De driehoek, begrensd door de Zijdgracht (nu Korevaarstraat), Geregracht en Levendaal bestond uit een opeenhoping van poorten en gangen die berucht waren vanwege hun verval en onbewoonbaarheid. Daardoor is het – zeker voor de oostzijde van Zijdgracht – lastig om de precieze ligging van de poorten en gangen vast te stellen. Bekende ‘krottenkoningen’ als Jacob van Leeuwen, maar vooral de broers Johannes en Abraham van Loon bezaten in deze naast elkaar gelegen poorten tientallen huisjes of wat daar nog van over was, soms niet meer dan kale perceeltjes. Het zou overigens nog tot de 20e eeuw duren voordat de laatste krotten werden geruimd.
We kennen dus wel de namen van de poorten en de ligging ten opzichte van elkaar, maar van het precieze beloop tasten we vaak in het duister.
De Traliepoort wordt in 1686 genoemd in Waarboek 5W fol. 19; de betreffende waarbrief correspondeert met de vermelding in Bonboek Oost Nieuwland fol. 377vso. De laatst vermelde eigenaars zijn de eerdergenoemde broers Johannes en Abraham van Loon. De paginering laat echter te wensen over want daarna volgt een kennelijk later ingebonden bladzijde, genummerd als fol. 376a. Hier wordt als laatstgenoemde eigenaar Jacob la Man vermeld en pas op de volgende bladzijden op fol. 377vso en 378 t/m 380 wordt de zeven huisjes tellende poort genoemd - maar wél steeds met een verwijzing naar fol. 377vso.
Volgens het Bonboek wordt de poort aan een kant belend door Jan Lagas (fol. 377) en aan de andere kant de hiervoor genoemde Jacob la Man. Het register Lantaarn- en Brandspuitgeld geeft echter een andere volgorde aan, namelijk op (Wijk2 nr.) 324 de gebroeders Van Loon, op 325 Jacob la Man en op 326 Jan Lagas. Overigens wordt deze volgorde in het Bonboek bevestigd door potloodaantekeningen van een eerdere onderzoeker. Volgens de moderne huisnummering is dat respectievelijk Zijdgracht 34, 32 en 30
Toch is er een probleem. Want volgens het Huisnommerboek 1871 bevindt zich op nr. 324 c.q. Zijdgracht 34 de Potters- of Lammertpoort en dat zou betekenen dat beide poorten identiek zijn. Maar schijn bedriegt. Ten eerste omdat uit Waarboek 7M fol. 206 blijkt dat de Traliepoort en de zuidelijk aangrenzende Potterspoort aan elkaar grenzen en als zodanig afzonderlijk worden vermeld. Ten tweede omdat zich volgens de stadsplattegrond van 1826 aan beide zijden van nr. 324 een overdekte gang bevindt. Dat wordt nog eens bevestigd door een aantekening bij nr. 324 in het Lantaarn- en Brandspuitgeld die luidt: huis, tuin en erf met twee vrije poorten daar nevens, uitkomende op de Zijdgracht. Beide poorten zouden dan inderdaad hetzelfde adres hebben, met dien verstande dat de Potters- c.q. Lammertpoort bereikbaar was via de zuidelijke gang en de Traliepoort door de noordelijke gang. Mogelijk was er ook nog een toegang naast het noordelijk gelegen Catrijn Maartensdr. hofje (op de stadsplattegrond van 1826 Wijk 2 tussen nr. 327 en 328). Rond 1826 was echter al veel van de oorspronkelijke bebouwing verdwenen en dat wordt bevestigd door de laatste waarbrief van 1805 waarin wordt gesproken over drie huizen en erven met een tuin daar agter aan, voor deze geweest zijnde verscheide huizen en erven aan de oostzijde van de Sijtgragt. |