlem.

Erntfeste, wijse, discrete, zeer voorsienige heere, Naedien bij Uwe E. begonst es te handelen van onsentwegen nopende het aflossen van den tijns van De Vennip bij Uw E. ten behouve van alle de gemene innegelanden te doen jegens den penning twehondert, ende dattet ‘tzelve contract noch niet es voltrocken door het affsterven van onsen secretarys Van Hout zaliger, die daertoe last ende commissie hadde, soe hebben wij niet konnen naelaten Uw E. mitsdesen te verwittigen alsdat wij tegens vrijdach toecomende goetgevonden hebben ‘tzelve voorts te voltrecken als nae behoren. Verzoucken daeromme dat Uw E. tegens dezelve tijt hem believe alhier te laten vinden omme voorts de zaecke aff te maecken ende ‘tgene daertoe nodich es te bevorderen, aen onse zijde zullen wij ons daertoe gereet laten vinden. Ende alzoe desen ten genen anderen eynde is dienende, willen wij Uw E., erntfeste, wijse, discrete, zeer voorsienige heere, in de bescherminge des Alderhoochsten bevelen. In Leyden desen 9en april anno 1600thien. Uw. E. goede vrunden, burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden.

[In inv.nr. 42 bevindt zich het antwoord, met op de buitenzijde het adres] Erntfeste, wijse, discreete, seer voorsienige heeren de E. heeren burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden. Loont den brenger.

Erntfeste, wijse, discrete, zeer voorsienige heere de E. heeren burgermeesteren ende regeerders der stadt Leyden. U E. missive in date den 9e aprilis lestleden is mijn ter handt gecoomen, bij denwelcken ic verstae dat U E. op vrijdach toecoomende geresolveert sijt tott voltrecking der begoste handeling van de affcoop der thienssen. Dan soo U E. ende mijn nodich es pertinente verclaering van de pertijen thijnsbaer sijnde alsmede wat landen alreets geabandonneert sijn, alsoick seer haest te verloopen staen, hebbe (onder U E. goetbelieven) niet onraetsaem gevonden dat U E. soude gelieven tott seker ende pertinent aenwijsing derselver pertijen ten selffde voors. daege te verscrijven Cornelis van Immerseel, U E. provisioneele scout aldaer, om ten wedersijde nairder verclaeringe derselver bij hem te doen. Ten welcken voors. daege ic met de hulpe des Heere mijn hoop tijtlijck te sullen laeten vinden, in wiens Almogende protexie, erntfeste, wijse, discreete, zeer voorsienige heeren, ic U E. bevele. In Haerlem desen 12e april 1600thien. U E. altijt wes ic vermach goetgunstige (w.g.) C.J. Verwer.

[en de volgende brief, fol. 26] Erntfeste, wijse, discrete, zeer besondere heere Claes Jansz. Verwer, wonende tot Haerlem.

Erntfeste, wijse, discrete, zeer besondere heere, Ick seynde Uw E. mitsdesen ‘tgene Uw E. alhier gelaten hadde ende geschreven is bij de handt van Jan van Hout zaliger, in zijn leven secretarys deser stede van Leyden, nopende ’t scheyt van Hillegom ende De Vennip, mitsgaders den staet van ‘tgene yeder die op ‘tzelve scheyt landen gelegen heeft in de verpondingen ende margengelden behoort te contribueren ende geven. Vorder en kan ick niet bevinden datter binnen twe off drie jaeren herrewaerts enige chaerte zouden wesen gemaect van alle de landen ende margentalen in de heerlicheyt van De Vennip gelegen dan alleenlick van de landen die op ’t scheyt voors. gelegen zijn ende nergens anders toe en dienen dan om te weten hoeveel landts yeder in Hillegom ende De Vennip respectivelick heeft leggende ende waer men ‘tzelve scheyt t’ allen tijden uyt zal connen vinden, ‘twelc alzoo ick meende Uw E. ondienstich te zijn, hebbe ‘tzelve niet overgesonden. Hiermede desen eyndigende, wil ick Uw E., erntfeste, wijse, discrete, zeer besondere heere, in de schut ende scherm des Alderhoochsten bevelen. In Leyden desen 19en april 1600thien. Uw E. dienstwillige [niet ondertekend, maar Van Swanenburch].

[Het is merkwaardig dat Van Swanenburch de door Dou gekopieerde kaart van Van Merwen uit 1588, maar in gedeelten opgesplitst op kleinere vellen, niet kon vinden. Tenzij die helemaal niet gemaakt is, want een betaling ervan is niet gevonden… Het is tevens het laatste signaal over de thijnsen van De Vennip. Vermoedelijk had Verwer zijn aanvankelijke plan om de inning van de thijnsen in eigen beheer te gaan nemen, laten varen. De opbrengst was dan ook minimaal]

 

De afgesprongen koop van Zoeterwoude, 1544-1548

P.J.M. de Baar

 

Jan van Hout en zijn rapport over de afgesprongen koop van Zoeterwoude, 1544-1548

Zoeterwoude 1574 Liefrinck

Leiden had nogal eens ruzie met zijn buurdorpen. De ambachtsheren daarvan voerden vaak een beleid dat behoorlijk strijdig was met dat van de stad, vooral op economisch gebied. De stad wilde de toch al teruglopende textielnijverheid in de stad houden, maar de omringende dorpen, waarvan het grondgebied tot aan de stadssingels kwam, bevorderden dat wevers, spinners en dat soort minder belangrijke arbeidslieden hun werk ergens op hun grondgebied gingen uitoefenen. In mindere mate gold dat ook voor bakkerijen: het stadsbestuur wilde niet dat er brood binnen de stad gebracht werd waarvan niet de volledige (hoge Leidse) accijns betaald was, en zeker ook bij bier moest de accijns bijbetaald worden. Om de forse smokkel tegen te gaan was veel controle en onderzoek nodig, wat de stad wilde besparen door een totaal verbod van productie in een cirkel van 500 of 800 roeden gemeten vanaf de singels. Van de hoge overheid in Den Haag kreeg men wel steun, onder meer door de Order op de Buitenneringen van 1540, maar daar trokken de ambachtsheren zich maar weinig van aan. Dat leidde dus tot veel (dure) processen. Maar mocht het lukken dat een stad de (ambachts)heerlijke rechten kocht, dan kon meteen daarna ieder spoortje van economische activiteit verboden en vervolgd worden. Dat was een stad als Leiden dus best wel wat waard. Vandaar dat toen zich de gelegenheid in 1544 leek voor te doen om de ergste dwarsligger, Zoeterwoude, te kopen, Leiden meteen toehapte, ook al lag de koopprijs bij de haast failliete stad als een steen op de maag en moest men zich in bochten wringen. Toch leek alles aanvankelijk goed te verlopen, maar om redenen die zelfs Van Hout niet kende of niet aan het papier wilde toevertrouwen, sprong uiteindelijk de koop af. Pas in 1610 zou die alsnog lukken. Maar toen bij de koop van Leiderdorp in 1582 bejaarde politici naar deze koop verwezen op een manier die Van Hout ongeloofwaardig voorkwam, was zijn belangstelling en wellicht verontwaardiging gewekt en bewerkte hij dat hem formeel opdracht verleend werd dit heel gedetailleerd uit te zoeken. Zijn rapport onthult heel wat merkwaardige ontwikkelingen.

In 1544 was het uiterst zeldzaam dat een stad ambachtsheer was. De kring rond keizer Karel V moet hier wel huiverig voor geweest zijn; vóór je het wist hadden allerlei steden allerlei (ambachts)heerlijkheden in hun macht en konden daar doen en laten wat ze maar wilden. Van oudsher waren heerlijkheden in handen van edelen, die ze in leen hadden van de graaf van Holland en de verplichting hadden hun landsheer te helpen tegen diens vijanden en dergelijke meer. Vermoedelijk was het dit soort afkeer van nieuwlichterij die de kring van vooral edelen rond de keizer zo’n afwijzende houding deed innemen. Mogelijk heeft Leiden te hoog ingezet of een te ingewikkelde weg bewandeld, waardoor de zaak afsprong. En op het laatst was Leiden zelfs bereid om Van Assendelft, de alom onmisbare tussenpersoon, te belonen (zeg maar: om te kopen) met een voer (of voeder; een heel groot vat) Rijnsche deelwijn (wellicht 921 liter, later 875 liter, van de allerbeste wijn van ergens langs de Rijn) ter waarde van maar liefst 105 pond 16 schellingen en 6 penningen. En ook werd er aan nog meer omkoping gedacht, wellicht in een té laat stadium. Helaas, allemaal verloren kosten. En voor de nieuwe ambachtsheer van Zoeterwoude Willem van Alckemade moest Leiden een afkoop ter waarde van 1340 pond op tafel leggen opdat die geen Leidse economische activiteiten meer op zijn grondgebied zou dulden.

Het verbaal is vele jaren later opgenomen in wat nu is Archieven van de Stadsheerlijkheden en Vroonwateren inv.nr. 250, terwijl een authentiek afschrift opgenomen is in Stadsarchief 1574-1816 inv.nr. 336. Het origineel, door Van Hout, is lastiger te lezen dan de kopie door zijn klerk, vandaar dat die kopie genomen is om de transcriptie van te maken. Enkele steekproeven brachten aan het licht dat het afschrift zeer getrouw is, zonder echte fouten. Wel bevinden zich in inv.nr. 250 veel bijbehorende stukken, waaronder over de afloop. Om die hier ook nog te transcriberen ging wel wat erg ver, vandaar dat dat nagelaten is, maar een ieder kan die uiteraard zelf raadplegen.

TRANSCRIPTIE VAN HET ‘VERBAEL NOPENDE DE COOP VAN D’ AMBACHTSHEERLICHEYT VAN SOETERWOUDE’. (SA II inv.nr. 336 fol. 221; het stuk is ook van een eigen foliëring vanaf 1 voorzien, maar de in het boek doortellende hogere foliëring is hier aangehouden).

Alsoe de burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden vanwegen joncheere Cornelis van Zwieten tot verscheyden reysen es angeboden mit de stadt te treden in onderhandelinghe ende tsamenspraecke nopende ’t vervolch van zijn gerechticheyt die hij pretendeert tot de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude, ten oirbaer deser stede te doen, ende zij bericht waren dat de stadt t’ anderen tijden de voorschreven ambachtsheerlicheyt zoude hebben gecocht, welcke coope geen voortgang en hadde connen hebben, mits ‘twelck de heer Van Alckemade daeraen gecomen was, soe hadden de voornomde burgermeesteren alvoren in eenige tsamenspraecke te treden, mij Jan van Hout, secretarys, belast de stucken van de stadt te doorsoucken om te weten wat van de voorscreven cope mocht zijn?, hoe die beleyt was?, wat verhinderingen voorgecomen waren? mit den ancleven ende gevolge vandien, alle ‘tselve te stellen bij geschrift ende daervan te doen behoirlick rapport. ‘twelc zulcx bij mij gedaen zijnde, hebbe bevonden ‘tgeen hiernair volcht.

In den jare vijftienhondertdriënveertich, nairdat joncheer Cornelis van Zwieten, in zijn leven ambachtsheer van Zoeterwoude, deser werelt was overleden, latende zijnen boedel belast mit verscheyden schulden, zoe sijn burgermeesteren der stadt Leyden in der tijt te rade gewerden totter stede behouff te doen coopen de voorscreven ambachtsheerlicheyt, meenende bij middel vandien te assopiëren de processen ter saicke van de buytenneringen, ongewesen hangende, ende te voorsien dat de stadt van doen voorts in haer neringhen nyet en zouden werden vercort off beschadicht, ende om ‘tselve secretelicken te beleyden, was eerst tsamenspraecke begonst mit de heer Van Lochorst ende meester Geryt van der Laen, wesende voochden over joncheer Adriaen, des voornomde Van Zwietens onbejaerde zoon, doen out [niet ingevuld] jaeren. Eyntelic zijn opten 23en decembris ’44 in [fol. 222] Den Hage ten huyse van Cornelis van Borsselen vergadert geweest Claes Adriaenszoon, Geryt Boeckelsz. Buytewech, jonge Dirc Jan Reyersz., burgermeesteren, ende Jacob Deyman, secretarys, als gedeputeerden van der stede van Leyden ter eenre, ende joncvrouwe Anna van Borsselen, weduwe van Cornelis van Zwieten, de voornomde Cornelis van Borsselen ende meester Geryt van der Laen ter andere zijden, ende coften de voornomde gedeputeerden alsdoen van de voorschreven weduwe, oom ende voocht van Adriaen van Zwieten de voorscreven ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude mit zijn toebehoiren voor vijffduysent gulden, in minderinge van dewelcke de stadt t’ haren laste nemen ende dragen zoude {’t decreet geïnterponeert zijnde) zodanige tien ponden groten Vlaems losrenten als heeren Geryt van Lochorst, ridder, opte voorscreven heerlicheyt spreeckende hadde, off hem daervan te vernougen ende te voldoen, ende de reste belopende omtrent vierduysent gulden zoude de stadt betaelen, de investiture vandien geschiet zijnde, begerende dier tijden de vercopers dat de stadt mede betaelen zoude de costen van ’t versouc ende heergewaden, daerinne de gedeputeerden swaricheyt maecten voor ende aleer dezelve costen begroot waeren; ende alsoe meester Geryt van der Laen voorslouch dat die boven de vierentwintich gulden nyet en zouden comen te belopen, zoe waeren de gedeputeerden tevreden geweest dezelve costen mede te dragen.

Om welcke zaecke te voltrecken zoe es de voornomde Van der Laen opten 20en january 1545 ten versoucke van die van Leyden gereyst nair Den Hage omme mit de heer Van Assendelft te communiceren hoe men de voorscreven van Leyden best bewaren ende bevestigen zoude, ende was te rade gevonden bij decrete van den Hove, dat men daerom request zoude overgeven, aen ‘twelc de heer Van Assendelft om te comen tot expeditie belooffde de handt te houden. [fol. 223] ‘Twelc de voornomde van Leyden deur de voorschreven Van der Laen zulcx gerapporteert zijnde, waren opten derden february 1545 op ’t Raidthuys doen vergaderen die van de Cleyne Vroetschappe ende dezelve voorgestelt twe poincten: ’t eerste omme eenen te nomineren daerop de voors. ambachtsheerlicheyt zoude werden gestelt, ende het twede hoe de penningen daertoe van node zouden werden gevonden. Waerop ten zelven dage geresolveert es op ’t eerste dat de nominatie zoude geschieden op een van de Cleyne Vroetschappe, ende dat nopende ’t furnissement van de penningen daertoe behouftich, van waerden gehouden zouden werden ‘tgunt daerinne gedaen zoude werden bij burgermeesteren mitten geenen die zijluyden daerover tot hoeren raide zouden roupen, wesende bij eenige voorgeslagen daertoe te vercopen de rente van twehondertvijftich gulden jaerlicx op ’t schoutambacht, die wel begeert werde mits genietende een halff jaer renten.

Om niettemin in de voors. zaicke vast te gaen, was dezelve opten 9en marty anno ’45 voorscreven in ’t lange geopent die van de Groote Vroetschappe mit verhael van de redenen ende middelen daertoe dienende, namelicken de costen ende moeyten van processen ende anders, die de stadt hadde moeten dragen tegens die van Zoeterwoude, zoe om te beletten ’t doen van de poortersneringen als tot wechneminge van de tavernen ende tapperijen, hoe daerjegens geïmpetreert zijnde ’t octroy van den jare ’40 nopende de buytenneringen binnen de vijffhondert roeden grote processen waren gemoveert bij de ambachtsheeren van Leyderdorp, Ougstgeest ende Zoeterwoude, hem daerjegens opposerende, hoe mitten heere Van Linguy tot zoe grote costen deser stede was geaccordeert, ende meenende van gelijcken te verdragen mitten ambachtsheer van Zoeterwoude, deselve soe exorbitantelic hadde geëyst ongelijc meer dan d’ ambachtsheerlicheyt waerdich was, invougen dat Cornelis van Zwieten, nu overleden zijnde, in sulcken [fol. 224] schijn ende state als elc notoir was, eenige ’t welvaren van de stadt beminnende goetgevonden hadden dat indien d’ ambachtsheerlicheyt vercoft werde, dat de stede daer wel nair behoirden te vereysschen ende die te doen copen om van de hangende processen ontslagen te zijn ende de toecomstige te schouwen, hoe ‘tselve mit de heer Van Assendelft ende meester Cornelis Suys gecommuniceert zijnde, zulcx bij hem goetgevonden was, ende dat de coop voortgaende, ‘tselve op een privé naem most werden gestelt, hoe ‘tselve die van de Cleyne Vroetschappe secretelic geopent zijnde, zulcx bij hem onder ’t behagen van de Grote Vroetschappe mede goet was gevonden hoe zij de ambachtsheerlicheyt om vijffduysent gulden hadden gecoft, ‘twelc wel een grote merckelicke somme scheen, nochtans groot voordeel deser stede was, te betalen mit duysent gulden aen de heer Van Lochost zoe wanneer ’t decreet geïnterponeert zoude wesen, in quytinge van tien pont Vlaems die hij jaerlicx opte ambachtsheerlicheyt spreeckende hadde, ende d’ ander vierduysent gulden zoe wanneer de investiture zoude zijn gebeurt, hoe de penningen die uyter stats beurse noch uyter gemeente nyet te crijgen en waren, zouden mogen werden gevonden bij vercopinge van de rente van twehondertvijftich gulden jaerlicx op ’t schoutambochte, nopende dewelcke zoeverre gehandelt was datter yemant gevonden was die de penningen hadde opgebracht, behoudens de stede weder haer lossinge zoedat eyntelic ’t gebesoingeerde zoe nopende ’t copen van de ambachtsheerlicheyt als ’t vercopen van de rente was geadvoyeert, waren ooc tenzelven dage gelesen drie bewerpen van remversalen die men soude nemen van den persoon op wiens lijff de voorscreven ambachtsheerlicheyt zoude werden gestelt, daervan de voornomde Van der Laen hadde gemaict den eenen, meester Jacob de Milde, raidt ende pensionarys deser stede den anderen, ende Dirck van Leeuwen, clercq van de tresorie (op wiens [fol. 225] naem geraemt was de voorscreven ambachtsheerlicheyt te stellen), den derden, waerop gestemmet werde, dat alle ‘tgunt burgermeesteren off ’t merendeel van hem, mitten geenen die zijluyden daerover tot hoeren raide zouden roupen, gedaen werde dat ‘tselve zijn voortgang zoude hebben.

Waernair de voornomde Van der Laen heeft geconcipieerd zeeckere requeste ende dezelve mitte heeren Assendelft ende Suys gecommuniceert zijnde, heeft die den Hove gepresenteert ende appoinctement daerop vervolcht den 13en, 14en, 15en ende 16en marty anno ’45 vers., ende werde de saicke in advys gehouden.

Alsoe nu de voorscreven van Leyden begeerden transporte ende d’ oversetting van ’t leen, zeggende hoer penningen gereet te wesen, zoe es de voornomde Van der Laen ten versoucke van de voorscreven van Leyden voor Paesschen gereyst in Den Hage aen de heer Van Assendelft als stadhouder van de Leenen, versouckende off hij daertoe wilde verstaen, verclarende de voors. Van Assendelft doen ter tijt dat zijne commissie mits de doot van den prince [de stadhouder van Holland enz., René van Chalon, prins van Orange, overleed 18-7-1544] uyt ende teniete was, dat men daeromme most vertouven nair den nieuwen stadthouder ende commissie, meynende daeroff bescheyt te hebben over Paesschen. Middelertijt hebben de voorscreven van Leyden gesocht te furneren de penningen ende daertoe verwillicht hebbende meester Geryt Henricxzoon van der Goude, licentiaet in de rechten, hebben denzelven opten 7en mey anno ’45 vercoft de rentebrieff van twehondertvijftich gulden jaerlicx, geypotequeert op ’t schoutambacht ende andere domeynen, mit belofte van die te waren, de voors. ambachtsheerlicheyt (die bij advys ende consent van schout, burgermeesteren, schepenen ende raiden der voors. stede gestelt zoude werden opten name van de voorscreven meester Geryt Heyndricxz., mits bij hem passerende behoirlicke remversael) daer- [fol. 226] voor te pande stellende ende alle der borgeren personen ende goeden daervoren ooc verbindende, welcke rentebrieff de voornomde meester Geryt Henricxz. opten 15en meye daeraenvolgende dadelicken voor Adriaen Janszoon ende Jacob van der Graft, schepenen, es opgedragen ende overgegeven bij Jacob van der Does, Claes Adriaenszoon, jonge Dirc Jan Reyersz. ende Jan Frans Gijsbrechtsz., burgermeesteren.

Opten 16en meye es de voornomde Van der Laen ten versoucke van de voorscreven van Leyden weder gereyst in Den Hage omme de zaecken te benaerstigen ende de heer Van Assendelft, die uyt Brabant thuysgecomen was, aen te spreecken, ‘twelc zoe mits ’t vertrec van de voorscreven heer Van Assendelft naer Uytrecht nyet en const werden gedaen, es de voornomde Van der Laen ten versoucke alsvooren opten 21en meye ’45 weder gereyst in Den Hage omme de voorscreven heer Van Assendelft (van Uytrecht gecomen zijnde) ter zaecke voors. aen te spreecken, die alsdan verclaerde noch geen commissie te hebben, ende heeft tenzelven tijde mede vervolcht appoinctement ende expeditie van den Hove opte voorscreven requeste van decreet, daerop geappoincteert was dat men bij dezelve requeste vougen zoude den staet van Zwietens sterfhuys ende van den jaerlicxen innecomen van de ambachtsheerlicheyt, mitsgaders acte van consent van de naeste vrunden om al ‘tselve gesien geappoincteert te werden zoe nair recht.

Alle ‘twelc de vrunden ende magen van den voornomden Zweten gecommuniceert ende gerapporteert zijnde, hebben Egbert van Ophem, C. van Wijngaerden ende Jan van Sloten als naeste vrunden des voornomden Zweten zeeckere acte van consent, bij de voornomde Van der Laen beworpen, ondergeteyckent, waermede de voornomde Van der Laen weder nair Den Hage es gereyst ende heeft dezelve mitten staet van den sterffhuyse ende de jairlicxe innecomen [fol. 226] van de voors. heerlicheyt den Hove overgelevert ende zulcx het decreet gesolliciteert. Eyntelick es opten tweden juny ’45 de vercopinge bij den Hove geratificeert, geapprobeert ende bevesticht, mit interpositie van ’t decreet ende authoriteyt nair rechten notelic ende gerequireert zijnde, behoudens ende onvermindert des voornoemde Cornelis van Zwietens weduwe haer recht van usufruct zulcx als haer competeerde aen ende opte voorscreven ambachtsheerlicheyt. ’t Voors. decreet die van Leyden getoont zijnde, es de voornomde Van der Laen mit de heer Van Lochorst daermede gereyst in Den Hage omme dienvolgende de oversettinghe van de voorschreven heerlicheyt te doen opte voornomde meester Geryt Henricxz, ‘twelc men nyet en begeerde te doen tenwaer meester Geryt Heyndricxz. voornomt wilde verclaeren dattet voor hem in zijn privé naem was. ‘twelc alsoe hij nyet en begeerde noch ter goeder trouwen nyet en conste doen, es ‘tselve de voornomde van Leyden zulcx angedient. Ende zijn daernair de vers. Lochorst ende Van der Laen weder in Den Hage gereyst, hebbende ’t voors. leen van d’ ambachtsheerlicheyt bij procuratie opgedragen ende gestelt in handen van de Keyserlicke Majesteyt, leenheere, ten behouve van de voors. meester Geryt Henricxz.

Opten 21en july daeraenvolgende is de voornomde Van der Laen ten versoucke van de voorschreven van Leyden gereyst naer Uytrecht om ten advise van de heeren Van Assendelft ende Lochorst, doentertijt aldaer bij de Majesteyt van de coninginne wesende, te solliciteren consent opte voors. opdrachte, oversettinge ende verlijdinge van de voors. heerlicheyt opten voornomden meester Geryt Henricxz., presenterende tenzelven eynde request hier innegelijft:

Aen den keyser. Verthonen ende geven oytmoedelicken te [fol. 228] te kennen Uwe Majesteyts onderdanige heer Gerrit van Lochorst, ridder, ende meester Geryt van der Laen als voochden ende momboirs van Adriaen van Zwieten, zoon van wijlen Cornelis van Zwieten, hoe dat zij supplianten, oversiende den staet van den boedel van wijlen Cornelis van Zweten vers., bevonden hebben dezelffde zeer belast ende beswaert met veele ende diversche schulden ende crediten, soedat omme hyerinne eensdeels te voorsien ende mede om te doen den meesten oirbaer ende proufijte van ’t voors. weeskint die zaecke gecommuniceert hebben mit die moedere ende vrunden van denzelffden, ende heeft hemluyden gelijc gedocht goet ende proffijtelic te zijn dat men die ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude, bij den voorschreven Cornelis van Zweten achtergelaeten, vercopen soude ende hebben zulcx gesproocken mit den regierders Uwer Majesteyts stede van Leyden, dat zij den coop genouch eens geworden zijn, hebben daeromme zij supplianten ‘tselfde die van den Raide van Hollandt te kennen gegeven omme alsoo ’t een onmondich kints goet was, ’t decreet van den Hove geïnterponeert zoude mogen worden, tot venditie van dezelve contracte ende nair die van den Raide voors. hemluyden op als geïnformeert hadden, daer in sulcke zaicke regard op behoort genomen te werden, ende nair mede die naeste vrunden ende magen van den voorscreven Adriaen in dezelffde vercopinge geconsenteert hadden, hebben ’t decreet van den Hove daertoe dienende geïnterponeert. Ende is volgende dien bij den supplianten in der qualité alsvooren de voorschreven ambachtsheerlicheyt voor Uwe Majesteyts stadthouder ende mannen van Leen van Hollandt opgedragen tot prouffijt van eene meester Gerrit Heyndricxzoon van der Goude als genomineert bij de voors. regierders van Leyden omme ’t verlij tot hoere behouff t’ ontfangen ende den behoirlicken eedt te doen. Maer als de voors. meester Geryt ’t verlij van ‘tselffde leengoet versocht [fol. 229] is als ’t schijnt Uwe Majesteyts stadthouder van de Leenen belast geweest van Uwe Majesteyts wegen denzelffden daer nyet mede te verlijen, zoeverre het wesen soude tot prouffijt van de voors. regierders Uwer Majesteyts stede van Leyden, zoedat bij middele vandien ’t voors. contract geen voortgang hebben en mach hoewel nochtans die vers. coop bij den voors. regierders om anders geen zaecke gedaen en es, dan overmits de voorscreven heerlicheyt streckende es vast aen die voors. stede, daer alrehande poortersneringe gedaen werde ende dat omme ‘tselve te beletten, die van Leyden over lange jaeren grote zware processen gevoert hebben tegens de ambochtsheer van Zoeterwoude, daervan eenige alsnoch hangen ongedecideert voor die van Uwe Majesteyts luyden van den Secreten Raide, die zij hopen daermede te neder geleyt zouden werden ende dat die stede door ’t cesseren van de poortersneringhe in de voorscreven heerlicheyt in haer incomen verbetert zoude werden ende mede verhoet van schade die zij bij eenige aldaer dapenerende in hare draperye lijdende zijn, versouckende daeromme oitmoedelicken dat Uwe Majesteyt believen wil Uwen Majesteyts stadthouder van de Leenen in Hollandt te ordonneren mit de voorscreven ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude volgende ’t voorscreven contract te verlijen meester Geryt Heyndricxz. tot behouff van de voorscreven Uwe stede van Leyden. Dit doende etc.

Op welck versouc begeert zijnde ’t advis van die van den Raidt ende Reeckeningen in Hollandt, heeft meester Vincent Cornelisz. opten 7en augusti ’45 gescreven aen meester Jacob de Milde, raidt ende pensionaris der stad Leyden, dat men begeerde te weten ’t innecomen totter heerlicheyt behoirende off dezelve zeeckerlicken volgende? Hoeverre de stadt begeerde voorsien te wesen? Hoe zij die begeerden te gebruycken? Of ze dat hadden van den Heer van Wassenaer? Wat de stede voor de coop belooft hadde? Wat [fol. 230] zij de keyser daeroff te goede zoude willen doen indien ‘tselve tot ’s keysers profijt werde angenomen? Begerende dat Milden ‘tselve burgermeesteren andienen, daerop antwoirde overscrijven of yemant daeromme overcomen zoude om vorder daeraf te handelen.

Volgende denwelcken zijn Claes Adriaensz. ende jonge Dirc Jansz., burgermeesteren, ende meester Jacob de Milde, pensionarys, opten elffden augusti ’45 getrocken naer Den Hage om beroerende de vers. zaecken mitten voornoemde meester Vincent Corneliszoon te spreecken.

Ende alsoe der voors. zaicke geen eynde en werde gemaict, zoe hadden de voors. van Leyden opten 16en septembris 1545 door meester Philips Vranckensz., notarys, aen de personen van de voornomde Lochorst ende Van der Laen in der qualité voorscreven doen insinueren ende denunchiëren dat geleden zijnde een halff jaer of daeromtrent zijluyden den regierders voors. vercocht hadden de heerlicheyt van Zoeterwoude ende alsoe zij den regierders voors. nyet en conden doen hebben investiture van dezelve heerlicheyt overmits dat de Keyserlicke Majesteyt (als ’t scheen) zulcx nyet en wilde, dat zij voochden alsnoch binnen een maent nae date van der insinuatie ende denunchiatie hemluyden zouden doen hebben investiture van dezelve heerlicheyt ofte bij gebreecke vandien en dachten hem aen de coop nyet te houden, mer die te renunchiëren; noch en begeerden de penningen die zij op schade gelicht hadden niet langer bij hem te houden, mer weder te employeren tot prouffijt van der stede, alsoo ’t geen reden en waer dat zij dezelve penningen tot hoor schade bij hem souden houden leggen sonder der stadt prouffijt daermede te doen. Dan indien de voochden voorscreven haer binnen de voors. maent de investiture deden hebben, wilden ende souden hemluyden de belooffde penningen opbrengen ende betalen ende zoelange de penningen noch bewaren en onderhouden. Daerop [fol. 231] bij den voors. voochden ter antwoirde gegeven was dat deselve burgermeesteren ende regierders als jonge Dirc Janszoon, Claes Adriaensz., Geryt Boeckelszoon Buytewech ende Jacob Deyman, secretarys, opten 23en decembris 1544 mit rijpe deliberatie gecoft hadden van de voorschreven voochden ten advyse van den Raide ende ter presentie ende goetduncken van joncvrouwe Anna van Borsselen, moeder, ende Cornelis van Borsselen, oom van Adriaen van Zwieten, de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude mit haren toebehoiren in aller manieren als de voorscreven Adriaen dezelve heerlicheyt te leen houdende was van de Keyserlicke Majesteyt als grave van Hollandt ende dat om de somme van vijffduysent guldens, des de voorschreven voochden alleenlick gehouden zouden zijn d’ opdrachte van ’t vers. leen te doen in tsheeren handen ten behouve van dengeenen die de voors. van Leyden daertoe nomineren zouden, ende de voorscreven van Leyden zouden doen ende betaelen de costen van de voorschreven opdrachte, investiture ende anders. Ende hadden de vers. van Leyden tot confirmatie van de voors. cope ende voorwairden gegeven een goude Karolusgulden tot een godtspenning, ende de voorschreven voochden hadden daerop vercregen van den voors. Raide behoirlicke brieven van decreet ende ooc consent van de naeste vrunden ende magen om de voorschreven vercopinge te mogen doen. Ende hadden deselve voochden volgende dien de voorschreven opdracht gedaen in tsheren handen ten behouve van eenen meester Gerrit Heyndricxz. bij de voornomde van Leyden daertoe genomineert zulcx hadden de voorschreven voochden al gedaen ende volcomen daertoe zij uyt crachte van den contracte gehouden waren ende bij hemluyden nyet en stont quo vrinus(?) de voors. van Leyden nyet en verheven noch en vercregen de voors. investiture mits ‘twelc de vers. van Leyden gehouden waren den voors. [fol. 232] voochden te betaelen ende restitueren de voorschreven vijffduysent guldens ende de costen bij hem ter cause vandien gedaen ende verleyt, protesterende tegens de voorschreven van Leyden in cas van refuys of delaye der voors. betalinge van costen, schaden ende intresten die zij bij wanbetalinghe ende ’t ontberen van de voorscreven penningen gedaen ende geleden hadden, ende noch door dien doen hebben ende lijden zouden mogen, de penning jaerlicx tot zestien eene gereeckent, alsoe zij de voors. penningen doen ten behouve alsvooren zulcx profijtelic ende zeeckerlic wisten te besteden.

Waernair hebben de voors. van Leyden opten 21en septembris certificatie verworven angaende de voorscreven coop van jonge Dirc Jansz., Claes Adriaensz., Buytewech, burgermeesteren, ende Deyman, secretarys, zonderlinge nopende de costen van ’t heergewaden of investituer.

‘twelc zulcx gedaen zijnde, sijn de voornoemde Claes Adriaenszoon, burgermeester, meester Jacob de Milde, pensionarys, ende Jacob Deyman, secretaris, opten 22en september anno ’45 gereyst in Den Hage omme mit de voochden van Adriaen van Zwieten te gaen bij de heer Van Assendelff ende zien off zij accorderen souden connen nopende de investiture ende tot wiens coste ende moeyte die geschieden zouden. Hiernaer zijn de voors. van Leyden (soo ’t schijnt) tevreden geweest ’t vervolch om tot de voors. investiture te geraecken aen hem te nemen, mits hebbende acte van non-prejuditie, dewelcke opten 6en octobris 1545 opten name van de voors. Lochorst ende Van der Laen was beworpen, als dat zij belijden souden dat alsoe zij den burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden de ambachtsheerlicheyt hadden vercoft ende bij de stadthouder van de Leenen zwaricheyt gemaict werde omme den genomineerden van de vers. regierders daervan te verlijen, soedat van node wesen zoude omme daertoe te comen ‘tselve te vervolgen aen de Keyserlicke Majesteyt, zoe beloofden zij voochden den voornomden burgermeesteren dat indien zij mit hemluyden ooc op haren name ‘tselve verlij ver- [fol. 233] volchden, zij nochtans hemluyden ‘tselve nimmermeer obijceren en souden omme daermede te willen doceren, dat zij eenichsints gehouden souden zijn ’t voors. verlij tot haeren costen te vervolgen, mer wes naersticheyt zij omme ‘tselve te vervolgen deden, dat hetzelffde geschieden zoude zonder hoir bij dien eenichsints te verbinden ofte daerbij te bekennen gehouden te zijn om zulcx te doen, zoe zij pretendeerden daerinne nyet gehouden te zijn, om welcke acte van non-prejuditie in zulcker vougen te verlijden de voornomde voochden swaricheyt maickende, zijn opten 22en decembris 1545 Claes Adriaenszoon, burgermeester, ende meester Jacob de Milde, pensionarys, gereyst in Den Hage omme ‘tselve te communiceren de heer Van Assendelft.

Eyntelicken es angaende ’t voors. vervolch opten 24en decembris 1545 onderlinge verdragen ende bij onderteyckeninge over ende wederover gedaen, bevesticht dat alsulc vervolch als gedaen zoude werden vanwegen den burgermeesteren ende regierders van Leyden omme te vercrijgen ’t verlij ofte d’ investiture van de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude die de voors. van Leyden van de voornomde voochden gecoft hadden, ten advise ende bij decrete van den Raide van Hollandt zoude wesen zonder prejuditie van yemants recht, zoe de vers. burgermeesteren sustineerden, nyet gehouden te zijn ’t voors. verlij tot haren coste ende prericule te vervolgen ende de voors. voochden ter contrarie, zonder dat d’ een den anderen ‘tselve eenichsints zoude mogen obijceren off hem daermede behelpen in toecomenden tijden.

Dienvolgende es de voornomde De Milde opten eersten january 1546 gereyst nair Uytrecht omme an de Keyserlicke Majesteyt te solliciteren dat de stede van Leyden off yemant die zij daertoe nomineren zouden verlijt zouden mogen werden mitter ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude. Ende opten 6en january daeraen es hem Claes Adriaenszoon, burgermeester, naer Uytrecht gevolcht omme de voornomde Milde in de geroerde sollicitatie te assisteren, hebbende tot dien eynde gepresenteert de requeste hier innegelijft:

Aen de Keyserlicke Majesteyt. Geven in alderonderdanicheyt te kennen de [fol. 238] burgermeesteren ende regierders Uwe Genades stede van Leyden in Hollandt dat dezelve stede zeer gepopuleert ende vol volcx es van veele arme luyden die nyet en hebben aff te leven dan ‘tgunt zij mit zuyren arbeyt dagelicx winnende zijn, zoe bijsondere in de neringe van de draperye ende anders, ende dat zij supplianten ende hoere voorsaten om te helpen supporteren de lasten van Uwer Genade beden ende subventiën van oirlogen ende anders, bij octroye opgestelt hebben gehadt zeeckere grote ongelden ende exchijsen opte wolle vellen, laeckenen, bieren, wijnen ende anders, ende dat om deselve stede te defrauderen ende den voors. stede daervan te frustreren veele ende diversche luyden onderwinden hem de voorscheven stede neringen van draperye, tappen ende anders te doene ende te hantieren buyten vast an ende bij der voors. stede van Leyden, sonderlinge binnen de jurisdictie ende ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude die bijnae alomme ende vast an de voors. stede Leyden streckende es, door welcke zij supplianten ende hoore voorsaten veele ende diversche questiën, geschillen, processen, costen ende schaden hebben moeten sustineren ende supporteren, dwelc zij Uwer Genade te kennen gegeven ende vercregen hebben gehadt zeeckere octroye uyt crachte van denwelcken bij openbaren edicte allen ende eenen yegelicken geïnterdiceert ende verboden es egeene stedeneringen van draperye, tappen ende anders te mogen doene noch hantieren binnen [opengelaten] roeden naer d’ uyterste canten van der voors. stede vesten, ende dat op zeeckere peynen ende mulcten daertoe gestelt. Tegen welcken voorscreven octroye ende edicten een Cornelis van Zwieten, ambochtsheere van Zoeterwoude voors., geopposeert ende geappelleert heeft, waerop proces geresen ende alsnoch hangende es ongedecideert. Ende alsoe nu de voors. Cornelis van Zweten deser werelt overleden es, achter- [fol 335] latende Adriaen, zijnen onmondighen zoon ende leenvolger, belast mit diversche schulden, spruytende ter cause van denselven lenen die men niet reden noch betaelen mach dan mits vercopinge van de voors. ambachtsheerlicheyt jaerlicx in als doende ende inbrengende hondertendetwe ponden van veertich groten, des daer weder uytgaende zijn tsestich der voors. ponden erffrenten tsjaers, zoedat van de voors. ambachtsheerlicheyt in als zuyver nyet meer in en compt dan tweendeveertich der vers. ponden tsjaers, mits d’welcke de voochden van den voors. onmondigen Adriaen van Zweten de voors. ambachtsheerlicheyt ter vente doen stellen hebben, zoedat de vers. supplianten omme te assopiëren ende te aboleren de voorscreven ende allen anderen questiën, processen ende inconveniënten die zij ende hoer voorsaten altijt ter cause van der voorscreven ambachtsheerlicheyt t’ horen groten zwaren lasten, costen ende moeyten hebben moeten supporteren omme ooc der voorschreven stedeneringhen voor den poorters ende innewoonders ende derzelver stede exchijsen tot onderhoudenisse vandien zonder fraude te bat te mogen conserveren ende onderhouden voor zoeveele in hem es deselve ambachtsheerlicheyt ten advyse ende bij decrete van die van den Raide in Hollandt ende op ’t believen van Uwer Genade gecoft oft doen copen hebben gehadt, niet dat zij supplianten hebben de penningen mede te betaelen, mer dat een meester Geryt Henricxzoon deselve penningen op losrenten ende ooc de voorschreven ambachtsheerlicheyt op zijnen privé naeme van Uwer Genade als grave van Hollandt te leene ontfanghen zal. Ende alsoe de voors. meester Geryt Henricxzoon mitte penningen van den voors. cope gereet es ende dat de voorscreven voochden insgelijcx bereyt zijn t’ sijnen behouve te doene in ’s heeren handen d’ opdrachte van ’t voorscreven leen ende ambochtsheerlicheyt mit ’t voors. decreet, soo schijnt nochtans dat Uwer Genade stadthouder van den Leenen in Hollandt daertoe nyet [fol. 336] en wil verstaen zonder van Uwer Genade daertoe te hebben expresse last off bevel. Ende gemerct dat de voors. ambachtsheerlicheyt es een onversterffelic erfleen, gehouden van Uwer Genade als grave van Hollandt, ende dat de voorscreven cope gedaen es bij decrete ende consente van den naesten vrunden ende magen ende dat d’ investituyr ofte verlijdinge ende ooc ’t versterven ende ’t vervallen alleen begeert wort ende geschien zal opten naem ende deur den persoon van den voorschreven meester Geryt, zoedat in desen in geenreleye manieren noch in geenen gevalle eenich prejuditie ofte achterdeele van Uwer Genade gelegen es off gebeuren mach, soe versoucken die voorscreven supplianten mitsgaders oock de voors. voochden dat Uwer Majesteyt gelieve bij missive off anderssints den vers. stadthouder van de Leenen in Hollandt te lasten ende te beveelen dat hij ontfange d’ opdrachte van ’t voorscreven leen, ende ‘tselve wederomme te verlijden ende te verleenen den voorscreven meester Geryt Henricxz. tot zulcken rechten ende in sulcker manieren als gewoonlic es, ende die voorschreven Adriaen ende Cornelis van Zweeten ende hoer vorders te houden plagen, mits betalende ende dragende de gewoonlicke rechten ende lasten daertoe staende etc. In d’welc doende Uwe Majesteyt etc.

Geduyrende welcke sollicitatie burgermeesteren ende regierders aen Milden screven opten 22en, 23en ende 29en january 1546 dat hij hebbende apostille ten fijne van advis, ooc soude schicken te becomen brieven van recommandatie van den heere Van Assendelft an de Reeckenmeesteren in Den Hage, ende daermede over zoude comen om ’t advis zelffs te vervolgen off mit ’t solliciteren van ’t advis zouden verbeyden tot de heer Van Assendelft in Den Hage zoude sijn gecomen, zonder wiens jegenwooirdicheyt advis ende addres in den voorschreven zaicke (soo ’t scheen) nyet en [fol. 237] werde gedaen ten opsicht van dewelcke in ’t bijsonder mitsgaders in dancbaerheyt van vele ende verscheyden diensten bij hem deser stede gedaen, de voorschreven Van Assendelft beschoncken werde mit een voeder Rinschen deelwijn.

Opten tienden february 1546 zijn de voornomde Claes Adriaensz., burgermeester, ende Milde, pensionarys, getrocken in Den Hage omme te solliciteren ’t advis gelijc ooc Milde alleen gedaen heeft den 15en ende 18en february ’46 voors. Welcke advis becomen hebbende, es Milde voornompt opten 17en marty 1546 van der stede wegen gereyst nair Bruyssel omme te solliciteren ’t consent van de Keyserlicke Majesteyt, ende zoe meester Geryt van der Laen voornompt dezelve tijt tot Mechelen was gecomen, heeft zijnen dienaer van Mechelen gesonden naer Bruyssel aen de voornomde pensionarys aldaer wesende, hem vragende off deselve Van der Laen hem ten zaicken voors. eenige vorderinge off addresse zoude mogen doen, daerop hij verclaerde: neen, alsoe hij genouch fiat ende zijnen dienaer om gelt gesonden hadde.

Opten negentienden aprilis daeraen es de voornomde Milde, pensionarys, geweest in Den Hage omme mit de heere Van Assendelft te spreecken nopende eenige zwaricheyden in den voorscreven zaecke bejegent, zoe nopende de recognitie van 3 gulden tsjaers die de Keyserlicke Majesteyt tersaicke verschreven begeerde, alsooc nopende de quytlatinge van ’t derdendeel van de boeten van 10 pond die de ambachtsheeren vanouts uyt ’t baillyschap hadden genoten, daerjegens de bailliuwen weder genoten twederde paerten in der schouten boeten van 42 sschellingen, ‘twelc onderlinge lange jaren jegens malcanderen was blijven staen.

Opten 17en mey 1546 zijn Claes Adriaenszoon, burgermeester, ende de [fol. 238] voornomde Milden, pensionarys, geweest in Den Hage omme aen ’t Hoff te solliciteren dat zij tot stats behouff zouden mogen crijgen eenige recompense van de voors. 3 gulden tsjaers, alsoe de voochden hem diesangaende gerefereert hadden tot discretie van den Raide.

Opten 25en dach van mey es de voornoemde pensionarys Milde weder gereyst in Den Hage om te crijgen twe acten, d’ eene van die van den Raidt ende d’ ander van die van de Reeckeningen, beroerende de vers. ambachtsheerlicheyt, mer en werde daerinne nyet gedaen mits d’ absentie van de heer Van Assendelft, gelijck oock geschiede opten 17en juny anno ’46, dat meester Claes de Wilde, burgermeester, mit de voorscreven pensionarys De Milde weder teneynde voors. in Den Hage zijn geweest, mede om redenen voorschreven, tevergeefs, die derhalven opten 25en july 1546 tsamen weder geweest zijn in Den Hage om de voorgecomen zwaricheyden te communiceren mit de heer Van Assendelft, dewelcke verclaerden dat men de zaicke nyet rechten en mocht off men most andermael scrijven om advis ende dat men daeromme boven zoude moeten vervolgen.

‘twelc zulcx die van de Gerechte gerapporteert zijnde, es de voornomde Milde, pensionarys, opten 3en july 1546 weder gereyst tot Bruyssel om aen de Majesteyt van de coninginne te solliciteren beslotene brieven aen die van den Raide ende Reeckeningen in Hollandt omme andermael van denzelven te hebben advis beroerende de coop van de voorschreven ambachtsheerlicheyt. Dewelcke bij hem verworven zijnde, es de voornomde Milde opten 15en july 1546 weder geweest in Den Hage omme de advysen van den Raide ende Reeckencamer beroerende de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude te vervolgen, daer andermael om gescreven was, welcke advysen ander- [fol. 239] mael becomen hebbende, es opten 30en july 1546 die van de Cleyne Vroetschappe de zwaricheyt zoe nopende de recognitie als van de boeten geopent, mit verclaringe dat nopende de recognitie die de Majesteyt begeerden ende de weduwe Van Zweten tevreden was die te dragen, ende gevraecht hoe men hem dairinne zoude hebben te dragen deurdien de advisen van die van den Raidt ende Reeckeningen discordeerden, in denwelcken geresolveert werden dat indien de coop geapprobeert mocht werden volgende ’t advis van ’t Hoff, al waer ’t dat de recognitie drie off vier gulden jaerlicx mocht werden verhoocht, dat men ’t daeromme nyet en soude laten, mer indien volgende ‘t 1e advis van die van de Reeckeninge men ’t derdendeel van de boeten van tien pont most verlaeten zonder wederom te hebben de geheele boeten van 42 schellingen, dat men ‘tselve niet angaen mer refuseren zoude.

Mit welcke resolutie de voornoemde Milde ten zelven dage, te weten den 30en july 1546, gereyst es nair Bruyssel omme eyntelicken te vervolgen affscheyt opte verworvene advysen nopende de coop van de voorscreven ambachtsheerlicheyt. Ende alsoe de voornomde De Milde daerinne vorder zwaricheyden bejegenden, heeft hij dezelve de voornomde van Leyden, zijn meesters, te kennen gegeven bij missiven dewelcke opten 14en augusti geopent zijnde, de voornomde van de Cleyne Vroetschappe hadden gepersisteert bij haer voorgaende resolutie, mit verclaringe dat indien de coope daerop te weten opte recognitie van drie gulden jaerlicx voortgang wilde hebben, de voornomde pensionarys Milden een propijn zoude mogen doen van hondert Philipsguldens aen mijnheer de president ende tresorier-generael elc de helfte of zoude andersints ende zonder propijne de recognitie mogen verhogen tot zeven of acht gulden jaerlicx ten hoochsten, mit last indien de coop zijnen voortgang nyet en wilde hebben op eenich van de voors. twe [fol. 240] manieren van uyten coope te scheyden ende thuys te comen, scrijvende ten zelven tijde mede an de voornomde Van der Laen die tot Mechelen was, dat hij tot Bruyssel reysen ende de pensionarys Milde in alles bijstaen ende behulpelic sijn zoude, zonderling dat hij, Van der Laen, ingevalle van verhoginge van de jaerlicxe recognitie de voochden ende weduwe wel behoorden te induceren deselve verhoginge te dragen ende te nemen tot minderinge van de cope, gelijc ooc de voorschreven Van der Laen gedaen heeft als tenzelven eynde verreyst zijnde van Mechelen op Bruyssel.

Eyntelic hebben de heeren van de Finantie mits de verscheydenheyt van de advysen van die van den Raid ende Reeckeninghen als tenderende ’t advis van die van de Reeckeninge tot meerder voordeel van de Majesteyt verstaen dat men die van Leyden de coop van de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude zoude vergonnen, behoudende de Majesteyt des ambachtsheers gerechticheyt in de boeten van 10 pond ende dat de bailly evenwel zoude behouden de twederde paerten in des schoutenboeten van 42 schellingen invougen dat mer een derdepaert an de stadt zoude blijven, meenende (zoo 't scheen) dat het de stadt de ambachtsheerlicheyt zoeveel boven de waerde gecoft hebbende om de boeten nyet achterlaten en souden, waerop de voorschreven Milde die van de Finantie verclaert hebbende dat de stad de coop op zodanige conditiën niet en begeerde aen te nemen, in haeste thuysgecomen is ende heeft ‘tselve zijn wedervaren die van de Cleyne Vroetschappe den 27en augusti gerapporteert, om van hem te verstaen wat men vorder in der zaecke soude doen, bij dewelcke geresolveert was dat alsoe men nyetjegenstaende wat moeyte ende naersticheyt daertoe gedaen tot de investiture nyet en hadde connen geraecken, men de weduwe ende voochden daervan soude adverteren off zij daertoe wisten te comen; [fol. 241] zoe nyet, den coop af te slaen, te vervolgen aen de heer Van Lochorst om te becomen transport van de rentebrieff die hij opte ambachtsheerlicheyt spreeckende hadde ende voorts zorge te dragen om meester Geryt Heynricxzoon te lossen ende de rente op ’t schoutambacht weder te becomen ende an de stadt te brengen.

Volgende welcke resolutie vanwegen burgermeesteren opten 18en octobris 1546 door meester Philips Vranckensz., notarys, hierboven genomt, aen den voornoemde Van der Laen ende Van Lochorst gedaen es de volgende insinuatie, te weten hoe dat zij burgermeesteren mit grote costen haer diligentie gedaen hadden (al waren zij des te doen ongehouden) omme van de Keyserlicke Majesteyt te vercrijgen consent dat zij souden mogen ontfanghen de investiture van de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude tot behouff van der stede van Leyden volgende zeeckeren coop daervan geschiet, den voornomden voochden kennelicken zijnde, dan dat Zijne Majesteyt daerinne nyet en hadde willen consenteren dan mits tot zijnen behouve houdende een derdendeel van de boeten die den ambochtsheer voorschreven competeerden in de boeten van den bailly van Rijnlandt, boven noch zeeckere recognitie van drie guldens, ‘twelc de voors. burgermeesteren nyet aen en stont zoe sij niet en begeerden yet quyt te schelden off te verliesen van ’t gunt dat zij gecoft hadden ende totter ambachtsheerlicheyt toebehoirde, mer de geheele ambachtsheerlicheyt te hebben mit alle de rechten, nutschappen ende profijten daertoe staende, zoeals die tot daertoe bij de ambachtsheeren beseten ende gebruyct was ofte die coop geheel te verlaeten, dat daeromme de voochden noch binnen den tijt van een maent mochten zien dat zij de voorscreven burgermeesteren deden [fol. 242] hebben investiture van de voorscreven ambachtsheerlicheyt mit alle zijn toebehoiren, ofte dat zij haer oirbaer deden mit dezelve ambachtsheerlicheyt, ende dat de burgermeesteren protesteerden dat zij tot daer toe haer penningen hadden moeten houden leggen tot hare grote schade, ende dat zij van vorder schade mede protesteerden indien zij hemluyden van de cope nyet en ontslougen ende daeromme de penninghen langer houden soude moeten. ‘twelc zulcx de voornomde Van der Laen ende Lochorst respectivelic verwitticht zijnde, gaven ter antwoorde dat zij alvorens begeerden visie van ’t versouc ende appoinctement bovenverhaelt, om daermede te spreecken mit haer medevoochden ende zulcx ooc mit meester Cornelis Suys ende mit die van den Raide van Hollandt om van als daernair antwoirde mit hemluyden gelijckelicken gegeven te worden als ’t behoiren zoude.

Opten 9en february 1547 heeft ’t Hoff heer Geryt van Lochorst ende meester Geryt van der Laen t’ haren versoucke van de voochdie ontslaghen ende gesurrogeert in heur plaetse Antonis van Cats.

Wat hyer voorts inne gedaen ende opgevolcht mach zijn en hebbe ic tot noch tot niet cunnen vinden, alleenlicken dat Anthonis van Cats bij zijne brieven van den achtienden april 1547 aen de voornomde pensionarys Milde uyt Den Hage geschreven, verclaert dat hij volgende de laetste propoosten gehouden mit mijnen heeren van de stadt van Leyden nopende de heerlicheyt van Zoeterwoude in ’t breet rapport gedaen hadde aen de vrunden ende magen van den jongen Zweten, dewelcke hem eyntelicken dese resolutie gegeven hadden dat zij nyet van meninge en waren vorder eenich vervolch off sollicitatie ten Hove te doen om te verwerven investiture in den name van de voors. stede [fol. 243] angesien ende overgemerct dat heur docht dat het soude zijn arbeyt-, gelt- ende tijtverlies ter oorsaeck dat hij hebbende gedaen zijn uyterste plicht om te obtineren gelijc hij zeyde van gelijcken ooc de weduwe van zaliger Cornelis van Zwieten, die om dezelve saicke hadde gesolliciteert ende aen den keyser, wesende tot Uytrecht, vertoocht den staet van ’t sterffhuys, dewelcke wat vertoningen zij ooc hadde connen doen, nyet ten eynde en hadde connen comen van dese investiture, waeromme zij hem van doen voorts hielden voor geexcuseert ende gequeten, en zouden in ’t vorder van de heerlicheyt gebruycken gelijc hem goet zoude beduncken, verwachtende beter fortune.

Alle ‘twelc zulcx gepasseert zijnde, hebben burgermeesteren van Leyden de somme van drieduysentvijfhondertzevenentwintich gulden acht penningen, hem bij de voornomde meester Geryt Henricxz. van der Goude angetelt om tot behouff van der voorschreven stede geëmployeert te werden in cope van de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude alsoe deselve geen voortgang en hadde mogen hebben, geconverteert ten profijte van de stede voornompt in cope van zeven verscheyden losrentebrieven spreeckende op ’t lichaem der voorscreven stede, t’samen uytbrengende twehondertvierentwintich guldens acht stuvers jairlicx ende dezelve doen transporteren opten voornomden meester Geryt gelijc de brieven daervan zijnde datzelve medebrengen.

In wat vougen nu de heer Van Alckemade an de ambachtsheerlicheyt gecomen off hoe mit hem gecontracteert zij, en hebbe ick mede alsnoch nyet connen vinden, dan dat opten 15en july ’47 Anthonis van Cats in qualité voorschreven der Graefflicheyt de vers. ambachtsheerlicheyt mit zijn toebehoiren heeft opgedragen ende es daermede [fol. 244] verlijt heer Willem van Coulster van Alckemade, te houden van de Graeflicheyt tot zulcken recht ende leene als Adriaen van Zwieten dat te houden placht, nyet te versterven alsoe lange alsser wittachtich kint leeft, dat van wijlen heeren Bartelmees van Raephorsts lijve gecomen es.

Vorder dat opten 23en july anno 1547 de burgermeesteren mit de heer Van Alckemade, ridder, ten huyse van den secretarys Deyman vergadert geweest zijn om te maicken zeecker accord beroerende de buytenneringen, die gedaen worden in den ambacht van Zoeterwoude, welcke ambachtsheerlicheyt de voors. heer Van Alckemade gecoft hadde ende werde zoeverde daerinne gesproocken dat het accord vandien genouch zijn voortgang hebben zoude op ’t believen van de Keyserlicke Majesteyt.

Dat dienvolgende de voornomde De Milde, pensionarys, opten 28en july 1547 naer Bruyssel es gereyst om te solliciteren brieven van confirmatie ende approbatie op ’t accord bij de regierders der stad Leyden mit heer Willem van Alckemade, ridder, als ambochtsheer van Zoeterwoude ende Stompwijc gemaict.

Ende dat opten 4en augusti anno ’47 voorscreven aen de voorscreven heere Van Alckemade ter ordonnantie van burgermeesteren betalinge gedaen zij van een somme van dertienhondertveertich gulden uyt saicke van zeeckere accordt mitten zelven gemaict, als dat men geen neringe van draperie met dat daeraen cleeft noch scheepmaickerije hanteren noch plegen en zoude mogen in zijn ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude ende Stompwijc, ende dat men voorts angaende andere neringe daer nyet meer van nyeus opzetten en souden mogen dan daer op date van den accorde en waren, breder blijckende bij den accorde daervan zijnde, bij de Keyserlicke Majesteyt geconfirmeert.

Ten laetsten dat opten 13en septembris 1547 Claes Claeszoon, deurwairder [fol. 245] betalinge zij gedaen van zijn sallarys van gepubliceert te hebben zeeckere octroye in den dorpen van Zoeterwoude, Stompwijc ende Leyderdorp, mitsgaders in den steden van Leyden.

Ende dat opten tienden aprilis vijftienhondertachtenveertich ’t Hoff gecommitteert heeft Willem Claeszoon Wortel, Korstant Claeszoon, Pieter Janszoon ende Cornelis Corneliszoon, buyrluyden van Zoeterwoude, een somme van hondert gulden off minder over d’ oncosten van den processe jegens die van Leyden gesustineert te mogen ommeslaen, ten minsten lesie van de gemeene ingesetenen van den voorscreven ambachte.

Dit es alle ‘tgene dat ic nopende de coop van de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude ende ‘tgunt daerop gevolcht es uyt de stucken bij der stadt zijnde t’samen hebbe weten te vinden, ‘twelc ic Mijnen Edele Heeren voor mijn wedervaren rapportere ende zulcx in ’t lange bij gescrift hebbe gestelt, deurdien ic de zaecken dicwijlen van eenige die ’t wel wilden, ooc behoorden, te weten, heel anders hebbe horen verhalen, niet zonder injurie van de namen van eenige afgestorven regierders, opdat die voor zoeveel mogelic es verschoont, de logen gestraft ende de waerheyt plaetse gegeven mochte werden.

Alle ‘twelc ic ondergescreven mit mijn handt ende gewoonlicke onderteyckeninge mitsdesen bevestige desen 7en octobris 1597. (w.g.) J. van Hout.

De inventaris van de boedel van Cornelis van Swieten, met name in zijn huis op de Breestraat, is al in 1913 door gemeentearchivaris J.C. Overvoorde besproken en deels getranscibeerd in het Leids Jaarboekje 10 (1913) p. 94-103: De inrichting van een patriciërswoning in Leiden in de zestiende eeuw.

 

Jan van Hout en de koop van Leiderdorp in 1582

P.J.B. de Baar

 

1574 Leiden Leiderdorp Bilhamer uitsnede 800 

Inleiding

Vroeger waren er ambachtsheerlijkheden. De heren van een ambacht hadden veel macht; zo benoemden ze de burgerlijke en kerkelijke ambtsdragers en konden keuren (wetten, verordeningen) voor die plaats uitvaardigen. Ook konden ze rechten (belastingen) heffen op tal van zaken, dus ook op economisch gebied konden ze heel wat regelen (en ritselen). Iedere ambachtsheer wilde in zijn ambacht zoveel mogelijk economische activiteit, zelfs als dat ten koste ging van een nabijgelegen stad. Ook al kregen de steden steun van hogere overheden in hun streven tot protectionisme, de ambachtsheren beschermden hun eigen belangen en dat botste nogal eens. Wanneer een stad een ambachtsheerlijkheid kon kopen (die was vaak best wel veel geld waard), kon het stadsbestuur voortaan het beleid bepalen en dus alle economische activiteit in dat ambacht of althans een brede ring rond de stad verbieden, en handhaven. Zo probeerde Leiden in 1544 Zoeterwoude (met Stompwijk, Wilsveen en Tedingerbroek) te verwerven, maar uiteindelijk sprong de koop af. Toen zich een nieuwe gelegenheid voordeed bij Leiderdorp, aarzelde de stad niet lang en sloeg toe. Maar dit werd een lijdensweg. Wie beter dan Jan van Hout, die overal bij aanwezig en betrokken was, kon een uitvoerig rapport schrijven over de hele gang van zaken? Zijn Verbael is bewaard gebleven, ook in afschrift, en volgt hier in transcriptie. 

In 1582 kocht de stad Leiden de ambachtsheerlijkheid Leiderdorp, maar de formele afdoening daarvan ondervond tegenstand. Waar de schoen precies knelde, wordt uit het betoog van Van Hout niet duidelijk (was Amsterdam tegen?). Leiden probeerde de zaak door te drukken door de stadhouder, prins Willem van Oranje, voor haar karretje te spannen, maar eerst was dat lastig omdat hij steeds maar niet in Holland was, en toen hij eindelijk in Delft kwam te wonen, werd hij vermoord vóór hij zich met de zaak Leiderdorp had kunnen bemoeien. Daarna bleef de zaak jarenlang van de agenda, tot zich in 1597 een nieuwe kans voordeed. Gelukkig waren alle betrokken partijen nog steeds van dezelfde mening, zodat het nu, wellicht zonder stiekeme tegenstrevers, in vrij korte tijd afgedaan was. Zowel in 1582 als 1597 heeft vooral Van Hout zich enorm ingespannen om alle problemen op te lossen; het is ongelofelijk hoeveel hij gereisd heeft om met allerlei betrokkenen te overleggen. In wezen vervulde hij de taak van een pensionaris, in 1582 omdat er toen geen duidelijke bekleder van dat ambt was, en in 1597 naast pensionaris Nicolaes van Seyst. Hij moet absoluut diplomatische gaven gehad hebben; hij sprak kennelijk net zo gemakkelijk met een eenvoudige boer of handwerksman als burgemeesters van grote steden, edelen en zelfs de stadhouder. Zelfs als hij lid was een soort deputatie waarbij burgemeester(s) of andere politici aanwezig waren, waarbij die haast vanzelfsprekend het woord voerden, was zijn invloed toch vaak aanwijsbaar. Kortom, iemand die zo waardevol was dat hij vaak alleen op reis gestuurd werd om zaken te ‘regelen’.

Het rapport (verbael) van Van Hout is in twee versies overgeleverd: als origineel in Archieven Stadsheerlijkheden en Vroonwateren inv.nr. 103 en in authentiek afschrift in Stadsarchief 1575-1816 inv.nr. 336. Omdat het afschrift veel gemakkelijker leesbaar is, volgt dat hieronder. Er is vluchtig vergeleken met het origineel, maar belangrijke afwijkingen daarvan zijn niet aangetroffen.

In inv.nr. 103 bevindt zich ook een rekening van de (meeste) onkosten die de aankoop met zich meebracht. Alleen de reiskosten werden elders verantwoord, en opvallend is dat deze rekening zich hier bevindt en niet formeel is afgesloten en afgehoord. Mogelijk is dit slechts een ontwerp en bevindt of bevond een net-exemplaar zich tussen de bijlagen bij de rekening (van tresorier-ordinaris of tresorier-extraordinaris). Werkelijk alles is verantwoord, zelfs het smeergeld. Zo kreeg de vrouw van raadpensionaris Oldenbarnevelt, die eigenlijk alleen maar geadviseerd had hoe de koopsom over de grens van het vijandelijk (Spaans) gebied te krijgen, waar de verkoper, prins De Ligne, woonde, een verguld zilveren schaal. Het was een van de twee zilveren gedreven schalen die in 1592 door de stad gekocht waren om waar dat nodig was uit te reiken; zo was dit natuurlijk niet alleen voor de moeite van Van Oldenbarnevelt in dit geval, maar voor al zijn goede werk voor de stad Leiden, in het verleden en ook wel in de toekomst. Alleen al het vergulden, door de goudsmid Jan Jansz. van Griecken, kostte zestig gulden. De vrolijke maaltijd waarmee na de beëdiging van de Leiderdorpse ambtsdragers deze onthaald (en geappaiseerd) werden, kostte maar liefst f 98-15-0. Hopelijk heeft het ook Jan gesmaakt! Voor al zijn moeiten declareerde hij f 25-9-0, een flink bedrag, maar het zij hem (na zoveel eeuwen) nog steeds van harte gegund; hij heeft er echt wel wat voor gedaan!

In dit deel heeft (voorin) David van Royen, de latere stadssecretaris, orde geschapen in de warboel aan stukken over de aankoop, en daarna alles laten inbinden. Zijn titel: “Bewerp van het verbael van de reedenen en gelegentheydt welke de stadt Leyden bewogen ende aengezet hebben tot het koopen van de ambagtsheerlijkheydt van Leyderdorp van den grave van Ligny enz., met hetgunt verder daeromtrent is voorgevallen, van den 5 novemb. 1582 tot 23 sept. 1597 wanneer de stadt werkelijk bezit genomen heeft, opgemaekt door Jan van Hout, secretaris der stadt Leyden”, bewijst al zijn wijdlopigheid en grondigheid. Omdat ook hij al merkte dat het handschrift van Van Hout niet altijd even gemakkelijk voor eenieder leesbaar is, deed hij er maar meteen een volledig afschrift bij; vermoedelijk kende hij het afschrift in SA II inv.nr. 336 niet. Maar zijn handschrift is inmiddels ook niet gemakkelijk leesbaar meer, en hij was niet erg nauwkeurig in het transcriberen; vaak leek het meer op hertalen. En het is niet digitaal…

TRANSCRIPTIE VAN HET ‘VERBAEL NOPENDE DE COOP VAN DE AMBACHTSHEERLICHEYT VAN LEYDERDORP’.
(SA II inv.nr. 336 fol. 157; het stuk is door Van Hout ook van een eigen foliëring voorzien, maar die wordt hier genegeerd).

Alsoe de burgermeesteren ende regierders deser stadt Leyden zoe uyten monde van hare voorsaten in regieringe hadden verstaen, als uyt de stucken, papieren ende chartren van de stadt waren berecht wat groter oncosten zoe van processen als andere vanwegen deser stede in voorleden tijden zijn gedragen om des stats neringen voor zoe vele mogelic was te benefitiëren ende miteenen de buytenneringen te verhinderen en beletten dat die uyt deser stede nyet en zouden werden getrocken ten plattenlande ende de buyren ende innewoonderen van den ambachte van Leyderdorp wel meest hem tot het doen van zodanige neringen vanouts hadden begeven ende zulcx wederom scheenen bij der hant te willen nemen, nyetjegenstaende den accorde daerop den 8en septembris 1541 mitten Heere van Wassenaer indertijt als ambachtsheer van Leyderdorp gemaect ende bij Ho[ochloffelijcker] Me[morie] keyser Kaerle de Vijffde opten 19en september 1541 geapprobeert ende de vordere octroyen zoe opte buytenneringen als opte buytengetimmerten ten voordele deser stede verworven den 11en octobris 1540 ende den tienden january 1575, ende dat zij daeromme beduchten ter zaicke vandien in nieuwe moeyten ende costen te geraecken; dat zij oock bevonden dat hunne voorsaten om hem daervan te ontledigen goetgevonden hadden in den jare 15vierenveertich te copen de ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude [in de marge heeft Van Hout geschreven: ’t verhael van de cope der ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude ziet achter, beginnende fo[lio 221-245v.], mer dat zij tot de leveringe vandien nyet en hadden cunnen geraecken doordien de genomde Ho[ochlofflijcker] Me[morie] keyser Kaerle de Vijffde ‘tselffde ten behouve deser stede nyet en begeerde te doen versegelen invougen dat zij de cope van de voorschreven ambachtsheerlicheyt van Zoeterwoude zo men zeyt aen den Heere van Alckemade hadden overgedragen, soe was bij hem in beradinge geleyt off men de gelegentheyt van den jegenwoordighen tijt waernemende als wesende de regieringe van ’t Lant ende de bedieninghe van de Graefflicheyt jegenwoirdelick aen den Heeren Staten nyet en behoiren te trachten om in cope te becomen nyet alleen de ambachts- [fol. 158] heerlicheyt van Leyderdorp, mer ooc ‘tgunt men vorder in dien deele tot vordernisse van deser stede neringen zoude mogen becomen, om waertoe te geraecken hadden door de heere mr. Jan van Banchem, doentertijt deser stede advocaet voor den Hove van Hollandt, nu raidt in den Hoogen Raide, doen sonderen ’t gemoet ende de gesintheyt van Jacob de Jonge, raidt ende rentmeester van den Heere van Wassenaer, waeraen de voorschreven ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp gehoorich was, dewelcke daerinne zoeveel gedaen ende benaersticht hadde dat de voornomde rentmeester aen den Heere van Wassenaer tot dien eynde hadt gescreven, dezelve Heer van Wassenaer daerinne bewillicht ende aen den voornomden rentmeester genouchsame last hadde overgesonden omme mit de voornomde van Leyden daerop in onderhandelinghe te treden, gelijc ‘tselve blijckende es bij de missive hier innegelijft [in de marge heeft Van Hout in sierletters geschreven: 1582 novemb. 5: Missyf van de heer Banchem aen J. van Hout]

Edele, wijse, voorsienige, bijsondere goede vrunt, nair mijne hartgrondighe gebiedenisse t’ Uwer Edele es d’ oorsaecke mijns schrijvens dat alsoe Mijnheeren van Leyden t’ anderen tijden op mij begeert hebben dat ick soude vernemen off daer eenich middel zoude wesen teneynde de stadt in cope tegens den Heere van Wassenaer soude mogen gecrijgen de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp onder zeeckere conditiën daerbeneffens voorgeslagen, ende dat de rentmeester van Wassenaer aengenomen hadde daervan aen sijnen Heere te schrijven, soe es ’t dat dezelve rentmeester op eergisteren mij gebootschapt heeft dat Mijnheere van Wassenaer hem genouchsame last heeft overgesonden omme met Mijnheeren van Leyden diesangaende te handelen, ‘twelck ick angenomen hebbe hemluyden door Uwer Edele te laten weten. Wille daermede desen eyndigen, biddende God Almachtich Uwer Edele lange te willen sparen tot salicheyt. Uyten Haghe desen 5en novembris 1582. Onder stont: Uwer Edele dienstwillighe vrunt Jan van Banchem. De superscriptie was: Edele, wijse, voor- [fol. 159] sienighe goede vrundt Jan van Hout, secretaris der stad Leyden.

[1582 novemb. 22, communicatie] Volgende denwelcken waren Jan Janszoon van Baersdorp, burgermeester, ende de voornomde Jan van Hout, secretarys, opten 22en novembris 1500tweentachtich gereyst naer Den Hage ende hadden opten 23en opte voorschreven cope mitten voornomden rentmeester in nairder conferentie ende onderhandelinge getreden, alleenlicken preparatoirlicken, ende om te besien hoe men deselve zaicke bequaemelicxt zoude connen beginnen ende bij der handt nemen, ende alsoe ‘tselve doende vanwegen den rentmeester voorgeslagen was dat hij van die van Leyden geen ander gevoelen en conste hebben dan dat zij van meyninge waren te procederen ter goeder trouwen, gelijc ’t onder vrome lieden betaemde, ende dat zij hem mit geen confiscatie off annotatie die van des Heeren van Wassenaers goeden ten bevele van de Heeren Staten zouden mogen werden gedaen, nyet en zoude willen behelpen om Zijn G[enade] de belooffde penningen weerloos te maicken, zoe was denzelven daerop deur den voorscreven gecommitteerden expresselic toegeseyt en belooft dat zij ter goeder trouwen, ooc wat gevallen datter soude mogen overcomen, aen den Heer van Wassenaer de belooffde penningen promptelicken ende in gelde zonder swaricheyt zouden doen aentellen ende dat hij hem daervan verseeckert zoude mogen houden. Ende naerdat daervan mitsgaders van de voorslagen daertoe dienende openinge gedaen waren die van de Grote Vroetschappe der voorschreven stede als ’t lichaem vandien representerende, zoe waren opten 24en novembris 1582 gecommitteert ende gelast de burgermeesteren indertijt als Pieter Adriaenszoon van der Werff, Jan van Brouchoven, Claes Willemsz. [fol. 160] van Warmont ende Claes Adriaensz., mitsgaders de voornomde Van Baersdorp ende Jan van Hout, secretaris, om mit den voornomden rentmeester angaende de coop van de voorschreven ambachtsheerlicheyt te handelen, volgende denwelcken es de voornomde Pieter Adriaenszoon van der Werff, burgermeester, opten 28en novembris 1582 gereyst naer Den Hage om mit de voorschreven Van Hout, dier tijden in Den Hage wesende ende aldaer besoingerende over ’t maecken ende vernieuwen van des stats keuren, op ‘tgunt voors. es in besoinge te treden. ‘twelc doende es eyntelic gemaict ’t contract hyer innegelijft:

Op huyden den eersten decembris 1500tweendetachtich zijn joncheer Andries van Wassenaer, bailliu van Wassenaer, ende meester Jacob de Jonge, rentmeester van den Huyse van Wassenaer, in cracht van haer brieven van volmacht van Mijnen G[enadigen] Heere Mijnenheere den grave van Lingne ende Faulcquenberge etc., Heere van Wassenaer, ambachtsheer van Leyderdorp etc., ter eenre, ende Pieter Adriaenszoon van der Werff, burgermeester, ende Jan van Hout, secretaris, gecommitteerden der stadt Leyden, ter anderen zijde, bij tusschenspreecken van meesters Jan van Banchem, raed van den Hoogen Raide van Appèl, ende meester Cornelis van der Hooch, onder ’t behagen van heure respective meesters ende op ’t advoy ende believen van de Hooge Overicheyt van den Lande, overgecomen ende verdragen: Eerst dat de voornomde van Leyden in coope hebben zullen de voorschreven ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mitten gevolge vandien als schoutambocht, bodeambocht, clercqambocht, de wint ende ’t veer, zulcx ende in der vougen Zijne G[enade] dezelve ambochtsheerlicheyt ende gevolge volgende de oude leenbrieven daervan de voors. van Leyden [fol. 161] voor zoeveele de voors. ambachtsheerlicheyt angaet zonder vorder extracten off copiën auctentycq gelevert zullen werden van de Graeffelicheyt van Hollandt ten rechten leene houdende es, sonder dat hierinne begrepen wert de visscherye van den Rijn, die bij Zijne G[enade] tot een ander leen apart ofte op hemzelven van de voors. Graefflicheyt wert gehouden, ende dit al mits dat degeene die ’t voorscreven schoutambacht, clercqambacht, bodeambacht ende ’t veer nu ter tijt in pacht hebben ende gebruycken, deselve ende elck van hem haeren pacht de resterende tijt zal volgen, gehouden blijvende ten behouve van de voorscreven stede te betaelen ‘tgunt zij daervooren gehouden zijn uyt te keeren, te weten Jan Jochumszoon ’t schoutambacht ende bodeambacht noch eenen tijt van vier jaeren, eyndende Lichtmisse zevenendetachtich, gevende jaerlicx te pacht dertich gulden, Salomon van der Woert het secretaryschap tot wederzeggen toe, gevende jaerlicx tot een kenpenninck dertich stuvers, verschijnende Lichtmisse, ende Cornelis Janszoon van ’t veer noch vier jaeren, eyndende prima january zevenentachtich, gevende jaerlicx te pacht zes gulden, daervan de pachten vallende prima january ende Lichtmisse ’84 tot des stats prouffijte zullen comen, ende zullen de brieven van verpachtinge daervan zijnde de voornomde van Leyden werden gelevert. Ten tweden dat de voornomde Van Wassenaer ende De Jonge vanwegen Zijn voors. G[enade] ende voor zoeveele Zijn G[enade’s] heerlicheyden van Ougstgeest ende Voorschoten angaet, consenteren ende approberen zullen, gelijc zij voor zoeveele des noot es consenteren ende approberen mitsdezen, dat het octroy bij de voorschreven van Leyden opten tienden january 1575 verworven mitsgaders de approbatie ende breder verclaringe van Zijne P[rinselijck]e Excellentie als representerende [fol. 162] ende hem gedefereert zijnde de Hooge Overheyt van Hollandt daerop gevolcht van date den vierden octobris tweendetachtich in de voorscreven heerlicheyden zoeverre de limiten van vijffhondert ende achthondert roeden aldaer verhaelt hen respectivelicken uytbreyden, ende vorder nyet, plaetsegrijpen ende in alle zijn poincten onderhouden, geachtervolcht ende naergecomen werden zal, des zal de voorschreven Zijn G[enade] t’ sijnen gelieven aen de Zijl in den voorscreven ambochte van Leyderdorp moghen doen stellen zeeckere huysinge, ‘tsij van steen off van hout, tot verclaringe van burgermeesteren der stadt Leyden in der tijt dienende, alleenlick tot geryff van den bewaerder van Zijne G[enaden] tolrechten, zonder dat dezelve bewaerder aldaer eenighe tapperijen off andere statsneringhen zal mogen oprechten, doen noch gebruycken, off yet doen anders dan bouwerije, ende mits dat hij alle zijne wijnen, bieren ende andere lijffbehouften voor hemselven ende zijn gantsche familie dienende, binnen Leyden ende anders nieuwaerts haelen zal mogen ende daervan alle exchijsen, ongelden ende lasten opleggen ende betaelen zal moeten, gelijck de burgeren ende inwoonderen der voorschreven stede in der tijt doen zullen, alles op pene ende verbeurte in ’t voorschreven octroy begrepen, van alle ‘twelck respectivelic tot coste van de stadt van Leyden brieven van verlij, opdrachte ende overgifte in behoirlicke forme zullen werden verleden omme daerop bij die van Leyden aggreatie ende approbatie van de Hooge Overheyt ende elders daer ‘tselve van node zal sijn, versocht te werden, ‘twelc zij van Leyden ten wederzijden verclaringe gedaen wesende bij hun meesters de jegenswoirdige overcompste gestant [fol. 163] te doen, mitten eersten aennemen te doen. Dewelcke vercregen hebbende, zullen de voors. van Leyden voor alle ‘tgundt voorscreven is in gereden gelde aen handen van den voornompden De Jonge als rentmeester ende onder absolute quitantie van deselven betaelen een somme van duysent guldens van veertich groten ’t stuc, ende daer bijvougen obligatie van de voorschreven stede van gelijcke somme omme teynden tsjaers aen zeeckere persoon hen te nomineren betaelt te werden, des hem de voors. rentmeester in zijn particulier bij de voorschreven quitantie verbinden zal dat hij mitten aldereersten de voorschreven van Leyden buyten haren costen bestellen ende in handen leveren zal behoirlicke ende absolute quitantie onder de handt ende ’t segel van mijnen voorschreven G[enadige] H[eere]. T’ oirconde deesen bij den voorscreven personen elck in zijn qualité ondergeteyckent ten dage alsboven. Ende onderteyckent: V. Wassenaer, J. de Jonge, Pieter Adriaensz. van der Werff, J. van Hout, J. Banchem, Cor. van der Hoech.

Van welcke gemaicte coope ende verdrach de voornomde Heer van Wassenaer deur zijnen voornomden rentmeester verwitticht zijnde, hadde ‘tselve van zijn sijde bewillicht ende om ‘tselve te voltrecken overgesonden de volgende procuratie:

Wij, Philips grave van Lingne ende van Faulcquenberge, burchgrave van Leyden, baenreheere van Wassenaer ende van Belloil, heere van Estambruges, Ellegnies, Voorschoten, Catwijck, Valckenburch, Oustgeest etc., ridder van der orden van den Gulden Vliese, doen condt allen luyden dat wij machtich gemaict hebben ende maecken machtich mitsdezen joncheer Andries van Wassenaer, onsen bailliu, ende Jacob [fol. 164] de Jonge, onsen rentmeester van Wassenaer, t’samentlick ende elck bijsonder, omme uyt onsen name te compareren voor stadthouder ende leenmannen der Graefflicheyt van Hollandt ende elders daer ’t van node wesen zal, ende te cederen, transporteren ende overgeven tot behouve der stadt Leyden onse ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn zulcx wij die tot noch toe tot eenen rechten leene van de Graeffelicheyt van Hollandt gehouden ende beseten hebben, belovende over goet, vast ende van waerden te houden ‘tgunt bij den voors. onsen gemachtichden ende elcx van hun bijsonder in ‘tgunt voorscreven es gehandelt ende gedaen zal werden onder alle vorder conditiën ende bespreecken tusschen den voirnomden onsen gemachtichden ende die van Leyden in ’t tracteren van de overdracht der voors. onse ambachtsheerlicheyt op ’t believen van de Hooge Overicheyt opten eersten decembris 1500tweendetachentich voorsproocken ende geaccordeert, versouckende an de Hooge Overicheyt des Graefflicheyts van Hollandt deze onse overdrachte overdanckelic te willen nemen, dezelve te believen ende die van Leyden voornoemt behoirlicke brieven van investiture te willen verleenen. T’ oirconde onsen zegel hyeraen gehangen ende onsen name hyeronder gestelt den twintichsten dach van maerte 1500drieendetachtentich. Onderteyckent: Philps de Ligne, wesende daerbeneffens besegelt mit een groot root wasschen zegel aen doublen franchijnen staerte uythangende.

Ende alsoe de voorscreven van Leyden daervan verwitticht zijn geweest deur de brieven hier innegelijft:

Eersame, discrete heere, op eergisteren [fol. 165] van Gheervliet thuysgecomen zijnde, hebbe gevonden antwoorde van mijnen heere de grave van Ligne op mijne voorgaende missive van den 12en decembris lestleden angaende de zaicke van Leyderdorp, aggreerende onse besoinge in allen haere poincten, behalven dat hij zoude begeeren de belooffde penningen teffens ende t’eenemale opgebracht te werden, ons overzeyndende zijne procuratie omme het transport te doene onder ’t segel ende handt in conformité van het ontwerp bij mij Zijne G[enade] overgesonden, op betrouwen dat Mijnheeren van Leyden ‘tgunt voorscreven es voor goet zullen aensien ende daermede tevreden zijn, waervan ic nyet en hebbe willen laten Uwer Edele ten eersten te verwittighen teneynde u believe mit Mijnenheeren de burgermeesteren ‘tgunt voors. es te communiceren ende mit volle resolutie u alhier te vinden opdat nyet van node en zij mit vordere rescriptiën langer train ende dilay te causeren. Uyten Hage den 21en aprilis 1583. Onder stont: Uwer Edele gans willige vrundt Jacob de Jonge. D’ opschrifte: Eersamen, zeer discreten heere ende mijnen bijsonderen goede vrundt Jan van Hout, secretaris der stede van Leyden.

Soe was de voornomde Van Hout opten 24en aprilis ’83 van deser stede wegen gereyst nair Den Hage ende ten zelven tijde mitten voornomden rentmeester ten overstaen van de voorscreven heere Banchem verdragen dat de geheele somme van tweduysent gulden teffens ende in gerede penningen zoude werden opgebracht, mits dat de stadt ten opsicht van d’ anticipatie van de laetste duysent gulden interesten zoude corten [fol. 166] en genieten nair beloop van de penning zestien, waernair de voors. ambachtheerlicheyt ten behouve deser stede voor leenmannen es opgedragen volgende de brieven hier innegelijft:

Transfix. Wij Jan van Banchem, raidt ordinaris in den Groten Raidt van Hollandt, ende Heynrick Heermale, beyde leenmannen van de Graefflicheyt van Hollandt, doen condt eenen ygelicken dat op huyden voor ons in persone gecompareert es Jacob de Jonge, rentmeester van Wassenaer, ende heeft voor ons uyt crachte van zijne procuratie hem gegeven bij Mijnenheere den grave van Ligne als heere van Wassenaer in date 20en martii 1500drieendetachtich, daer dese deurgesteecken es, vanwegen deszelffs Heeren ende op ’t advoy ende welbehagen van de Hooge Overicheyt van den Lande, gecedeert, getransporteert ende overgegeven tot behouve der stadt Leyden des voors. Heere ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn, zulcx de vers. Heere die tot noch toe tot eenen rechten leene van de Graeffelicheyt van Hollandt gehouden ende beseten heeft, onder alle vordere conditiën ende bespreecken tusschen de voornoemde van Leyden ende den voors. De Jonge, mit joncheer Andries van Wassenaer, bailliu van Wassenaer, als gemachtichden van den voorscreven heere grave in ’t tracteren van de overdracht der voors. ambachtsheerlicheyt op ’t believen van de Hooge Overicheyt alsvooren opten eersten decembris lestleden versproocken ende geaccordeert, versouckende de voornomde De Jonge uyten name alsvooren an de Hooge Overicheyt des Graefflicheyts van Hollandt dese voorscreven overdrachte overdanckelick te willen nemen, dezelve te believen, ende die van Leyden voornompt behoirlicke brieven van investiture te willen verlenen. T’ oirconde van desen hebbe ick, Jan van Banchem voorscreven, gebeden den voornoemde Jacob de Jonge zijn segel uuyt mijnen [fol. 167] name hyeraen te willen hangen, zoe ick zelver alsnoch geen zegele en gebruyc, zulcx ick De Jonge voorschreven zoe uyten name van de voorscreven Banchem alsooc van mijzelven gaerne gedaen hebbe, ende ick Heyndrick Heermale hebbe mijn zegele hyermede aengehangen opten 25en aprilis anno 1500drieendetachtich. Onder de plycque stont geteyckent: J. v. Banchem, wesende getransfixeert deur de voors. procuratie ende besegelt mit twe rode wasschen zegelen aen doublen franchijnen staerten uythangende.

Ende alsoe de voors. opdracht bij brieven van den 25en aprilis ’83 door de heer Banchem gescreven aen deser stede was overgesonden, ende dat zulcx niet en resteerden dan ’t voorscreven contract oic van deser stede wegen te voltrecken, om ‘twelc te voldoen volgende den innehouden van de voors. accorde van node was ’t advoy van de Ho[ge] O[vericheyt], soe was de voornoemde Van Hout opten 29en aprilis ’83 van deser stede wegen gereyst naer Antwerpen om daerop te vervolgen ’t advoy van Zijn Ex[cellentie] den prince van Oraengien h[oochloffelicker] m[emorie], niet alleen ten opsichte Zijn Ex[cellen]tie de Hoge Overicheyt doen ter tijt was gedefereert, mer dat ooc Zijn Ex[ellentie] de Graeflicheyt van Hollandt was opgedragen ende mitten groten zegele deser stede verzegelt, mer en hadde Zijn Ex[ellentie] daerinne nyet begeren te resolveren ende zulcx de zaecke aen de Heeren Staten versonden mit brieven van den volgenden innehouden:

De prince van Orangien, grave van Nassau etc., marquys van der Vere etc., heere ende baroen van Breda,

Eedele, eersame, wijse, hoochgeleerde besundere goede vrunden, die schoutet, burgermeesteren ende regierders der stad Leyden [fol. 168] hebben aen ons geschict heuren secretaris meester Jan van Houte om ons aen te geven zeeckere twe poincten ende daerop onse provisie ende octroy te verwerven, namentlick d’ eerste alsoe zij zeggen zeecker accord angegaen te hebben mitten gecommitteerden van den grave van Ligne, van denwelcken als Heere van Wassenaer zij bij cope vercregen zouden hebben de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp, dewelcke heurluyden ende der voorscreven stadt om veele oirsaicken ende consideratiën nyet alleenlic dienlic, mer oock nodich is, ende dat de voors. heerlicheyt te leene gehouden wordt van den grave van Hollandt, dat wij ‘tselve accord ende coop zouden willen bevestigen ende advoueren ende vorders uuyt de autoriteyt die zij seggen wij daertoe te hebben, de nature van ’t voorschreven recht leen wech te nemen ende de voors. ambochtsheerlicheyt met zijn gevolge daervan te willen bevrijden, denzelven van Leyden bewilligende ‘tselve als vrijdomme van der stadt ende gelijck den vrijdom die zij buyten de andere heure poorten is hebbende in der eeuwicheyt te mogen besitten, vermeerderende overzulcx mette voorscreven heerlicheyt de jurisdictie ende ’t rechtsgebiet der voors. stad Leyden. Ten anderen dat alsoe de regenten der voors. stad Leyden over twe jaren gekeurt hebben dat alle penningen toecommende weeskinderen, onsinnige, uytlandige ofte diergelijcke personen momboirs behouvende, geleeght aen renten, dezelve personen tot heure jaeren, verstandt of lande respectivelick gecommen zijnde, zulcke renten zullen gelost ende affgeleeght ende metten verloop derselver opgebrocht worden omme sulcke personen daermede des te bequamer als heuren hartstoel in heuren handel te mogen generen ende behelpen, eensamentlick oock dat alle verlijen ende stipulatiën nyet voor schepenen zoe tot daertoe gedaen was, maer alleenlick voor weesmeesteren ge- [fol. 169] schiet ende in het weesbouck opgeteyckent zouden, om den cost te schouwen, zoe gestendich ende van zulcker weerden zijn ende preferentie hebben alsoff ‘tselve voor schepenen gepasseert ware, gelijck tot noch toe, zij seggen onderhouden te zijn, ende dat zij nochtans beduchten dat in toecomenden tijde ter saicken vandien eenige processen zouden mogen spruyten, om dewelcke te voorcommen versouckende dat wij dezelve sulcke heure ordonnatie zouden willen met octroy approbatoir bevestigen. Ende al eest dat wij dezelve heure versoucken geenssints en hebben vreempt gevonden, maer het eerste zoe doenlick als het ander redelick, insiende insunderheyt de groote lasten ende t’ achterheyt daerinne dezelve stadt deur heure vromicheyt ende getrouwicheyt heur is bevindende, soe en hebben wij daerop (als ons zulcke authoriteyt ende macht daertoe nodich egeensints toescrijvende) nyet willen noch cunnen yet gedoen oft besluyten tot heurder gonste ende voorderinghe, doch hebben nyet cunnen nalaeten deselve aen U L[ieve] te verseynden, denwelcken wij vrundtlick willen versocht hebben den voorschreven van Leyden die lichtelick wel meer zijn meriterende in desen hunnen redelicken ende doenlicken versouck ende ‘tgeene zij breder uluyden zullen aendienen, van onsen wegen te willen houden voor zunderlinge bevolen ende gerecommandeert. Eedele, eersame, hoochgeleerde, wijze, bijzundere goede vrunden, zijt Gode bevolen. Uyt Antwerpen den 5en mey 1583. Onder stont: Uluyder goede vrundt, ende geteyckent: Guillaume de Nassay. D’ opschrift was: Den eedelen, eerentfesten, eerzamen, wijzen, hoochgeleerden, onzen bezunderen goeden vrunden Staten ’s Lants ende Graefflicheyts van Hollandt.

[fol. 170] Mit welcke missiven de voornomde Jan van Brouchoven, burgermeester, ende de voors. Van Hout, secretaris, opten 10en mey ’83 gereyst zijn nair Den Hage om de saicke nairder in beradinge te leggen mit mr. Pouls Buys, dier tijden advocaet van ’t Gemeenlandt van Hollandt, ende miteenen te delibereren op ’t presenteren van de requesten teneynde voors. beworpen bij de voornoemde De Jonge, rentmeester, hier innegelijft:

Copie. Minute onder correctie. Aen Mijnheeren den Staten van Hollant.

Vertoonen die burgermeesteren ende regierders der stede van Leyden dat nairdien tot heurluyder kennisse gecomen was dat den rentmeester van Wassenaer, Jacob de Jonge, tot furnissement van omtrent vyerduysent gulden over zeeckere jaeren verloopen renten, den heeren van Beaufort, Fresin ende Noyelles uyt de goeden van Wassenaer verschenen ende bij u, mijnheeren, als aengeslagen genouch promptelicken geordonneert opgebracht te moeten werden, benodicht was geweest merckelicken somme van penninghen op zwaer interest te lichten ende omme dezelve weder te quyten van den voorscreven heere last hadde alle mogelicke ende bequaemste middelen te zoucken, ’t waer bij vercopinghe van eenighe partiën off andersints, zijluyden remonstranten zoevele deur den voorschreven rentmeester aen den heere grave van Lingne gedaen ende gevordert hadden dat zijluyden d’ ambochtsheerlicheyt van Leyderdorp, wesende een recht leen van de Graeffelicheyt van Hollandt, in cope vercregen hebben op ’t believen, advoyemente ende confirmatie van Zijne Exellentie als Hooge Overicheyt van den voorscreven Lande, aen denwelcken zijluyden oock [fol. 171] zulcx versocht hebbende, heeft Zijn Exellentie oock ‘tselve voor angenaem gevonden ende belieft op ’t genougen van de Heeren Staten, hebbende tot dien fijne aen denzelven doen expediëren zeeckere sijne missive, hyer bijgaende, versouckende daeromme Uwer Edele believinge op ‘tgunt voorschreven es, ende ordonnantie opte marge van dezen opten griffier van de leenen omme brieven van confirmatie daertoe dienende in behoirlicker forme te expediëren zoe sijluyden supplianten ooc van meninghe zijn ’t voorschreven quaet leen tot een onversterfflic leen te redimeren ende doen redimeren bij den commissaryzen op ‘tzelve stuc bij U, Mijnheeren, daertoe geordonneert. Dit doende etc.

Of men zoude mogen optes graven name ende coste van die van Leyden vercrijgen ’t voorschreven recht tot een goet leen ende dat deur schriftelicke last ende requisitie van die van Leyden omme ‘tselve hebbende transport te mogen doen sonder te behouven eenich believen off confirmatie van de Exellentie noch van de Staten, mer most eerstdaichs geschien alder eenighe placcaten quamen van geen goeden te mogen aliëneren etc. Of dat een derde den Staten angenaem zijnde zouden mogen versoucken aen den voorschreven commissarysen omme ’t voorschreven quaet leen tot een erffleen te hebben, te kennen gevende dat hij ‘tselve van de grave van Ligne gecoft hadde ende mit hem seens was, zoeverre het tot een erfleen te crijgen ware, dan soude in sulcken gevalle de penningen daervooren belooft opgebrocht moeten werden ende daernair ’t verlij vercregen hebbende, die van Leyden weder getransporteert moeten werden ende zulcx dobbelt recht van verlije vallen.

Ende nairdat de voornomde advocaet [fol. 172] Buys de voors. missive geopent ende eenighe zwaricheyden bij hem daerinne bevonden, den voornomden gecommitteerden verclaert ende te kennen gegeven hadde, sijn de voornomde gecommitteerden Brouchoven ende Van Hout naer Leyden gekeert, dewelcke van hun wedervaren rapport gedaen hebbende aen die van de Gerechte, es bij dezelve opten zestienden mey drientachtich nae visitatie van de voors. beworpen requesten raetsaem gevonden mit ’t versouc op te houden ende te verbeyden zoelange tot Zijn voors. Ex[ellen]tie (dier tijden in Brabant zijnde) alhier in Hollandt zoude sijn gecomen, deurdien men verhoopte dat de swaricheyden bij eenighe steden ende voornementlicken bij die van Amsterdam gemaict om Zijn Ex[ellen]tie de gedefereerde Graeflicheyt te verzegelen, middelertijt geassopieert ende gesplist zoude hebben geweest ende ten vergenougen van Zijn Ex[ellen]tie voltrocken ten opsicht Zijn Ex[ellen]tie hem verclaert hadde dat hij geen swaricheyt en maecte om de voors. coop te advoyeren ende de voornomde van Leyden daerinne conform haer goede gelieven te gratificeren. Ende alsoe de voorscreven rentmeester om de voorgeroerde zaecken te bevorderen gescreven heeft de brieven hier innegelijft:

Eersame, zeer discrete heere. Alsoe ick gaerne mitten eersten aen Mijnenheere antwoorde schrijven soude nopende onsse besoinge, u kennelick zijnde, wilde u wel gebeden hebben mij over te schrijven die resolutie van mijnenheeren van Leyden omme mijne reschriptie daernae te dresseren. U Edele zal mede gelieven mijn minute in uwen brieff over te schicken. Mij hyermede zeer vruntlick gebiedende in Uwer Edele’s goede gratie. Uuyten Hage den 17en mey 1583. Onder stont: Uwer Edele’s gans willige vrundt ten dienste, ende was onderteyckent Jacob de Jonge. [fol. 173] D’ opschrifte was: Eersamen, vromen, zeer discreten Jan van Hout, secretaris der stede van Leyden.

Soe zijn dezelve van deser stede wegen beantwoort in deser vougen:

Erentfeste, eersame, wijse, voorsienige heere ende gonstige goede vrundt, ick anbiede mij gedienstich tot Uwer Edele. Niet twijfelende Uwer Edele zij deur monde van mijnheer de burgermeester Warmond, daer van statswegen ter dachvaert, van de meeninghe van mijnen heeren ende meesters ende de zwaricheyt bij hem gemaict omme yet aen den Heeren Staten te vervolghen, maer ten wederzijden raetsaemst, de zaicke wat in schorssinge te houden op hope off Zijn Ex[ellent]ie cortelinge in Hollandt mochte comen ende die dan mit meerder verseeckertheyt aff te handelen, zoe en is nyet van node alhyer daervan yet wijders te verhaelen, maer zeynde U Edele volgende zijn schriftelic begeren de minute van U Edele weder. Waermede hyer eynde maickende, bidde den Almogenden U mijnen Eerntfesten, eersamen, wijsen, voorsienigen heer ende gonstigen goeden vrundt, te verlenen ’t volbrengen van Zijne deuchdelick begeren ende te nemen in Zijnen schut ende scherm tot salicheyt. In Leyden desen 20en mey ’83 stilo novo. Onder stont gescreven: Bij Uwer Edele goede vrundt ende dienaer, ende was onderteyckent: J. van Hout. De superscriptie was: Erentfesten, eersamen, wijsen ende zeer voorsienigen heer mijnen heere Jacob de Jonge, raid ende rentmeester van den Huyse van Wassenaer, in Den Haege.

Mit welcke beantwoordinghe alsoe de voornomde rentmeester (zoo ’t schijnt) geen genougen en nam, zijn desselffs brieven opten 26en mey ’83 in deliberatie geleyt mit die van de Gerechte ende is daerop nair onderlinge beradinge gere- [fol. 174] solveert dat de voornomde Van Hout, secretarys, daertoe gecommitteert, daerop nairder in communicatie zoude treden mit de voornomde heere Banchem, ende denzelven wat nairder ende voor zoeveele eer ende eedt behouden mogelic was, openen souden de swaricheyden de voornoemde van de Gerechte in desen bewegende, teneynde de voornomde rentmeester deur denzelven daervan wat onderrecht zijnde, eyntelicken aen zijn sijde zouden mogen resolveren, zonder op ’t goetduncken van burgermeesteren te verwachten off daerop te letten off hij gevordert begeerde te hebben opten voet bij hem voorgeslagen off liever mitter zaec hadde te verbeyden.

Mit welcke resolutie de voornomde Van Hout opten lesten mey ’83 gereyst es nair Catwijck bij de voorscreven heer Banchem, dier tijden daer wesende, alwaer hij ooc vont den voornomden rentmeester De Jonge, ende mitten anderen van de voors. zaecke spreeckende, besloot ende verclaerde de voornomde rentmeester ten overstaen van de voorscreven heere Banchem dat hij tevreden was ende bewillichde zonder voor alsnoch eenich versouc off vervolch te doen, te verbeyden de compste van Zijn Ex[ellent]ie. Waernair de voors. brieven van procuratie ende opdracht den voornomden rentmeester weder zijn in handen gestelt t’ sijnen versoucke volgende de brieven hier innegelijft.

Eersame, zeer discrete heere ende goede vrunt. Ick houde Uwer Edele wel indachtich hoe dat ick laestmael opte dachvaert van de hooftingelanden van Rijnlandt tot Leyden wesende, Mijnheeren de burgermeesteren aldaer in Uwer L[ieves] presentie voorgehouden hadde omme weder te hebben mijn procuratie ende transport van de heerlicheyt van Leyderdorp, voor leenmannen gedaen, ter tijt toe ’t effect vandien volbracht mochte werden [fol. 175] als ‘tselve wel redelick zijnde. Waerop dezelve mijnen heeren mij ter antwoorde gaven ‘tgunt voors. es in den heuren aen te willen dienen ende alsdan mij de voors. restitutie te doen als nair behoiren. Waeromme u believen zal mij nu mit mijnen heere Banchem d’ voors. stucken weder te zeynden ende die hant daeraen te willen houden omme bij mij bewaert te werden ter tijt toe onse zaecken geëffectueert zal mogen werden. Uwer Edele hiermede den Almogenden bevelende, die ic bidde denzelven te willen sparen in lancksalige gesonthede. Uuyten Hage den 1en augusti 1583. Onder stont: Uwer Edele dienstwillige vrundt Jacob de Jonge. De superscriptie was: Eersamen, zeer discreten Jan van Hout, secretaris der stede van Leyden.

Ende alsoe Zijne voors. Ex[ellen]tie op zijn eerste compste daeraen in Hollandt binnen Delff opten 10en july ’84 deerlicken vermoort werde, zoe was de voors. zaecke onvoltrocken gebleven mits den soberen staet die hem dese landen dier tijt inne vonden, waernair gevolcht zijnde de anneminge van den grave van Leycester mitsgaders de Leycestersche factie binnen deser stede (gelijc alle de werelt bekent es) uytgeborsten ende dezelve gepasseert zijnde, de grote ende menichfuldige questiën ende processen tusschen burgermeesteren ende regierders deser stede jegen Dijcgrave ende Hoogeheemraiden van Rijnlandt, en was in der voorscreven zaicke van de cope der voors. ambachtsheerlicheyt niet gevordert totdat in den lopenden jare 1597 hem weder nieuwe questiën schenen te openbaren ter oorsaicke van de vergrotinge van de vrijdomme deser stede buyten de Zijlpoorte, binnen welcke vergrotinge nyet alleen schout ende croosheemraden van Leyderdorp schouwe pretendeerden, ooc gepoocht hadden te usurperen [fol. 176] opten Lagen Rijndijc, maer ooc Dijcgrave ende Hoogeheemraiden in den Rijn, zoedat de burgermeesteren verduchtende nieuwe processen ende voorsiende dat indien men in gelijcke questiën nootshalven gevallen ende dezelve annemen hadde moeten, de costen vandien leechlicken meer zouden hebben bedragen dan voor de voorscreven cope van de ambachtsheerlicheyt was belooft, waren eyntelic te rade geworden de voors. cope weder bij der handt te nemen ende deselve bij de bequaemste middelen te doen voltrecken. Om 'twelc te doen benaerstigen, waren opten vierden augusti ’97 gecommitteert de voornoemde Jan Jansz. van Baersdorp ende Claes Adriaensz., burgermeesteren, mr. Niclaes van Zeyst, raedt ende pensionarys, ende de voors. Jan van Hout, secretaris. Ende alsoe tot heurluyder kennisse gecomen was dat de voornoemde rentmeester van andere zinne ende meninge scheen gewerden te zijn ende hij hem t’ anderen tijden hadde laeten verluyden dat hij hem jegens ’t voors. voltrecken van de coope van de ambochtsheerlicheyt van Leyderdorp van meninge was te opposeren ende ‘tselve te verhinderen, soe hadden de voornomde gecommitteerden des voors. rentmeesters gemoet weder doen sonderen ende denzelven in ’t secreet doen anseggen dat de voors. ambachtsheerlicheyt leechlicken van den Huyse van Wassenaer zoude werden getrocken zonder eenige vergoedinge aen den voors. Huyse van Wassenaer te doen, ‘twelc nair alle apparentie naerder was als hij wel waende ende dat hij daerom wel voor hem zoude willen sien dat hij, meenende den Huyse van Wassenaer voordeel te doen, ‘tselve in dier vougen geen groot achterdeel en zoude doen, mit welc andienen de voornomde rentmeester ten faveur van de stadt weder gebracht ende geneycht zijnde, es de voornomde Van Hout opten 26en augusti ’97 gereyst naer Den Hage om mitten voors. rentmeester naerder op alles te handelen, ende zijn soeverre t’saemen versproocken [fol. 177] dat mits bij de voors. van Leyden volgende haer toesegginge op ’t contracteren gedaen aen den Heere van Wassenaer een volcomen vergenougen gevende van de belooffde penningen, den voornoemde rentmeester daervan vertoont wesende Zijn G[enade’s] brieven van advoy en approbatie, dat hij hem jegens ’t voltrecken nyet soude opposeren, mer tevreden souden zijn dat de voornomde van Leyden de gecofte ambachtsheerlicheyt zoude volgen, aenbiedende hem in ’t vorder de voorscreven rentmeester mit alle vruntlicheyt tot den burgermeesteren ende regierders, mit een verclaringe dat hij hemluyden de voors. ambachtsheerlicheyt liever gonde als yemant anders.

Alle ‘twelc den burgermeesteren ende regierders gerapporteert wesende, zijn de voornomde Baersdorp ende Claes Adriaenszoon, burgermeesteren, mitten secretarys opten 27en augusti getrocken nair Den Hage ende zijn gesamentlicken mit de voornomde pensionarys Seyst, aldaer zijnde, gegaen bij de heere meester Jan van Oldenbarnevelt, advocaet van den Lande, ende hebben Zijn Edele geopent ‘tgene tusschen de heere grave van Lingne ende der voors. stede alsvoren was gehandelt nopende de coop van de voors. ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp, mit een verclaringe dat burgermeesteren geresolveert waren deselve zaicke nu ter tijt voorts te voltrecken. Dan dat zij om ’t woort ende de belofte van haer voorsaten nair te comen ende gestant te doen, genootsaect zouden sijn den Heere van Wassenaer tot dien eynde over te maicken een somme van tweeduysent gulden, evenwel tevreden zijnde de belooffde tweduysent gulden van deser zijde te converteren in de hooftsomme van een losrente den penning zestien ten behouve van den Huyse van Wassenaer, versouckende Zijn Edele dat hem gelieven zoude de goede hant daeraen te houden om de zaicke ten besten te stuyren ende beleyden, ende die van Leyden in desen ooc [fol. 178] te presteren zijn gewoonlicke goede gonste ende genegentheyt. Ende alsoe de voorscreven heere advocaet geensints geraden en vont in desen eenige onderhandelinge te doen mitten grave van Lingny om de eer ende het respect van ’t Lant ende dat het nyet schijnen en soude dat die van Leyden, wesende een van de principaelste steden van Hollant, van des Gemeenlants zaicke wantrouwich zouden zijn ende dat men t’ allen tijden bij ’t maicken van eenige tractaten middels genouch soude vinden om de coop te houden staende ende te doen bevestigen, ende dat die van Leyden alsdan de heer van Lingny wel zouden mogen gratificeren ende remunereren. Ende Zijn Edele bij zijn meninge diesangaende bleeff, mit een verclaringe dat hij daervan nyet vorder en begeerde te weten als wederstrijdende ’t ampt ende offitie ‘twelc hij van ’s Landts wegen bediende, nyetjegenstaende de voors. gecommitteerden hem voorhielden hoe dat zij aen den Huyse van Wassenaer wat meer waren verplicht als andere steden ten opsicht zijluyden hadden ende gebruycten de tytel van burchgrave van Leyden ende zonderlinge de belofte alsvooren van hun voorsaten voor ’t contracten gedaen, mer dat de voors. heer advocaet evenwel genouch verclaerde genegen te zijn om de goede handt dairaen te houden, dat de saicke mocht werden voltrocken, tot dien eynde begeerde hem de request met alle de stucken ende bewijsen in handen te werden gestelt om deselve preparatoirlick te doorsien ende den gecommitteerden voors. afvragende off de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp tot een leen apart werde gehouden dan off ‘tselve een gevolch was van den Huyse van Wassenaer? Op ‘twelc de voornoemde gedeputeerden verclaerden zulcx nyet te weten, mer dat zij sulcx nairder ondersoucken ende Zijn Edele daervan beneffens de overleveringe van de stucken [fol. 179] zouden verstendigen ende onderrechten. Ende daermede van Zijn Edele affscheyt nemende, traden de voornoemde gedeputeerden mitten anderen in deliberatie wat in desen oirbaerlixt zoude dienen gedaen ende vonden goet alsnu metter zaecke voorts te varen ende evenwel de voorschreven heere grave van Lingny te contenteren ende zulcx haer voorsaten woort ende belofte nair behoiren naer te comen, gestant te doen ende t’ achtervolgen. Ende teneynde de voors. rentmeester dairvan mocht werden verwitticht ende mits dese veranderinge ooc voor advis niet en zouden veranderen, es hij daervan geadverteert door den voornomden burgermeester Claes Adriaenszoon ende de secretarys Van Hout, die hem sommierlicken openden ‘tgeen zijluyden mitten heere advocaet waren voorsproocken mit anseggen dat zij ’t voorgenomen voltrecken van de zaicke gedachten te doen zonder naerdeel van de grave van Lingny ende dat zij dezelve evenwel van de belooffde tweduysent gulden boven de constitutie van een rente nair beloop van den penning zestien ten behouve van den huyse van Wassenaer zouden voldoen. Om ‘twelc te effectueren werde voorgeslagen dat men aen zeeckere coopman t’ Antwerpen een somme van tweduysent gulden zoude overmaicken om bij Zijn G[enade] te werden gelicht, mits alvoren aen handen van dezelve coopman ten behouve van de stadt Leyden overleverende quitantie ende approbatie onder Zijn G[enades] handt ende zegel volgende ’t formulier off bewerp daervan over te schicken, zoe aen Zijn G[enade] als aen de voors. coopman.

In ’t vorder de voors. rentmeester affvragende off d’ voors. ambachtsheerlicheyt tot een leen apart werde gehouden off an de Heerlicheyt van Wassenaer gean- [fol. 180] nexeert was, gaff ter antwoort ende vertoonde bij openinge van de copie van de eersten originalen leenbrieff dat het werde gehouden tot een leen apart. Ende hoewel den rentmeester van de voorschreven generale leenbrieff tevreden was copie te leveren, zoe vonden de gedeputeerden om zeeckere insichten wille, zonderlinge om alle suspitiën te weren, beter geraden dezelve te doen lichten uyte Leencamer. Ende alsoe de voornomde rentmeester den voornoemde gedeputeerden dier tijden in ’t secreet vermaende datter jegenwoirdelic eenen in Den Hage was dewelcke de heere grave van Lingny grotelicx vertroude, ende hemluyden affvraechde off zij goet zouden vinden dat hij de voors. grave deur denzelven eenige openinghe zoude mogen doen van dese onderhandelinge, zoe hadden de voorscreven gedeputeerden zulcx ooc goetgevonden ende voor zoeveele des noot ende in hem was daerinne bewillicht. Ende daermede van de rentmeester een affscheyt nemende, heeft de pensionarys Zeyst middelertijt copie van de voorschreven generalen leenbrieff gelicht, die goetgevonden es in ’t jegenwoirdighe verbael ooc te werden geïnsereert ende van den volgenden innehouden es:

Extract. Karel etc., doen condt allen luyden dat wij, behouden ons ende eenen yegelicken zijns rechts, verliet ende verleent hebben, verlyen ende verleenen mitsdezen onsen brieve joncheer Philips van Ligne, Heer van Wassenaire, ende hem angecommen ende bestorven zijn bij doode van vrou Marie, Vrouwe van Wassenaire, in haeren leven huysvrouwe van zeer lieven ende getrouwen ridder [fol. 181] van onser oerdene van den Gulden Vliese, raidt ende camerling heeren Jacob grave van Lingne, van Faukenburgge etc., zijnre moeder, de navolgende perceelen van leene omme die bij hem, zijnen erven ende nacomelingen van ons, onsen erven ende nacomelingen, graven ende gravinnen van Hollandt, gehouden te worden elck perceel daeroff tot zulcken recht ende leene als hiernae verclaert zal volgen. Eerst die hooge heerlicheyt van ’t ambocht van Wassenaer ende van Zuytwijck tot eenen onsterffelicken erffleene, ende te verheergewaden mit een muyter havick off twintich ponden daervooren. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Wassenaire mitte lente- ende herfstbede aldaer, belopende 54 pont 2 stuvers goets gelts tsjaers, de buttinge aldaer, belopende 8 pont 17 stuvers goets gelts tsjaers, die burch mit omtrent acht mergen lants, die smaeltienden aldaer, halff die smaelthienden tot Vorenbrouck, die molen mitten huyse aldaer, die veenhuyr aldair, belopende 22 pont goets gelts, omtrent 381 hoenderen, ende die thienden ende goeden die Aelbert van Raephorst voort hout tot eenen erffleen. Item de corenthiende tot Wassenaer tot eenen rechten leen. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Voorschoten mitten thienden aldaer uuyter herfstbede ende lentebede aldaer 3 pont 10 stuvers goets gelts tsjaers, halff die smaeltienden aldaer, die molen mitten huyse aldaer, vijff mergen lants aldaer, een vrije jaermarct aldaer. Item ’t Schakenbosch mit wilt, mit conijnen ende wildernisse tot eenen rechten leene. Item in de Ketel ende Ketelambocht uuyten schote in ’t Nieuwelant aldaer vier ponden goets gelts sjaers, een hoffstede aldaer bij der kercke, halff den Droogendijck aldaer mit ons [fol. 182] gemeene een smaeltiende aldaer ende noch drie blocken tienden in denzelven ambochte, tot eenen erffleen. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Voorburch, die chorentienden ende smaelthienden aldaer, die wint aldaer, die corentienden in Tedingerbrouck tot eenen rechten leene. Item in Haechambocht tot Eyckenduynen omtrent 11 pont 10 stuvers goets gelts sjaers aen erffhuyren, 291 hoenderen, die corentiende in Haetscamp, die vroonthiende ende smaeltiende in Haetscamp, die visscherije in den Vroonsloot tusschen Hage ende Delft. Item die corentiende ende smaelthiende tot Eyckenduynen tot eenen rechten leene. Item die chorentiende in ’t Westlandt, die d’ erffgenamen van Jan Dedel voort houden tot eenen rechten leen. Item een jaerlicxe marct tot Vlaerdingen, twe vrije jaerlicxe marcten ende tollen cum pertinenciis aldaer. Aen hoffstedehuyre tweendeveertich schellingen, eenen salm sjaers uuyte hofsteden in de Vuylpoort, eenen salm sjaers. Noch van denzelven hofsteden tevooren op Maze een getide op ende neder op haer selffs cost, ende voort zoelange zij uyt zijn op des Heeren cost van Wassenaer, tot eenen rechten leene. Item de smaeltiende, lammertiende ende vlastiende tot Zwammerdam tot eenen rechten leene. Item uyten Houte ende Wildernisse sjaers een hart als Heere van Wassenaer, tot eenen rechten leene. Item ’t ambocht van Wimmenom mit hooge, middele ende lage gerechten, mit wilt ende wildernisse, uuyte lentebede ende herfstbede t’samen 39 stuvers goets gelts tsjaers, die buttinghe aldaer 6 stuvers 4 penningen goets gelts sjaers, eenen thijns aldaer, sonder ballinge aldaer te mogen onthouden, tot eenen rechten leene. Item die corentiende ende smaelthiende te Reynsterwoude ende eenen thijns aldaer, tot eenen rechten leene. Item de ambachtsheerlicheyt van ’s Burchgraven- [fol. 183] veen tot eenen rechten leene. Item 16 margen lants opte Harnasse bij de Woutkercke mit 17 mergen lants in Cadijck ende die van Groenevelt voort houden, tot eenen rechten leene. Welcke tien leste voorgaende partijen wij denzelven Heere van Wassenaer mede verlien nyetjegenstaende dat die in de declaratie bij wijlen den Heere van Wassenaire, zijn oudevader, van zijnen anderen versterflicke leenen ons overgegeven niet verclaert en staen, dat doen gelaten es geweest zo zijn grotemoeder, doen douagiere van Wassenaire, ons te kennen doen geven hadde overmits dat zij dezelve pertiën hielde te wesen goede erffleenen ende alsoe zij daeraff nyet promptelicken en conde doen blijcken, soe hebben wij deselve mede alsnu verlijt tot eenen rechten leene, op conditie dat indien hij hyernaemaels doen blijcken dat dezelve off eenighe vandien ten erffleen gegeven zijn, dat hem dit jegenwoirdighe verlij ten rechten leene nyet prejudiciëren en zal, mer zal ‘tselve op onsen registeren van den leenen gecorrigeert worden tot verseeckertheyt van de voors. Heer van Wassenaer, naerdat hij daeraff deuchdelick doen blijcken zal. Item uuyten schote van Soeterwoude 4 pont goets gelts sjaers, uuyten schote ten Bomgaert 40 stuvers goets gelts sjaers, ende van Santhorsterlant gelegen in Haechambocht 58 stuvers goets gelts sjaers mit 58 hoenderen, tot eenen erffleen binnen aftersusterkint niet te versterven ende te verheergewaden mit eenen rooden sperwer. Item die hooge heerlicheyt van Catwijck ende van Voorschoten tot eenen erffleen. Item d’ ambachtsheerlicheyt van Barendrecht, de sluysevisscherije ende vogelrije, de smaeltienden in Carnisse, die smaelthienden in den Polre, een deel in Tijselincxwaert, den uyterdijck van Barendrecht, de corentienden van Barendrecht tot Muesinckbroeck ende Bolnisse tot eenen erffleen. Item in Zwindrecht ’t ambocht [fol. 184] van Heeren Heyenkercke geheeten Heer Jansdam, ende halff ’t ambacht van den lande mit vogelrije, visscherije. Item de coornthienden aldaer. Item zeeckere thienden in de Wael tot eenen erffleen. Item die hoffsteden oppet Sant mit zeeckere lant daertoe behoirende, alsoe die gelegen zijn, dats te verstaene westwaerts die Afterweyde, streckende totten uuytcant van den Rijn, oostwaert streckende ten Waele toe, noortwaert streckende ten uuytercant van den Vliet, zuytwaert alsoe verde als die Afterweyde gaet, mit de hooge, middele ende lage heerlicheyt, mit tholvrij te waren allen dengeenen die binnen den voors. palen zullen comen wonen, tot eenen onversterffelicken erffleen te verheergewaden mit eenen muyter havick off twintich pont daervooren. Item die hoffstede op die Horst mit 64 merghen lants ende den Heemwerft tot eenen rechten leene. Item ’t Huys ende d’ ambachtsheerlicheyt van Suyck mitten landen ende thienden daertoe behoirende tot eenen erffleen. Item zeeckere rest van landen toebehoirende totten huyse ende hoffstede van Poeldijcker Poele tot eenen onversterffelicken erffleen, te verheergewaden mit een zeel winden. Item die Burch binnen Leyden, die thollen aldaer, die gruyte ende hoppe aldaer, die buttinge aldaer 20 stuvers goets gelts sjaers tot eenen rechten leene. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn tot eenen rechten leene. Item d’ ambochtsheerlicheyt van Oestgeest mitter erftbede, lentebede 39 stuvers goets gelts sjaers, die buttinge aldaer 40 stuvers goets gelts sjaers mit een halff block corentienden gemeen mitter abdisse van Reynsburch, ende een halve smaelthiende ooc aldaer [fol. 185] ooc gemeen mitter voors. abdisse, mit eenen lopenden thijns, tot eenen rechten leene. Item t’ Oestgeest vrijheere te wesen van hoogen, middelen ende lagen recht oostwaerts van den wael in den ambochte van Oestgeest totter uuyterste steene brugge toe van Reynsburch bij der kercke van Oestgeest zuytwaert totten uuytcant van den Vliet ende wes zij ende andere luyden daerop betimmeren sullen, die te houden van ons ende onsen nacomelingen tot eenen onversterffelicken erffleen ende te verheergewaden mit eenen muyter havick off tien ponden daervooren. Item die hoffstede van Oestgeest mit 37 mergen lants daertoe behoirende tot eenen rechten leene. Item d’ ambachtsheerlicheyt van Zassenem, eenen lopenden thijns aldaer, die die visscherije in de Meer aldaer, tot eenen rechten leene. Item d’ ambachtsheerlicheyt van Catwijck uuyter lentebede ende herfstbede aldaer 8 pont goets gelts tsjaers, die hoffvisch aldaer, dat pontgelt van den zeeman, die thollen aldaer opt Zee ende opten Rijn, dat veer tot Catwijck opten Rijn, een ledige verbrande hoffstede, noch aldaer een molen mitten huyse ende een huysinghe tot Catwijck opt Zee, tot eenen rechten leene. Item d’ ambachtsheerlicheyt van Valckenburch, een vrije jaermarct ende thollen aldaer, ’t veer over den Rijn, tot eenen rechten leen. Item eenen thijns tot Aelsmaer, tot eenen rechten leen. Item die tollen mit heuren uuytwachten tot Alphen op die Goudtsluyse metten huyse, tot eenen rechten leen. Item halff die gruyte ende hoppe tot Delft, tot eenen rechten leen. Item half die hoppe ende gruyt tot Sgravensande, tot een rechten leen. Item alle die zwanen ende zwaendrift binnen Rijnlandt, Delfflant ende Schielandt, tot eenen rechten leen. Item een [fol. 186] venninghe van verckens in den houte van Hillegom te mogen houden, tot eenen rechten leen. Item jaerlicx een hardt uuyten Houte uuyt saycke van ’t Burchgraeffschip, tot eenen rechten leen. Item die visscherije in den Rijn van Zwaenssoert ende Zwammerdamme, tot eenen rechten leen. Ende dit al navolgende de oude brieven ende onsen registeren daervan wesende. Ende voor den voorschreven joncheer Philips heeft ons hulde, eedt ende manschap gedaen mr. Cornelis de Jonge, rentmeester van Wassenaer, als daertoe specialick gemachticht bij de voors. grave van Ligne als vader ende voocht van den voorschreven joncheer Philips, zijnen soone, bij zijne opene brieven van procuratie in date den 22en in meye 1546 lestleden, behouden ende welverstaende dat zoe wanneer de voors. joncheere Philips tot zijnen mondigen jaren gecomen zal wesen, dat hij alsdan ons gehouden zal wesen hulde, eedt ende manschap te doene als ’t behoirt. Hyer waren bij, an ende over als onse leenmannen van Hollandt: heeren Abel van Coulster, ridder, meesters Jasper van den Hogelande, heeren Gelayn Zeghers heer van Wassenhove, mede ridder, ende Aernt Sasbout, onse raide-ordinarise in Hollandt, Jan Pijnss. ende Cornelis Barthouts. Actum 7en in junio 1546. Onder stont gescreven: Geëxtraheert in de Registercamere van Hollandt uuyten registere buyten geteyckent Het Roode Register Capitulo Noorthollandt folio 14. Ende nair collatie gedaen es daermede bevonden t’ accorderen bij mij, notaris publyck, bij den Hove van Hollandt geadmitteert, onderteyckent J. Meerhout.

Opten 29en augusti zijn de voorscreven burgermeesteren Baersdorp mit de secretarys weder getrocken nair Den Hage [fol. 187] ende mitten anderen, mitsgaders mit de pensionarys Seyst, delibererende op ’t maicken van de voors. requeste, die teneynde voors. aen de Heeren Staten zouden werden overgelevert, hebben dezelve gestelt in der vougen hiernaevolgende:

Aen de Edele Heeren de Staten ’s Lants van Hollandt. Geven te kennen de burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden hoe dat zij supplianten om de voors. stede te ontledighen van grote moeyten ende processen gesamentlicken om haere neringhe te beneficiëren, opten eersten decembris ’82 mit den gecommitteerden van den graven van Lingny, Heer van Wassenaer, op ’t advoy van de Hoge Overicheyt geaccordeert ende overgecomen zijn angaende de coop der ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit den gevolge vandyen jaerlicx uytbrengende zevenendertich gulden tien stuvers, ‘twelc van de Graeflicheyt gehouden wert tot eenen rechten leene, te verheergewaden mit een muyter havick off tien pont daervooren, welcke cope gedaen zijnde voor een somme van tweduysent gulden, bij de voorscreven grave van Lingue opten 20en marty 1583 ende zulcx aleer zijne goeden angeslagen zijn geweest, niet alleen geapprobeert es, mer zijn daervan ooc opten 25en aprilis ’83 vers. ten behouve van de voors. van Leyden voor leenmannen brieven van opdracht verleden, al blijckende bij de stucken aen desen gehecht, mer es dezelve cope tot noch toe nyet geheelicken voltrocken mits ’t overlijden van Zijn Ex[ellentie] Ho[ochloffelijcker] M[emorie] als de veranderinghen onlangs dairnaer in den Huyse van Wassenaer voorgevallen, hyer bijcomende verscheyden zwaricheyden de stadt van Leyden [fol. 188] zedert bejegent. Ende alsoe zij remonstranten verduchten ten opsicht van zeeckere schouwe, bij schout ende croosheemraiden van Leyderdorp gepretendeert binnen de voors. stede vrijdom buyten de Zijlepoort, weder te comen in nieuwe zwaricheyden ende moeyten, soe es ’t dat zij suplianten te rade gevonden hebben hem te keren tot Uwer Edelen ende mitsdezen te versoucken dat dezelve, approberende de voors. cope, gelieve de natuyre van ’t voors. recht leen te veranderen ende den voorscreven van Leyden de voorgaende ambachtsheerlicheyt mitten gevolge vandien opten name van zeeckere persoon bij hem te nomineren te verlijen ende verleene tot een onversterffelicken erffleen, mits voor dezelve veranderinge ’t recht van ’t heergewaden verzwarende tot Uwer Edele goeder discretie, tevreden zijnde ende mitsdesen presenterende de voorgeroerde belooffde tweduysent gulden te converteren in een hooftsomme van een jaerlicxe rente nair beloop van den penning zestien, ende daervan jaerlicx aen handen van den rentmeester gestelt off te stellen ter administratie van de goeden van den Huyse van Wassenaer te responderen daer ende zulcx des zal behoiren. ‘Twelc doende etc.

Welck requeste mitte angehechte stucken den voornomden heere advocaet volgende zijn begeren door de pensionarys Zeyst behandicht zijnde mit de copie van de vers. leenbrieff, zijn de voors. gedeputeerden zoe tenzelven dage in den avont alsoock des anderendaichs den 30en augusti ‘smergensvrouch mit assistentie van den heer meester Rombout Hogerbeets, raidt in den Hoogen Raide, als geweest zijnde pensionarys deser stede, wiens behulp in desen was versocht om de gecommitteerden van den steden van ’t Noorderquartier te beter te bewegen, [fol. 189] perticulierlic gegaen aen den Eedelen ende den gecommitteerden van de steden om alle deselve naer gewoonte de zaicke ernstelicken te recommanderen ende haer faveur te versoucken. ‘Twelc gedaen ende de voorscreven request opten voors. 30en des mergens ter vergaderinge van de Heeren Staten geopent ende gelesen zijnde, was daerop versocht ’t advys van den Ontfanger-Generael van de Confiscatiën Tomas Genits om den Heeren Staten te onderrechten van de tijt dat de goeden van den Huyse van Wassenaer waren geannoteert. Ende alsoe de voornoemde gedeputeerden hem dier tijden lieten beduncken dat ’t voorscreven versouc aen den dach gebracht ende tot kennisse van alle de werelt gecomen zijnde, de zaicke alsnu mitter yel most werden gevordert ende affgemaict teneynde vanwegen degeene die dair ooc tegeop scheen te hebben, daervan verwitticht zijnde, daerinne geen verhinderinghe en zoude mogen werden voorgewent, zoe sijn sij stracx gegaen ten huyse van den voorscreven ontfangher Genits ende hebben denzelven mit vruntschap versocht die van Leyden mit zijn advis op ’t spoedichste vorderlicken te willen zijn ende dat de zaicke qualicken eenich uytstel conde lijden, dewelcke daerinne de voors. van Leyden te wille zijnde, hadde bij apostille opten cant van de voors. request gestelt, verclaert dat de eerste annotatie van de goeden tot den Huyse van Wassenair behoirende geschiet was den 22en juny anno ’84.

Hebbende nu ’t voorschreven advys becomen, es de voorschreven requeste andermael tenzelve dage naermiddage ter voorscreven vergaderinghe van de Heeren Staten overgelevert ende eyntelick in ’t versouc van die van Leyden bewillicht volgende de brieven van octroy hier geïnsereert:

[fol. 190] De Ridderschap, Eedelen ende Steden van Hollandt ende Westvrieslandt, representerende den Staten van denzelven Lande, allen dengeenen die dese jegenwoirdighe zullen sien oft hooren leesen, saluyt. Alsoe burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden ons te kennen gegeven hebben dat zij supplianten om de voorscreven stede te ontledigen van groote costen, moeyten ende processen, gesamentlick om haer neringhe te beneficiëren, op den eersten decembris 1500tweentachtich mit den gecommitteerden van den grave van Lingny, Heer van Wassenaer, op ’t behagen van de Hooge Overicheyt geaccordeert ende overcomen zijn angaende de cope der ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit den gevolge vandien, jaerlicx uuytbrengende zevenendertich gulden tien stuvers, dewelcke van de Graeffelicheyt van Hollandt voornoemt gehouden wert tot een rechten leene, te verheergewaden mit een muyter havick ofte tien ponden daervooren, welcke cope gedaen zijnde voor een somme van tweduysent guldens bij den voors. graven van Lingne op den 20en marty 1500drientachtich, ende zulcx aleer zijne goederen angeslagen zijn geweest, nyet alleen was geapprobeert, mer zijn daervan opten 25en aprilis drientachtich voornoemt ooc ten behouve van den voornoemde van Leyden voor leenmannen brieven van opdrachte verleden als ons es gebleecken, maer was deselve cope tot noch toe nyet geheelic voltrocken mits ’t overlijden van Zijne Pr[incelijcke] Ex[ellent]ie Ho[ochlofflijcker] M[emorie] ende de veranderinge onlangs daernae in den Huyse van Wassenaer voorgevallen, ooc verscheyden zwaricheyden de stadt van Leyden zedert bejegent, ende zij supplianten beduchten ten opsichte van zeeckere schouwe bij schoudt ende croosheemraiden van Leyderdorp gepretendeert binnen der voors. stede vrijdomme buyten de Zijlpoorte weder te commen in nieuwe swaricheyden ende moeyte, versocht hebben dat wij, de voorscreven cope approberende, de natuyre van ’t voors. recht leen wilden veranderen ende die van Leyden de voornoemde [fol. 191] ambachtsheerlicheyt mitten gevolge vandien op den name van zeecker persoon bij hen te nomineren te verlijen ende verleenen tot een onversterffelick erffleen, mits voor dezelve veranderinge ’t recht van ’t heergewaden soude mogen beswaert worden. Ende de belooffde tweduysent guldens geconverteert in een hooftsomme van een jaerlicxe rente nair beloop van den penning zestien, te betaelen aen den rentmeester van den Huyse van Wassenaer in der tijt wesende; soe is ’t dat wij, de saicke voorscreven overgemerckt ende hyerop gehoort den ontfanger van de Confiscatiën in Hollant Tomas Genits, hebben de voors. cope geconfirmeert ende geapprobeert, confirmeren ende approberen bij desen, ende voorts den supplianten geconsenteert ende geaccordeert d’ ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp voornoemt te mogen anvaerden ende houden in plaetse van een recht leen, als een onversterffelic erffleen, daerinne wij de voornoemde ambachtsheerlicheyt veranderende ende converteren bij desen, te verlijden op zeecker persoon bij den supplianten te nomineren, behoudelic dat de supplianten gehouden zullen sijn voor ’t recht van ’t heergewaden te betalen vijffentwintich ponden van veertich groten ’t pont telcken reyse als ’t voorgenomde erffleen zal worden verheven. Ende voorts te constitueren een erffelicke rente van de belooffde tweduysent ponden ter losse den penning zestien, ende de voorscreven rente jaerlicx te doen betaelen aen den rentmeester van de goederen van den Huyse van Wassenaer in der tijt wesende ofte die de administratie daervan hebben zal, ende daervan behoirlicke brieven over te leveren. Ende teneynde de supplianten de voornoemde ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp als een onversterffelick erfleen alsvooren ontfangen mogen, sal ‘tselve op ’t register van de leenen mit ’t inhouden van desen worden verandert ende geregistreert. Ende zal den rentmeester van de goederen van Wassenaer [fol. 192] van de voors. rente in reeckeninghe verantwoirden nae behoiren. Gegeven in Den Hage onder onsen grooten zegele hyeraen gehangen den 30en augusti anno 1500zevenentnegentich. Was onderteyckent: J. van Oldenbarnevelt. Noch opte plycke stont: Ter ordonnantie van den Staten, geteeckent C. de Rechtere. Ende was besegelt mit een groot root wasschen zegel aen doublen franchijnen staerte uythangende.

Opten laetsten augusti 1500zevenentnegentich es ’t voorscreven geheele gesoingeerde ter vergaderinghe van die van de Gerechte in ’t lange gerapporteert ende aerop geresolveert als blijct bij der acte hyer innegelijft:

Die van de Gerechte deser stad Leyden, in haer vergaderinge op ’t Raidhuys derzelver stede gehoort hebbende het rapport van ‘tgunt ter vergaderinghe der Heeren Staten op gisteren gedaen ende gehandelt es angaende ’t voltrecken van de cope van de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit den gevolge vandien ende ’t muteren off veranderen van ’t quaet leen in goet, hebben ’t gebesoingeerde overdanckelic annemende, goetgevonden ende geresolveert dat ‘tselve leen gestelt zal werden opten persoon van Jan Janszoon van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester, ende voorts gecommitteert de voornomde Baersdorp ende Claes Adriaenszoon, burgermeesteren, meester Niclaes van Zeyst, pensionarys, ende Jan van Hout, secretarys, mit volcommen ende absolute macht mitten eersten ende op ’t spoedichste dairop te bevorderen ende benaerstigen de brieven van de Heeren Staten mitsgaders het renversael vanwegen deser stede te verlijden, vorder de brieven van [fol. 193] investituyr mitten ancleven ende gevolge vandien gesamentlic om ‘tgeen daerinne dese stede ten opsicht van de voors. coop gehouden es ende de burgermeesteren in der tijt voor ’t contracteren belooft hadden ende bij de jegenwoirdighe vernyeut es, de voornomde van de Gerechte in ’t lange geopent ende verclaert, in alles ende volcomelic naer te comen ende zulcx ’t woort van de stadt gestant te doen, gesamentlic om degeene wiens dienst men in desen notelic heeft moeten gebruycken te bedancken, vereeren ende remunereren, ende om alle ‘tselve doende daer ende zulcx hemluyden goetduncken zal ende t’ harer discretie, de eere van de stadt te bewaren. Aldus gedaen opten lesten augusti 1500zevenentnegentich bij Loth Huygenszoon Gael, schoudt, Jan Janszoon van Baersdorp, Claes Adriaenszoon, Foy van Brouchoven ende meester Ysaac Nicoly, burgermeesteren, meester Symon Fransz. van der Merwen, Jasper van Banchem, Heyndrick Egbertszoon van der Hal, Willem Corneliszoon Tybault ende Claes Cornelisz. van Noort, schepenen.

Ende teneynde de voorscreven zaicke mit volcomen kennisse ende daerop gehoort degeene die ’t behoirde gehelicken mocht werden voltrocken ende zulcx doende alle wederspraec ende verhinderinge gemijt, es de voors. zaecke opten eersten septembris zevenentnegentich die van de Grote Vroetschappe geopent ende bij dezelve daerop geresolveert volgende de acte hier innegelijft:

Gehoort bij die van de Grote Vroetschappe deser stad Leyden ‘tgunt hemluyden in haer gewoonlicke vergaderinghe op ’t Raidthuys geopent ende voorgestelt [fol. 194] es angaende ’t voltrecken van de cope der ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp, die bij burgermeesteren es gedaen ende benaersticht, hebben ’t gehandelde overdanckelicken angenomen ende ‘tselve belieft, bewillicht ende bevesticht ende burgermeesteren in ’t vorder geauthoriseert ter saicke van de voors. cope een rentebrieff van hondertvijffentwintich gulden jaerlicx ten behouve van de Huyse van Wassenaer te verzegelen ende op ’t lichaem deser stede te verseeckeren, ende in ’t vorder oock naer te comen ende te voldoen alles daerinne de stadt gehouden es ter zaicke van de voors. cope volgende de beloften ende toeseggingen bij den regierders in der tijt gedaen ende bij de jegenwoordige burgermeesteren vernieut. Actum desen eersten septembris 1500zevenentnegentich op ’t Raidthuys in vergaderinghe van de Grote Vroetschappe, present [volgen de namen en functies van alle aanwezigen]

[fol. 195] Vorder es opten 15en septembris 1500zevenentnegentich binnen Leyden gecomen [opengelaten; later is door Van Hout er een letter N geschreven] van Cronenburch, dewelcke hem aen de voornomde Van Hout addresserende verclaerde dat hem den rentmeester De Jonge geopent hadde in wat vougen hij vanwegen den Huyse van Wassenaer mit de heeren van Leyden was voorsproocken nopende ’t voltrecken van de coope van de voorscreven ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp ende ’t voldoen van de somme van tweduysent gulden, begerende hem gelevert te werden ’t formulier van de quitantie ende approbatie zulcx de heeren van Leyden ‘tselve souden begeren omme de grave van Linguy als Heer van Wassenaer door hem te werden vertoont, ende in ’t vorder benaersticht, hem anbiedende die van Leyden te subleveren van moeyten van schrijven ende vordere costen. ‘Twelc mit burgermeesteren gecommuniceert zijnde, waren tevreden deselve gelegentheyt waer te nemen ende ‘tgunt tusschen deser stede ende de voorschreven grave van Linguy desen angaende voorgenomen was te verrichten deur denzelven Cronenburch te bestellen. Ende alsoe de voorscreven Van Cronenburch opte communicatie mitten secretarys alsvooren gehouden hem verclaert hadde dat hij opten zeventienden preciselicken most vertrecken doordien zijn passepoort, ‘twelc hij van de Heeren Staten- [fol. 196] Generael hadde op zondage den 21en zoude comen te eynden, invougen dat alle zaicken daer tevooren dienden verricht ende affgevaerdicht, zoe es de voors. secretarys opten voorscreven vijftienden ten bevele van burgermeesteren gereyst in de Valckenburger marct om den voornoemde rentmeester, aldaer zijnde, te vertoonen de rentebrieff die van deser stede wegen zoude werden verleden ende hem overgelevert om ‘tselve gedaen zijnde de voorscreven originele brieven van procuratie ende approbatie mitter opdracht voor leenmannen gedaen (den voornomden rentmeester alsboven gerestitueert zijnde) weder te lichten ende miteenen hem te communiceren ’t formulier van de quitantie ende approbatie zulcx die tot deser stede verseeckertheyt van den jegenwoordighen graven van Lingny werden begeert ende den voornoemde Cronenburch zoude werden overgelevert ende aen de coopman tot Antwerpen overgemaict mitsgaders des stats obligatie om de tweduysent gulden voorschreven te voldoen. Ende daerop mitten anderen gesproocken en een affscheyt genomen hebbende, dat hem de rentmeester des anderendaichs jegens den avont in Den Hage zoude laten vinden om alsvooren jegens denanderen te wisselen, es de secretarys ten zelven dage wedergekeert ende zijn van deser stede wegen gemaict de rentebrieff, quitantie ende obligatie hier innegelijft:

Wij, burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden des Graefschaps van Hollandt, doen eenen yegelicken hiermede te weten ende bekennen mitsdezen dat alsoe in den jare vijftienhonderttweendetachtich opten eersten decembris tusschen den volmachtichden van de welgeboren genadighe heere Philips grave van Lingue ende van Faucqenberge, burchgrave van Leyden, baenreheer van Wassenaer ende van Belloel, heere van Estanbuges, [fol. 197] Catwijc, Valckenburch, Oestgeest etc., ridder van der oirden van den Gulden Vliese, ende burgermeesteren ende regierders onse voorsaten in dier tijt een overcompste ende verdrach gemaict es angaende de cope van de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mitten gevolge vandien als schoutambacht, bodeambacht, clercambacht, de wint ende ’t veer zulcx ende in der vougen Zijn G[enade] deselve ambachtsheerlicheyt ende gevolge volgende de oude leenbrieven van de Graeffelicheyt van Hollandt ten rechten leene houdende was. Vorder ooc angaende de approbatie bij Zijn vers. G[enade] te doen dat het octroy bij de voors. van Leyden opten tienden january 1500vijfendetseventich verworven mitsgaders de approbatie ende breder verclaringe van Zijne Pr[incelijcke] Ex[ellent]ie van Orangien H[oochloffelicker] M[emorie] als representerende ende hem gedefereert zijnde de Hoge Overicheyt van Hollandt daerop gevolcht van date den vierden octobris tweendetachtich in de voorscreven heerlicheyden van Oestgeest ende Voorschoten zoeverre de limiten van vijffhondert ende achthondert roeden, aldaer verhaelt, hen respectivelicken uytbreyden ende vorder nyet plaetsegrijpen ende in alle zijn poincten onderhouden, geachtervolcht ende nairgecomen werden zal. Des zoude de voors. Zijn G[enade] t’ sijnen gelieven aen de Zijl in den voorschreven ambochte van Leyderdorp mogen doen stellen zeeckere huysinge, ‘tsij van steen off van hout, tot verclaringe van burgermeesteren der stad Leyden in der tijt, dienende alleenlic tot geryff van den bewairder van Zijn G[enade’s] tolrechten, zonder dat deselve bewaerder aldaer eenighe tapperijen off andere stadtsneringhen zal mogen oprechten, doen noch gebruycken off yet doen anders dan bouwerije, ende mits dat hij alle zijne wijnen, bieren ende andere lijfsbehouften voor hemzelven ende zijn gantsche familie [fol. 198] dienende binnen Leyden ende anders nieuwers halen zal mogen, ende daervan alle exchijsen, ongelden ende lasten opleggen ende betaelen zal moeten, gelijc de borgeren ende innewoonderen der voorscreven stede in der tijt doen zullen, alles op pene ende verbeurte in ’t voorscreven octroy begrepen, ende dit al voor een somme van tweduysent guldens van veertich groten ‘tstuc. Ende de voorscreven cope invougen voorscreven geschiet, hadde Zijn voors. G[enade] bij andere zijne brieven van den 20en marty 1583 last gegeven om de voorscreven ambachtsheerlicheyt ten behouve van deser stede voor stadhouder ende leenmannen ende elders daer ’t van node wesen zoude te cederen, transporteren ende overgeven mit belofte van ’t gehandelde van waerden te houden onder alle vordere conditiën ende bespreecken in het tracteren van de voorschreven overdracht, onderlinge opten voorscreven eersten decembris 1582 voorsproocken ende veraccordeert, gelijc ooc daervan tot deser stede behouff opten 25en aprilis 1583 voor mr. Johan van Banchem, raidt ordinarys in den Groten Raide van Hollandt, ende Henric Heermale als leenmannen van de Graeflicheyt dienvolgende opdracht es gedaen. Ende het zulcx sij dat de voorschreven cope opten 30en augusti voorleden bij de ridderschap, Eedelen ende Steden van Hollandt ende Westvrieslandt, representerende den Staten van denzelve Landen, es geconfirmeert ende geapprobeert ende ons geconsenteert ende geaccordeert de voorscreven ambachtsheerlicheyt te anvaerden en houden als een onversterffelic erffleen, mits boven de verswaringe ende vermeerderinghe van ’t heergewaden ten opsicht van de voorscreven veranderinghe van ’t recht leen in een onversterffelic erffleen, constituterende een erffelicke rente van de tweduysent guldens van veertich groten ’t stuc, daervooren originelicken alsboven beloofft, ter losse den penning zestien, soe es ’t dat wijluyden van der voors. stede wegen mit voorgaende consent ende bewillighen van die van de [fol. 199] Grote Vroetschappe deser stede als ’t lichaem vandien representerende, gedragen opten eersten septembris voorleden, mitsdezen bekennen vercoft te hebben ende schuldich te wesen den voornoemde Huyse van Wassenaer een jaerlicxe losrente van hondertvijffendetwintich gulden ten prijse voors., dewelcke wij voor ons, onsen erven ende nacomelingen van nu voortsaen wel ende wettelicken beloven op te brengen ende te betaelen aen handen van den rentmeester der goederen van den Huyse van Wassenaer in der tijt wesende off die d’ administratie hebben zal van de goeden tot den voors. Huyse behoirende ende dat vrijs gelts ende zonder eenighe afcortinge off verminderinge van bekende off onbekende lasten off contributiën opten dertichsten augusti jaerlicx, daervan ’t eerste jaer renten vallen ende verschijnen zal opten voors. dertichsten augusti des jaers vijftienhondertachtentnegentich eerstcomende ende zoe voorts van jare te jare ende geduyrende zoelange ende ter tijt toe wij de voorschreven jaerlicxe rente van 125 gulden zullen hebben gequeten ende affgelost. ‘Twelc wijluyden ende onse nacomelingen t’ allen tijden als ’t ons off hemluyden believen zal, sullen mogen doen mits teffens ende tot eenenmale opbrengende aen handen van den rentmeester off administrateur voornomt een somme van tweduysent guldens ten prijse alsboven in hooftgelde, mits daerbij vougende alle de verschenen, verlopen ende onbetaelde renten mit ’t verloop ende nair rate des tijts, ende belasten voor nu alsdan ende dan alsnu onsen tresoriers-ordinarys in der tijt off die tot de betalinge van deser stede renten zal off zullen werden gestelt de voors. jaerlicxe rente van 125 gulden op haer registers te stellen ende doen stellen ende de betalingen ten jaerlicxen verschijndagen precyselicken te doen, daertoe hem de jegenwoirdighe zal strecken ordonnantie [fol. 200] zonder dat van node wert andere te verbeyden, onder toesach dat hem de jaerlicxe betalingen zonder swaricheyt zullen werden geleden in hun uytgeven mits overbrengende voor d’ eerste reys copie auctentycq van de jegenwoirdige ende telcken jare behoirlicke quitantie. Ende hebben de voors. jaerlicxe rente ende hooftsomme vandien, mitsgaders costen daerom te doen ende lijden, beset ende verseeckert, besetten ende verseeckeren mitsdezen op alle deser stede goeden, exchijsen en innecomen die wij nu hebben ende noch vercrijgen mogen, zoe roerende als onroerende, gerechticheyden ende inneschulden, deselve ende de vruchten en keure vandien t’ bedwang en in verbant van allen ’s heeren rechten ende rechteren, onderwerpende mitsdezen hyertoe te buyten gaende, vertyende ende doende affstant mitsdezen alle brieven van state, gratie ende atterminatie, vorder alle exeptiën, privilegiën ende vrijheyden die ons tot achterdeele van desen eenichsints zouden mogen vorderlicken zijn, belovende ons daermede nyet te behelpen noch doen behelpen, ende dit alles ter goeder trouwen ende zonder argelist. Des ten oirconden hebben wij de jegenwoirdige brieven bij onsen secretarys doen onderteyckenen ende onsen groten zegel ‘twelc wij ten contracten gebruycken in groenen wassche hyeronder aen doen hangen desen dertienden septembris 1500zevenendetnegentich naer de nieuwen stijl, ende was onderteyckent: J. van Hout. Lager stont gescreven: Op huyden den 17en septembris 1597 heeft Jan van Hout, secretarys der stad Leyden, aen handen van mij, ondergescreven, als rentmeester ende ten behouve van den Huyse van Wassenaer overgelevert d’ originele rentebrieff daervan het doubelt hyerboven es gestelt, mit de jegenwoirdighe ende zulcx ooc mit de vijff bijvouchselen hiervoren opten cant gestelt ende affgehaelt mit liniën, gehe- [fol. 201] licken accorderende, ende was de vers. originele besegelt mit een groot groen wasschen zegel uythangende aen doublen franchijnen staerten. Des ten oirconden desen bij mij ondergeteyckent, ende was geteyckent: De Jonge.

Wij [ruimte opengelaten] bekennen mitsdezen ontfangen te hebben uyt handen van burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden des Graeffschaps van Hollandt een somme van tweduysent guldens van veertich groten ’t stuc over ende in betalinghe van gelijcke somme bij de voornomde van Leyden belooft voor de cope van de ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit den gevolge vandien, dewelcke de voornomde van Leyden opten eersten decembris des jaers 1582 gemaict ende angegaen hebben mit den gecommitteerden van Ho[ochlofflicker] Me[morie] Philips grave van Lingue ende van Faucquenberge, burchgrave van Leyden, baenreheer van Wassenaer ende van Belloel, heere van Estanbruges, Catwijc, Valckenburch, Ougstgeest etc., ridder des oordens van den Gulden Vliese, onsen heere ende vader dien Godt genadich zij, ende bij de voornoemde onse heere ende vader bij zijne brieven van den 20en marty 1583 geconfirmeert ende bevesticht, van welcke somme van tweduysent gulden wij ons zoe voor onszelven als vanwegen onsen erven ende nacomelingen houden over vernoucht, voldaen ende betaelt, den laetsten penning mitten eersten. Ende dit al boven ende onvermindert de rente van hondertvijffentwintich gulden jaerlix ende de hooftsomme vandien, dewelcke de voors. van Leyden ter saicke voorseyt ooc geconstitueert hebben ten behouve van den Huyse van Wassenaer, al volgende de brieven daervan zijnde, van alle dewelcke ons copiën auctentycq zijn vertoont, approberen [fol. 202] en bevestigen daeromme voor zoeveele in ons es de voorgaende vercopinge in alle zijn poincten gelijc ’t contract daervan zijnde ende de brieven daervan gemaict wesende alsvooren datzelve innehouden ende medebrengen. Ende hebben des tot eenen oirconde de jegenwoordige brieven mit onse hant ondergeteyckent ende mit onsen groten zegele hieronder aengehanghen bevesticht. Gegeven [en verder niet ingevuld]

Den eersamen, zeer voorsienighen signeur Jan le Blon, coopman t’ Antwerpen. In Leyden desen 13en septembris ’97.

Eersame goede vrundt, Tot welcker tijt U Edele vanweghen de grave van Linguy gelevert sullen zijn d’ originele brieven, geteyckent ende besegelt conform ’t bewerp hyervooren, zal Uwer Edele denzelven ten behouve van de voors. heer grave aentellen een somme van tweduysent gulden van veertich groten ’t stuc, ende dezelve weder trecken per wissel op signeur Daniel van der Moelen naer gewoonte ende opten loop van de beurse, om bij de voornomde Van der Moelen, gelijc wij mit hem alhyer zijn voorsproocken, op sichte werden betaelt. Ende zult d’ originele brieven hiervooren strac in goeder verseeckertheyt aen de voornomde Van der Moelen overmaicken ende nair de wissel ontfangen, voldaen ende Uwer Edele daervan verzeeckert zal sijn aen den voornoemde Van der Moelen ooc overmaicken de jegenwoirdige onse obligatie, ende blijft den Almogenden bevolen. Uwer Edele goede vrunden, burgermeesteren ende regierders der stad Leyden. Des ten oirconden hebben wij onsen [fol. 203] zegel ‘twelc wij ten contracten gebruycken hyeronder gedruct. Onder staet: In kennisse van mij, ende es geteyckent J. van Hout. Wesende terzijden opgedruct des stats grote zegele in groenen wasse.

Opten zestienden septembris 1597 es de voors. secretarys gereyst nair Den Hage ende heeft ‘sdaichs daeraen, te weten den 17en, eerst aen handen van de voorschreven rentmeester overgelevert de voorschreven rentebrieff beneffens copie van de brieven van octroy ende doubelt van de quitantie ende obligatie ende van hem weder overgenomen de voornomde originele brieven van procuratie ende approbatie, mitsgaders opdracht voor leenmannen gedaen ende recepisse van den voorscreven rentebrieff ontfangen te hebben ende van hem afvorderende verclaringe in wat vougen de goeden tot de vers. ambachtsheerlicheyt behoirende, jegenwoirdelic werden bedient en bij wat personen, om hoeveel jaerlicx ende hoelange elc van hem noch pacht hadde, heeft verclaert dat: Geryt Jan Aelwijnsz. ’t schoutampt ende bodeampt van Leyderdorp in pacht heeft om achtendertich gulden jaerlicx voor vijff jaeren, vervallende Kersmisse, daervan Kersmisse ’97 eerstcomende het 2e 5e jaar zal zijn vervallen. Salomon van der Woert bedient ’t secretarysampt ende geeft jaerlicx tot een recognitie vervallende Lichtmisse 30 stuvers. Cornelis Jansz. in pacht heeft ’t veer om 12 gulden tsjaers voor vijff jaren, vervallende jaersdach, daervan jaersdach anno ’98 ‘t 1e 5e jaar zal vervallen. Ende Eewout Jansz. geeft tot recognitie voor de wint tsjaers 5 gulden, verschijnende Kersmisse. Van welcke partijen de voorscreven secretarys van deser stede wegen versocht [fol. 304] heeft copiën van de laetste contracten off huyrcedullen.

Heeft in ’t vorder de voornomde secretarys opten voors. zeventienden aen handen van de voornomde Cronenburch overgelevert copie van ’t eerste contract, van de procuratie ende approbatie van de mannenbrieff, van ’t octroy, van de rentebrieff, beneffens de geprojecteerde quitantie ende de originele obligatie ende zulcx ten wederzijden mit mutuele anbiedinge van alle goede vruntschap een affscheyt genomen.

Ende alsoe om de zaicke geheelic te voltrecken noch resteerden 2 zaecken als het leen te verheffen ende hulde, eedt ende manschap te doen ende de schout, schepenen ende ambachtsbewairders te brengen onder den eedt van de stadt, om waertoe te comen belangende ’t eerste de voors. secretarys de zaecke had geprepareert als de leenbrieff doen bewerpen ende copiën van ’t eerste accord van de procuratie ende approbatie van de mannenbrieff ende van ’t octroy ter Leencamere doen leveren om aldaer beneffens de leenbrieff te werden geregistreert, ende men bevont dat de nominatie van de persoon daerop ‘tselve zoude werden gestelt toequam nyet die van de Gerechte, mer de Grote Vroetschappe ende dat zulcx ten opsicht van ’t leen van De Vennip opte persoon van mr. Vranc Duyc gestelt was gebruyct, soe es ‘tselve den 19en septembris de Grote Vroetschappe voorgehouden ende bij hemluyden geresolveert volgende de acte hyer innegelijft:

Op huyden den zestienden septembris 1597 hebben die van de Grote Vroetschappe deser stadt Leyden in haer vergaderinge op ’t Raidthuys der voorscreven stede verstaen ende geresolveert dat d’ ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp, die ten behouve deser stede es gecoft ende van de Graefflicheyt [fol. 205] gehouden wert tot een onversterffelicken erffleene, zal werden gestelt opten name ende ’t lichaem van Jan Jansz. van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester, ende dat deselve van deser stede wegen hulde, eedt ende manschap zal doen, van ‘twelc geordonneert es gemaict, gelevert ende daer ’t behoort geregistreert te werden de jegenwoirdige acte. Gedaen op ’t Raidthuys in vergaderinge van de Grote Vroetschappe ten dage ende jare voors., daer present zijn geweest [volgt de lijst van toen aanwezigen]

[fol. 106] Volgende welcke nominatie van de Vroetschappe gedaen van den persoon van Jan Janszoon van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester, zijn de voorscreven Van Baersdorp mit Jan van Hout, secretarys, opten 20en septembris gesamentlicken gereyst nair Den Hage ende nairder de voors. Baersdorp naer gewoonte hulde, eedt ende manschap gedaen hadde, hebben ten behouve van deser stede verworven de leenbrieven hier volgende:

De Ridderschap, Eedelen ende Steden van Hollandt ende Westvrieslandt, representerende den Staten van denzelven Lande, doen condt allen luyden dat mits opdrachte, overgifte ende quytscheldinge ons gedaen voor zeecker onse leenmannen van Hollandt bij Jacob de Jonge, rentmeester van Wassenaer, uuyt crachte van zijne procuratie hem gegeven bij den grave van Ligne als Heere van Wassenaer in date den 20en marty 1583, van d’ ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn. Ende dat ten behouve van de stadt Leyden, breder blijckende bij de voorscreven brieven van opdrachte in date den 25en aprilis des voors. jaers ’83, welcke voors. ambachtsheerlicheyt den voornoemde grave van Ligne ende zijne voorouders van ons tot een recht leen gehouden hebben ende nu bij onsen octroye in date den 30en augusti lestleden ten versoucke van burgermeesteren ende regierders der vers. stadt Leyden tot een onversterffelick erffleen gereducheert ende gemaict es, blijckende bij dezelve brieven van octroye, die wij mitte voorscreven brieven van opdrachte ende procuratie beneffens desen in onsen registeren van Hollandt hebben doen registreren, soe is ’t dat wij de vers. opdrachte, overgifte ende quytscheldinge believende ende danckelick nemende, behouden ons ende eenen yegelicken zijns rechts, verlijt ende verleent hebben, verlijen ende verleenen mitsdezen onsen brieve de voors. stadt Leyden de voornomde ambachtsheerlicheyt van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn ende dat ten behouve van de stadt Leyden, breder blijckende bij de voorscreven brieven van opdrachte in date den 25en aprilis des voors. jaers ’83, welcke voors. ambachtsheerlicheyt den voornoemde grave van Ligne ende zijne voorouders van ons tot een recht leen gehouden hebben ende nu bij onsen octroye in date den 30en augusti lestleden ten versoucke van burgermeesteren ende regierders der vers. stadt Leyden tot een onversterffelick erffleen gereducheert ende gemaict es, blijckende bij dezelve brieven van octroye, die wij mitte voorscreven brieven van opdrachte ende procuratie beneffens desen in onsen registeren van Hollandt hebben doen registreren; soe is ’t dat wij de vers. opdrachte, overgifte ende quytscheldinge believende ende danckelick nemende, behouden ons ende eenen ygelicken zijns rechts, verlijt ende verleent hebben, verlijen ende verleenen mitsdezen onsen brieve de voors. stadt Leyden de voornomde ambachtsheerlicheyt [fol. 207] van Leyderdorp mit dat veer over den Rijn, te houden van ons vanwegen de Graeffelicheyt ende Hoge Overicheyt van Hollandt ende Westvrieslandt tot een onversterffelic erffleen, ende te verheergewaden mit vijffentwintich ponden van veertich groten ’t pont, ende want omme te conserveren onse heerlicke rechten ende heergewaden ‘tselffde leengoet op een sterffelic persoon gestelt moet worden, soe heeft ons hyervan hulde, eedt ende manschap gedaen Jan Janszoon van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester der vers. stadt Leyden, achtervolgende de resolutie van de Groote Vroetschappe derselver stadt Leyden in date den 16en septembris mede lestleden, die wij van gelijcken beneffens desen in onsen registeren van Hollandt hebben doen registreren, mit last dat na den overlijden van den voornomden Van Baersdorp bij alsulcken anderen persoon als bij den magistraten der vers. stad Leyden daertoe genomineert zal worden, ’t voors. leen vanwegen dezelve stadt Leyden verheven ende de heerlicke rechten ende heergewaden betaelt zullen werden. Hyer waren bij, aen ende over als onse leenmannen van Hollandt Laurens van der Goes, Dirck Cuebel ende Joseph van Meerhout. Des t’ oirconde desen brieff besegelt mit onsen grooten zegele ‘twelck wij in gelijcke zaicken gebruyckende zijn. Gegeven in Den Hage den twintichsten septembris anno 1500zevenendetnegentich. Onder geteeckent: J. van Oldenbarnevelt. Opte plycke stont gescreven: Bij den Staten van Hollandt ende Westvrieslandt. Ter ordonnantie van dezelve, ondergeteeckent: Jan van der Does ende van Noortwijck. Ende was besegelt mit eenen groten roden wasschen zegel aen double franchijne doorsteecken staerten uythangende.

Ende om ’t voorscreven twede resterende poinct nopende de eedinge van de personen die jegenwoirdelicken tot Leyderdorp in dienst ende offitie zijn te [fol. 108] voltrecken, hebben de voornomde burgermeesteren ende regierders doen ondervragen wie jegenwoordelic in den voors. ambachte van Leyderdorp in eenige bedieningen waren ende wanneer men de jaerlicxe offitiën gewoon es te veranderen, daerop zij hebben verstaen dat jegenwoirdelic in dienste zijn: schoudt: Geryt Janszoon van Harmelen; ambachtsbewairders: Joris Adriaenszoon, Pieter Oloffszoon; schepenen: Pieter Dircxzoon, Reyer Aryszoon, Mees Philipszoon, Jacob Janszoon, Bouwen Meeszoon, Dirck Matheuszoon, Claes Harmanszoon; secretarys: Salomon van der Woert; bode: Cornelis Dircxz. Onderwater; schoolmeester: meester Pieter …; kercmeesteren: Frans Pieterszoon in ’t Lage Landt, Symon Claesz.; heyligegeestmeesteren: Pauwels Adriaensz., [opengelaten] Dircxz. Schoneman aen den Groenendijc.

Sin in ’t vorder bericht dat d’ ambachtsbewairders omtrent Midvasten gewoon zijn verandert te werden naer zij haer reeckeninge van den voorleden jare hebben gedaen, ‘twelc geschiet voor de schoudt ende gemeente, die om dezelve te horen t’samen worden geroupen, dat degeen die twe jaren gedient heeft affgaet ende d’ ander mer een jaer gedient hebbende anblijft, welcke anblijvende twe off drie personen om mit hem te dienen nomineert, [fol. 209] uyt denwelcken off oock uyt andere, ‘twelc in yegelicx vrijheyt staet de schout ende gebuyren bij de meerder stemmen den nieuwen ambachtsbewaerder kiesen, mer en zijn d’ ambachtsbewaerders nyet gewoon eedt te doen; dat de schepenen verandert werden omtrent Kersmisse deur den schout ende oude schepenen, mer dat daertoe geen welboren mannen mogen werden genomen; dat de kercmeesteren ende heyligegeestmeesteren verandert werden donredaichs naer Midvasten naer zij respectivelic haer reeckeningen hebben gedaen, die zij mede doen voor den schout ende gemeente daertoe alsvooren vergadert zijnde, dewelcke de verkiesinge doen ende een van den ouden alsvooren gewoon zijn aen te laeten; nopende de schotkervers, dat om de twe off drie jaeren alsser ommeslach over de personen moet werden gedaen, de schout de zetters gewoonlicken kiest de twe uyt Achthoven, de derde uyt de Kercbuyrt, die alvoren zij in ’t besoinge treden gewoon zijn aen zijnen handen eedt te doen; angaende de weesmeesteren dat in den voors. ambachte geen particuliere weesmeesteren en zijn, mer dat zij de administratie van haer weeskinderen goeden belangende ressorteren onder de Weescamer van Rijnlandt; voor zoeveel als angaet den croosheemraden, dat de schoudt t’ allen sondagen vijff croosheemraiden verkiest ende tot dezelve schouwe vereedtplicht eer hij mit hem zijn schou anleyt, ende datter geen taxateurs van de verpondingen zijn, alsoe het register eens voor al es getaxeert volgende den legger van Sluyter ende dat bij de bloocken, zonder datter eenige veranderinge in voorvalt. Zijn oock burgermeesteren bericht dat d’ ambachtskist mit des ambachts stucken es onder de voornomde Salomon van der Woert, secretarys, ende hoewel die twe slotelen heeft als voor elc van de ambachtsbewairders een, zoedat die gesloten zijnde d’ een zonder d’ ander daertoe geen toegang en [fol. 210] heeft, zoe sijn beyde de slotelen nochtans somwijlen onder de voors. secretarys, gelijc ook zijn de vier slotelen van de kist van de kercmeesteren ende heyligegeestmeesteren, dewelcke aen twe verdeelt es, elc mede mit twe sloten ende slotelen. Ten laetsten dat in desen ambachte zijn twe polderen als de Achthoverpolder ende de Monickenpolder, daervan de innegelanden respectivelic de molemeesteren onder hem kiesen zonder dat hem de schoudt daermede off mit ’t doen van haerluyder reeckeninge eenichsints es bemoeyende. Ende van de gelegentheyt van den vers. ambachte invougen als vooren onderrecht wesende, zijn burgermeesteren te rade geworden voor ’t eerste voorts te varen tot de eedinge van de schout, secretarys, schepenen, bode ende schoolmeester, daertoe beworpen es het volgende

Formulier van de eeden den schoudt van Leyderdorp bij burgermeesteren der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp overgelevert.

Den eedt van de schoudt

Ic zweere ende gelove den burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehoorsaem ende getrou te wesen, de gerechticheyt van den ambachte van Leyderdorp mit alle mijn vermogen te bewaren ende voor te staen, weduwen ende wesen te beschuden en beschermen, mit schepenen ende croosheemraden respectivelic naer ick die geëedt zal hebben, eenen ygelick recht ende justitie te helpen administreren, den rijcken als den armen, ende weder den armen als den rijcken naer de ordonnantie ende geboden van den Heeren Staten, mitsgaders den rechten, keuren ende gewoonten van Rijnlandt, ende voorts alles te doen dat een goet ende getrouw schout conform [fol. 211] de commissie mij verleent eer- ende eetshalven schuldich es ende behoort te doen. Zoe waerlicken helpe mij Godt Almachtich.

Den eedt van de secretarys

Ic zwere ende gelove den burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehoorsaem ende getrouw te wesen, de gerechticheyt van den ambachte van Leyderdorp mit alle mijn vermogen te bewaren ende voor te staen, goede ende pertinente boucken ende registeren te houden ende te doen houden, de opiniën ende stemmen van de schepenen mitsgaders ’t secreet van de camere nyet te reveleren, ontdecken noch openbaren, mer zorchvuldelicken bij mij te houden, ende voorts alles te doen dat een goet ende getrou secretarys eer- ende eedtshalven schuldich es ende behoort te doen. Zoe waerlicken etc.

Den eedt van de schepenen

Wij zweren ende geloven de burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehoorsaem ende getrou te zijn, de gerechticheyt van den ambachte van Leyderdorp mit alle onse vermogen te bewaren ende voor te staen, in de zaicken ende differenten tusschen partijen die voor de Vierschaer des vers. ambachts dingplechtich zullen vallen naer onse beste wetenschap recht te doen ende vonnisse te wijsen naer den ordonnantiën ende geboden van de Heeren Staten, mitsgaders den rechten, keuren ende gewoonten van Rijnlandt, den armen als den rijcken ende weder den rijcken als den armen, weduen en wesen te beschudden ende in haer gerechticheyt voor te staen zonder yemant gonste, affgonste, jichte off haet toe te dragen. Zoe waerlicken etc.

De bode

[fol. 212] Ic zwere ende gelove den burgermeesteren ende regierders der stad Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehou ende getrou te zijn, den schout, ambachtsbewairders ende schepenen te eeren ende respecteren, de ambachtsaicken mij bij dezelve te belasten getrouwelic ende zorchvuldelic te doen ende benaerstigen, pertiën des versocht zijnde in ’t doen van weten, citatiën, insinuatiën ende diergelijcke acten getrouwelic ten dienste te staen ende ‘tselve doende mij tevreden te houden mit ’t sallarys mij toegeleyt off toe te leggen, ’t secreet van de Camere nyemant te reveleren noch ontdecken, mer getrouwelic bij mij te houden ende te bewaren, ende voorts alles te doen dat een goet ende getrou bode eer- ende eetshalven schuldich es ende behoort te doen. Soe waerlic etc.

Den eedt van de schoolmeester

Ic zwere ende gelove den burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehou ende getrou te zijn, de schout, ambachtsbewairders ende schepenen des voors. ambachts te eeren ende respecteren, de kinderen ende jeucht mij vertrout op te trecken, te leeren ende onderwijsen in de vrese Godes, gehoorsaemheyt ende eerbiedinge van haer ouders ende d’ overheyt, mitsgaders alle andere goede tuchtige manieren ende zeden, dezelve geen boucken te leeren dan conform der Heeren Staten placcaten, ordonnantiën ende bevelen, naer dewelcke ic mij geheelicken gedragen ende aldoen zal dat een goet, oprecht ende getrou schoolmeester eer- ende eedtshalven schuldich es ende behoirt te doen. Zoe helpe mij Godt.

Mer alsoe men goetgevonden heeft voor den jegenwoirdigen tijt geene immers de minste veranderinge te maicken als mogelic ende zulcx alle degeene die in dienst zijn te continueren, soe zijn ten opsicht vandien gemaict de volgende commissiën ende acten: Wij, burgermeesteren ende regierders der [fol. 213] stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp, doen condt eenen ygelicken dat wij ons vertrouwende tot de vlijt ende naersticheyt van onsen goeden bekenden vrunt Geryt Janszoon van Harmelen, denzelven gecontinueert, angehouden ende voor zoeveele des noot is, opnieus gecommitteert hebben, continueren, houden aen ende committeren opnyeus mitsdezen tot de bedieninghe van den schoutampte van Leyderdorp omme ‘tselve van nu voortsaen in der vougen ende manieren bij hem tot noch toe es gebruyct, te werden bedient ende waergenomen tot den eeren, baten, vervallen, nutschappen ende profijten vanouts daertoe staende ende behoirende, mit macht omme schepenen des voors. ambachts den behoirlicken ende gewoonlicken eedt aff te nemen volgende ’t formulier hem gelevert, mit dezelve alsvooren vereedtplicht zijnde, recht ende justitie te helpen administreren ende tot dien eynde den schepenen vonnissen te vermanen ende alle andere acten van jurisdictie tot den schoutampte gehoorich te exerceren. Vorder omme de wegen ende wateringen nair ouder gewoonten ten gewoonlicken schoudagen te helpen schouwen ende den croosheemraiden daertoe te verkiesen ende eeden, van gelijcken omme kennisse te nemen ende mit twe schepenen off gebuyren nair gewoonte te staen over alle vervreemdingen, vercopingen, veranderingen, belastingen en beswaringen van onroerende goeden ende speciale ooc generale verbintenissen onder ’t rechtsgebiet van Leyderdorp gelegen en vallende, de verlijden vandien, van gelijcken alle procuratiën, certificatiën, scheydingen, vertichtingen ende ‘tgunt vorder gewoonlick es voor schout ende schepenen ten plattenlande te werden verleden, te ontfangen ende mitten ambachtsegele hem gelevert off noch te leveren, mitsgaders mit zijnen contresegel off onderteyckeninge te besegelen ende bevestigen, de brieven daervan nair behoiren te doen registreren ende in ’t vorder alles te doen dat een goet ende getrou schout eer- ende eedtshalven schuldich es ende behoort te doen, ende dit al geduyrende [fol. 214] zijnen lopenden pacht, dewelcke Kersmisse anno zestienhondert zal comen te eynden, ten waer de voors. Gerrit Jansz. van Harmelen middelertijt quaem t’ overlijden, in welcken gevalle de vorder pacht cesseren, ophouden ende tenyet wesen zal. Ende mits dat de voors. Geryt Jansz. van Harmelen, schout, aen onsen handen daertoe den behoirlicken ende gewoonlicken eedt doen ende daervooren jaerlicx aen handen van den tresorier-ordinarys der voors. stadt Leyden in der tijt uytkeeren en opbrengen zal sijnen belooffden pacht volgende de cedelen die hij daervan ondergeteyckent heeft. Begerende de voornomde burgermeesteren ende regierders van Leyden, voor zoeveele in hem es ende niettemin amptshalven belastende aen allen buyrluyden, lantgesetenen ende innewoonderen des voors. ambachts van Leyderdorp ende allen anderen die deesen voorcomen ende aengaen zal dat zij den voornomden Geryt Jansz. van Harmelen voor een schout annemen, erkennen, eeren ende respecteren, ende doende ‘tgunt vers. es ende in alle andere behoirlicke zaecken hem obediëren ende gehoorsamen. Des ten oirconde hebben wij ’t zegel ten saicken deser stede de jegenwoirdighe letteren doen anhangen ende mit de onderteyckeninge van onsen secretarys doen bevestigen opten 23en septembris anno 1500zevenendetnegentich, ende was onderteyckent J. van Hout, hebbende daerbeneffens een groot groen wassen zegele uythangende aen een double franchijnen staerte. Opten rugge stont geschreven: Op huyden den 24en septembris 1597 heeft Gerrit Janszoon van Harmelen, in ’t blanc van desen genomt, aen handen van Jan Janszoon van Baersdorp, eerste ende presiderende burgermeester der stadt Leyden, zoe voor hemzelven ende uyten name van zijn medebroederen als ambachtsheeren van Leyderdorp mit opgeheven hande ende uytgestrecte vingeren als recht is gesworen ende gelooft den burgermeesteren [fol. 215] ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp gehoorsaem ende getrou te wesen, de gerechticheyt van den ambachte van Leyderdorp mit alle zijn vermogen te bewaren ende voor te staen, weduen en wesen te beschudden en beschermen, mit schepenen ende croosheemraiden respectivelicken naer ick die geëedt zal hebben eenen yegelicken recht ende justitie te helpen administreren, den rijcken als den armen ende weder den armen als den rijcken naer de ordonnantiën ende geboden van den Heeren Staten mitsgaders den rechten, keuren ende gewoonten van Rijnlandt, ende voorts alles te doen dat een goet ende getrou schout conform de commissie mij verleent eer- ende eetshalven schuldich es ende behoort te doen. Soe waerlicken moet mij God Almachtich helpen. Aldus gedaen ten dage ende jare alsboven.

Commissie opte secretaris.

De burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp hebben den dienst van Salomon Lenertsz. van der Woert, haerluyder medebroeder in raide, als secretarys van Leyderdorp gecontinueert, angehouden ende voor zoeveel des noot es opnyeus gecommitteert, continueren, houden aen ende committeren opnyeus mitsdesen, ende dit al bij provisie ende tot haerluyder kennelick wederseggen toe, ende mits bij hem zijnen eedt aen handen van den voornomden burgermeesteren vernieuwende ende de bij hem beloofde jaerlicxe erkentenisse geduyrende zijnen dienst van ’t voors. secretaryschap verstreckende aen handen van den tresorier-ordinaris der voorschreven stede in der tijt, voor d’ eerste reyse Lichtmisse anno 1500achtendetnegentich. Aldus gedaen ende ten bevele van burgermeesteren voornompt ondergeteyckent opten driëntwintichsten sep- [fol. 216] tembris vijftienhondertzevenendetnegentich, bij mij, ende es geteyckent J. van Hout.

Continuatie op ambachtsbewairders, schepenen, kercmeesteren, heyligegeestmeesteren, bode ende schoolmeester.

De burgermeesteren ende regierders der stad Leyden als ambachtsheeren van Leyderdorp hebben gecontinueert ende continueren mitsdezen de jegenwoirdige ambachtsbewaerders van Leyderdorp als Jorys Adriaensz. ende Pieter Oloffszoon, van gelijcken den jegenwoirdigen schepenen als Pieter Dircxz., Reyer Arysz., Mees Philipsz., Jacob Jansz., Bouwen Meesz., Dirck Matheusz. ende Claes Harmansz., de jegenwoirdighe kercmeesteren als Frans Pieterszoon in ’t Lage Landt ende Symon Claesz., de jegenwoirdige heyligegeestmeesteren als Pouwels Adriaensz. ende [opengelaten] Dircxz. Schoneman aen den Groenendijck, in de bedieninge van heurluyder voors. ampten, respectivelicken ende dit al geduyrende tot de anstaende verkiesingen ende veranderinghen ten gewoonlicken tijden off dagen toe, omme alsdan te werden gedaen gelijc nair gewoonte ende als den meesten oirbaer van des voors. ambachtszaicken vereysschen zullen, hebben van gelijcken gecontinueert Cornelis Dircxzoon van Onderwater in zijn bodeampt ende meester Pieter [opengelaten] in zijn schoolmeesterampt, beyde geduyrende den tijt van haerluyder pacht ende anneminge ende daernair tot kennelicke wederzeggen toe, ende dit al mits dat de voornomde ambachtsbewairders, kercmeesteren ende heyligegeestmeesteren elc in ’t sijne ende voor zoeveel hem aengaet gehouden blijven te reeckenen ende van haer handelinge te verantwoorden daer ende zulcx des zal behoiren. Ende belangende de voornomde schepenen, bode ende schoolmeester mits dat zij haerluyder eeden aen handen van den schout des voors. [fol. 217] ambachts van Leyderdorp gehouden zijn te vernieuwen. Aldus gedaen ende ten bevele van burgermeesteren geteyckent upten 23en septembris 1500zevenendetnegentich bij mij, ende es geteyckent J. van Hout.

Es ooc goetgevonden dat de burgermeesteren den eedt zullen afnemen van de schoudt ende van de secretaris ende dat vorder zulcx de schepenen, bode ende schoolmeester bij den schoudt zullen werden vereedtplicht.

Alle ‘twelc zulcx geprepareert wesende, zijn de voornoemde Van Baersdorp mitsgaders Foy van Brouchoven, burgermeesteren, ende de voornomde Van Seyst, pensionaris, ende Van Hout, secretarys, opten 24en septembris mitter schuyt gereyst naer Leyderdorp, hebbende alle de voornomde personen in dienst zijnde door de schout ende secretarys van haer compste tevoren doen verwittigen ende vergaderen, ende wesende omtrent ten tien uyren gecomen ten huyse van de voornomde Gerrit Jansz. van Harmelen, schout, hebben de voornomde burgermeesteren alle de personen alsboven vergadert zijnde, als schout, ambachtsbewairders, schepenen, secretaris, bode, schoolmeester ende vorder gemeente deur monde van de voornomde pensionarys Zeyst sommierlic doen verhaelen in wat vougen burgermeesteren de ambachtsheerlicheyt hadden gecoft, mit verclaringe van eenige de voorneemste redenen daertoe beweecht hebbende. Ende ‘tselve doende, den buyrluyden doen anseggen dat de meeninge van burgermeesteren niet en es noch ’t ambacht in ’t generael noch hemluyden in ’t particulier in eenigen deele te vercorten, mer dat zij veeleer ende meer aen burgermeesteren in alle haer bejegenende swaricheyden ende voorvallende nootsaicken hulpe, [fol. 218] bijstant, schut en scherm zouden vinden ende te verwachten hadden, invougen dat zijluyden in heur conditie hierdeur eer zouden zijn verbetert ende van burgermeesteren nyet anders en hadden te verwachten dan dat goede ambachtsheeren ten opsichte van haer gemeente schuldich ende gehouden waren te presteren, gelijc ooc burgermeesteren van hemluyden geen ander gevoelen en hadden dan dat zij hem wederom in ’t respect van burgermeesteren, haerluyden ambachtsheeren, nyet anders en zouden dragen dan goede ondersaten gehouden en gewoon zijn te doen.

‘twelc gedaen wesende, zijn hem geopent ende voorgelesen eerst ’t bovengeroerde eerste accord.

Ten tweden des heeren graven van Lingys brieven van procuratie ende advoy.

Ten derden de brieven van opdracht voor leenmannen gedaen.

Ten vierden het octroy van de Heeren Staten.

Ende ten vijffden ende laetsten de leenbrieff mit vertoon van de originele ende de zegelen vandien, waernaer verclaert zijnde dat zij dienvolgende alletsamen werden ontslagen van den eedt daermede zij aen de voorgaende ambachtsheer waren verplicht ende zulcx van node was te procederen tot vernieuwinge van eeden. Es daernaer gelesen de commissie opten schout hiervooren, daerop deselve staensvoets den eedt heeft gedaen aen handen van de voornomden Baersdorp voor hemzelven ende vanwegen zijn medebroederen als ambachtsheeren gelijc opten rugge van dezelve commissie gescreven ende bij de secretaris Van Hout geteyckent es.

Daernaer es gelesen de acte van commissie opten secretaris hiervooren, daerop deselve mede staensvoets den eedt gedaen heeft aen handen ende gelijc angeteyckent es alsvooren.

Waernair gelesen zijnde de acte van continuatie van de ambachtsbewairders, schepenen, kercmeesteren, heyligegeestmeesteren, bode ende schoolmeester, [fol. 219] ende zoe die innehielt dat schepenen ende bode haren eedt zouden vernieuwen aen handen van de schout, hebben zij sulcx gedaen, daervan belast es acte gemaict ende door den secretarys van Leyderdorp geteyckent te werden.

Ende nair alle de voorschreven commissiën ende vordere acten aen handen van den voornoemde Van der Woert, secretaris van Leyderdorp, waren overgelevert om geregistreert te werden voor in ’t dingbouc, ‘twelc hem opnyeus belast es te beginnen ende van gelijcken alle andere boucken ooc te vernieuwen tot costen van de stadt, zijn de voornomde jegenwoirdich zijnde personen van haer bijcompste bedanct ende versocht burgermeesteren, haer ambachtsheeren, ter maeltijt, daer ten huyse bereyt, geselschap te houden om mitten anderen vrolick te zijn, gelijck geschiet es.

‘twelc gedaen zijnde, zijn de voornomde burgermeesteren, pensionarys ende secretaris tsavonts weder naer Leyden gekeert.

Alle ‘twelc zulcx ende invougen vers. geschiet te zijn wij ondergescreven elc voor zoeveele ons angaet ende hiervoren verhaelt es, mit onse onderteyckeningen bevestigen ende getuygen voor de waerheyt om voor de toecomende tijt te dienen ter gedachtenisse.

(ondertekend:) J. de Baersdorp

Claes Adriaensz.

F. v. Brouchoven

Nis. van Zeyst

J. van Hout

 

Jan van Houts graven

P.J.M. de Baar

 JanVanHoutsGrafOntwerp

Jan van Hout en zijn graven in de Pieterskerk

In de Middeleeuwen en nog lang daarna werden degenen die het zich konden veroorloven in de kerk begraven; de minder welgestelden en armen vonden een laatste rustplaats op het kerkhof rond de kerk. Voor pastoors en andere geestelijken was er vaak een priestergraf aan de voet van het hoogaltaar. In de rest van het koor waren vooral graven van de voornaamste parochianen; de net wat mindere man vond een plekje elders in de kerk. De kerkmeesters (kerkvoogdij) verkocht ruimten, soms inclusief muurtjes en grafzerk, aan degene die de gevraagde prijs ervoor wilde betalen, of in de achttiende eeuw ook wel aan de hoogstbiedende op een openbare verkoping. Een flink aantal graven, afhankelijk van de kerk soms meer dan de helft, hielden de kerkmeesters zelf om te verhuren. Wie geen eigen graf had of bij familie of kennissen in hun eigen graf bijgezet mocht worden, kon tegen betaling van een wat hoger bedrag een plekje in zo’n huurgraf ‘huren’. Omdat na de Reformatie in 1572 de meerderheid van de bevolking nog katholiek was en in die tijd eigendom haast onaantastbaar, bleven de katholieken hun doden begraven in kerken waar inmiddels in Calvinistische geest gepreekt werd en vrijwel alle herinneringen aan de Roomse begraaftraditie (met beelden en zo) verdwenen waren. Zelf moesten ze zich behelpen met schuilkerken, waarin niet begraven kon (en mocht) worden. Dat betekende dat heel wat graven door katholieken bezet werden, of Lutheranen, doopsgezinden of Remonstranten en nog heel wat meer ‘dissenters’, naast een groeiend percentage Calvinisten. In huurgraven konden dus lieden die tijdens hun leven op godsdienstig gebied volstrekt andersdenkend waren, na de dood op elkaar gestapeld worden – er gingen normaliter vier kisten op elkaar in een graf. In een huurgraf had je een soort garantie dat je tien jaar lang mocht verteren; daarna werd je ‘geschud’ en de overgebleven botten verdwenen in een knekelhuis. Dat gold overigens ook voor de ‘eigen graven’, al wilde de grafmaker daar nog wel eens de overgebleven botten in een klein kistje doen en dat ergens in een hoekje in het graf bijzetten. Zeker in jaren dat de pest of een andere besmettelijke ziekte woedde die veel slachtoffers maakte, hadden de grafmakers wel eens wat minder geduld en gingen al eerder tot het ‘schudden’ over om ruimte te maken, maar in sommige eigen graven werd wel eens heel lang niet begraven en dan bleven de botten, en soms resten van kleding en kisten (spijkers), blaadjes rozemarijn (tegen de lijkenlucht), koperen munten (die op de ogen van overledenen gelegd werden) of een koperen krans (een soort kroon op het hoofd waarin geurige kruiden zoals rozemarijn gestoken konden worden), tot de huidige dag bewaard.

Onder de eigen graven waren de meeste alleen bestaand uit vier muurtjes en een zerk van normale grootte. Er waren echter ook dubbele graven, dus (bijna) eens zo breed, waarin uiteraard meer kisten pasten. Vanzelfsprekend waren die in alle opzichten duurder – denk alleen maar aan de extra moeite om zo’n grote en zware zerk te lichten. Maar er was nog een derde soort: een keldergrafstede. Deze bestond uit een gewone zerk, zij het doorgaans een dubbele zerk, en een extra zerk, meestal in het verlengde van het eigen graf. Die extra zerk werd aangeduid als ‘mond’, en als die zerk weggehaald was, werd vaak een gemetselde trap zichtbaar, waarlangs de kist naar beneden gebracht kon worden. Onder de zerk van het hoofdgraf konden de kisten bijgezet worden. Zo’n keldergrafstede had een gemetseld gewelf, zodat de zerk daarop vastgemetseld was en niet gelicht kon worden. De toegang was dus alleen via de mond. Ook Jan van Hout bezat zo’n keldergraf (naast een paar gewone graven).

Het is merkwaardig dat in heel de afwikkeling van de boedel van Van Hout in 1610 totaal niets vermeld wordt over de kosten van zijn begrafenis (die toch wel aanzienlijk geweest moeten zijn, bij zo’n belangrijk persoon) of het begraven, noch over zijn graven. Wel noemde hij zijn keldergraf in zijn testament. In de hertaling van Karel Bostoen in Jan van Houts nalatenschap. Bronnen. Uitgegeven met inleiding, hertaling en aantekeningen (Leiden 2013) p. 25 luidt dit: “Wat nu mijn eerdergenoemde begrafenis betreft: ik wil graag worden begraven in de Pieterskerk hier, in de Noord-Buitenwandeling, waar Cornelis Meeszoon van Hout en Margriete Pietersdochter, mijn dierbare ouders, alsook Lysbeth Reyniersdochter van Wing, mijn lieve echtgenote, begraven liggen, allen in de Heer overleden, namelijk in het graf dat ik voor hen, voor mij, voor mijn kinderen, kleinkinderen en overige familieleden heb laten maken.” Overigens is dat ‘overige familieleden’ een niet zeer accurate hertaling van wat Van Hout schreef: “vorder geslachte”; daarmee bedoelde hij nog latere generaties dan zijn kleinkinderen en niet andere bloed- en aanverwanten. Daarbij ging hij er natuurlijk van uit dat dit graf nog vele generaties eigendom van zijn afstammelingen zou blijven.

Een probleem is dat in 1610 de plaatsaanduiding van alle graven in de Pieterskerk gewijzigd werd: eerst was er sprake van een vage aanduiding van de hoek van de kerk met ‘streken’ met volgnummer, en na 1610 kreeg iedere hoek een nieuwe, vaste naam en daarbinnen werd doorgeteld. Omdat ooit een onverlaat de prachtig getekende plattegronden van die hoeken (panden) uit een grafboek verwijderd heeft, weten we nu niet precies waar precies welk graf gelegen heeft. Nadat er niet meer in de kerk begraven mocht worden, dus vanaf 1829, is er meerdere malen met zerken gesleept, onder meer ter vervanging van gebroken zerken, zodat de nummering niet meer overal klopte. Soms waren er zelfs zerken overdwars gelegd, dus tegen de strikte oostwest-oriëntatie in. Toen in 1979 zich de kans voordeed alle onderliggende muurtjes in kaart te brengen omdat alle zerken verwijderd moesten worden voor het aanbrengen van vloerverwarming, was het Robert Oomes, die al lang op zoek was naar het graf van zijn beroemde voorbeeld de wiskundige Ludolf van Ceulen, die zich daarmee bemoeide. Hij zorgde ervoor dat alle zerken gemerkt werden, de muurtjes van bovenaf gefotografeerd en dat na afloop waar dat maar mogelijk was de zerken teruggelegd werden op de plaats waar dat volgens hem hoorde. Daar heeft hij een ongelofelijk aantal uren in gestoken, zodat hij dus alle eigenaardigheden van het begraven in de Pieterskerk kende. Daarom heeft nadien werkelijk iedereen zich geconformeerd aan zijn mening. In het dikke boek De Pieterskerk in Leiden. Bouwgeschiedenis, inrichting en gedenktekens uit 2011 heet het op p. 336 zelfs: “dat de reconstructie die indertijd [door Oomes] is gemaakt, niet of nauwelijks te verbeteren is.” Gelukkig zijn na zijn overlijden al zijn aantekeningen, kaarten enz. overgebracht naar Erfgoed Leiden en Omstreken, zodat die nu nog bestudeerd kunnen worden.

Of de familie Van Hout al vóór de Reformatie in 1572 eigen graven in de Pieterskerk bezat, is niet bekend. Vader Cornelis Meeszoon van Hout was niet echt rijk, maar stamde uit een geslacht dat zeker niet onder de armen gerekend mocht worden. Hoe dan ook, op 30 maart 1592 kocht Jan in wat later de Noord-Buitenwandeling ging heten (ruwweg: de stroken graven tussen de noordmuur van het schip tot aan de eerste rij pilaren) in streek 6 graf nummer 2. Zijn moeder Margriete Pieter Jasparszoonsdochter was op 16 maart 1592 overleden en toen zal Jan (bedilzuchtig als altijd en in plaats van zijn wellicht té oude vader) meteen met de kerkmeesteren geregeld hebben dat hij dit graf kon kopen; kennelijk heeft het nog een paar weken na de begrafenis geduurd voor het formeel op zijn naam kwam te staan. Op 13 februari 1595 overleed vader Cornelis Meeszoon van Hout en kon dus nog bovenop zijn vrouw begraven worden. Of zijn eigen zoon Bartholomeus, die op 3 maart 1592 overleden was, ook al in dit graf begraven was, is niet bekend, maar vermoedelijk niet. Wie er verder in begraven zijn, is niet bekend, maar in ieder geval niet zijn dochter Catharina, die op 20 oktober 1603 begraven werd “recht voor de noorderdeur van ’t choor”, zoals Bostoen in Hart voor Leiden. Jan van Hout (1542-1609), stadssecretaris, dichter en vernieuwer (Hilversum 2009) p. 16 beschrijft. Mogelijk gaat het hier om het graf in streek 20 nummer 5, later Kruiskerk nr. 120, dat Jan van Hout op 3 maart 1605 kocht. Overigens had hij op 17 september 1604 naast graf nr. 2 ook nr. 1 gekocht; later werden die hernummerd in Noord-Buitenwandeling 14 en 15 als een dubbelgraf, waarbij dan nog de mond nr. 20 behoorde. Dankzij een perfecte opmeting en tekening door Van Hout weten we nu nog hoe het eruit zag. Deze graven werden op 18 maart 1611 verdeeld, wellicht naar onderling goedvinden en buiten de eigenlijke boedelscheiding om: schoonzoon Petrus Pauw kreeg de graven in de Noord-Buitenwandeling 14, 15 en 20; de kleinkinderen Van Leeuwen Kruiskerk 120. Die kinderen van de overleden dochter van Jan van Hout, Catharina, en haar man Jacob van Leeuwen bezaten vanaf dezelfde datum ook Kruiskerk 125, dat Jan op 17 december 1604 gekocht had en wellicht grensde aan nr. 120. Zoon Claes van Leeuwen had daarbij mogelijk meer rechten dan zijn twee zussen, want deze graven 120 en 125 bleven op zijn naam staan, daarna op zijn weduwe en later op zijn kinderen. Ene Johan van Couwenhoven had er kennelijk ook rechten op, maar stond die op 20 januari 1696 bij notariële akte af aan Nicolaas van Leeuwen. Op diens naam bleven de graven staan tot 1828, toen alle eigen graven vervielen aan de Kerkvoogdij (toen nog Gemeentecommissie genoemd), maar waarin niet meer begraven mocht worden. Tussen 1732 en 1775 werden er vijf personen Van Leeuwen of familieleden begraven (Kerkvoogdij inv.nr. 1014 fol. 51v., nr. 125). In nr. 120 werden slechts twee familieleden in 1734 en 1750 te ruste gelegd, mogelijk te wijten aan het feit dat de zerk aan stukken was (er was nog ruimte voor drie lijken).

Het gravencomplex waarin Jan van Hout op 15 december 1609 begraven werd, viel dus ten deel aan zijn dochter Maria, haar man prof. Petrus Pauw en hun vijf kinderen. Mogelijk bleven er daarvan uiteindelijk maar drie over, die meest in Amsterdam woonden en weinig belangstelling voor het graf van hun grootvader gehad zullen hebben. Op 23 december 1654 werd tweederde aandeel in het graf bij notariële akte verkocht aan de notoire katholiek Sylvester van Swanenburch, zoon van de leermeester van Rembrandt, die op 30 april 1659 het laatste derde onderhands wist te kopen. Sylvester verkocht het complex 14-15-20 op 12 februari 1674 aan de kerkmeesteren, die het daarna als huurgraf gebruikt hebben. Daarmee wordt het lastig aan het licht te brengen tot wanneer het een keldergrafstede geweest is en wanneer de door Van Hout zo druk met letters geplande zerk(en) vervangen is – overigens is er geen bewijs dat de door hem gewenste teksten ook daadwerkelijk in de zerken gehakt zijn, want bij geen van de bekende beschrijvers van grafzerken of stadshistorieschrijvers is de tekst overgeleverd, bij mijn weten. Een wel heel gelukkig toeval is dat in het archief van de Kerkvoogdij (inv.nr. 1002) drie stukken die met dit graf van doen hebben bewaard zijn gebleven. Het gaat om de akte verleden voor notaris H.M. Brasser van 23 december 1654 waarin mr. Jacob Dedel namens zijn vrouw Elisabeth Pau, Cornelis Canter namens zijn vrouw Maria van Tol en haar broer mr. Pieter van Tol, kinderen van Geertruyt Pau, hun tweederde eigendom overdeden aan Silvester van Swanenburch, secretaris van het Baljuwschap Rijnland, al wordt helaas geen koopprijs vermeld. Hierbij is een procuratie gevoegd. Het derde stuk is een onderhandse verklaring van Adriaen van Leeuwen en Frederick Paauw als voogden over de twee dochters van zaliger doctor Johan Paau, die een zoon was van prof. Petrus Paeu, over overdracht van het laatste derde tegen een ongenoemde koopsom aan Silvester, 30 april 1659. Met deze stukken kon de volledige eigendom op diens naam overgeboekt worden op 1 oktober 1663. Nadat de kerk het verworven had, was het een huurgraf, zoals blijkt uit het register van de huurgraven (inv.nr. 1013 fol. 58v. en 59): in de nummers 14 en 15 werden in 1740 tussen 25 januari en 3 maart tien lijken begraven, waaronder twee kinderen; op 19 juni 1759 nog een kind; en tussen 18 januari en 11 maart 1762 twaalf lijken, waarvan zeven kinderen.

Een en ander is ook terug te vinden in de financiële administratie van de Kerkmeesteren. In de ‘blaffert’ (een soort grootboek) over 1592 (inv.nr. 141) is op fol. 1v. geboekt aan inkomsten wegens begraven in de Pieterskerk per boekhouddatum (één keer per week) 9 maart: “Ontfangen van ’t openen van ’t graf van Mees Jansz. van Hout 3 guldens”. Vermoedelijk is hij in een graf van zijn schoonfamilie begraven. Op 6 april werd geboekt zowel “Ontfangen van ’t openen van ’t graf van de huysvrou van Cornelis Mees van Hout 3 gulden” als (fol. 8) “Ontfangen van coep van een graf in de Pieterskerck, gecoft bij Jan van Hout, secretaris.” Nog geheel volgens katholieke traditie luidde de kerkklok voor hen: voor zowel “van ’t luyen van Mees Jansz. van Hout, vendrich”, op 9 maart als op 14 maart “van ’t luyen van de huysvrou van Cornelis Meesz. van Hout” werd drie gulden geïnd. Ook voor Jan van Hout zelf werd betaald: op 21 december 1609 boekten de kerkmeesters voor het openen van het graf van de secretarys Jan van Hout drie gulden en “over ’t luyen van Jan van Hout, secretarys” vijf gulden. De Sint Salvator-klok in het klokhuis op het Pieterskerkhof heeft minstens een uur geluid, wat afgeleid kan worden uit de beloning van de klokluider, die hiervoor twee gulden en acht stuivers kreeg (zodat de kerk er nog wat aan overhield; inv.nr. 147 fol. 4v., 17v. en 33v.).

Onlangs kwam naar buiten dat de plaats van het in 2013 geplaatste monument voor Jan van Hout, waarop heel opzichtig staat: Hier begraven, niet op de correcte plaats aangebracht zou zijn. Martin Hooymans ontdekte dat het graf van Van Hout niet in de buurt van het monument, maar een stuk meer naar het oosten, in het tweede ‘vak’, lag. Ongeveer daar ligt nu nog, of weer, een grote zerk met het nummer 14, maar zonder verder opschrift. Dat bracht dus twijfel met zich mee aan de betrouwbaarheid van de onderzoekingen van dhr. Oomes. Iedereen had blind op hem vertrouwd, maar had hij het wel bij het goede eind? Kennelijk niet, want in het boekje van Bostoen Hart voor Leiden p. 10 beeldt deze een reconstructietekening van Oomes af waarop in potlood aangegeven is waar het graf van Van Hout zich zou bevinden: midden in het eerste ‘vak’, tegen de noordmuur aan. Dat kan helemaal niet, want daar heette het Westwandeling, met hoge nummers. Die benaming Westwandeling is ook te zien op de kaart achterin het boek van mr. K.J.F.C. Kneppelhout van Sterkenburg, De gedenkteekenen in de Pieters-kerk te Leyden (Leiden 1864). Helaas heeft Bianca van den Berg in haar boekje De Pieterskerk in Leiden (Utrecht 1992 p. 58) zich daar niet aan geconformeerd, maar laat alle panden in het schip van de kerk aan de westmuur beginnen, waardoor de wetenschap bepaald niet geholpen is, want dit heeft school gemaakt. Of Oomes nog betrokken geweest is bij het aanwijzen van de plek waar op 10 december 2009 gemeentesecretaris Paul van den Wijngaart een krans moest leggen op het graf waar 400 jaar eerder Van Hout was begraven, is mij niet bekend; de krans stond overigens tegen de noordmuur, ter plaatse waar in 2013 het monument zou komen. Ik moet eerlijk bekennen dat deze discrepantie mij niet eerder opgevallen was, al heb ik altijd gedacht dat het graf van Jan ongeveer daar gelegen moet hebben waar nu die zerk nr. 14 ligt, dus niet tegen de noordmuur, maar eerder tegen de lijn tussen de twee pilaren. En die wat ongelukkige woorden: Hier begraven, heb ik nooit letterlijk opgevat, zoals je dat ook bij de andere epitafen en monumenten niet moet doen. Die werden in de buurt aangebracht, wel zo dicht mogelijk bij, maar zelden precies boven het graf van de geëerde. Dus mag het monument gewoon blijven zitten waar het zit, zelfs van de ontdekker van dit abuis, Martin Hooymans…

JanVanHoutsGraf