In de 16e eeuw bezat Adriaen Jansz. Knotter een groot perceel aan de westzijde van het Rapenburg dat zich naar achter uitstrekte tot aan de Doelengracht. Gemeten vanaf de hoek van de Doelensteeg richting Groenhazengracht bedroeg de lengte maar liefst 91 meter. Zijn zoon en erfgenaam Adriaen junior verkavelde het perceel en verkocht het tussen 1653 en 1659 in gedeelten. Een van de kopers was de blauwsteenhouwer en -handelaar Willem Jansz. Wymoth die zijn aankoop ook weer splitste. Zo verkocht hij in 1659 aan Jan Jansz. van Ackeren twee partijen huysinge off erffs.
Bij de verkoop op 30-04-1659 wordt bepaald dat de gangh gelegen tusschen beyde de vercofte partijen sal moeten wijt sijn vier voeten (1,25 meter). Verder wordt afgesproken dat Wymoth deze gang mag blijven gebruiken als achteruitgang voor zijn twee huizen op het Rapenburg en wordt het Van Ackeren verboden om vensters of lichten op zijn erf te stellen, zodat hij geen inkijk heeft op de erven van de Rapenburgbewoners.
Jan van Ackeren verkavelde zijn perceel opnieuw in zes delen, getekend met de letters A t/m E en die samen de poort vormden. De perceeltjes A en D behield hij zelf, maar de kavels B, C, E en F verkocht hij onmiddellijk door aan Jan de la Roy. Bij de verkoop wordt bepaald dat de pomp, staende in de poorte nu ende ten eeuwigen dage gemeenschappelijk zal zijn. Dat gold ook voor het gebruik van de poort als in- en uitgang voor de aangrenzende eigenaars.
Na 1808 stonden de huisjes bekend als Wijk 1 nr. 264-269. Maar op de stadsplattegrond van 1826 blijken ze niet meer te bestaan. De toegang tussen 264 en 265 staat nog wel ingetekend
In de 16e eeuw bezat Adriaen Jansz. Knotter een groot perceel aan de westzijde van het Rapenburg dat zich naar achter uitstrekte tot aan de Doelengracht. Gemeten vanaf de hoek van de Doelensteeg richting Groenhazengracht bedroeg de lengte maar liefst 91 meter. Zijn zoon en erfgenaam Adriaen junior verkavelde het perceel en verkocht het tussen 1653 en 1659 in gedeelten. Een van de kopers was de blauwsteenhouwer en -handelaar Willem Jansz. Wymoth die zijn aankoop ook weer splitste. Zo verkocht hij in 1659 aan Jan Jansz. van Ackeren twee partijen huysinge off erffs.
Bij de verkoop op 30-04-1659 wordt bepaald dat de gangh gelegen tusschen beyde de vercofte partijen sal moeten wijt sijn vier voeten (1,25 meter). Verder wordt afgesproken dat Wymoth deze gang mag blijven gebruiken als achteruitgang voor zijn twee huizen op het Rapenburg en wordt het Van Ackeren verboden om vensters of lichten op zijn erf te stellen, zodat hij geen inkijk heeft op de erven van de Rapenburgbewoners.
Jan van Ackeren verkavelde zijn perceel opnieuw in zes delen, getekend met de letters A t/m E en die samen de poort vormden. De perceeltjes A en D behield hij zelf, maar de kavels B, C, E en F verkocht hij onmiddellijk door aan Jan de la Roy. Bij de verkoop wordt bepaald dat de pomp, staende in de poorte nu ende ten eeuwigen dage gemeenschappelijk zal zijn. Dat gold ook voor het gebruik van de poort als in- en uitgang voor de aangrenzende eigenaars.
Na 1808 stonden de huisjes bekend als Wijk 1 nr. 264-269. Maar op de stadsplattegrond van 1826 blijken ze niet meer te bestaan. De toegang tussen 264 en 265 staat nog wel ingetekend |